Thema Informatie vragen bij een instelling



Vergelijkbare documenten
Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Op zoek naar werk

Thema In en om het huis.

Les 35. Een nieuw paspoort

Thema Informatie vragen bij een instelling

Lesbrief 35. AOW aanvragen.

Beginnerslessen. Lesbrief 42. Het inburgeringsexamen

Les 4. Naar de apotheek.

Les 2. Naar het ziekenhuis.

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Thema Op het werk. Les 16. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk. Les 7. Naar het uitzendbureau.

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Thema In en om het huis

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Thema Op het werk. Lesbrief 12. In de pauze.

VERLENGEN KOPEN RUILEN BETALEN

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Les 33. Zwangerschap

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

Thema Gezondheid Beginnerslessen

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Lesbrief 40. Een nieuwe woning zoeken

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Thema In en om het huis

Thema Gezondheid. Les 3. De huisarts

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Gezondheid. Les 2. De wachtkamer

Thema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema In en om het huis

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Les 1. Bij de huisarts

Thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Kinderen en school

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. De huisarts

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Op het werk. Les 13. Hoe werkt de machine?

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De huisarts

Thema In en om het huis

Lesbrief 6. Gezondheid

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Thema Op zoek naar werk. Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Les 5. In het ziekenhuis.

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Les 34. Meedoen in het verpleeghuis

Les 4. De fysiotherapeut.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 7. Werk vragen in een winkel

Lesbrief 41. Verhuizen

Les 6. Herhaling thema.

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Kinderen en school. Lesbrief 10. Voor het eerst naar school

Lesbrief 37. Aangifte doen bij politie

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag

Pluslessen. Lesbrief 40. Budgetbeheer

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema Kinderen en school. Les 18. Voor het eerst naar school

Herhalingsles van het thema Op zoek naar werk

Herhalingsles van het thema Gezondheid

Thema In en om het huis

Thema Op zoek naar werk

Thema Kinderen en school

Thema Op zoek naar werk

Lesbrief 4. Naar de apotheek.

Lesbrief 1. Bij de huisarts

Thema In en om het huis.

Lesbrief 38. Aangifte doen van geboorte

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Lesbrief 7. Leren & werken

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. Bij de specialist.

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema

Thema Kinderen en school

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Thema In en om het huis

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

Transcriptie:

http://www.edusom.nl Thema Informatie vragen bij een instelling Les 28. Geld lenen Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren met een bank over geld lenen. Woorden en zinnen gebruiken die gaan over het lenen van geld. Een formulier invullen om een lening aan te vragen. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam

HET GESPREK Opdracht 1. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook luisteren op de website HET GESPREK. DEEL 1. Meneer Elmi wil een nieuwe auto kopen. Daarvoor wil hij geld lenen. Meneer Elmi: Ik wilde graag geld lenen. Medewerker: Dat kan, meneer. Hoeveel wilde u lenen? Meneer Elmi: 10.000 Euro. Medewerker: Dan moet u even een formulier invullen. Meneer Elmi: Een formulier? Medewerker: Ja, we hebben wat gegevens van u nodig: naam, adres, werkgever, waar u werkt, inkomen, enzovoort. Meneer Elmi: Inkomen? Medewerker: Ja, uw inkomen: hoeveel u verdient. We kijken dan naar het bedrag dat u wilt lenen en naar uw inkomen. Want die twee moeten een beetje kloppen met elkaar. Meneer Elmi: Hoe bedoelt u: die twee moeten kloppen? Medewerker: Nou kijk, als iemand een miljoen komt lenen, en wij zien dat ie maar 800 euro per maand krijgt, dan klopt dat niet met elkaar, hè. Want dan kan het moeilijk worden om de lening terug te betalen. En dan heeft de bank een probleem. En degene die leent heeft ook een probleem. Meneer Elmi: O ja, natuurlijk. Dus dat moet ik allemaal invullen? Medewerker: Ja, op dit formulier. Alstublieft. Meneer Elmi: Dank u. O, wat ik nog wil vragen: Hoeveel is de rente op het moment? Medewerker: Dertien procent, meneer. Meneer Elmi: Dertien procent!! Wat veel! Kan het niet wat minder? Medewerker: Nee, dat kan helaas niet. Meneer Elmi: Nou ja. Oké. Ik moet dus dit formulier invullen. En wanneer hoor ik dan of ik het geld kan lenen? Medewerker: U hoort snel van ons. We bellen u. 2

DE WOORDEN Opdracht 2. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 2. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de website. Lenen Als je geld van iemand leent, kun je dat geld gebruiken. Maar je moet het later weer teruggeven. Voorbeeld: Kun je me een tientje lenen? Ik ben mijn portemonnee vergeten. Je krijgt het morgen terug. Het inkomen Je inkomen is het geld dat je elke maand krijgt, door je werk of door iets anders. Voorbeeld: Mijn inkomen is 1300 euro per maand. Het bedrag Een bedrag is geld, een bepaalde som geld. Voorbeeld: Hoe hoog is het bedrag dat je moet betalen? 300 euro. Een miljoen Een miljoen is 1.000.000, dus een één met zes nullen. Als je een miljoen euro hebt, heb je heel veel geld, je bent dan rijk. Voorbeeld: Nederland heeft 16 miljoen inwoners. De rente Rente is geld dat je moet betalen als je geld leent. De rente moet je dus extra betalen, want je moet ook het geld dat je hebt geleend, terugbetalen. Als je geld spaart bij de bank of de giro krijg je rente. Voorbeeld: Ik ga geld lenen bij de EMKO bank. Daar hoef je maar 7% rente te betalen. Ik wil 5000 euro bij de bank lenen. Ik wil het in twee jaar terugbetalen + 7% rente. Procent Een procent is een honderdste deel. Een procent van 100 euro is één euro. Voorbeeld: In de klas zitten 25 kinderen: 60% jongens en 40% meisjes. Er zitten dus 15 jongens en 10 meisjes in de klas. Minder Voorbeeld: Twee is minder dan drie, en negen is minder dan tien. Helaas Je zegt helaas als je iets jammer vindt, als je iets niet goed vindt. Voorbeeld: Helaas kan ik niet komen. Ik heb geen tijd vandaag. 3

VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 3. Beantwoord de vragen. 1. Hoeveel geld wil meneer Elmi lenen? 10.000 Euro of een miljoen Euro? 2. Wat moet meneer Elmi invullen op het formulier? De naam van zijn huisarts of zijn inkomen? 3. Hoeveel is de rente bij de bank? Dertig of dertien procent? 4. Hoe hoort meneer Elmi of hij geld kan lenen? Moet hij zelf de bank bellen, of belt de bank hem?. Bekijk de antwoorden op p. 22 4

HET GESPREK Opdracht 4. Lees het gesprek. U kunt het gesprek ook luisteren via de website HET GESPREK DEEL 2 Meneer Elmi vult het formulier in. Een week later krijgt hij telefoon. Meneer Elmi: Medewerker: Meneer Elmi: Medewerker: Meneer Elmi: Medewerker: Meneer Elmi: Medewerker: Meneer Elmi: Medewerker: Meneer Elmi: Medewerker: Meneer Elmi: Medewerker: Meneer Elmi: Medewerker: Meneer Elmi: Medewerker: Meneer Elmi: Elmi Spreek ik met de heer Elmi? Ja. Met Asha Moallim, van de Borits Bank. U heeft vorige week een lening bij ons aangevraagd. Ja? Eh.. het spijt ons heel erg, maar we kunnen u geen lening geven. Geen lening geven? Nee, sorry, nee. Het is helaas niet mogelijk. Maar waarom dan niet? Tja, eh omdat u niet kredietwaardig bent. Ik ben niet WAT? U bent niet kre-diet-waar-dig. Uw inkomen is niet hoog genoeg om u het bedrag te lenen. Nou ja! Waarom dan niet? Omdat eh er zijn gewoon regels meneer. We kijken naar het inkomen en we kijken naar het te lenen bedrag. En als we naar die twee dingen samen kijken, dan kan het niet. Maar ik verdien toch goed! En ik wil toch ook niet zóveel geld lenen? Ik vraag toch geen miljoen euro te leen? Het spijt me echt, meneer. Het zijn de regels. En regels zijn regels. Daar kan ik niets aan doen. Nou ja! Ik vind het wel een beetje gek. Of eigenlijk: heel erg gek! Tja, dat begrijp ik maar ik kan er ook niets aan doen. Maar goed. Misschien is het ook wel beter, want die 13% rente van jullie vond ik toch al veel te veel! Ik ga liever aan vrienden vragen of ze mij geld kunnen lenen. Of ik ga sparen voor m n nieuwe auto! 5

DE WOORDEN Opdracht 5. Lees de woorden. Zoek deze woorden op in het gesprek op pagina 5. Zet er een streep onder. U kunt de woorden ook beluisteren via de website. De bank De bank is een instelling waar je geld kunt lenen en sparen. Voorbeeld: Ik moet nog even naar de bank om geld te halen. Genoeg Als je genoeg hebt, heb je niet te weinig. Voorbeeld: Heb je genoeg eten in huis? De regel Een regel is een afspraak tussen mensen over hoe iets gaat. Voorbeeld: De regel is dat je s morgens voor negen uur moet bellen als je niet kunt komen. Blij Als je blij bent met iets, dan vind je het leuk. Voorbeeld: Faduma is blij met haar nieuwe baan. Sparen Geld sparen is geld bewaren. Voorbeeld: Safiya spaart voor de vakantie. Deze zomer gaat zij naar Somalië. BLIJ TIP WOORDEN LEREN! - Het is belangrijk om veel woorden te leren. - Leer elke dag drie woorden. - Leer de woorden in een zin. - Zeg de woorden hardop. 6

VRAGEN BIJ HET GESPREK Opdracht 6. Is de zin goed of fout? Zet een kruisje. 1. Meneer Elmi belt de bank. Goed Fout 2. De bank zegt dat meneer Elmi geld mag lenen. 3. Meneer Elmi is niet kredietwaardig. 4. Meneer Elmi wil een miljoen euro lenen. 5. Meneer Elmi vindt het gek dat hij geen geld mag lenen. Bekijk de antwoorden op p. 22 7

Samenvatting Lees of beluister het hele gesprek nog een keer. Wat wordt er gezegd? Schrijf in vijf zinnen op waar het gesprek over gaat. Let op: schrijf dus alleen het belangrijkste op! 1 2 3 4 5 Bekijk de antwoorden op p. 22 8

GRAMMATICA Opdracht 7. Waarom? Rachid verdient weinig. Hij vraagt de bank om een lening. Waarom krijgt hij geen lening? Omdat hij te weinig verdient. Na een vraag met waarom komt vaak een antwoord met omdat. Geef nu zelf een antwoord met omdat. Kijk eerst naar het voorbeeld: Voorbeeld: Jannis is ziek. Hij gaat niet naar zijn werk. Waarom gaat Jannis niet naar zijn werk? Antwoord: Omdat hij ziek is. Maak een zin met omdat. 1. Ama wil een nieuwe auto. Zij wil geld lenen. Waarom wil zij geld lenen? Antwoord:.. 2. Tara wil een lening. Zij gaat naar de bank. Waarom gaat zij naar de bank? Antwoord:.. 3. Sofia verdient goed. Zij krijgt een lening. Waarom krijgt zij een lening? Antwoord:.. 4. Efuru heeft een lening. Zij moet rente betalen. Waarom moet zij rente betalen? Antwoord:.. 5. Kofi wil een nieuwe keuken in zijn huis. Hij gaat sparen. Waarom gaat hij sparen? Antwoord:.. 6. Esteban spaart. Hij betaalt geen rente. Waarom betaalt hij geen rente? Antwoord:.. 7. Ali heeft heel veel geld geleend. Hij zit nu in de problemen. Waarom zit hij in de problemen? Antwoord:.. 8. De huur van Saida is heel hoog. Zij krijgt huursubsidie. Waarom krijgt zij huursubsidie? Antwoord:.. 9. Heel veel mensen willen naar een taalcursus. Er is een wachtlijst. Waarom is er een wachtlijst? Antwoord:. Bekijk de antwoorden op p. 22 9

SPREKEN Opdracht 8. Geef uw antwoord op de vragen. Deze oefening gaat over wat je kunt zeggen als je iets niet begrijpt. - Als je een woord niet begrijpt, kun je het herhalen. Dit doet meneer Elmi een paar keer in het gesprek. Voorbeelden: - De medewerker zegt tegen Meneer Elmi: u moet een formulier invullen. Meneer Elmi zegt: Een formulier? - De medewerker zegt daarna: waar u werkt, inkomen. Meneer Elmi vraagt: Inkomen? - De medewerker zegt daarna: want die twee moeten met elkaar kloppen Meneer Elmi zegt dan: Hoe bedoelt u: die twee moeten met elkaar kloppen? Doe nu de oefening. Herhaal het woord als een vraag! Kijk naar het voorbeeld. 1. U bent bij een bank. U wilt geld lenen. De medewerker zegt: Ik heb wat gegevens van u nodig. U begrijpt het woord gegevens niet. Wat zegt u dan? Gegevens??? 2. U bent bij een bank. U wilt geld lenen. De medewerker zegt: U moet op het formulier uw werkgever invullen U begrijpt het woord werkgever niet. Wat zegt u dan? 3 De medewerker zegt: U moet op het formulier ook uw inkomen invullen. U begrijpt het woord inkomen niet. Wat zegt u dan? 4 De medewerker zegt: U moet op het formulier ook het bedrag invullen U begrijpt het woord bedrag niet. Wat zegt u dan? 10

5 U bent bij de gemeente voor een woning. De medewerker vraagt: Heeft u een urgentiebewijs? U begrijpt het woord urgentiebewijs niet. Wat zegt u dan? 6 U bent bij de gemeente voor een woning. De medewerker zegt: Als de woning te duur is, kunt u huursubsidie krijgen. U begrijpt het woord huursubsidie niet. Wat zegt u dan? 7 U wilt een cursus Nederlands gaan doen. U belt naar een ROC. De telefoniste zegt: U wilt een cursus NT2. U begrijpt het woord NT2 niet. Wat zegt u dan? 8 U wilt een cursus Nederlands gaan doen. U belt naar een ROC. De telefoniste zegt: Er is wel een wachtlijst. U begrijpt het woord wachtlijst niet. Wat zegt u dan? Bekijk de antwoorden op p. 23 11

SCHRIJVEN Opdracht 9. Vul het briefje in. LENING AANVRAGEN Naam: Adres: Postcode: Woonplaats: Geboortedatum: Werkgever: Inkomen: Bedrag dat u wilt lenen:... Handtekening: Bekijk de antwoorden op p. 23 12

DE WOORDEN Opdracht 10. Zet een rondje om het goede woord. 1. Als je bij een bank geld leent, wat moet je dan betalen? rente procent 2. Als je geld niet gaat uitgeven, wat doe je dan? lenen sparen 3. Als je veel geld hebt, dan heb je minder genoeg 4. Bij wie leen je geld? de bank de regel 5. Welk bedrag is het meest? één miljoen drie miljoen 6. Als je geld mag lenen van de bank, wat ben je dan? boos blij Bekijk de antwoorden op p. 23 13

DE WOORDEN Opdracht 11. De letters van de woorden staan in de verkeerde volgorde. Schrijf je goede woorden op het lijntje! Kies uit de volgende woorden: Bank, blij, lenen, sparen, helaas, minder, procent, bedrag, regel, rente, miljoen en inkomen N L E E N..... K O N I M N E....... G R B A D E...... J I L O N E M....... E E R T N..... C T R P O N E....... R M I N E D...... A A L S H E...... L G R E E..... K N A B.... L IJ B.... A E R S N P...... Bekijk de antwoorden op p. 24 14

SCHRIJVEN Opdracht 12. Welke bank is het goedkoopst? Je wilt geld lenen. Als je geld leent, dan moet je rente betalen. Hoe meer rente de bank vraagt hoe duurder het is. Zoek de bank met de minste rente en schrijf deze op. Welke bank is daarna het goedkoopst? En welke daarna? Maak een lijstje. ATIS Bank 5 % rente FFV Bank 13,4 % rente BIGUS Bank 7,2 % rente Dolleman Bank 8 % rente Zekur Bank 9,9 % rente Zonne Bank 12 % rente Welke bank is het goedkoopst? 1.. En welke is daarna het goedkoopst? Maar daarna het rijtje af. Als laatste schrijf je de duurste op! 2.. 3.. 5.. 6.. 7... Bekijk de antwoorden op p. 24 15

SPREKEN Spreek samen! Doe samen met uw taalvriend de spreekopdrachten. Lees samen. De een leest A, de ander B. Opdracht 13. Lees samen met uw taalvriend: A: Ik wil graag wat geld lenen. Ik wil graag wat geld lenen. A: Omdat ik dat geld wil hebben. Omdat ik dat geld wil hebben. A: Omdat ik t nodig heb! Omdat ik t nodig heb! A: Dáárom heb ik dat nodig. Dáárom heb ik dat nodig. B: Waarom wilt u die lening? Waarom wilt u die lening? B: Waarom wilt u dat geld? Waarom wilt u dat geld? B: Waarom heeft u het nodig? Waarom heeft u het nodig? A: Waaróm kan het niet? Waaróm kan het niet? B: Helaas, het is niet mogelijk Helaas, het is niet mogelijk B: Omdat u niet genoeg verdient. 16

A: Waarom verdien ik niet genoeg? Waarom verdien ik niet genoeg? A: Maar waarom zijn die regels zo? Waarom zijn die regels zo? Omdat u niet genoeg verdient. B: Dat zijn nu eenmaal de regels mevrouw. Dat zijn nu eenmaal de regels mevrouw. B: Dáárom, mevrouw. Dáárom, mevrouw. Regels zijn regels en vraag niet WAAROM!?? VRAAG VAN DE LES?? Wat is rente? 17

LEZEN Opdracht 14. Lees. DE INFORMATIE. Geld lenen. U wilt graag een nieuwe auto kopen, maar u heeft niet genoeg geld. Dan kunt u óf geld sparen óf geld lenen. Als u spaart, dan krijgt u rente. Als u leent, dan moet u zelf rente betalen. U moet dan dus meer terug betalen dan u geleend heeft. Het is dus een groot verschil of u geld spaart of geld leent. Bij lenen moet u rente betalen en bij sparen krijgt u juist geld extra. Bij lenen bent u verplicht om steeds een beetje terug te betalen. Bij sparen bent u niet verplicht om steeds te sparen. Dat is een voordeel als u een keer niet zoveel geld heeft. Dan hoeft u niet te sparen. Het nadeel van sparen is dat u niet meteen kunt kopen wat u wilt. En soms is juist dat wel nodig. Als uw wasmachine kapot is, wilt u zo snel mogelijk een nieuwe kopen. Als u dan geld leent, heeft u het geld direct. Dat is het voordeel van lenen. Maar het nadeel komt daarna. U moet het geld terugbetalen én de rente. Als u gaat lenen, zijn er verschillende soorten leningen. Je hebt de persoonlijke lening en het doorlopend krediet. Bij de persoonlijke lening weet u precies welk bedrag u per maand moet afbetalen, bijvoorbeeld 25 euro per maand. U weet ook hoe lang u moet afbetalen, bijvoorbeeld drie jaar. Bij het doorlopend krediet mag u geld opnemen tot een bepaald bedrag. U heeft bijvoorbeeld een doorlopend krediet tot 5000 euro. Wees heel voorzichtig met lenen. Kijk eerst goed hoeveel u per maand uitgeeft. Houdt u een bedrag over? Of is steeds al uw inkomen op? Als het niet lukt om geld over te houden, is het niet slim om te lenen. Want dan bestaat het gevaar dat het ook niet lukt om de lening af te betalen. Als u een formulier voor een lening tekent, lees dan alles heel precies. Denk nooit: O, het zal wel goed zijn. Let vooral op de kleine lettertjes onderaan het formulier! Pas ook op met het kopen bij postorderbedrijven. Bij veel postorderbedrijven kunt u op afbetaling kopen, dat wil zeggen: u kunt dan in termijnen afbetalen. Let op: want u betaalt vaak bij deze manier van kopen een hoge rente. Veel mensen komen in problemen als ze geld lenen. Wees dus heel voorzichtig met veel geld lenen. 18

TIP VAN DE WEEK 1 Let op de kleine lettertjes! Als u geld leent en een formulier invult, moet u altijd op de kleine lettertjes letten! Lees alles heel precies. Denk goed na of u het echt terug kunt betalen. Let op de kleine lettertjes! Let op de kleine lettertjes! Let op de kleine lettertjes! TIP VAN DE WEEK 2 Op ETV en de website www.etv.nl zijn programma s over geld, lenen en schulden te vinden. Over geld gaat het programma: Kijk op Geld: De serie bestaat uit twaalf afleveringen. In de eerste zes afleveringen ziet u hoe u met de budgetplanner een overzicht kunt maken van uw inkomsten en uitgaven. Zo krijgt u inzicht in uw persoonlijke financiële situatie. In de laatste zes afleveringen wordt informatie en tips gegeven over onderwerpen die het persoonlijk budget kunnen verhogen. Of uw uitgaven kunnen verminderen. Mensen met financiële problemen of die rond moeten komen van een uitkering, vertellen hoe zij daarmee omgaan. In iedere aflevering zie je de boodschappenrace, een wedstrijd in gezond en goedkoop boodschappen doen. Ook worden er adviezen en besparingstips gegeven. Over problemen met geld gaat het programma: Voor niets gaat de zon op. Steeds meer mensen hebben schulden. En die schulden worden ook groter. Wat kun je doen als het echt een probleem wordt? Wie kan je helpen? En, nog belangrijker, hoe voorkom je dat je schulden krijgt? Een derde programma is: Mijn portemonee. In deze serie staat uw portemonnee centraal. Als deze de hele maand goed gevuld is, heeft u er waarschijnlijk geen probleem mee. Is de portemonnee vóór het eind van de maand al leeg, dan wordt het leven lastiger. Er zijn veel manieren om te bezuinigen. Zo zijn er belastingvoordelen voor mensen met een minimum inkomen, winkels waar u voor weinig geld nieuwe spullen kunt kopen en verenigingen waar men voor elkaar klust. In Mijn portemonnee komen mensen in beeld die van weinig geld moeten of willen leven of die tips voor u hebben om rond te komen. 19

PRAKTIJK Opdracht 15. Kijk in de praktijk. De opdracht bij deze les is: Hoeveel rente krijgt u? Haal een folder over sparen bij het postkantoor. - Kijk naar de verschillende manieren om te sparen. Kies er één. - Hoeveel rente krijgt u? 20

HOE GAAT HET? Opdracht 16. Kent u de woorden? Kruis aan. lenen het inkomen het bedrag een miljoen de rente procent minder helaas de regel genoeg de bank blij sparen Opdracht 17. Kunt u het in het Nederlands? Deze les ging over geld lenen. U heeft geleerd om een gesprek te voeren met de bank, om een lening aan te vragen en hiervoor een formulier in te vullen. Ook heeft u woorden en zinnen geleerd die u kunnen helpen in het gesprek met de bank. En nu? Kunt u een gesprek voeren met de bank? Kunt u een lening aanvragen? Kunt u woorden en zinnen gebruiken die u hebt geleerd? Kunt u dat nu goed? Of een beetje? Of nog niet zo goed? Schrijf het op. Zet een kruisje. Goed Gaat wel Niet zo goed... Woorden en zinnen gebruiken over geld lenen. Een formulier invullen om geld te lenen. Een gesprek voeren met de bank. 21

ANTWOORDBLAD Opdracht 3. 1. 10.000 Euro. 2. Zijn inkomen. 3. Dertien procent. 4. De bank belt hem. Opdracht 6. 1. Fout, de bank belt Meneer Elmi. 2. Fout, de bank zegt dat Meneer Elmi niet mag lenen. 3. Goed, Meneer Elmi is niet kredietwaardig. 4. Fout, Meneer Elmi wil geen miljoen euro lenen. 5. Goed, Meneer Elmi vindt het gek dat hij geen geld mag lenen. Samenvatting Let op! Dit is een samenvatting van het gesprek, hierin staan de belangrijkste dingen uit het gesprek. Uw zinnen kunnen anders zijn! Bespreek het met uw taalvriend. Meneer Elmi is bij een bank. Hij wil geld lenen. De medewerker van de bank vertelt dat de rente 13% is. Meneer Elmi vindt dat wel hoog. Hij moet een formulier invullen. Daarop moet hij zijn naam invullen, zijn werkgever, inkomen, enzovoort. De bank kijkt dan of hij de lening kan krijgen. Meneer Elmi hoort later of hij de lening krijgt. Na een week belt de bank naar meneer Elmi. De bank kan meneer Elmi geen lening geven. De bank vindt dat zijn inkomen niet hoog genoeg is. Meneer Elmi begrijpt het niet. Hij zegt dat zijn inkomen niet zo laag is. En dat hij ook niet heel veel geld wil lenen. De medewerker zegt dat het nu eenmaal de regels zijn. Meneer Elmi vindt het gek. Hij gaat lenen bij vrienden of sparen. Opdracht 7. 1. Omdat zij een nieuwe auto wil. 2. Omdat zij een lening wil. 3. Omdat zij goed verdient. 4. Omdat zij een lening heeft. 5. Omdat hij een nieuwe keuken wil. 6. Omdat hij spaart. 7. Omdat hij heel veel geld geleend heeft. 8. Omdat de huur heel hoog is. 9. Omdat heel veel mensen naar de taalcursus willen. 22

Opdracht 8. 1. Gegevens??? Of Wat bedoelt u met gegevens? 2. Werkgever??? Of Wat bedoelt u met werkgever? 3. Inkomen??? Of Wat bedoelt u met inkomen? 4. Bedrag??? Of Wat bedoelt u met bedrag? 5. Urgentiebewijs??? Of Wat bedoelt u met urgentiebewijs? 6. Huursubsidie??? Of Wat bedoelt u met huursubsidie? 7. NT2??? Of Wat bedoelt u met NT2? 8. Wachtlijst??? Of Wat bedoelt u met wachtlijst? Opdracht 9. Lening aanvragen. Let op! Deze antwoorden zijn een voorbeeld. Andere antwoorden kunnen ook goed zijn. Naam: Elia K. Elmi Adres: Roosjesstraat 44, 3 hoog Postcode: 1076 DE Woonplaats: Amsterdam Geboortedatum: 24 06-1972 Werkgever: Kapper de Haan Inkomen: 1100,- per maand Bedrag dat u wilt lenen: 10.000,- Handtekening: Opdracht 10. 1. rente 2. sparen 3. genoeg 4. de bank 5. drie miljoen 6. blij 23

Opdracht 11. 1. lenen 2. het inkomen 3. het bedrag 4. een miljoen 5. de rente 6. procent 7. minder 8. helaas 9. de regel 10. genoeg 11. de bank 12. blij 13. sparen Opdracht 12. 1. ATIS Bank 2. BIGUS Bank 3. Dolleman Bank 4. Zekur Bank 5. Zonne Bank 6. FFV Bank Antwoord op de vraag van de les: Rente is geld dat je moet betalen als je geld leent. Als je geld spaart, bij de bank of de giro, krijg je rente. 24

EXTRA OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN Deze les over Geld lenen past in het thema 6 Instanties van KNS van het Inburgeringsexamen. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LUISTEREN Luister naar het gesprek van de les. Luister via http://www.edusom.nl en / of via www.stationnederlands.nl. Maak daarbij de vragen van opdrachten 3 en 6 en maak de oefeningen van Station Nederlands. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SPREKEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 13 uit deze les met uw taalvriend. OEFENEN VOOR HET EXAMEN LEZEN Voor het examen Lezen kunt u oefenen met de opdrachten 3 en 6 bij de tekst van de gesprekken uit deze les. Ook kunt u oefenen met de extra opdracht. OEFENEN VOOR HET EXAMEN SCHRIJVEN Zoek een taalvriend, iemand die goed Nederlands spreekt. Doe opdracht 6 (de samenvatting), 9 en 12 uit deze les met uw taalvriend. Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/examen/examen.asp Maak de voorbeeldexamens. Beginnersles 42 van Station Nederlands gaat ook over het examen. 25

Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Oefenen.nl. Daar vindt u programma s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Kijk naar AT5 en Leef & Leer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier! Meer oefenen? Opdracht 1 Bekijk de film uit het programma Kijk op geld op: http://www.etv.nl/index.cfm?act=programma.speel&flm=&pid=16&aid=75 26

Opdracht 2. Is dit waar of niet waar? Zet een kring om het goede antwoord Bij sparen krijg je meer geld. Lenen kost geld. Kopen op afbetaling is ook een soort lenen. Bij kopen op afbetaling hoef je geen rente te betalen. Waar / niet waar Waar / niet waar Waar / niet waar Waar / niet waar Opdracht 3. Schrijf vier dingen op waarvoor je kan sparen: 1.. 2.. 3.. 4.. Opdracht 4. Lenen! 1. Wat is een persoonlijke rekening? 2. Wat is een doorlopend krediet?. Tip: Er zijn nog veel meer filmpjes over geld op ETV! 27

Opdracht 5. Lees de tekst en kies het goede antwoord. 1. Wat is een grote aankoop? a. Een pan. b. Een auto. c. Een t-shirt. 2. Waarom kan geld lenen gevaarlijk zijn? a. Omdat u het altijd met rente terug moet betalen aan de bank. b. Omdat u het geld direct heeft en grote aankopen kunt doen. 3. Is er een andere oplossing als u een grote aankoop wilt doen? a. Ja, u kunt ook geld sparen. b. Nee, u kunt alleen geld lenen. Lenen? U heeft iets nodig dat veel kost. U wilt een grote aankoop doen, zoals een nieuwe keuken of een auto. Als u te weinig geld heeft, kunt u het lenen. Lenen kan bij een bank. Geld lenen kan handig zijn. U heeft het geld direct. Dan kunt u kopen wat u wilt. Maar geld lenen kan ook gevaarlijk zijn. Het bedrag dat u leent moet u altijd terug geven. Met rente. Dus met extra geld erbij. U betaalt dan elke maand een bedrag terug aan de bank. Veel mensen komen in problemen als ze geld lenen. Wees daarom voorzichtig met geld lenen. Leen niet meer geld dan u kunt terugbetalen. Denk na voor u geld leent. Heeft u het geld echt direct nodig? Of kan het even wachten? Misschien kunt u beter geld sparen. Dat hoeft u niet terug te betalen. En u hoeft er ook geen rente bij te betalen. 28

ANTWOORDBLAD MEER OEFENEN Opdracht 1. Bij sparen krijg je meer geld. Lenen kost geld. Kopen op afbetaling is ook een soort lenen. Bij kopen op afbetaling hoef je geen rente te betalen. Waar Waar Waar Niet waar Opdracht 2. Noem 4 dingen op waarvoor je kan sparen: 1. Een nieuwe auto. 2. Vakantie. 3. Een huis. 4. Een nieuwe trui. Opdracht 3. 1. Wat is een persoonlijke rekening? Een eigen rekening. 2. Wat is een doorlopend krediet? Een vorm van lenen waarbij u steeds weer kunt lenen wat u al heeft afgelost. Opdracht 4. 1. b. Een auto. 2. a. Omdat u het altijd met rente terug moet betalen aan de bank. 3. a. Ja, u kunt ook geld sparen. 29