De toekomst in eigen hand Persoonlijk leiderschap en zelfregie stimuleren door activiteiten



Vergelijkbare documenten
Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

Summary 124

Mantelzorg en professionals: bondgenoten in de zorg

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de

De paradox van de burger als uitgangspunt

Rotterdam Rijnmond. Zorg voor jongeren en hun gezin. Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor jongeren BEGELEID WONEN INDIVIDUELE BEGELEIDING

Meander Nijmegen. Samen groot worden. Zorg voor jeugdigen. Begeleiding en (tijdelijk) wonen voor kinderen, jongeren en gezinnen BEGELEID (KAMER) WONEN

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.

Peter van der Ende. Senior-onderzoeker onderzoeker Lectoraat Rehabilitatie Hanzehogeschool Groningen. Lectoraat Rehabilitatie Groningen.

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

Zienn gaat verder. Jaarplan 2014

Programma Tienerclub. Tienerclub Blok 1 & 5: Adventure 4 Kids Op avontuur met jezelf

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

OUDERSCHAPSPLAN als. trait-d union

In verbinding zelf keuzes maken. Petri Embregts

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit

kinderen toch blijven ondersteunen. Het maakt niet uit wat (Surinaamse vader, 3 kinderen)

Disclosure belofte. Ik stel het belang van de patiënt voorop en eerbiedig zijn opvattingen. Doel van de patient staat centraal

Een opstap naar arbeidsparticipatie. De Snuffelwinkel

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Understanding and being understood begins with speaking Dutch

Media en creativiteit. Winter jaar vier Werkcollege 7

Uitwisseling tussen teamleden in sociale teams cruciaal voor prestatie

Dit zijn de nieuwe trainingen en workshops van Mankind Mens & Organisatie in 2016:

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Deel 1: Positieve psychologie

CLIëNTTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2011, van brief tot conclusie!!

Kwaliteit van leven Een hulpmiddel bij de voorbereiding van een zorgplan

Onderzoek naar een sluitend schoolaanbod voor jongeren met ASS die uitvallen binnen het speciaal onderwijs.

Motiverende gespreksvoering

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Hoe werkt advies? Ze weten niet wat Ze weten niet waarom Ze weten niet hoe. HersenletselCongres november

Samenvatting, conclusies en discussie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Onderzoek Maatschappelijke Stage

SOVAK kleurt levens. Volgens Wortels-Stam-Bloesem.

Transitietraject Dongemondgebied Enquête Doelgroepen ronde 1

opdrachtformulering subsidiëring MEE 2017

Eigen Regie Maakt Zorg Beter

LinkedIn Profiles and personality

Tevredenheidsonderzoek. Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Tool: Het Vliegwiel van Persoonsgerichte ondersteuning

1 Aanbevolen artikel

(1) De hoofdfunctie van ons gezelschap is het aanbieden van onderwijs. (2) Ons gezelschap is er om kunsteducatie te verbeteren

Als je je richt op resultaten, dan zul je niet veranderen. Als je je richt op verandering, dan zul je resultaten behalen.

Kern van ons verhaal. De lijn van het verhaal. De lijn van het verhaal. Zelfregie = zeggenschap

Kennisdeling in lerende netwerken

Een vragenlijst voor de Empowerende Omgeving

Samenvatting enquete Stand van zaken DI en HNW woningcorporaties

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

VERORDENING TEGENPRESENTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Mantelzorg, waar ligt de grens?

vast te stellen de hierna volgende Verordening tegenprestatie Alkmaar 2015 Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Houdt u er alstublieft rekening mee dat het 5 werkdagen kan duren voordat uw taalniveau beoordeeld is.

KUNST ONDERZOEK EDUCATIE VISIE VERNIEUWING OMGEVING PUBLIEK WERK BEELD TEKST FASCINATIE

The training courses are only offered in Dutch.

Transitietraject Dongemondgebied Samenspel Informeel en Formeel ronde 1

Academisch schrijven Inleiding

Security Les 1 Leerling: Marno Brink Klas: 41B Docent: Meneer Vagevuur

ehealth binnen de thuiszorg van Noorderbreedte

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

Plan van aanpak Coaching 1

Jennifer Machielse. Lennart Stachowitz. Studentleden Medezeggenschapsraad NHTV

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Samenwerken aan welzijn

Waarom doen ze nou niet gewoon wat ik zeg! Workshop Motiverende Gespreksvoering Hoe werkt advies? drs. Hilde Jans psycholoog

Pedagogisch beleid in Brede School de Waterlelie, Prinsenhof te Leidschendam

Stimuleren van eigen kracht en sociale netwerken. Ervaringen uit het veld

Ouderschap strategieën van vaders en moeders met een psychische ziekte.

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

SoNeStra. Ontwikkelen vanuit beweging

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

LEIDERSCHAPSTRAINING 2010

ZIJN WIE JE BENT EN WIE JE WILT ZIJN. De waarde van de praktijkhuizen van Ixta Noa

The training courses are only offered in Dutch.

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Castricum 2015

Inge Test

Gewoon opvoeden in Groningen

Cliëntenaudit Bureau ABC

Klanttevredenheidsonderzoek 2016 (meetjaar 2015) Aan De Slag Mei 2016

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere

Kindermishandeling, hoe gaan pedagogisch medewerkers het tegen? Onderzoek in opdracht van e-academy The Next Page, onderdeel van de Augeo-Foundation

Bouwstenen voor Burgerkracht. Dag van de transities, 19 november 2014 Helga Koper en Lydia Sterrenberg

Transcriptie:

De toekomst in eigen hand Persoonlijk leiderschap en zelfregie stimuleren door activiteiten Praktijkinstelling : Stedelijk Ontmoetingscentrum Jonge Ouders Marowijnestraat 14-18 8931 BT Leeuwarden 058-2803291 ontmoetingscentrumjongeouders@gmail.com Opdrachtgever : Anneke Kramer-Oostra anneke.kramer-oostra@stenden.com Instituut : Stenden Hogeschool Leeuwarden Postbus 1298 8900 CG Leeuwarden Begeleider afstudeeronderzoek: Henk Boonstra henk.boonstra@stenden.com Gegevens onderzoeker : Antje Feenstra Esdoornstraat 16B 8924 BH Leeuwarden antje.feenstra@student.stenden.com Datum afstudeeronderzoek : 1 Juni 2015 Plaats : Leeuwarden

Voorwoord Voor u ligt mijn onderzoeksrapport over zelfregie en persoonlijk leiderschap bij jonge ouders en welke de activiteiten hierbij aansluiten. Dit afstudeeronderzoek is tot stand gekomen tijdens mijn vierdejaars stage bij het Stedelijke Ontmoetingscentrum Jonge Ouders te Leeuwarden in het kader van de opleiding Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Dit onderzoeksrapport is geschreven in opdracht van Anneke Kramer-Oostra, manager van het Stedelijk Ontmoetingscentrum Jonge Ouders (S-OJO). Het doel van het onderzoek is inzicht te krijgen in de belangrijke elementen met betrekking tot het stimuleren van zelfregie en persoonlijk leiderschap en de behoefte van de jonge ouders aangaande activiteiten. Door deze twee inzichten te combineren kan het S-OJO op een laagdrempelige manier, gericht op de behoefte van de jonge ouders, activiteiten aanbieden die een appèl doen op zelfregie en persoonlijk leiderschap. Vanwege de fusie tussen Welzijn Centraal, het Buro (project Trotse Ouders) en Ontmoetingscentrum Jonge Ouders was het soms lastig onderzoek te doen. Iedere organisatie heeft een eigen manier van werken en een eigen deel van de doelgroep in beeld. Dit maakt dat het voor mij lastig was om een objectieve kijk tussen theorie en praktijk voor mijn onderzoek te behouden. Gedurende mijn onderzoek was het Stedelijk Ontmoetingscentrum Jonge Ouders bezig de kaders en daarbij ook de werkwijze voor komende jaren te bepalen. Na uitvoering van het onderzoek heb ik de onderzoeksvraag en daarmee het doel van het onderzoek kunnen beantwoorden. Ik wil iedereen bedanken die mij gesteund heeft tijdens mijn studie en het ontwikkelen van dit onderzoeksrapport. Allereerst familie en vrienden, zij hebben mij gesteund door er voor mij te zijn en te motiveren. Henk Boonstra wil ik bedanken voor de begeleiding die ik heb mogen ontvangen. U was altijd bereid mijn vragen te beantwoorden en bruikbare feedback te geven. Uw flexibiliteit en bereidheid waren groot. Daarnaast wil ik Anneke Kramer-Oostra bedanken voor de motivatie tijdens het onderzoek en de ondersteuning bij het schrijven van dit rapport. Ten slotte wil ik de jonge ouders bedanken die hun medewerking hebben verleend aangaande dit onderzoek. Zonder jullie was een groot deel van mijn onderzoek niet mogelijk geweest. Ik wens u veel leesplezier toe. Antje Feenstra

Nederlandse samenvatting Achtergrond De verandering van verzorgingsstaat naar participatiestaat doet een ander beroep op de jonge ouder. Er wordt een beroep gedaan op het actief burgerschap. Om jonge ouders op de gevolgen van actief burgerschap voor te breiden is het belangrijk zelfregie en persoonlijk leiderschap bij deze doelgroep te stimuleren. Zodat ook deze doelgroep zich staande kan houden in de hedendaagse maatschappij. Het Stedelijk Ontmoetingscentrum Jonge Ouders (S-OJO) bood al activiteiten aan welke gericht waren op deze termen, om nog meer aan te sluiten op de behoefte en laagdrempeliger te kunnen werken aan zelfregie en persoonlijk leiderschap is dit onderzoek tot stand gekomen. Doel onderzoek en onderzoeksmethode Het doel van het onderzoek is tweeledig; ten eerste inzicht krijgen in de termen zelfregie en persoonlijk leiderschap en op welke manier dit het beste gestimuleerd kan worden. Ten tweede onderzoeken wat de behoefte van de jonge ouders is aangaande activiteiten. Door deze twee doelen te combineren krijgt het S-OJO inzicht in hoe zij op een laagdrempelige manier, door activiteiten welke aansluiten bij de behoefte van jonge ouders, gericht kan gaan werken aan persoonlijk leiderschap en zelfregie. Om tot deze inzichten te komen is er gebruik gemaakt van literatuuronderzoek en behoefteonderzoek 30 jonge ouders hebben een enquête ingevuld. Deze is face-to-face afgenomen waardoor er de mogelijkheid was voor de onderzoeker om door te vragen. Daarnaast zijn zeven organisaties benadert die werkzaam zijn met jonge ouders. Er wordt welke activiteiten zij aanbieden met betrekking tot persoonlijk leiderschap en zelfregie en welke methoden en methodieken hieraan ten grondslag liggen. Resultaten en conclusies Bij het stimuleren van zelfregie en persoonlijk leiderschap is het van belang dat de professional voldoende kennis heeft van de methoden/methodieken en instrumenten die zelfregieversterkend werken. De jonge ouders nemen allemaal de verantwoordelijkheid voor hun eigen keuzes, er is dus sprake van een basis van persoonlijk leiderschap en zelfregie. Daarnaast komt naar voren dat bepaalde kernelementen voor een deel nog moeilijk zijn; weerbaarheid bieden en zelfvertrouwen. Toch dienen zelfregie en persoonlijk leiderschap niet als doel op zich gezien te worden, maar gaat het altijd samen met het resultaat. Gedurende het gehele ondersteuningstraject dient aandacht te zijn voor deze twee begrippen. Ook het daadwerkelijk nemen van verantwoordelijkheid en bijvoorbeeld inzicht creëren in financiën wordt voor een aantal jonge ouders als lastig ervaren. Jonge ouders zijn tevreden met het huidige activiteiten aanbod, vijf respondenten geven expliciet aan dat ze graag een vorm van sport/beleggingsactiviteiten zouden willen terug zien in het aanbod. Daarnaast zijn er een aantal onderwerpen naar voren gekomen die de jonge ouders graag willen bespreken. Aanbevelingen Op basis van de resultaten zijn er een drietal aanbevelingen voor het S-OJO waarvan de laatste twee aanbevelingen voor toekomstig onderzoek zijn bedoeld. Medewerkers dienen aan het begin van een stageperiode op de hoogte gesteld te worden van de begrippen zelfregie en persoonlijk leiderschap. Daarbij ontvangen zij een duidelijke uitleg maar ook richtlijnen in het begeleiden van de jonge ouder met betrekking tot het stimuleren van zelfregie en persoonlijk leiderschap. De jonge ouders dienen meer in hun eigen kracht gezet te worden, waardoor zij gaan participeren binnen de activiteiten van het S-OJO. Tenslotte de volgende onderwerpen; hoe maak ik een zwaar/moeilijk onderwerp bijvoorbeeld echtscheiding of ernstige ziekte(s) bespreekbaar met mijn kind, opvoedingsvaardigheden, financiën en vrijetijdsbesteding aan bod laten komen in de nog te organiseren activiteiten. Gericht onderzoeken wat andere organisaties, die met dezelfde doelgroep werken, doen op het gebied van zelfregie en persoonlijk leiderschap. Een onderzoek uitvoeren waarin de behoefte van de medewerkers in kaart wordt gebracht omtrent de handvatten om zelfregie en persoonlijk leiderschap te stimuleren bij de jonge ouders.

Abstract Background The transformation from welfare state to a state where everyone has to participate is putting the young parent in a different role. There is a strong appeal on active citizenship. It is important that the young parents are encouraged to develop self-direction and personal leadership. This in order to make sure that this target group can maintain themselves in the current society. The Stedelijk Ontmoetingscentrum Jonge Ouders (S-OJO) already offered activities, which are focussed on selfdirection and personal leadership. This research started when the need was expressed to get an even better insight about self-direction and personal leadership and connect these to the needs of the young parents. Aim research and research methods The aim of this research is twofold; first of all is to get insight in de terms self-direction and personal leadership and the way these can be stimulated and secondly to get a clear picture of the needs of the young parents. By combining these two outcomes the S-OJO can get insight on how to offer low threshold activities, matching the needs of young parents, aimed on leadership and self-direction. In order to get this insight a literature search and a needs analysis have been done. Thirty young parents filled out a survey. Since the survey was carried out face to face there was possibility for the researcher to ask the respondents more in-depth questions. Also seven organisations, which also work with young parents, were approached. Results and conclusions When a professional wants to stimulate self-direction and personal leadership it is important that he has enough knowledge about the methods and instruments stimulating self-direction enhancement. All the young parents take responsibility for the consequences of the choices they make this already shows a basic level of self-direction and personal leadership. Beside this the result of the survey shows they have difficulties with self-confidence and assertiveness. Personal leadership and selfdirection are not a goal to reach, but a goal and result together. During the whole process the professional needs to keeps an eye on self-direction and personal leadership. For another group of young parents it is hard to really take the responsibility for creating an overview on their finances. Another result shows that young parents are satisfied with the activities the S-OJO offers. Five respondents explicitly indicated that they would like a sports activity. Beside this there were a few subjects listed which could be discussed. Recommendations Based on the results there are three recommendations for the S-OJO. First of all; teach the employees the terms self-direction and personal leadership at the beginning of their internship. Also give them some examples of how to guide the young parents towards more self-direction and personal leadership. Secondly the young parents get much more empowered, leading to more participation during the activities of the S-OJO. Thirdly, the few subjects who came out of the survey (needs of the young parents) must be discussed in future activities. There are also two recommendations for future research. Firstly research regarding stimulation selfdirection and personal leadership among young parents in similar organisations. Secondly research on the needs of employees regarding stimulating self-direction and personal leadership among young parents.

Inhoudsopgave Voorwoord 3 Nederlandse samenvatting 4 Abstract 5 Hoofdstuk 1: Inleiding 7 1.1 Opdrachtgever 7 1.3 Hypothese 8 1.4 Onderzoeksvragen 8 1.5 Doelstelling 8 1.6 Leeswijzer 8 Hoofdstuk 2: Theoretisch kader 9 2.1 Het Stedelijke Ontmoetingscentrum Jonge Ouders 9 Hoofdstuk 3 Onderzoeksmethoden 12 3.1 Type onderzoek 12 3.2 Onderzoekpopulatie 12 3.3 Onderzoeksinstrumenten 12 3.3.1 Deelvraag 1: Wat schrijft de literatuur over de wijze waarop persoonlijk leiderschap en zelfregie beïnvloed en gestimuleerd kunnen worden bij jonge ouders? 12 3.3.2 Deelvragen 2 en 3: Hoe zijn persoonlijk leiderschap en zelfregie op dit moment geïntegreerd in het leven van de jonge ouders? Welke behoeften hebben de jonge ouders op het gebied van activiteiten en in hoeverre sluit het huidige aanbod van het S-OJO aan bij deze behoeften? 13 3.3.3 Deelvraag 4: Wat bieden soortgelijke organisaties aan op het gebied van activiteiten gericht op persoonlijk leiderschap en zelfregie en welke methoden liggen hieraan ten grondslag? 13 3.4 Procedure gegevensverzameling 14 3.5 Analysetechnieken 14 Hoofdstuk 4 Resultaten 15 4.1.1 Zelfregie 15 4.1.2 Persoonlijk leiderschap 16 4.1.3 Zelfregie en persoonlijke leiderschap bij kwetsbare groepen 16 4.1.4 Methoden en methodieken 17 4.4 Werkwijze soortgelijke organisaties aangaande zelfregie en persoonlijk leiderschap 24 Hoofdstuk 5: Conclusie, discussie en aanbevelingen 25 5.1 De conclusie 25 5.2 Discussie 26 5.3 Aanbevelingen 27 Bronnenlijst 28 Bijlage 32 I. De enquête 33 II. Benaderde organisatie (NOG UITSCHRIJVEN) 37 De toekomst in eigen hand Antje Feenstra

Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Opdrachtgever De opdrachtgever van dit onderzoek is het Stedelijk Ontmoetingscentrum Jonge Ouders, hierna genoemd als S-OJO, te Leeuwarden. Sinds januari 2015 hebben de organisaties Welzijn Centraal, Het Buro en Ontmoetingscentrum Jonge Ouders hun krachten gebundeld waardoor het S-OJO is ontstaan. Door deze samenwerking kan er volgens een integrale aanpak aangesloten worden bij de vernieuwde wet op de jeugdzorg en de bakens van Welzijn Nieuwe Stijl (Rijksoverheid, 2015). Het S-OJO biedt laagdrempelige ondersteuning aan (aanstaande) jonge ouders. Onder jonge ouders wordt verstaan; jongeren die voor hun 24 ste levensjaar een kind hebben gekregen. Deze jonge ouders kunnen tot hun 28 ste levensjaar terecht bij het S-OJO voor informatie en advies op de acht leefgebieden; psychische en lichamelijk functioneren, zingeving, huisvestiging, financiën, praktisch en sociaal functioneren en dagbesteding. Ook is het een plaats waar jonge ouders elkaar ontmoeten en ervaringen kunnen uitwisselen. Uitgangspunt van de organisatie is het voorkomen dat jonge ouders, al dan niet gedwongen, in aanraking komen met hulpverleningsinstanties. Tevens is het S-OJO een leerbedrijf voor MBO en HBO studenten in de maatschappelijke sector (Kramer-Oostra, 2014a). 1.2 Aanleiding van het onderzoek Sinds 1 januari 2015 is de nieuwe wet op de jeugdzorg en de participatiewet van kracht. Dit nieuwe zorgstelsel is gericht op; preventie, zelfregie, empowerment, persoonlijk leiderschap en actief burgerschap. Professionals werken vanuit het stepped care principe (Berger, Leeuwen & Blaauw, 2013). Dit wil zeggen dat alleen de noodzakelijke hulp geboden wordt. De doelgroep jonge ouders wordt steeds complexer, doordat de professional; met verschillende lagen van het systeem te maken heeft, hulpverleningsgeschiedenis, jonge ouders met een licht verstandelijke beperking, gedragsproblemen en psychiatrische problematiek. Tevens hebben jonge ouders vaak hulpvragen op meerdere leefgebieden (Keinemans & Kanne, 2010, p. 43). Doordat een deel van de jonge ouders al bekend is met de hulpverlening, kunnen ze wantrouwend zijn tegenover de professional. Dit maakt dat deze jonge ouders moeilijk bereikbaar zijn voor de professional (Keinemans & Kanne, 2010). Door de wetswijziging wordt er een beroep gedaan op het actief burgerschap van de jonge ouders. Met het oog op de toenemende complexiteit van de doelgroep en de verandering naar participatiestaat is het van belang dat jonge ouders gestimuleerd worden in het vergroten van; zelfregie en persoonlijk leiderschap. Door dit te stimuleren zijn zij beter opgewassen tegen de gevolgen van het actief burgerschap. Jonge ouders zijn kwetsbaar en bevinden zich veelal op de rand van een gebalanceerde draaglast en draagkracht. Doordat jonge ouders op jonge leeftijd tegelijkertijd voor twee belangrijke taken komen te staan namelijk; volwassen worden en de rol van ouder op zich nemen. Het S-OJO is een nuldelijnsvoorziening. Veel jonge ouders zullen als eerste bij deze organisatie terechtkomen. Het S-OJO is er op gericht dat jonge ouders op hun 28 ste levensjaar voldoende in staat zijn hun eigen leven vorm te geven (Kramer-Oostra, 2014b). Activiteiten van het S-OJO waren al gericht het op bevorderen van zelfregie en daarmee zelfredzaamheid. Met de komst van het nieuwe zorgstelsel en de overgang naar een participatiemaatschappij is deze ontwikkeling meer dan ooit belangrijk voor de jonge ouder, om zich staande te kunnen houden in de hedendaagse maatschappij. Bovenstaande ontwikkelingen geven aan dat het belangrijk is in te spelen op de hedendaagse veranderingen in de maatschappij en hebben geleidt tot dit onderzoek. Dit onderzoek richt zich op De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 7

wat er in de literatuur bekend is over het stimuleren van zelfregie en persoonlijk leiderschap. Daarnaast wordt de exacte behoefte van jonge ouders aangaande activiteiten in beeld gebracht. Op deze manier is het mogelijk gericht activiteiten aan te bieden welke zich richten op deze ontwikkeling. 1.3 Hypothese Activiteiten dragen bij aan het vergroten van het zelfvertrouwen waardoor de zelfregie en persoonlijk leiderschap van de jonge ouder gestimuleerd wordt. Door het stimuleren van zelfregie en persoonlijk leiderschap kunnen jonge ouders makkelijker aansluiten bij de participatiemaatschappij. Deze hypothese wordt tijdens het onderzoek getoetst. Het S-OJO krijgt door middel van dit onderzoek inzicht in de behoeften van haar doelgroep en kan hierdoor laagdrempeliger en gerichter gaan werken om zelfregie en persoonlijk leiderschap te stimuleren, waardoor jonge ouders makkelijker kunnen participeren in de huidige maatschappij. 1.4 Onderzoeksvragen Centrale vraagstelling Met behulp van welke activiteiten kan het Stedelijk Ontmoetingscentrum Jonge Ouders te Leeuwarden jonge ouders stimuleren in persoonlijk leiderschap en zelfregie? Deelvragen 1. Wat schrijft de literatuur over de wijze waarop persoonlijk leiderschap en zelfregie beïnvloed en gestimuleerd kunnen worden bij jonge ouders? 2. Hoe zijn persoonlijk leiderschap en zelfregie op dit moment geïntegreerd in het leven van de jonge ouders? 3. Welke behoeften hebben de jonge ouders op het gebied van activiteiten en in hoeverre sluit het huidige aanbod van het S-OJO aan bij deze behoeften? 4. Wat bieden soortgelijke organisaties aan op het gebied van activiteiten gericht op persoonlijk leiderschap en zelfregie en welke methoden liggen hieraan ten grondslag? 1.5 Doelstelling Met alle informatie uit bovenstaande deelvragen zal er inzicht worden verkregen in de belangrijke elementen ten behoeve van het stimuleren van zelfregie en persoonlijk leiderschap. Daarnaast zal de behoefte van de jonge ouders aangaande activiteiten, wat maakt dat ze participeren in de maatschappij, ook wel actief burgerschap, in kaart worden gebracht. Op basis van de uitkomsten zullen er aanbevelingen gegeven worden aan het S-OJO voor het ontwikkelen dan wel optimaliseren van activiteiten waarbij jonge ouders worden gestimuleerd om persoonlijk leiderschap en zelfregie verder te ontwikkelen. 1.6 Leeswijzer Hoofdstuk twee geeft het theoretisch kader van dit onderzoek weer. In hoofdstuk drie wordt beschreven voor welke vorm van onderzoek is gekozen. Tevens worden de gemaakte keuzes met betrekking tot de uitvoering hierin verantwoord. In hoofdstuk vier worden de resultaten van het onderzoek weergegeven. In hoofdstuk vijf wordt de conclusie van het onderzoek weergegeven. Ook wordt er stilgestaan bij mogelijke verbeterpunten gedurende het onderzoeksproces, de discussie. Vervolgens worden er een aantal aanbevelingen gegeven gericht aan de organisatie en op toekomstig onderzoek. De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 8

Hoofdstuk 2: Theoretisch kader In dit hoofdstuk zal het theoretisch kader worden toegelicht. Het bevat een korte omschrijving van het huidige aanbod van het S-OJO. Er vind een oriëntatie plaats met betrekking tot de doelgroep jonge ouders. Daarnaast wordt er stil gestaan bij de huidige veranderingen in de maatschappij; van verzorgingsstaat naar participatiestaat en van passieve burgers naar actieve burgers. 2.1 Het Stedelijke Ontmoetingscentrum Jonge Ouders De organisatie biedt laagdrempelige ondersteuning aan (aanstaande) jonge ouders. Zij kunnen hier tot hun 28 ste levensjaar terecht voor vragen en/of advies met betrekking tot de acht leefgebieden; psychische en lichamelijk functioneren, zingeving, huisvestiging, financiën, praktisch en sociaal functioneren en dagbesteding. Tevens is het een ontmoetingsplaats voor jonge ouders. Door het aanbieden van gratis activiteiten krijgen jonge ouders de kans elkaar te ontmoeten en kunnen zij op een laagdrempelige manier antwoord krijgen op hun vragen (Kramer-Oostra, 2014b). Het aanbod van het S-OJO bestaat uit wekelijkse, maandelijkse en halfjaarlijkse activiteiten. Wekelijks is er de jonge moedergroep en de 23+ groep. Er is gekozen voor deze twee groepen omdat anders het leeftijdsverschil en daarmee de beleving van het moederschap teveel uiteen loopt. Maandelijks zijn er lunchbijeenkomsten, themamiddagen en ouder- en kindzwemmen. Daarnaast wordt er twee keer per jaar een uitje gefaciliteerd. Iedere maand staat in het teken van een thema bijvoorbeeld; financiën, gezonde voeding en hygiëne. Tevens beschikt het S-OJO over een snuffelwinkel, dit is een winkel waar jonge ouders gratis kleding en babybenodigdheden kunnen verkrijgen (Anneke Kramer- Oostra, 2014b). 2.2 Jonge ouders In Nederland krijgt een vrouw gemiddeld op haar 29,4 ste levensjaar het eerste kind. Mannen zijn iets ouder zij worden gemiddeld gezien voor het eerst vader op zijn 32,4 ste levensjaar. Onder jonge ouders wordt verstaan; jongeren die voor hun 24 ste levensjaar een kind hebben gekregen. Het begrip jonge ouder dient niet verward te worden met tienermoeder (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2014). Tienermoeder is een vrouw die voor haar 20 ste levensjaar haar eerste kind heeft gekregen. Tienermoeders/-vaders hebben veelal te maken met een negatieve beeldvorming van de maatschappij. De maatschappij vindt hen te jong en onervaren om een kind op te voeden en beschouwen tienermoeders vaak als een kind met een kind (Baart & Keinemans, 2007). Tienermoeders ervaren dit als kwetsend. In dit afstudeeronderzoek is gekozen om de term jonge ouder(s) te gebruiken omdat de doelgroep bestaat uit jongeren die voor hun 24ste levensjaar voor het eerst ouder zijn geworden. De maatschappelijke opvatting over jonge moeders is niet positief. De maatschappij heeft het algemene beeld dat zij nog niet opgewassen zijn tegen het ouderschap en zelfredzaamheid. Er heerst dan ook de angst dat jonge moeders een beroep doen op de staat om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Men denkt dan ook dat jong moederschap een verhoogd risico met zich meebrengt van levenslange afhankelijkheid van anderen (Keinemans, 2011; Van Enk, Gorissen, & Van Enk, 2000; Van Dijk, Van Esveld & Schelling, 2005). Picavet en van der Vlugt (2014) geven aan dat jonge moeders een grotere kans hebben op meervoudige problematiek dan oudere moeders. Jonge moeders krijgen te maken met een opeenstapeling van risicofactoren; laag opleidingsniveau, (ongewenste) zwangerschap, ontbreken van een sociaal netwerk/ partner en de stress die het ouderschap met zich meedraagt. De oorzaak hiervan is dat een jonge ouder op vroege leeftijd voor twee grote opgaven staat; volwassen worden en tegelijkertijd de rol van ouder op zich nemen. Jonge ouders moeten sneller volwassen worden dan wanneer zij geen kind zouden krijgen. Het ouderschap zorgt er voor dat zij de periode naar het ontwikkelen van zelfredzaamheid versneld doorlopen (Baart & Keinemans, 2007). Uit onderzoek van Barlow, Smailagice, Bennett, Huband, Jones & Coren (2011) is gebleken dat kinderen van jonge ouders een grotere kans hebben op mishandeling en verwaarlozing, het ontwikkelen van gedrags- en emotionele problemen, het opgroeien in armoede en minder kansen krijgen om zichzelf te ontwikkelen. Daarom is het is van belang dat er correct wordt aangesloten bij de behoeften van de De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 9

jonge ouder om het risico op (meervoudige) problematiek terug te dringen (Keinemans, 2011; Trompetter & Zoon, 2012). Een grote groep jonge moeders weet zich al dan niet gesteund door haar partner, familie en/of vrienden te ontwikkelen tot een zelfredzame ouder. Echter is er ook een groep jonge moeders die gebaat zijn bij het krijgen van ondersteuning, bij het oplossen van de problemen waar zij tegenaan lopen. Volgens Keinemans (2011) is maatschappelijke participatie van de jonge moeder mede afhankelijk van de wensen en behoeften van de jonge moeder en hoe zij haar leven inricht. Zo kan een jonge moeder bewust kiezen voor het fulltime moederschap, omdat zij niets van de ontwikkeling van haar kind wil missen. Een andere jonge moeder kan heel erg de drang voelen om iets te doen, zodat ze naast het moederschap iets om handen heeft en weer nieuwe sociale contacten kan aangaan. Naast deze persoonlijke wensen van de jonge moeder spelen ook de normatieve idealen van de jonge moeder en haar omgeving een rol. Wanneer een jonge moeder besluit te gaan werken en/of een studie te volgen zal zij dit praktisch moeten afstemmen op de hectiek van het zorgen voor het kind. Factoren die maatschappelijke participatie zowel stimulerend als belemmerend zijn; financiële middelen en het sociale netwerk. Belemmerend wanneer de jonge moeder over weinig financiële middelen beschikt en daardoor de crèche niet kan bekostigen en daarnaast nog een klein sociaal netwerk heeft, wat het lastig maakt voor haar om een oppas te regelen. Echter kunnen deze factoren ook stimulerend werken doordat de jonge moeder werkt of studeert, vergroot zij haar sociaal netwerk. Wanneer de jonge ouder werkt heeft zij meer inkomen dan wanneer zij moet rondkomen van een uitkering, dit kan een extra stimulans zijn (Keinemans, 2011). Het onderzoek van Baart en Keinemans (2007) laat zien dat veel jonge moeders niet gedurende haar hele leven fulltime moeder willen zijn, maar hier voldoening uithalen voor een bepaalde periode van haar leven. Het leven van een jonge ouder wordt door het ouderschap ingewikkelder, jongeren hebben minder vrijheid en minder vrije tijd. Moonen (2010) schrijft dat veel jonge ouders geen baan hebben of startend zijn op de arbeidsmarkt, dit maakt dat het inkomen lager is. Laagopgeleiden zijn doorgaans minder actief in hun vrije tijd dan mensen met een hoger inkomen (Nederlands Jeugdinstituut [NJI], 2014, p. 22). Echter is het niet bekend of dit voor jonge moeders geldt. Jonge moeders geven aan graag te willen sporten, veelal kunnen zij dit niet realiseren wegens gebrek aan financiële middelen of tijd (Baart& Keinemans, 2007). 2.3 Van verzorgingsstaat naar participatiestaat Sinds 1 januari 2015 is er een nieuw zorgstelsel in Nederland ingevoerd, wat een grote ommekeer met zich meebrengt voor de Nederlandse maatschappij. Men streeft ernaar met het nieuwe beleid de verzorgingsstaat om te vormen naar een participatiestaat. Er wordt gestreefd naar; één gezin, één plan en één regisseur. Inhoudelijk betekent dit onder andere dat er ingezet wordt op; het versterken van het sociale netwerk van de cliënt, preventie en vroege interventie (Van Rijn & Teeven, 2013). Tonkers (2014) schrijft dat de overgang naar participatiestaat een reactie is op het passieve burgerschap. De burger wordt bij passief burgerschap omschreven als passieve ontvanger en claimende consument. Actief burgerschap is daarentegen gekoppeld aan de participatiestaat, de burger neemt hierbij een actieve, betrokken en verantwoordelijke rol in. De samenleving bestaat dan alleen maar uit actieve burgers. Koning Willem Alexander spreekt in de troonrede (2013) over de noodzaak van het ontstaan van een participatiestaat. Redenen hiervoor zijn dat burgers steeds mondiger en zelfstandiger worden en de overheid een tekort heeft aan financiële middelen om nog langer een verzorgingsstaat te kunnen bekostigen. Men is van mening dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun toekomst en inkomen. Op die manier voegen zij niet alleen waarde toe aan hun eigen leven, maar ook aan dat van de Nederlandse samenleving (Ministerraad, 2013). De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 10

2.4 Participeren Om iedere burger en daarmee ook de jongeren te betrekken bij de maatschappij is de jeugdparticipatie weer onder het stof vandaan gehaald. Jeugdparticipatie is ontstaan tijdens de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog, eind jaren zestig begin jaren zeventig en is een middel om de jongeren te activeren tot participeren en hun binding aan de samenleving te vergroten (NJI, z.j., p. 3). Om jongeren te activeren, in beweging te krijgen, is het van belang dat er wordt aangesloten bij de passie van de jongeren. Else Boss (2014) zegt: Als je jongeren weet te boeien en mee te laten doen, is dat een belangrijke stap naar de participatiemaatschappij. Boss noemt drie bepalende factoren als het gaat om het boeien van jongeren; het moet leuk zijn (aansluiten bij de passie van de jongere), het moet de jongere iets opleveren (bijvoorbeeld vrije studiepunten of financiële bijdrage) en het resultaat moet onmiddellijk zichtbaar zijn. Daarbij moet de professional de jongere voldoende ruimte geven voor zijn/haar inbreng, de jongere moet zich gehoord voelen (Movisie, 2014). 2.5 Actief burgerschap Burgerschap is geen continu gegeven, politieke en maatschappelijke ontwikkelingen zorgen ervoor dat burgerschap voortdurend verandert. Actief burgerschap is nauw verweven met de term civil society, wat staat voor; het geheel van activiteiten welke burgers organiseren, gedurende deze activiteiten worden onder andere zichtbaar de zorg voor elkaar, bijdragen aan onderling vertrouwen en veiligheid in de eigen omgeving, de inzet voor anderen als vrijwilliger, het nemen van verantwoordelijkheid in bestuurlijke functies (Van Eijken, Van Ewijk & Staatsen, 2012, p. 16). Actief burgerschap kent drie principes; ten eerste, men is verantwoordelijk voor zijn eigen gedrag en daarbij het vervullen van rechten en plichten. Ten tweede, men kan gebruik maken van overheidsvoorzieningen, zoals onderwijs en gezondheid, men dient wel aan de plichten te voldoen. Komt men deze plichten niet na dan verliest degene zijn rechten. Ten slotte sociale verantwoordelijkheid van de burger. Putman (2000) geeft aan dat wanneer men de overstap naar een participatiemaatschappij wil maken de drijfveer sociaal kapitaal is. Onder sociaal kapitaal wordt verstaan; netwerken, vertrouwen en gedeelde waarden en normen (Van Eijken, Van Ewijk & Staatsen, 2012, p. 16). Sociaal kapitaal kan in drie categorieën worden ingedeeld. Eerste categorie is bonding hierbij gaat het om mensen met dezelfde achtergrond, tweede categorie is bridging hierbij gaat het om de relaties tussen verschillende groepen met diverse achtergronden, ten slotte de categorie linking, waarbij er gekeken wordt naar de relaties tussen burgers en organisaties. De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 11

Hoofdstuk 3 Onderzoeksmethoden In dit hoofdstuk zal worden stilgestaan bij de methodische verantwoording van dit onderzoek. Het type onderzoek wordt omschreven gevolgd door de onderzoekspopulatie en de onderzoeksinstrumenten. De onderzoeksinstrumenten worden per deelvraag toegelicht. Deelvragen twee en drie zijn samengevoegd, omdat deze beide met behulp van een enquête worden onderzocht. Verder worden de procedure gegevensverzameling en toegepaste analysetechnieken beschreven. 3.1 Type onderzoek Er wordt onderzoek gedaan naar de manier waarop zelfregie en persoonlijk leiderschap gestimuleerd kunnen worden bij jonge ouders. Tevens zal er onderzocht worden wat de exacte behoefte is van jonge ouders aangaande activiteiten. Het onderzoek is dan ook een combinatie van een literatuur- en behoefteonderzoek. Bij de centrale vraag past het vraagtype voorschrijvend (Verhoeven, 2011). In dit onderzoek is sprake van kwalitatief en kwantitatief onderzoek, wat ook wel triangulatie wordt genoemd. Verhoeven (2011) beschrijft dat door triangulatie de geldigheid van de onderzoeksresultaten wordt verhoogd. Kwalitatief onderzoek vindt plaats door middel van literatuuronderzoek, behoefteonderzoek door middel van enquête en het benaderen per email van de volgende organisaties; de Jonge Moedergroep van Maatschappelijk Werk Walcheren te Vlissingen, Moeders van Rotterdam, JEM & kids, jonge moedercentrum Donna, jonge vadercentrum Atlas en kinderopvang Cocan en Fier Fryslân. Kwantitatief onderzoek vindt plaats door middel van een enquête. 3.2 Onderzoekpopulatie Verhoeven (2011) definieert de onderzoekspopulatie als; het domein waarop het onderzoek betrekking heeft. De onderzoekspopulatie in dit onderzoek bestaat uit de participerende jonge ouders van het S-OJO te Leeuwarden. Onder participerende jonge ouders wordt verstaan de jonge ouders die gebruik maken van de voorzieningen van het S-OJO. De grootte van deze populatie is 233 jonge ouders. Jonge ouders zullen benaderd worden wanneer zij deelnemen aan activiteiten op het S-OJO en de jonge ouders die met of zonder afspraak het S-OJO komen bezoeken. Ook zal de onderzoeker tijdens huisbezoeken, individuele trajecten en haar werk in wijkteam Noord in Leeuwarden de enquête afnemen. Doordat de enquête niet alleen tijdens activiteiten wordt afgenomen maar ook tijdens individuele trajecten en huisbezoeken kan gesteld worden dat het resultaat representatief is voor de gehele doelgroep jonge ouders die bekend zijn bij het S-OJO. Daarnaast worden de in 3.1 genoemde organisaties, die werken met de doelgroep jonge ouders, benaderd per mail. Er wordt gevraagd welke activiteiten zij aanbieden gericht op persoonlijk leiderschap en zelfregie en welke methoden en methodieken daaraan ten grondslag liggen. Door ook soortgelijke organisaties te benaderen kan de onderzoeker deze bevindingen meenemen in haar advies aan het S-OJO. Verhoeven (2011) beschrijft de respondent en de deskundig respondent. In dit onderzoek zijn de jonge ouders de respondent. De in 3.1 genoemde organisaties, welke per mail worden benadert, worden gezien als deskundig respondenten. Deskundig omdat deze organisaties werken met en kennis bezitten over de doelgroep jonge ouders. 3.3 Onderzoeksinstrumenten 3.3.1 Deelvraag 1: Wat schrijft de literatuur over de wijze waarop persoonlijk leiderschap en zelfregie beïnvloed en gestimuleerd kunnen worden bij jonge ouders? Door middel van literatuuronderzoek naar persoonlijk leiderschap en zelfregie zal deelvraag één worden beantwoord. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne documenten van het S-OJO, boeken, artikelen en andere onderzoeksrapporten naar de doelgroep jonge ouders. Literatuur wordt gezocht door gebruikt te maken van de bibliotheek van Stenden Hogeschool en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, beschikbare documenten op het S-OJO, google scholar, MOVISIE en het NJI. Voor het beantwoorden van deelvraag één zijn de volgende zoektermen gebruikt; stimuleren zelfregie, stimuleren persoonlijk leiderschap, methoden en methodieken persoonlijk leiderschap/ zelfregie, De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 12

werken vanuit zelfregie/persoonlijk leiderschap, ontwikkelen zelfregie, ontwikkelen persoonlijk leiderschap, persoonlijk leiderschap, zelfregie, professional zelfregie. In eerste instantie zal er gekeken worden naar secundaire literatuur, na hier een inventarisatie van te hebben gemaakt zal er gezocht worden naar primaire literatuur. Tijdens het literatuuronderzoek wordt de sneeuwbalmethode toegepast. Dit betekent dat literatuurverwijzingen in de secundaire literatuur als aanknopingspunt dienen voor de primaire literatuur (Verhoeven, 2011). 3.3.2 Deelvragen 2 en 3: Hoe zijn persoonlijk leiderschap en zelfregie op dit moment geïntegreerd in het leven van de jonge ouders? Welke behoeften hebben de jonge ouders op het gebied van activiteiten en in hoeverre sluit het huidige aanbod van het S-OJO aan bij deze behoeften? De deelvragen twee en drie, die betrekking hebben op de visie en mening van de jonge ouder, worden beantwoord door het afnemen van een enquête. Deze enquête is opgesteld naar aanleiding van de uitkomsten van het literatuuronderzoek bij deelvraag één, de kernelementen voor zelfregie en persoonlijk leiderschap zijn daarbij leidend geweest. Het doel van enquête is inzicht krijgen in hoe de jonge ouders op dit moment persoonlijk leiderschap en zelfregie in hun eigen leven beoordelen, hoe zij gestimuleerd willen worden in zelfregie en persoonlijk leiderschap, wat vinden ze van het huidige activiteiten aanbod en wat ontbreekt hierin. Daarnaast zijn de interne notulen van de jonge ouderraad geraadpleegd om te kijken of de behoeften overeen kwamen met de uitkomsten van de enquête. De enquête is bijgevoegd in de bijlage 1. In de enquête zijn zowel open als gesloten vragen verwerkt, waarbij de jonge ouder haar keuze moet toelichten. De ruwe data is op te vragen bij de onderzoeker. Er is gekozen voor een enquête, gezien de hoeveelheid data die in korte tijd verzameld kan worden en de korte periode voor het uitvoeren van het onderzoek. De enquête zal face-to-face worden afgenomen bij de jonge ouder, hiervoor is gekozen zodat er ruimte is voor het stellen van vragen voor verdieping. Ook is de onderzoeker door het toepassen van de face-to-face methode verzekert van respons. Om de respons te verhogen is er een cadeaubon beschikbaar gesteld, die verloot zal worden onder de respondenten. Wanneer er sprake is van meer dan 50 respondenten zal er een tweede cadeaubon worden verloot. Zelfregie en persoonlijk leiderschap zijn termen die bij een groot deel van de jonge ouders niet bekend zijn. De onderzoeker heeft ervoor gekozen de termen zelfregie en persoonlijk leiderschap aan het begin van de enquête uit te leggen. In de vraagstelling zijn de termen zelfvertrouwen en zelfstandiger gebruikt. Deze termen zijn gekozen op basis van de literatuurstudie bij deelvraag één. Zelfregie is de mate waarin de ouder in staat is haar leven te organiseren, sturen, richting geven, met andere woorden zelfstandig je keuzes kunnen maken. Naar aanleiding van de term persoonlijk leiderschap is gekozen voor zelfvertrouwen. Tunnissen (2009) schrijft dat een laag zelfbeeld, dus weinig zelfvertrouwen van invloed is of de jonge ouder persoonlijk leiderschap op zich durft te nemen. Zelfvertrouwen is dus van belang om persoonlijk leiderschap te kunnen en durven nemen. Om te kijken hoe zelfregie nu werkelijk is in het leven van de jonge ouder is het leefgebied financiën uitgelicht. Keinemans (2011) geeft aan dat, financiën één van de gebieden is waarop jonge ouders problemen ervaren. Daarnaast komt naar voren dat jonge ouders het moeilijk vinden om hulp te vragen als het over financiën gaat (Oudhof, Zoon & van der Steege 2013). 3.3.3 Deelvraag 4: Wat bieden soortgelijke organisaties aan op het gebied van activiteiten gericht op persoonlijk leiderschap en zelfregie en welke methoden liggen hieraan ten grondslag? Deelvraag vier zal beantwoord worden door contact te zoeken met de in 3.1 genoemde organisaties. De organisaties zullen een mail ontvangen waarin wordt uitgelegd wat het doel van het onderzoek is. Er wordt gevraagd welke activiteiten zij aanbieden gericht op zelfregie en persoonlijk leiderschap en wat voor methoden en methodieken daaraan te grondslag liggen. Mochten zij hun medewerking willen verlenen dan kunnen zij per mail of telefonisch contact zoeken met de onderzoeker. Door ook andere organisaties te benaderen kan de onderzoeker deze bevinden meenemen in haar advies aan De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 13

het S-OJO. Op deze manier wordt de expertise gedeeld en kan er gebruik worden gemaakt van de sterkte punten in de handelswijze die soortgelijke organisaties toepassen op het gebied van persoonlijk leiderschap en zelfregie. 3.4 Procedure gegevensverzameling Het vooronderzoek heeft plaatsgevonden in de periode november 2014 tot met begin januari 2015, dit heeft geleid tot het theoretisch kader. De onderzoek heeft literatuuronderzoek met betrekking tot deelvraag één uitgevoerd in de maanden februari en maart. Aan de hand van de uitkomsten bij deelvraag één is de enquête opgesteld. Eind april tot en met begin mei zal de enquête worden afgenomen onder de jonge ouders. Daarnaast zullen in het begin van de maand mei de in 3.1 genoemde organisaties worden benaderd. Binnengekomen enquêtes en respons per mail of telefoon zullen dezelfde week verwerkt worden. Halverwege mei begint de onderzoeker met het schrijven van het onderzoeksrapport. 3.5 Analysetechnieken Literatuuronderzoek De gevonden literatuur zal door middel van de mindmapping methode worden geanalyseerd. Verhoeven (2011) beschrijft dit als uiteenrafelen, coderen en structuren, wat leidt tot een mindmap van bestudeerde literatuur. De volgende acht stappen beschrijven de mindmapping methode. Stap 1. Tekst opdelen in relevante fragmenten (uiteenrafelen). Stap 2. Interpreteer de betekenis van de gevonden termen. Stap 3. Per fragment een samenvatting in één of meerdere kernwoorden geven. Stap 4. De begrippen groeperen (welke begrippen horen bij elkaar of geven overlap?). Stap 5. De begrippen sorteren (hiërarchie). Stap 6. De begrippen worden geëvalueerd. Dit proces, ook wel axiaal coderen genoemd, wordt een aantal keren herhaald waarbij opnieuw de fragmenten worden bekeken. Stap 7. Het aanbrengen van causale ordening (oorzaak gevolg) in de begrippen. Stap 8. Structuur aanbrengen en deze verwerken in een diagram volgens een boomstructuur. Behoefteonderzoek De data van het behoefteonderzoek die is verkregen door het afnemen van een enquête wordt verwerkt in Microsoft Excel. De data verwerking heeft voor de gesloten vragen geleid tot een aantal staafdiagrammen. Deze staafdiagrammen geven in één overzicht weer wat de behoefte van de jonge ouders is aangaande het stimuleren van persoonlijk leiderschap en zelfregie. Daarnaast geeft het weer aan welke activiteiten de jonge ouders deelnemen. Doordat ouders het gegeven antwoord moesten beargumenteren is gekozen voor een inhoudsanalyse. Per vraag zijn er 10 enquêtes geanalyseerd, wat heeft geleidt tot steekwoorden; bijvoorbeeld ontmoeten, activiteiten voor de kinderen, luisterend oor, ervaringen delen en bevestiging. Na het verkrijgen van de uitkomsten van de enquête zal er gekeken worden of er verbanden, patronen en opvallende resultaten zijn. Daarna zal er een verband worden gelegd tussen de literatuur en de resultaten bij de deelvragen wat leidt tot de conclusie van dit onderzoek. Aan de hand van de conclusie zullen er aanbevelingen worden gedaan welke activiteiten mogelijk geïntegreerd kunnen worden omdat jonge ouders hier behoefte aan hebben. De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 14

Hoofdstuk 4 Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten op de deelvragen weergegeven. 4.1 Zelfregie en persoonlijk leiderschap In deze paragraaf wordt stilgestaan bij de belangrijke elementen van zelfregie en persoonlijk leiderschap. Ook wordt er stilgestaan bij de rol van de professional wanneer hij/zij zelfregie en persoonlijk leiderschap wil stimuleren dan wel ontwikkelen. 4.1.1 Zelfregie Onder zelfregie wordt verstaan; het sturen, organiseren en richting geven aan je eigen leven. Het is ontstaan door een bundeling van kennis uit de theoretische kaders van empowerment, activering en participatie. Zelfregie kent de volgende vier elementen; eigenaarschap, eigen kracht, motivatie en contacten (Brink, Lucassen, Middelaar & Poll, 2013). Als eerste het element eigenaarschap, centraal hierbij staat het zelf nemen van beslissingen over hoe je leven eruit ziet. Dit staat niet gelijk aan het zelf uitvoeren van deze beslissing. Autonomie en identiteit zijn begrippen die aansluiten bij eigenaarschap. Het tweede element is eigen kracht, de jonge ouder moet kunnen en durven vertrouwen op zijn/haar eigen kracht. Eigen kracht is voortdurend in ontwikkeling, omdat mensen hun hele leven leren. Mensen leren door het lezen van boeken, studeren, recente ervaringen etc. Als derde element wordt motivatie genoemd. Onder motivatie wordt verstaan de drijfveren van je eigen leven. Motivatie is tevens de drijfveer voor verandering. Wanneer een jonge ouder opzoek gaat naar zijn/haar drijfveer kunnen er ook confronterende momenten naar boven komen. Om dit proces aan te gaan heeft de jonge ouder ondersteuning, moed en met name tijd nodig (Brink, Lucassen, Middelaar & Poll, 2013; Brink, 2012; Poll, 2012). Tenslotte contacten, het vierde element. Hierbij gaat het om een voortdurende interactie met je eigen sociale netwerk in een wederkerige relatie. Hulp durven vragen maar ook het kunnen bieden aan andere mensen is minstens zo belangrijk (Poll, 2012; Brink, 2012). Donkers (2010) definieert zelfregulatie als; een reflectief, dus niet mechanisch, proces van waarde georiënteerd handelen, dat zich bewust en onbewust afspeelt in de onderlinge samenhang van gedrag, persoon en omgeving. Het is een intern en extern proces van sturen en afstemmen (Donkers, 2010, p. 42). Daarnaast schrijft Donkers dat zelfreflectie van de professional een belangrijke voorwaarde is wanneer er samen met de cliënt aan zelfregulatiebevordering wordt gewerkt. Tevens moet zelfregulatie niet als doel op zichzelf worden opgevat maar los van het resultaat, doel en resultaat gaan in deze situatie altijd samen (Donkers, 2010). Om zelfregieversterkend te werken is het belangrijk dat de professional kennis heeft over welke methoden en instrumenten daaraan gekoppeld zijn. Deze methoden en instrumenten kunnen zelfregieversterkend werken echter is de houding van de professional het belangrijkste element om zelfregie te bevorderen. Naast de zelfreflectie welke Donkers beschrijft moet de professional ook kunnen balanceren. Professionals balanceren onder andere tussen overlaten en overnemen, en aandacht voor de eigen kracht van de jonge ouders maar tegelijkertijd de erkenning voor hun lijden. De professional dient stevig genoeg in zijn/haar schoenen te staan om te durven loslaten hij/zij moet vertrouwen op de jonge ouder (Brink, 2012). Waar de professional voorheen een meer sturende rol had wordt dit nu ondersteunend. Hierbij kan gedacht worden aan het helpen vinden van oplossingen en de mogelijke hulpbronnen voor de jonge ouder. Instrumenten en methoden welke passen bij zelfregie zijn onder andere; de wondervraag, motiverende gespreksvoering en een netwerkanalyse (Poll, 2012; Brink, 2012; Brink, Lucassen, Middelaar & Poll, 2012). Baart en Keinemans (2007) geven weer dat er grote verschillen zichtbaar zijn in hoeverre een jonge moeder zelf richting aan haar leven geeft. Als voorbeeld wordt gebruik gemaakt van de bekendmaking van de zwangerschap; er zijn jonge moeders die bewust en doordacht de zwangerschap aankondigen, zij behouden daardoor zelf de regie. Er zijn ook moeders die wachten totdat de zwangerschap niet meer te verbergen is, deze moeders geven daarmee de regie van de De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 15

bekendmaking van de zwangerschap uithanden (Keinemans, 2011, p. 214). Daarnaast speelt weerbaarheid van de jonge moeder een grote rol. Kan zij weerstand bieden tegen de druk van haar omgeving, waardoor zij haar eigen wensen en behoeften nastreeft (Keinemans, 2011). 4.1.2 Persoonlijk leiderschap Persoonlijk leiderschap wil zeggen; door het gebruiken van je eigen krachten en mogelijkheden je gestelde doelen behalen. Belangrijk tijdens dit proces is dat je zelf je waarden kiest, welke voor jou belangrijk zijn om na te leven. Deze waarden liggen ten grondslag aan de doelen die je voor jezelf stelt gedurende het leven. Wanneer je eenmaal een gesteld doel gerealiseerd hebt, geeft dat voldoening en zelfvertrouwen (Tunnissen, 2009). Het nemen van eigen verantwoordelijkheid is bij persoonlijk leiderschap een belangrijk element. Covey onderscheidt hierbij twee vormen; proactieve en reactieve mentaliteit. Als er sprake is van proactieve mentaliteit dan is men van mening dat men zelf sturing kan geven aan zijn leven, met andere woorden er is sprake van een zelfsturend proces. Mensen die een proactieve mentaliteit hebben accepteren dat je niet alles kunnen sturen maar focussen zich op datgene waar ze wel invloed op kunnen uitoefenen. Wanneer er sprake is van reactieve mentaliteit dan schuift of houdt men de verantwoordelijkheid af. Men voelt zich machteloos en wijt de ontstane situatie aan derden (Covey, 2007; Tunnissen, 2009). Persoonlijk leiderschap behelst ook dat men emotioneel zelfbewust is. Dit emotionele zelfbewustzijn vormt de basis voor een stabiel zelfbeeld en daarmee voldoende zelfvertrouwen. Het ontwikkelen van een emotioneel zelfbewustzijn wordt vorm gegeven vanaf de kindertijd. Werden je grenzen en gevoelens als kind gerespecteerd door ouders/verzorgers dan raakt het kind vertrouwd met zijn gevoelens en grenzen, gevolg toenemend zelfvertrouwen. Wanneer de jonge ouder een laag zelfbeeld heeft is het maken van keuzes moeilijk wat maakt dat het beangstigend is om persoonlijk leiderschap op zich te nemen. Er kan dan ook gesteld worden dat bij het ontwikkelen van persoonlijk leiderschap een belangrijk element is het loslaten van angst om vrijheid te kunnen ervaren (Tunnissen, 2009). 4.1.3 Zelfregie en persoonlijke leiderschap bij kwetsbare groepen Kwetsbaarheid is geen continu gegeven, het is afhankelijk van een situatie waarin iemand verkeert. De draaglast is groter dan de draagkracht, waardoor er een disbalans ontstaat. Er is geen eenduidige definitie van het begrip kwetsbare doelgroepen, echter komt wel steeds het fragment problemen of tekorten op meerdere gebieden aan de orde (Winsemius, 2011; Van Eijken, Van Ewijk & Staatsen, 2012). Schuyt (2000) omschrijft dat kwetsbaarheid intergenerationeel overgedragen kunnen worden. De professional is gericht op het in balans brengen van de draaglast en draagkracht, empowerment. Door te zorgen voor deze balans is de jonge ouder weer in de gelegenheid om zelfredzaam en dus op eigen kracht deel te nemen aan de maatschappij (Winsemius, 2011). Empowerment kan gericht zijn op een individu maar ook op een collectief. Engbersen, maakt bij collectief empowerment onderscheidt in categorale en territoriale groepen. Territoriale groepen zijn mensen welke gemeen hebben dat ze in hetzelfde gebied wonen. Categorale groepen hebben gemeenschappelijke kenmerk(en) of/en een gezamenlijk belang (daklozen, tienermoeders, lichamelijk beperkten) (Winsemius, 2011). Ieder mens is in staat om persoonlijk leiderschap te ontwikkelen. Persoonlijk leiderschap kent de volgende vier psychologische voorwaarden; proactieve houding, reguleren van emoties, communiceren in de onderhandelingsmaatschappij en hoop en optimisme. Deze vier samen wordt emotionele intelligentie genoemd oftewel EQ. Een belangrijke factor hierbij is het emotionele zelfbewustzijn van de jonge ouder. Een middel om de jonge ouder bewust te maken van haar eigen gevoelens en reacties op een bepaald moment is zelfreflectie. Wanneer de professional persoonlijke leidershap wil stimuleren moet zij inzicht krijgen in hoe het gesteld is met het zelfbeeld, De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 16

zelfvertrouwen en zelfrespect van de jonge ouder. Zelfrespect is een belangrijke factor omdat deze invloed heeft op het zelfvertrouwen, zelfwaardering en het zelfbeeld. Er is sprake van zelfrespect wanneer zij haar eigen gevoelens en emoties accepteert en hier verantwoordelijkheid voor neemt. Ook geeft zij tijdig haar grenzen aan, zodat draaglast en draagkracht niet uit balans raken. De professional moet naast bovengenoemde zaken, oog hebben voor zelfstandigheid van de jonge ouder. Wanneer iemand zelfstandig haar zaken in de hand heeft en gevoel van vrijheid ervaart kan zij onafhankelijk van het oordeel van anderen zelf haar keuzes maken. Ook is haar zelfbeeld minder afhankelijk van wat andere mensen over haar denken (Tunnissen, 2009). De professional is een passant in het leven van de jonge ouder na hulp en ondersteuning geboden te hebben, gaat het leven van de jonge ouder verder en verdwijnt de professional (Oudhof, Zoon & van der Steege, 2013; Keinemans, 2011; MEE Plus Groep, 2013). Tijdens het hulp- en ondersteuningstraject heeft de jonge ouder zelf de regie, dus maakt zij de belangrijke beslissingen. Een jonge ouder draagt bijvoorbeeld als oplossing aan dat eerst de financiën op orde moeten zodat de ontstane situatie verbetert. Dit zorgt ervoor dat de ouder grip krijgt op haar eigen situatie en inziet dat ze zelf (grotendeels) de situatie oplost (Poll, 2012). De professional dient voldoende tijd te hebben voor het aangaan van dit proces. De aangedragen oplossing of het gestelde doel door de jonge ouder dient door de professional niet veroordeeld te worden. De gestelde doelen moeten realistisch zijn, zodat in kleine stappen naar het uiteindelijke doel gewerkt kan worden. Door het stellen van kleine doelen zal de ouder in korte tijd een aantal succeservaringen hebben, wat het zelfvertrouwen zal doen groeien. Daarmee is de stap naar het durven nemen van persoonlijk leiderschap en zelfregie dichter bij de jonge ouder gekomen (Donkers, 2010; Poll, 2012). 4.1.4 Methoden en methodieken Hieronder worden een zestal methoden en methodieken weergegeven die gebruikt kunnen worden bij het stimuleren van persoonlijk leiderschap en zelfregie. Deze methoden en methodieken kunnen als leidraad dienen voor de professional voor het stimuleren van zelfregie en persoonlijk leiderschap bij de cliënt. 4.1.4.1 Oplossingsgerichte benadering De oplossingsgerichte benadering gaat ervan uit dat de cliënt zelf kan beslissen over wat wel of niet goed voor hem/haar is. Anders dan in andere benaderingen gaat men in de oplossingsgerichte benadering niet uit van de visie van de hulpverlener maar die van de cliënt. De vier uitgangspunten van de oplossingsgerichte benadering zijn als volgt; ten eerste is men gericht op de oplossingen voor de problemen en niet op de problemen van de cliënt. Ten tweede gaat men ervan uit dat de cliënt in staat is zijn eigen oplossingen te bedenken/formuleren. Ten derde zijn er altijd veranderingen, welke benut kunnen worden als kansen om een probleem op te lossen. Ten slotte gaat men ervan uit dat het herhalen van positieve gedragingen een goede basis vormt om verandering tot stand te laten komen (Bolt, 2011; Horneman & Nijhof, 2011). Om een positieve verandering tot stand te laten komen gaat men uit van de volgende drie regels; als je weet dat iets niet werkt, probeer het dan niet nog een keer op dezelfde manier te veranderen, als je weet dat iets werkt, pas dit dan vaker toe en ten slotte als iets niet kapot is/geen probleem is verander het dan niet maar laat het zoals het is. Als therapeut in de oplossingsgerichte benadering bestaat de werkwijze uit vijf stappen, welke een circulair proces vormen. Allereerst ga je door middel van goed luisteren en het stellen van vragen het probleem omschrijven van het gezin. Tijdens dit gesprek past de therapeut de gespreksvaardigheid niet-weten toe. Wanneer de problemen voor iedereen duidelijk en helder zijn worden deze problemen verandert naar wensen. Dit wil zeggen dat er werkdoelen worden geformuleerd door de gezinsleden. Doordat de gezinsleden aan deze doelen gaan werken hebben ze de basis gelegd naar een uiteindelijke ideale situatie, hun wens. Een belangrijk hulpmiddel die je kan toepassen bij het formuleren van doelen is de wondervraag. Als een cliënt de wondervraag beantwoordt geeft hij/zij een schets wat voor hem/haar de ideale situatie is. Daarna gaat men kijken naar de uitzonderingen, De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 17

dat wil zeggen naar momenten wanneer het probleem/de problemen zich niet voordoen. Als therapeut geef je feedback op de cliënt(en), complimenten of opbouwende feedback over het handelen. Ook kan de feedback bestaan uit het geven van huiswerkopdrachten (Bolt, 2011, p. 35). Regelmatig wordt het proces geëvalueerd, waarbij gekeken wordt naar de vooruitgang van gezinnen. Bij het formuleren van oplossingen maakt de therapeut gebruik van een aantal technieken, deze technieken zijn allemaal verwerkt in de acht-stappen-dans. De eerste stap is het contact leggen, deze stap is altijd als eerste, de andere stappen kunnen in een willekeurige volgorde toegepast worden. De overige zeven stappen zijn; context verhelderen (wat is nou precies het probleem en wat zijn de uitzonderingen), doelen stellen (welke SMART geformuleerd dienen te zijn), opsporen van klachten, complimenteren, zoeken naar uitzonderingen, differentiatie aanbrengen door schaalvragen en toekomstprojecties maken. Centraal in de acht-stappen-dans is het complimenteren, dit is een belangrijke vaardigheid van een hulpverlener. Door het geven van complimenten aan de cliënt(en) geef je hem/haar het gevoel van waardering en erkenning daarnaast wordt het positieve gedrag gestimuleerd. Zoals al eerder is genoemd ligt alleen de eerste stap van de acht stappen dans vast, daarna is de route die je kiest afhankelijk van de relatie tussen de hulpverlener en de cliënt(en). Aandachtspunten bij het oplossingsgericht werken met jonge ouders is dat er gezocht wordt naar uitzonderingen met andere woorden welke competenties beheerst de jonge ouder, geef de jonge ouder complimenten en stel kleine duidelijke doelen op (Kramer-Oostra, 2013). 4.1.4.2 Empowerment Bolt (2011) omschrijft empowerment als; de kracht vinden om controle over het eigen leven te hebben en geloof in je eigen kwaliteiten om het leven positief te beïnvloeden. Bij empowerment gaat het erom dat het geloof/vertrouwen die de hulpvrager in zichzelf heeft wordt vergroot en de hulpvrager weer richting kan geven aan zijn/haar leven (Bolt, 2011; Slot, 2008). Empowerment kan worden verdeeld in twee dimensies namelijk; persoonlijke en communityempowerment. Persoonlijke empowerment staat in het teken van het vergroten van het individuele vermogen en het geloof/vertrouwen in het eigen kunnen van de hulpvrager zelf. Hierbij kan gedacht worden aan dat de hulpvrager vertrouwd op zijn/haar eigen kunnen in nieuwe situaties en dat hij/zij nee durft zeggen als andere mensen hem/haar iets vragen. In tegenstelling tot persoonlijke empowerment staat community-empowerment in het teken van het proces van groepen en/of gemeenschappen die door middel van een sociale of politieke verandering meer grip op hun leven willen krijgen. Community-empowerment kan onder meer gericht zijn op de wijk, school of een organisatie (NIGZ, z.j.; World Health Organization, 2008). Aandachtspunten bij empowerment komen overeen met die van oplossingsgericht werken (NIGZ, z.j.). 4.1.4.3 Eigen kracht Een eigen kracht conferentie veelal afgekort tot EKC, is een middel tot besluitvorming over kinderen en gezinnen, uitgevoerd door de kinderen en gezinnen zelf, samen met een breder sociaal netwerk en al dan niet ondersteund door professionals. Deze methode sluit goed aan bij de werkwijze die het S-OJO hanteert, namelijk Welzijn Nieuwe Stijl. Bij het werken volgens eigen kracht ligt de nadruk op de mogelijkheden die aanwezig zijn en niet op de beperkingen. Tijdens een eigen kracht conferentie wordt er gekeken naar hoe de jonge ouders in samenwerking met zijn/haar sociale netwerk de problemen kan aanpakken. Niet alleen de jonge ouder is aanwezig tijdens de conferentie ook mensen uit zijn/haar sociale netwerk en een onafhankelijk coördinator wonen de eigen kracht conferentie bij. De onafhankelijk coördinator moet niet verward worden met een hulpverlener, de onafhankelijk coördinator heeft namelijk geen hulpverleners achtergrond. Het doel is aan het einde van de conferentie een plan samen te stellen die bestaat uit een aantal doelen en acties. 4.1.4.4 Systeemgericht werken Systeemgericht werken gaat volgens de systeemtheorie. In de systeemtheorie wordt niet alleen gekeken naar het individu, maar hoe het individu in relatie staat met zijn/haar omgeving. Er wordt De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 18

dan ook altijd gewerkt vanuit de context van de hulpvrager. Er wordt samen met de jonge ouder gekeken naar welke rol het systeem van de jongere kan bijdragen aan het versterken van zijn/haar competenties. Dit kon door middel van het maken van een netwerkanalyse Er bestaan diverse sociale subsystemen het kleinste sociale subsysteem wordt het dyadisch subsysteem genoemd. Dit dyadisch subsysteem bestaat uit twee personen. Het S-OJO heeft veelal te maken met het ouder- subsysteem en ouder-kind subsysteem. Om tot een bepaald subsysteem te behoren, moet de persoon in kwestie deelnemen aan de communicatie en interacties in het subsysteem (Nabuurs, 2013). Ook de omgeving waarin het gezin woont behoort tot het systeem. De omgeving bevat namelijk externe en interne factoren die van invloed kunnen zijn op het subsysteem, een voorbeeld hierbij is in wat voor huis en buurt woont het gezin? Daarnaast kan gedacht worden aan welke band/relatie er is met mensen in de omgeving; vrienden, collega s, studiegenoten, kennis maar ook instanties (Nabuurs, 2013).Het systeem van de jonge ouder heeft een belangrijke waarde als het gaat om het werken vanuit de Eigen Kracht methode. Het systeem van de jonge ouder kan bijdragen aan het versterken van de competenties van de jonge ouder. Het kan voorkomen dat de jonge ouder nog thuis woont en zijn/haar ouders helpen bij de opvoeding van het kind. Als ieder individu in dit systeem zich bewust is van zijn/haar eigen competenties en zijn/haar eigen kracht dan kan men elkaar stimuleren in het door ontwikkelen van zijn/haar competenties. 4.1.4.5. Muzisch agogische middelen In de hulpverlening valt het werken met een muzisch agogisch middel onder vaktherapie, hierbij kan gedacht worden aan spel-, beeldende, muziek- of psychomotorische therapie (CJGHaarlem, z.j.). Kenmerkend voor een muzisch middel is dat ze een speelse benadering hebben en tevens doelgericht, bewust, procesmatig en systematisch zijn. Men hoeft zijn/haar problemen en/of gedachten niet in woorden uit te drukken, deze problemen/ gedachten worden vanuit een speelse situatie benadert. Door deze speelse benadering kan de situatie minder bedreigend en ingewikkeld overkomen. Daarnaast bevat een muzisch middel een creatief deel. Bij het inzetten van een dergelijk middel is het van belang dat het een appèl doet op de deelnemer, wat ervoor zorgt dat het een bijdrage levert aan de ontwikkeling van de deelnemer op verschillende gebieden (Behrend, 2010; Luth, 2011). Sport is een voorbeeld van muzisch-agogisch middel. Sport is een muzisch-agogisch middel en kan een geschikt middel zijn om jonge ouders te activeren en te laten participeren. Boonstra en Hermens (2011) achten bewezen dat sporten een positief effect heeft op de algemene gezondheid van de mens, denk hierbij aan het verminderde risico op hart- en vaatziekten en het bestrijden van een depressie. Daarnaast benoemen Boonstra en Hermens dat sport een sterk effect heeft op de motorische en zelfregulatievaardigheden van de sportbeoefenaar (Boonstra & Hermens, 2011). Vanuit politiek oogpunt heeft sport een maatschappelijke functie; het tegengaan van overgewicht en het laten integreren van minderheden in de Nederlandse bevolking. Sport heeft een positieve werking op zowel de lichamelijke als geestelijke ontwikkeling, tevens biedt het mogelijkheden voor het ontwikkelen en ontdekken van eigen talent (Trompetter & Zoon, 2012). In Nederland is tot op heden weinig onderzoek verricht naar de effecten van (buiten)sportactiviteiten binnen de hulpverlening. Het onderzoek van Russel (2003) uitgevoerd in de Verenigde Staten is gericht op buitensportactiviteiten ook wel outdoor behavioral healthcare (OBH) genoemd. De resultaten van dit onderzoek geven aan, dat buitensportactiviteiten helpen bij het verbeteren van; het zelfbeeld, sociale houding en gedrag. Daarnaast vermindert het emotionele problemen (Trompetter & Zoon, 2012; Russel 2003). 4.1.4.6 Motiverende gespreksvoering Het doel van motiverende gespreksvoering is om een gedragsverandering bij de cliënt op gang te helpen. Doordat de hulpverlener de intrinsieke motivatie om te veranderen versterkt en de ambivalentie van de cliënt kan verminderen. Motiverende gespreksvoering bestaat uit twee fasen. In De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 19

fase één staat het ontwikkelen van de motivatie om te veranderen van de cliënt centraal (Brink, 2010, p. 6). Hierbij gebruikt de professional diverse gesprekstechnieken. In deze fase is er veel aandacht voor conflicterende emoties om tot gedragsverandering te kunnen en willen komen ook wel ambivalentie genoemd. Wanneer de motivatie om te veranderen genoeg is ontwikkeld dus de ambivalentie vermindert, gaat men over naar fase twee. Fase twee is gericht op het realiseren van de verandering. De hulpverlener dient de cliënt te stimuleren dat deze zelf zijn/haar eigen plannen en wensen bedenkt. Belangrijk bij motiverende gespreksvoering is de samenwerkingsgradatie tussen de cliënt en hulpverlener (Brink, 2010; Bartelink, 2013). De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 20

4.2 Persoonlijk leiderschap en zelfregie geïntegreerd in het leven van de jonge ouder In deze paragraaf wordt stilgestaan bij hoe de jonge ouders zelfregie en persoonlijk zijn geïntegreerd in hun leven. De respons is afkomstig van diverse jonge ouders. Doordat de respons divers is zijn de resultaten generalistisch. 30 jonge ouders hebben de enquête ingevuld wat maakt dat de respons 50 procent is. Alle 30 respondenten zijn van mening dat ze zelf verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van de keuzes die ze maken. De respondenten geven aan dat er altijd een keuze is en uiteindelijk maken zij zelf een beslissing. Eén jonge ouder geeft aan dat wanneer het een ongelukkige keuze is geweest, ze hierin berust en dan maar een andere keuze had moeten maken. Aansluitend hierop werd de vraag gesteld; Als ik in een lastige/moeilijke situatie zit, heb ik zelf invloed op hoe de situatie afloopt?. 23 respondenten zijn het met deze vraagstelling eens, zeven zijn het hiermee oneens. De zeven respondenten die het niet eens zijn met deze stelling geven aan dat je niet altijd overal invloed op hebt en dat situatie wordt beïnvloed door factoren van buiten af. 19 respondenten geven aan dat ze het niet lastig vinden om hulp te vragen bij praktische zaken, zoals het regelen van oppas, vragen over de opvoeding of financiën. In de toelichting wordt aangegeven dat het vragen van hulp voorheen wel als lastig werd ervaren. Inmiddels hebben ze ervaren dat hulp bij bepaalde zaken fijn kan zijn, bijvoorbeeld bij het regelen van een uitkering. Ook geven ze aan dat ze kunnen steunen op hun netwerk. De 11 respondent die het moeilijk vinden om hulp te vragen, geven als reden dat ze niet afhankelijk willen zijn van anderen. Het onderwerp waarvoor hulp nodig is, is daarbij bepalend of hulp wordt gevraagd. Zo geeft het merendeel aan dat het vragen van oppas niet als lastig wordt ervaren maar hebben wel moeite met het vragen van hulp bij financiën. Ook het hebben van een klein netwerk wordt als reden genoemd In het begin van mijn moederschap wel maar nu juist doordat ik meer ervaringen heb en zelfvertrouwen durf ik meer om hulp te vragen en moet eerlijk toegeven dat het veel fijner is/voelt. omdat men niet steeds een beroep willen doen op dezelfde mensen. Jonge ouders worden met praktische zaken vaak geholpen door hun partner of ouders. Figuur 1: Hulp uit het netwerk, geeft weer van wie jonge ouders steun krijgen uit hun netwerk. 20 15 10 19 19 Hulp uit het netwerk 5 0 6 6 Partner Ouder(s) Opa/ Oma Broers/ Zussen 7 5 2 Vrienden Buren Jonge ouder Anders namelijk 8 Figuur 1: Hulp uit het netwerk 14 respondenten geven aan dat hun zelfvertrouwen wordt vergroot wanneer zij deelnemen aan de activiteiten bij het S-OJO. Als toelichting geven ze aan dat ze zichzelf kunnen zijn en niet veroordeeld worden wat maakt dat ze op zichzelf durven vertrouwen. Dit zorgt ervoor dat ze persoonlijke en vertrouwelijke dingen durven te vertellen en vragen durven te stellen. Belangrijke factor daarbij is de ervaringen die jonge ouders onderling uitwisselen tijdens de activiteiten. Het is altijd leuk en goed om te horen dat jet het goed doet De toekomst in eigen hand Antje Feenstra 21