Cursus Hout in Boomopbouw en -architectuur Willy Verbeke, 2006 Primaire en secundaire groei Primaire groei : bij kruidachtige planten (wortel, stengel, ) zie cursus plantkunde Secundaire groei : bij houtige planten (bomen en struiken) Bij naaldbomen (naaktzadigen) Bij loofbomen (bedektzadigen > tweezaadlobbigen) Zowel aan stengels als aan wortels Geen echte secundaire groei bij sporenplanten (boomvarens) en éénzaadlobbigen (bamboes, palmen) Van primaire naar secundaire groei Xyleem : plantenweefsel dat zorgt voor opwaarts saptransport (mineralen en veel water) Floëem : plantenweefsel dat zorgt voor neerwaarts saptransport (suikers en minder water) 1
Van primaire naar secundaire groei Strengvaatbundels zijn primaire structuren in kruidachtige planten Bij de tweezaadlobbigen zijn de strengvaatbundels in de regel open Van primaire naar secundaire groei Vorming van een ring van cambium : fasciculair en interfasciculair cambium Van primaire naar secundaire groei Ringvaatbundel = secundaire structuur Correctie! 2
Van primaire naar secundaire groei Reeds 3 jaarringen Stamdoorsnede Gekleurd cambium Stamdoorsnede linde Epidermis Floëem cambium Xyleem merg 3
Jaarringen Vroeghout (lentehout) Vooral voor de sapstroom Brede sapkanalen en dunne celwanden Bleker en zachter Laathout (zomerhout) Vooral voor de stevigheid Dikkere celwanden Donkerder en harder Schorsvorming Epidermis : primaire structuur, één laag cellen huidmondjes Periderm : secundaire structuur, schors, kurk Fellogeen = kurkcambium Geen duidelijke scheiding tussen de eigenlijke schors en het niet meer functionele floëem (samen = bast) Lenticellen (bvb. op twijgen van Ruwe berk) fellogeen peridermlaagje Niet meer functioneel floëem, w aarin zich peridermlaagjes gevormd hebben bast Levend floëem cambium xyleem lindebast 4
Stamdoorsnede Hoofdrichtingen : hout is anisotroop Transversaal, dwars of kops Radiaal of kwartiers Tangentiaal of dosse Loofhout onder de microscoop Vaten Vezelcellen Parenchymecellen : levensfuncties Stippels : openingen in de celwand van cel naar cel 5
Ringporig en verspreidporig Ringporig : eiken, essen, iepen, robinia en (Tamme) kastanje Verspreidporig : de meeste loofboomsoorten Halfringporig : kersen Eiken transversaal Eiken radiaal 6
Eiken tangentiaal Beuken transversaal Beuken radiaal 7
Beuken tangentiaal Populieren transversaal Populieren radiaal 8
Populieren tangentiaal Naaldhout onder de microscoop Tracheïden Parenchyme (zeer weinig) Homogener en dus sterker dan loofhout bij gelijke volumieke massa Houtstralen steeds dun Grenen (Pinus) transversaal harsgang 9
Grenen (Pinus) radiaal Grenen (Pinus) radiaal tracheïde Grenen (Pinus) tangentiaal 10
kernhoutbomen Maken steeds kernhout Donkerdere kleur dood Lager vochtgehalte Kernstoffen : gommen, harsen, looistoffen of oliën Eventueel hogere natuurlijke duurzaamheid Sterkte-eigenschappen niet verschillend van het spint Eiken stam met kernhout kernhoutbomen Eventueel worden de vaten bij het verkerningsproces opgevuld met thyllen kernhoutbomen Vele grote en lang levende bomen Zowel loof- als naaldbomen : Loofbomen : eiken, Tamme kastanje, Robinia, Gewone es, Zoete kers en Gladde iep Naaldbomen : dennen, lorken en Douglasspar kern spint 11
Rijphoutbomen Centrum van de stam droger dan het spint Geen kleurverschil noch verschil in duurzaamheid Beuk en Fijnspar (vuren) Rijphoutbomen Valse (rode) kern bij de Beuk : door externe invloeden (binnendringen van schimmels thyllen) = facultatieve kernvorming spinthoutbomen kennen geen verkerningsproces Eigenlijk alleen spinthout dat langzaam afsterft Centrum van de stam blijft vochtig Vele inheemse soorten : wilgen, populieren, berken, elzen en esdoorns Valse kern mogelijk (bvb. bij populier) 12
draaigroei Soms niet te zien aan de schors Kan veranderen in de loop van de tijd Neiging tot kromtrekken en minder sterke planken Bij jonge naaldbomen meestal naar links, bij oude bomen meestal naar rechts Stuk hout met rechtse draaigroei reactiehout Reactie op eenzijdige krachten Samen met excentrisch hart drukhout bij naaldbomen en trekhout bij loofbomen reactiehout Steeds grotere lengtekrimp : kromtrekken en scheuren Trekhout (loofbomen) : hoger aandeel cellulose vezelig-wollig oppervlak Drukhout (naaldbomen) : donkerder, vaster, maar minder sterk, meer lignine Drukhout bij vuren 13
Volumieke massa Relatieve dichtheid of soortelijk gewicht houtstof = ±1,5 (voor alle houtsoorten) Bij hout echter krimp&zwel + variërende vochtinhoud Bij hout : volumieke massa = de massa in kg van een volume van 1m³ bij een bepaald vochtgehalte In de praktijk vaak de volumieke massa bij ongeveer 12% vocht (binnenshuis) Grote verschillen tussen de houtsoorten en binnen een houtsoort. Volumieke massa Licht (400-500kg/m³) : populieren, wilgen en vuren Vrij licht (500-600kg/m³) : elzen, linden en douglas Vrij zwaar (700-800kg/m³) : kastanje, berken, esdoorn, kersen en iepen Zwaar (700-800 kg/m³) : eiken, robinia en haagbeuken Sommige tropische soorten zinken zelfs in droge toestand (>1000kg/m³) Zwaardere soorten : sterker, duurzamer, brandbestendiger en slijtvaster, maar ook sterkere zwel en krimp en moeilijker te bewerken. Natuurlijke duurzaamheid = weerstand tegen aantastingen (bij ons vooral schimmels en keverlarven) Spinthout is steeds niet duurzaam Paaltjes 5x5cm : kerkhofproeven 5 duurzaamheidsklassen : 14
Europees eiken Ringporig Spiegels uit houtstralen hoger dan 20mm Geelbruin kernhout Grote stammen Duurzaam tot matig duurzaam Kan sterk werken en scheuren Ringporig Duurzaam bruin kernhout Werkt minder dan eik (Tamme) kastanje beuken Lichtbruin met tot 4mm hoge spiegeltjes Fijne nerf Zeer grote stammen! Rijphoutsoort Werkt sterk Niet duurzaam Na stomen goed buigbaar Hard weinig splinterend smaakloos 15
populieren en wilgen Bleek, met zeer weinig tekening Lage volumieke massa Zacht en niet duurzaam Met het blote oog niet te onderscheiden grenen Geslacht Pinus (den of pijn) Bruin kernhout Donkere kwasten Gewoonlijk harsrijk (geur) Meest geproduceerde houtsoort in Vlaanderen Weinig tot matig duurzaam, maar vlot te behandelen 16