Een speler- en spelgecentreerde didactiek van spelsporten Gwen Weeldenburg, Enrico Zondag, Frank de Kok Gwen Weeldenburg, Enrico Zondag, Frank de Kok JLF
Woord vooraf Onze passie voor het onderwijs, de affiniteit met spelsporten, maar met name het verlangen om ons didactisch handelen in de onderwijs- en spelsportpraktijk te kunnen verantwoorden en onze studenten een werkbaar kader te bieden, zijn aanleiding geweest tot het schrijven van dit boek. Jarenlang hebben we als vakgroep spelonderwijs van Fontys Sporthogeschool (ALO) Eindhoven intensief gewerkt aan de ontwikkeling en uitwerking van een visie op de didactiek van spelsporten. Een visie die tot stand is gekomen op basis van ruime praktijkervaring in de context van het (bewegings)onderwijs en de (top)sport en verdieping in theoretische spelconcepten. Gedurende het ontwikkelingsproces hebben we ons laten inspireren en voeden door diverse experts op het gebied van spelsportonderwijs (teaching games), onder wie Hilde Leysen van de KU Leuven (België). Naast het bezoeken van internationale congressen hebben we de eer gehad om een van de grondleggers van het toonaangevende Teaching Games for Understanding-spelconcept, Rod Thorpe (Loughborough University, Engeland), op ons instituut te mogen verwelkomen. Ook hebben Dennis Slade van Massey University (Nieuw-Zeeland) en David Gutiérrez van Universidad de Castilla-la Mancha (Spanje) een bezoek aan ons instituut gebracht, en ons de unieke kans geboden om onze inzichten te spiegelen aan die van hen. Dit alles heeft uiteindelijk geleid tot het vakdidactisch concept en model Spelinzicht. Na de eerste positieve reacties van onze studenten en vakcollega s die we tijdens bijscholingen of (stage)bezoeken in het werkveld mochten ontmoeten, ontstond het idee om deze visie in een boek vast te leggen. Een intensief proces dat zonder de steun en inbreng van onze collega s, studenten en enthousiaste vakgenoten uit de beroepspraktijk onmogelijk was geweest. Een woord van dank aan onze collega Gertjan van Dokkum en vakgroepcollega s Bart Neutkens en Daan Geelen. Zij hielpen ons op weg en voorzagen ons geregeld van feedback en inspirerende ideeën omtrent betekenisvolle onderwijsleerstof. Een bijzonder woord van dank aan onze voormalig directeur én speldocent, Kees van Tilborg. Niet alleen heeft hij ons in de tijd dat hij directeur van Fontys Sporthogeschool was alle ruimte geboden om ons als professionals door te ontwikkelen, hij heeft ons tevens bijgestaan tijdens het schrijfproces. Met zijn ervaring, onverwoestbare scherpte en expertise, heeft hij ons voorzien van waardevolle feedback. Wij wensen je veel lees- en lesgeefplezier! Gwen Weeldenburg, Enrico Zondag & Frank de Kok Eindhoven, 2015
Hoofdstuk 1 Visie op lichamelijke opvoeding Waarom moet mijn dochter deelnemen aan de gymles? Ze sport toch al drie keer per week bij haar volleybalvereniging. Juf, waarom moet ik eigenlijk meedoen met de les, ik ben toch niet dik? Waarom heeft mijn zoon een onvoldoende voor gym op zijn rapport? Hij speelt in het eerste elftal van VV Bladella! Sophie, volgende week donderdagmiddag komen jouw lessen lichamelijke opvoeding aan klas 2 te vervallen. Dit is namelijk het enige moment waarop het inhaalproefwerk wiskunde gepland kan worden. Vakconcept als legitimatie en kompas De docent lichamelijke opvoeding (LO) lijkt regelmatig verantwoording af te moeten leggen over het belang en het bestaansrecht van het vak LO. Op zich niet verkeerd, want iedere docent uit elk vakgebied zou antwoord moeten kunnen geven op deze legitimeringsvraagstukken. Vraagstukken die zich echter zonder een duidelijke en onderbouwde visie op het vak zeer moeizaam en weinig duurzaam laten oplossen. Een vakvisie of vakconcept kan gezien worden als het geheel van gefundeerde, consistente en samenhangende opvattingen over de identiteit en functie van het vak LO op school (Crum, 2011). Het vormt niet alleen de basis voor de rechtvaardiging en legitimering van het vak, het dient tevens als kompas om koers te bepalen en te behouden. De docent LO is immers dagelijks actief in een dynamische wereld waar voortdurend allerlei ontwikkelingen spelen en vernieuwde inzichten ontstaan. Een kompas lijkt een vereiste voor de docent en vakgroep om zich in deze soms onoverzichtelijke wereld staande te houden. Het biedt hulp bij het maken van verantwoorde keuzes en voorkomt de dreiging van meewaaien met kortstondige hypes die niet geplaatst kunnen worden in een groter geheel. Inkleuring van het onderwijs Bij het bepalen van lesdoelstellingen en het op grond daarvan inrichten van het onderwijs, vormt de landelijke doelstelling van het vak LO een eerste kader. Een doelstelling die erop gericht is om leerlingen vanuit een pedagogisch perspectief meer(voudig) bekwaam en enthousiast te maken voor een succesvolle en duurzame deelname aan de bewegingscultuur, als onderdeel van een gezonde en actieve leefstijl (Brouwer et al., 2011). Gezien het abstractieniveau waarop deze doelstelling en onderliggende kerndoelen en eindtermen zijn geformuleerd, laten ze echter nog veel ruimte open voor verdere inkleuring door de school of vakgroep. Het is dan ook de visie op het vak LO die bepaalt welke uitgangspunten worden gehanteerd en waar de nadruk in het onderwijs op komt te liggen. Zo zal een docent die het biologisch vakconcept aanhangt de 17
Doelspelen Speluitdaging voor de leerling Balbezit behouden en de bal overspelen a DOELSPEL: VOETBAL Ook bruikbaar of eenvoudig aan te passen voor onder andere hockey, handbal, basketbal en lacrosse. DOELSTELLING De leerling is in een spelsituatie in staat om in de rol van aanvaller balbezit te behouden en de bal over te spelen naar een teamgenoot door zich tijdig breed te maken, overzicht te houden en een teamgenoot de bal op maat aan te spelen. BETROKKENHEID EN WAARDERING OPTIMALISEREN SAMENVATTING Opbouwend achtbal, 3 tegen 1/2/3 De drie aanvallers scoren een punt indien zij de bal na minimaal acht keer overspelen in een van de drie doeltjes schieten. Tijdens de eerste poging mag slechts één verdediger het speelveld betreden. Tijdens de tweede poging mogen de twee andere verdedigers spelen. Tijdens de derde en laatste aanval mogen alle drie de verdedigers meespelen. Komt de bal buiten de lijnen, dan is een poging voorbij. Opbouwend tienbal, 3 tegen 1/2/3 Idem. Speel nu met scoren na minimaal tien keer overspelen in een van de twee doeltjes. Opbouwend tienbal, 4 tegen 2/3/4 Idem. Speel nu de eerste poging met vier aanvallers tegen twee verdedigers. Tijdens de tweede poging mogen drie verdedigers meespelen. Tijdens de derde en laatste aanval mogen alle vier de verdedigers meespelen. 75
Terugslagspelen Speluitdaging voor de leerling Gericht (over)spelen b TERUGSLAGSPEL: TAFELTENNIS Ook eenvoudig aan te passen en bruikbaar voor onder andere tennis, squash, volleybal en badminton. DOELSTELLING De leerling is in een spelsituatie in staat om in de rol van balbezitter de bal gericht te spelen en/of gericht over te spelen door tijdig zijn raakpunt in te schatten, de raakzone lang te maken en de richting en snelheid te bepalen. Hierbij past de leerling de onderstaande als-danprincipes toe: als de positie waar verwacht wordt de bal te kunnen raken tijdig is ingenomen, dan vanuit een laag lichaamszwaartepunt het gewicht verplaatsen in de speelrichting; als de bal in balans op het optimale raakpunt gespeeld kan worden, dan het raakvlak zo lang mogelijk loodrecht op de gewenste speelrichting begeleiden; als de richting en snelheid van de bal bepaald moeten worden, dan de stand en de vaart van het raakvlak afstemmen op het doel. 363
Inblijf- en uitmaakspelen Speluitdaging voor de leerling De bal gericht in het spel brengen INBLIJF- EN UITMAAKSPEL: SOFTBAL Ook bruikbaar of eenvoudig aan te passen voor honkbal, cricket en beeball. DOELSTELLING De leerling is in een spelsituatie in staat om in de rol van aanvaller de bal gericht in het spel te brengen door zijn uitgangspositie te bepalen en de bal te mikken in de vrije ruimte in het veld. BETROKKENHEID EN WAARDERING OPTIMALISEREN SAMENVATTING Op-en-neersoftbal, 2 tegen 2+2 De twee lopers scoren punten door op-en-neer te rennen tussen het honk en het thuishonk. Beide lopers starten op een honk. Nadat een van hen de zachte bal het veld in geworpen heeft, mogen de lopers gaan rennen. Een loper die geen contact heeft met een honk kan worden uitgetikt door de velder in balbezit. Er mag maximaal één loper op een honk staan. Driehoeksoftbal, 2 tegen 2+2 Idem. Speel nu met de speelregel dat de zachte bal ook vanaf een statief het veld in mag worden geslagen en de loper scoort indien hij via twee honken het thuishonk kan bereiken. Een loper mag op het eerste honk veilig blijven staan, maar moet bij de volgende slag-/ werpbeurt het thuishonk proberen te bereiken. Wiebersoftbal, 3 tegen 3+3 Idem. Speel nu met de speelregel dat de softbal ook na een side toss het veld in mag worden geslagen en de loper scoort indien hij via drie honken het thuishonk kan bereiken. Een loper mag nu op alle honken blijven staan om bij de volgende slagbeurt van een teamgenoot zijn weg te vervolgen. 431