VADEMECUM VOOR HET CLB



Vergelijkbare documenten
4.4 Contra-indicaties (5,10)

Regel 1: Het is beter iemand als niet gevaccineerd te beschouwen dan foutief te denken dat hij/zij wel gevaccineerd is.

Standaard Vaccinaties 2013

Wat was de praktijk in de CLB s inzake preventie en aanpak van ernstige anafylaxie in 2004? 15 december 2006 K. Hoppenbrouwers A.

DEEL I: Vaccins, vaccinatie en vaccinatiebeleid

Vraag en Antwoord Vaccinatieschema & Inhaalvaccinatie

Standaard Vaccinaties 2013

TETRAVAC Geadsorbeerd difterie-, tetanus-, acellulair kinkhoest- en geïnactiveerd poliovaccin

Bof Brief ouders (t.e.m. 4 de leerjaar)

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. IMOVAX POLIO suspensie voor injectie Geïnactiveerd poliomyelitisvaccin.

Standaard Vaccinaties 2013

Vaccinaties voor kinderen van 9 jaar. Rijksvaccinatieprogramma

Module 1 Administrative Information of prescribing Information

Ustekinumab. (Stelara) Dermatologie

PERSCONFERENTIE VACCINATIEGRAADSTUDIE 8 februari 2016

Vraag en Antwoord Vaccinatieschema & Inhaalvaccinatie

Vaccinaties voor peuters van 14 maanden. Rijksvaccinatieprogramma

Wie vaccineert Het CLB vaccineert gratis. Bij de huisarts of kinderarts is het vaccin ook gratis, maar moet de raadpleging wel betaald worden.

Patiënteninformatie. Vaccinaties bij de ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Geïnactiveerd poliomyelitisvaccin.

Vaccinatierapport Kind en Gezin

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER

BIJSLUITER. Inhoud van deze bijsluiter:

Vaccinaties voor kinderen van 4 jaar. Rijksvaccinatieprogramma

Kinkhoest en zwangerschap

vaccinatierapport 2009

VACCINATIEGRAAD IN VLAANDEREN 2016

Bescherm uw kind tegen 12 infectieziekten. Rijksvaccinatieprogramma

M-M-R VAX, poeder en oplosmiddel voor injectievloeistof Verzwakt levend vaccin tegen bof, mazelen en rodehond, MSD

BIJSLUITER. REVAXiS suspensie voor injectie in vooraf gevulde spuit Difterie-, tetanus- en (geïnactiveerd) poliomyelitisvaccin (geadsorbeerd)

Golimumab (Simponi ) Bij colitis ulcerosa. Informatiefolder. NNIC folder Golimumab uitgave november 2014

DEEL II AANBEVELINGEN VOOR GOEDE VACCINATIEPRAKTIJK IN HET CLB

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. ditekibooster,suspensie voor injectie in voorgevulde spuit

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Poliomyelitisvaccin, suspensie voor injectie Poliomyelitisvaccin multidose, suspensie voor injectie

Kinkhoest vaccinatie. Ann Buyens. 16 november 2013

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR GEBRUIKERS

Inhaalvaccinaties: aanbeveling versus casuistiek

Vaccinatie voor asielzoekers. Provinciehuis 19 januari 2016

BIJSLUITER 1. WAT IS DAFALGAN VOLWASSENEN 600 MG EN WAARVOOR WORDT HET GEBRUIKT?

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR GEBRUIKERS

Vaccinaties voor kinderen van 9 jaar. Rijksvaccinatieprogramma

Gezondheidsinformatiefiche voor bedrijven: bof

Vaccinaties: vraag en antwoord/ Staand Order

STAMARIL PASTEUR poeder en oplosmiddel voor suspensie voor injectie Gestabiliseerd, verzwakt levend vaccin tegen gele koorts

Vaccinaties voor baby s van 6-9 weken, 3, 4 en maanden. Rijksvaccinatieprogramma

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER

Informatie voor ouders over inenten tegen Rotavirus

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Procedure voor vaccinatie door verpleegkundigen in CLB

Bescherm uw kind. Informatie voor ouders tegen infectieziekten. Rijksvaccinatieprogramma

GAMMANORM 165 mg/ml oplossing voor injectie. Humaan normaal immunoglobuline

2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING. Actief bestanddeel: Gezuiverd capsulair Vi polyoside van Salmonella typhi (stam Ty2): 25 microgram

Afdeling Reumatologie en Klinische Immunologie, locatie AZU. Langwerkende antireumatische middelen: anakinra (Kineret )

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER

Tetanus. Spoedeisende Hulp. Beter voor elkaar

Bescherm uw kind. Laat uw kind inenten tegen infectieziekten. Rijksvaccinatieprogramma

Vedoluzimab. Bij de ziekte van Crohn of colitis ulcerosa

Bijsluiter: Informatie voor de gebruik(st)er. BRONCHOSEDAL Dextromethorphan HBr 1,5 mg/ml siroop. Dextromethorfanhydrobromide

Gezondheidspromotie. Vaccinaties bij kinderen

Afdeling Reumatologie en Klinische Immunologie, locatie AZU. Langwerkende antireumatische middelen: TNF-remmers : Golimumab (Simponi )

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. PNEUMO 23, oplossing voor injectie Polyosidisch pneumokokkenvaccin

Bescherm je kind tegen infectieziekten. Rijksvaccinatieprogramma

Interne geneeskunde Allergologie. Anafylaxie zonder duidelijke oorzaak

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. ditekibooster, suspensie voor injectie in voorgevulde spuit

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. difterie toxoïd, tetanus toxoïd, polio trivalente bulk

Bescherm je kind tegen infectieziekten

Act-HIB 10 microgram/0,5 ml, poeder en oplosmiddel voor injecteerbare oplossing Geconjugeerd Haemophilus influenzae type b vaccin

Is den rooden loop terug in het land?*

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Mucoangin Cassis 20 mg zuigtabletten ambroxolhydrochloride

TNF blokkerende medicijnen

Adalimumab (Humira ) Bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa

Vaccinatierapport Kind en Gezin

Golimumab (Simponi ) Informatiefolder. Bij colitis ulcerosa. NICC Folder Golimumab Uitgave september 2016

Bescherm uw kind. Laat uw kind inenten tegen infectieziekten. Rijksvaccinatieprogramma

Voorlichtingsmateriaal betreffende sebelipase alfa voor de zorgverlener. Belangrijke veiligheidsinformatie

Adalimumab (Humira) Bij de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa

1. WAT IS TYPHERIX EN WAARVOOR WORDT DIT MIDDEL GEBRUIKT?

Zorgeenheid Reumatologie en Klinische Immunologie, locatie AZU. Langwerkende antireumatische middelen: TNF-blokkers: etanercept (Enbrel )

PARONAL I.E. PARONAL I.E.

Instructies voor het gebruik van Enbrel (etanercept)

Vaccinatie 2018 Annelien Coppens Herman Fivez

Priorix-Tetra injectieflacon/ampul, poeder en oplosmiddel voor oplossing voor injectie

Vaccinaties bij kinderen

Tocilizumab RoActemra

Zorgeenheid Reumatologie en Klinische Immunologie, locatie AZU. Langwerkende antireumatische middelen: TNF-remmers: Adalimumab (Humira )

Huisartsensymposium anno HAS AZ Monica 1

BIJSLUITER. MUTAGRIP S PASTEUR, suspensie voor injectie in voorgevulde spuit Griepvaccin op basis van een gesplitst virus, geïnactiveerd

Infliximab (Remicade ) bij reumatische aandoeningen

Standaard Vaccinaties 2013

2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Bijsluiter voor de patiënt

Tocilizumab. Roactemra

Informatieve brochure voor ouders/verzorgers van

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE PATIËNT

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Havrix 1440, suspensie voor injectie Hepatitis-A-(geïnactiveerd)vaccin (geadsorbeerd)

BIJSLUITER : INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER

Abatacept (Orencia ) subcutaan bij reumatische aandoeningen

Abatacept (Orencia ) bij reumatische aandoeningen

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. RotaTeq, orale oplossing Rotavirusvaccin levend

2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING. Vi-polysaccharide van Salmonella typhi (Ty2 stam)

Transcriptie:

VADEMECUM VOOR HET CLB VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005

INHOUD Basisvaccinatieschema Vlaanderen CLB basisvaccinatieschema Absolute en relatieve contra-indicaties Risico-analyse met betrekking tot ernstige anafylaxie voorafgaand aan vaccinatie Stroomdiagram voor preventie en aanpak ernstige anafylaxie na vaccinatie buiten hospitaalmilieu Differentiaaldiagnose tussen ernstige anafylaxie en vasovagale syncope Materiaal Ontsmetting Intramusculaire vaccinatietechniek Preventiemaatregelen prikaccident Postvaccinale verschijnselen Minimumleeftijd eerste dosis en minimuminterval tussen opeenvolgende vaccins Inhaalvaccinatieschema Simultaan of niet simultaan vaccineren CLB-vaccinatieteam Richtlijnen voor goede bewaring Temperatuurstaat Koudeketenincidenten Checklist voor het veilig bewaren van vaccins in het CLB Nuttige telefoonnummers Standaard Vaccinaties september 2008

Basisvaccinatieschema Vlaanderen 2010 leeftijd IPV-DTP a -Hib-HBV Pn c -7 MBR MenC IPV-DTP a HBV HPV dtp a 8 weken X X 12 weken X 16 weken X X 12 maand X X 15 maand X X 6 jaar X 10 jaar X 12 jaar XX (1) XXX (3) 14 jaar X (2) (1) tweede vaccinatiemoment tegen HBV (1 ste jaar secundair onderwijs): enkel wie nog niet eerder gevaccineerd werd tegen HBV: voor jongeren van 11 tot en met 15 jaar: 2 volwassen dosissen (0-6 maand) met Engerix B (20 μg/ml) of 3 pediatrische dosissen (0-1-6 maand). (2) Enkel voor het derde jaar secundair (3) Enkel voor meisjes gebruikte symbolen voor vaccins vaccins gratis beschikbaar in Vlaanderen - 2010 IPV geïnactiveerd injecteerbaar vaccin tegen polio vaccinatie merknaam D vaccin tegen difterie (d: verlaagde IPV-DTP a -Hibdosis) HBV Infanrix Hexa T vaccin tegen tetanus Pn c -7 Prevenar P a acellulair vaccin tegen pertussis (p a verlaagde dosis) MBR M-M-R VAXPRO Hib vaccin tegen Haemophilus influenzae type b MenC NeisVac-C HBV vaccin tegen hepatitis B IPV-DTP a Infanrix-IPV MBR vaccin tegen mazelen, bof en Engerix B 20 HBV rubella (volwassenen) Pn c -7 geconjugeerd vaccin tegen pneumokokken dtp a Boostrix MenC vaccin tegen meningokokken van serogroep C dt Tedivax pro adulto HPV vaccin tegen Humaan Papillomavirus IPV Imovax polio HPV Gardasil Vademecum 1/24 augustus 2010

CLB basisvaccinatieschema 1 e leerjaar basisond. 5 e leerjaar basisond. 1 e jaar secundair ond. 3 e jaar secundair ond. IPV-DTPa MBR hepatitis B en HPV dtpa Voor leerlingen in het buitengewoon onderwijs: 1 e leerjaar basisond. leerjaar waarin kalenderjaar begint waarin de leerling 7 jaar wordt 5 e leerjaar basisond. leerjaar waarin kalenderjaar begint waarin de leerling 11 jaar wordt 1 e jaar secundair ond. leerjaar waarin kalenderjaar begint waarin de leerling 13 jaar wordt 3 e jaar secundair ond. leerjaar waarin kalenderjaar begint waarin de leerling 15 jaar wordt De vaccinatiestatus van alle leerlingen moeten worden nagegaan naar aanleiding van de algemene en gerichte consulten. Indien nodig moet een inhaalvaccinatie tegen MBR, tegen polio, difterie, tetanus en kinkhoest, tegen hepatitis B en tegen meningokokken van serogroep C aangeboden worden, indien een leeftijdsgeschikt vaccin ter beschikking wordt gesteld door de Vlaamse overheid. augustus 2010 Vademecum 2/24

Absolute en relatieve contra-indicaties Absolute contra-indicaties voor alle vaccins: ernstige allergische reactie op één van de componenten van het vaccin ernstige allergische reactie na een eerdere vaccinatie met hetzelfde vaccin Relatieve contra-indicatie voor alle vaccins: matig of ernstig acuut ziek zijn DTPa-IPV Absolute contra-indicatie Encefalopathie, die optreedt binnen de zeven dagen volgend op een vorige vaccinatie. Relatieve contra-indicaties Evolutieve neurologische aandoeningen moeten eerst gestabiliseerd zijn alvorens de DTPa vaccinatie kan opgestart of verder gezet worden. Voorzichtigheid is geboden bij: koorts > 40 C binnen de 48 u zonder andere oorzaak, convulsies binnen de 72 u, een shock-collaps syndroom binnen de 48 u en aanhoudend wenen langer dan 3 u binnen de 48 u na een vorige inenting, Arthus-fenomeen na een vorige inenting en Guillain-Barré syndroom dat een aanvang neemt in de loop van 6 weken na de vaccinatie. Mazelen-Bof-Rubella Absolute contra-indicaties Tot één maand na de MBR-vaccinatie wordt zwangerschap afgeraden. Immuundeficiëntie aangeboren of verworven door ziekte of therapie (bij HIV is MBR-vaccinatie wel geïndiceerd afhankelijk van de immunologische toestand). Relatieve contra-indicaties Thrombocytopenie of een voorgeschiedenis van thrombocytopenische purpura. Recente toediening van immunoglobulinen of bloed. Hepatitis B Er zijn geen bijkomende contra-indicaties buiten de algemeen geldende. HPV Er zijn geen bijkomende contra-indicaties buiten de algemeen geldende. dtpa Absolute contra-indicatie Encefalopathie, die optreedt binnen de zeven dagen volgend op een vorige vaccinatie. Relatieve contra-indicaties Evolutieve neurologische aandoeningen moeten eerst gestabiliseerd zijn alvorens de dtpa vaccinatie kan gegeven worden. Voorzichtigheid is geboden bij Guillain-Barré syndroom dat een aanvang neemt in de loop van 6 weken na de vaccinatie en bij een voorgeschiedenis van Arthus-fenomeen, waarbij door een overgevoeligheidsreactie een sterke lokale reactie optreedt na toediening van een vaccin dat het tetanus toxoid bevat. augustus 2010 Vademecum 3/24

Risico-analyse met betrekking tot ernstige anafylaxie voorafgaand aan de vaccinatie Contra-indicaties met betrekking tot het optreden van ernstige anafylaxie wanneer vaccinaties, zoals aanbevolen door de Hoge Gezondheidsraad (2006), buiten het hospitaal worden verricht In de context van de risico-analyse wordt met ernstige anafylaxie bedoeld: een ernstige allergische reactie met symptomen ter hoogte van het respiratoir (vb. larynxoedeem, bronchospasme) en/of cardiovasculair (vb. tachycardie, shock) systeem, al dan niet gepaard gaande met huidsymptomen (vb. jeuk, urticaria, angio-oedeem) of gastro-intestinale symptomen (vb. nausea, braken, diarree). In functie van het voorkomen van een ernstige anafylactische reactie na een vorige dosis van een vaccin, of bij een voorgeschiedenis van ernstige anafylaxie na contact met eieren, gist, gelatine, neomycine, streptomycine of polymyxine, is de toediening van een of meerdere van de in onderstaande tabel vermelde vaccins, die deze bestanddelen als reststof of bewaarmiddel kunnen bevatten, niet aangewezen buiten hospitaalmilieu. Bovendien is bekend dat bij een voorgeschiedenis van een ernstige anafylactische reactie na contact met latex, de toediening van vaccins met rubberen naaldbeschermers of stampers aanleiding kan geven tot ernstige anafylaxie. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de vaccins die actueel (2010) deel uitmaken van het programma van basisvaccinaties van de Vlaamse gemeenschap, met vermelding van contra-indicaties met betrekking tot het optreden van ernstige anafylaxie voor vaccinatie buiten hospitaalmilieu. Een ernstige anafylaxie na toediening van een vaccin geldt als contraindicatie voor alle andere vaccins die een bestanddeel van dat vaccin bevatten. Contra-indicatie (ernstige anafylaxie na...) Vaccin Vorige dosis Contact met latex Boostrix x x Inname van gist Engerix-B 20μg/ml x x x Gardasil x x Toediening van streptomycine Toediening van polymyxine Toediening van neomycine IMOVAX POLIO x x x x Infanrix hexa x x x x x Infanrix -IPV x x x x Inname van gelatine M-M-R VAX PRO x x x x x x NeisVac-C Prevenar x x TEDIVAX pro ADULTO x x x Inname van eieren augustus 2010 Vademecum 4/24

Interferentie tussen adrenaline en sommige andere geneesmiddelen Bij inname van tricyclische antidepressiva, mono-amino-oxydase (MAO)-inhibitoren en β- blokkers is het gevaar voor de bijwerkingen van adrenaline groter. In dit geval wordt aangeraden de dosis adrenaline te halveren. Daarom moet medicatiegebruik worden nagegaan via anamnese en/of vragenlijst. Vragen te stellen aan ouders en/of jongeren om het risico voor ernstige anafylaxie na vaccinatie tot een minimum te beperken (risico-analyse) Bij de toestemming tot vaccinatie moeten, afhankelijk van het toe te dienen vaccin, alle of een selectie van de volgende vragen worden gesteld: 1. Heeft uw kind in het verleden allergisch gereageerd op een inenting, met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart tot gevolg? ja/neen Zo ja, welke reactie en na welk vaccin? 2. Reageert uw kind allergisch na het gebruik van de antibiotica neomycine, streptomycine en polymyxine, met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart tot gevolg? ja/neen 3. Reageert uw kind allergisch na het eten van eieren, met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart tot gevolg? ja/neen 4. Reageert uw kind allergisch na het eten van gist, met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart tot gevolg? ja/neen 5. Reageert uw kind allergisch na contact met latex (vb. latex-handschoenen, latexballonnen), met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart tot gevolg? ja/neen 6. Reageert uw kind allergisch na het eten van gelatine, met opzwellen van mond of keel, moeite om te ademen of problemen met het hart tot gevolg? ja/neen 7. Neemt uw kind momenteel medicatie? ja/neen Zo ja, welke? Wanneer en kind of jongere gevaccineerd wordt in afwezigheid van zijn ouders (vb. in het kader van schoolgeneeskunde) zal vanaf een "ja" antwoord op minstens één van de eerste 6 bovenstaande vragen telefonisch contact opgenomen worden met de ouders om meer precieze informatie te bekomen. Als algemene aanbeveling geldt dat in geval van gekend verhoogd risico voor ernstige anafylaxie na vaccinatie (zoals blijkt uit de risico-analyse), het nut en het risico van vaccinatie tegen elkaar dienen afgewogen te worden. In geval van beslissing tot vaccinatie moet dit in een hospitaalmilieu gebeuren, waar getraind personeel snel en meer uitgebreide hulp kan bieden. In geen geval mag allergie in ruime zin een reden zijn om vaccinaties uit te stellen of af te raden. november 2005 Vademecum 5/24

Differentiaaldiagnose tussen ernstige anafylaxie en vasovagale syncope bij tieners Ernstige anafylaxie Urticaria, pruritus en angio-oedeem Laryngeaal oedeem, bronchospasme Hypotensie met reflectoire tachycardie Vasovagale syncope (flauwvallen) Geen urticaria, pruritus en angio-oedeem Geen bronchospasme Hypotensie, bleekheid, bradycardie, zwakte november 2005 Vademecum 6/24

Stroomdiagram voor preventie en aanpak van ernstige anafylaxie na vaccinatie buiten hospitaalmilieu Mondeling nagaan van mogelijke allergenen Voor CLB: ouder vult toestemmingsformulieren en bijgevoegde vragenlijst in Geen gekend verhoogd risico van Verhoogd risico van ernstige ernstige anafylaxie anafylaxie De urgentiekit is beschikbaar (Telefonisch) contact met de ouders voor bijkomende anamnese, en zo nodig conatct met de behandelend arts Telefoontoestel in vaccinatielokaal of Eventueel vaccineren in hospitaalmilieu GSM binnen handbereik Toediening vaccins 15 minuten toezicht na vaccinatie: er is geen probleem 15 minuten toezicht na vaccinatie: het kind voelt zich niet goed Leg het kind neer op vlakke ondergrond met benen in elevatie (tenzij respiratoire nood hierdoor toeneemt) Zorg voor een vrije luchtweg Controleer de ademhaling (1) Controleer de carotispols (2) Differentiaaldiagnose vasovagale reactie en ernstige anafylaxie (3) Indien vermoeden van ernstige anafylaxie belt de verpleegkundige de spoeddienst (vast toestel: 100 of GSM: 112) De arts dient adrenaline IM toe in de anterolaterale zijde van de dijspier in een 1:1000 oplossing Dosering: 0,01 mg/kg lichaamsgewicht (0,01 ml/kg) tot maximum 0,5 mg Dit stemt overeen met de volgende leeftijdsspecifieke doseringen: Minder dan 1 jaar 0,05-0,1 ml 1-2 jaar (ongeveer 10 kg) 0,1 ml 2-3 jaar (ongeveer 15 kg) 0,15 ml 4-6 jaar (ongeveer 20 kg) 0,2 ml 7-10 jaar (ongeveer 30 kg) 0,3 ml 11-12 jaar (ongeveer 40 kg) 0,4 ml 13 jaar en ouder 0,4-0,5 ml Herhaal adrenalinetoediening na 5 minuten indien geen klinische verbetering (1) Beadem vijf maal indien geen ademhaling en vervolledig de cardiopulmonaire reanimatie (CPR). (2) Ga verder met CPR indien nodig. (3) In geval van een vasovagale reactie moet enkel worden afgewacht. Standaard Vaccinaties december 2006 Vademecum 7/24

Materiaal lijst van de te vaccineren leerlingen met toestemmingsbrief en risico-analyse voor anafylaxie; vaccin: correct bewaard in koelkast, controle van vervaldatum en van eventuele verkleuring; lotnummer registreren; naalden (25 mm) indien nodig; ontsmettingsdoekjes of ontsmettingsstof met afzonderlijke kompressen; kleefpleisters; naaldcontainer; afvalbak of nierbekken; urgentiekit: 2 ampullen adrenaline 1:1000 oplossing 2 steriel verpakte spuiten van 1 ml, gegradeerd op 1/100, en zonder rubberen stamper 2 steriel verpakte injectienaalden met naaldlengte 25 mm. Bij vaccinatie in de school is bijkomende aandacht nodig voor: vaccintransport in koelbox, isolatiedoos of koeltas gedurende maximum een halve dag; GSM, indien men niet over een telefoontoestel beschikt in het lokaal waar gevaccineerd wordt. november 2005 Vademecum 8/24

Ontsmetting Strikt genomen is ontsmetting niet noodzakelijk voor zover het huidoppervlak proper en droog is op het moment van inenting. Er volgen enkele tips indien men toch verkiest te ontsmetten. Voor een injectie is slechts een kortstondige ontsmetting vereist. Voorkeur voor ethanol 70% of een alcoholische chloorhexidine oplossing, vb. Hibitanealcoholische oplossing (handig zijn ontsmettingsdoekjes op basis van alcohol en chloorhexidine). Eénmaal in één richting over de insteekplaats wrijven (niet poetsen). Huid laten drogen (niet blazen!) alvorens in te enten om het contact van het vaccin met het desinfectans te vermijden. Levend verzwakte vaccins kunnen geheel of gedeeltelijk geïnactiveerd worden door contact met het desinfectans. Intamusculaire vaccinatietechniek Onderstaande tabel geeft een overzicht van de consensus voor intramusculaire vaccinatie. Leeftijd Toedieningsplaats Injectietechniek Naaldlengte naaldgauge 0-12 maanden anterolaterale dij WGO techniek 25 mm # 23G of 25G 1-18 jaar deltoidspier WGO techniek 16-25 mm 23G of 25G > 18 jaar deltoidspier WGO techniek 25 mm* 23G of 25G # Voor pasgeborenen (eerste 28 dagen) en premature zuigelingen volstaat een 16 mm naald. Naaldlengte te kiezen volgens dikte van de de vetlaag en/of de spierlaag. Indien gekozen wordt om te vaccineren met een 16 mm naald, maar enkel 25 mm naalden voorradig zijn, kan een 25 mm naald gebruikt worden die men slechts voor ¾ inbrengt. * Voor vrouwen die meer wegen dan 90 kg en mannen die meer wegen dan 118 kg wordt een 38 mm naald aanbevolen. Bij afwezigheid van studies of vermelding in de meeste studies of de naald al dan niet volledig moet worden ingebracht, is de consensus om de naald systematisch volledig in te brengen bij vaccinatie. september 2008 Vademecum 9/24

Preventiemaatregelen prikaccident de naalden na gebruik onmiddellijk in de naaldcontainer werpen. de naalden nooit herkappen. de naaldcontainer moet bestaan uit hard materiaal, dat niet doorprikt kan worden. de naaldcontainer moet stabiel zijn. de naaldcontainer maar voor ¾ vullen en goed afsluiten. de naaldcontainer buiten het bereik van kinderen plaatsen. Indien geweten is dat de patiënt HIV of hepatitis B of hepatitis C positief is, wordt dit vermeld in het dossier. Dit neemt uiteraard niet weg dat elke patiënt als potentieel besmettelijk moet worden beschouwd. VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005 Vademecum 10/24

Postvaccinale verschijnselen Lokale reacties op de plaats van de inenting: pijn, zwelling, roodheid, functieverlies, induratie enkele uren na de inenting meestal mild vooral na toediening van geïnactiveerde vaccins Systeemreacties koorts, hoofdpijn, verlies aan eetlust, spierpijn, algemene malaise levende vaccins kunnen aanleiding geven tot ziekteverschijnselen (een eerder milde vorm) die men ook aantreft bij het doormaken van de natuurlijke infectie. Zo kan er na de mazelen-bof-rubella-inenting koorts, rash, parotitis of artritis ontstaan 5-12 dagen na de vaccinatie Ernstige reacties: zeldzaam Advies: Een enkelvoudig koortswerend middel op basis van paracetamol mag eventueel gegeven worden bij koorts boven 38,5 C of bij pijn. Bij heftige, ongewone reacties of als de koorts oploopt boven 39,5 C, wat uiterst zeldzaam is, is het nodig de huisarts te raadplegen. VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005 Vademecum 11/24

Minimumleeftijd eerste dosis en minimuminterval tussen opeenvolgende vaccins (advies HGR 2009) Onderstaande tabel laat toe om de geldigheid te beoordelen van dosissen toegediend aan een kind maar geeft niet de aanbevolen intervallen voor inhaalvaccinatie weer. Te valideren vaccin Minimumleeftijd van het kind voor deze dosis Minimuminterval voor de volgende dosis OPV1 of IPV1 6 weken 4 weken OPV2 of IPV2 10 weken 6 maanden OPV3 of IPV3 12 maanden DTP-IPV1 of DTP1 (1) 6 weken 4 weken DTP-IPV2 of DTP2 10 weken 4 weken DTP-IPV3 of DTP3 14 weken 6 maanden DTP-IPV4 of DTP4 of Dt 12 maanden 6 maanden DTP-IPV5 of DT of Dt 4 jaar 2 jaar DTP6 (2) of Dt 6 jaar Hib1 (3) 6 weken 4 weken Hib2 10 weken 4 weken Hib3 14 weken 8 weken Hib4 12 maanden HBV1 Geboorte 4 weken HBV2 4 weken 8 weken HBV3 (4) 16 weken MBR1 12 maanden 4 weken MenC 12 maanden Pn7V1 (3) 6 weken 4 weken Pn7V2 10 weken 6 maanden Pn7V3 12 maanden Rotavirus1 6 weken 4 weken Rotavirus2 10 weken 4 weken Rotavirus3 (5) 14 weken HPV1 9 of 10 jaar (6) 4 weken HPV2 9 of 10 jaar + 1 maand (6) 12 weken of 5 maanden (6) (1) DTP zonder vermelding «a» of «w» betekent dat het vaccin ofwel het acellulair kinkhoestvaccin (a) of het volcellig vaccin (w) bevat. (2) In overeenstemming met het wetenschappelijk advies van de HGR wordt vanaf 2009 op de leeftijd van 14-16 jaar als DTP6 het dtpa-vaccin aanbevolen. Volgens bijsluiter is de minimumleeftijd voor toediening van dit vaccin 4 jaar, en worden geen volgende dosissen aanbevolen. Omwille van de lagere dosering van vooral de difterie- en pertussiscomponenten in dit vaccin, biedt één enkele dosis dtpa onvoldoende bescherming februari 2010 Vademecum 12/24

tegen de betreffende infecties in een inhaalvaccinatiescenario. Het DTPa-IPV vaccin daarentegen, met pediatrische (dus hogere) dosering van de difterie- en pertussiscomponenten, kan toegediend worden tot vlak voor de 13 e verjaardag. Wanneer één of meerdere van de vijf voorgaande dosissen DTPa-vaccin niet valide zijn (d.w.z. niet in overeenstemming met minimumleeftijden en/of minimumintervallen) dan moet bij kinderen jonger dan 13 jaar de voorkeur gegeven worden aan een DTPa-IPV vaccin als inhaaldosis. Vanaf de leeftijd van 13 jaar kan alleen een dtpa-vaccin gebruikt worden (zie bij de leeftijdsspecifieke inhaalschema s voor informatie over het meest gepaste beleid). (3) De geldigheid van de Hib-vaccinatie en de Pn7V-vaccinatie is afhankelijk van het aantal toegediende dosissen gekoppeld aan de leeftijd bij het starten van de vaccinatie. (4) Daarenboven moet een minimuminterval van 16 weken in acht genomen worden tussen de dosis HBV1 en de dosis HBV3. (5) Rotavirus: enkel voor het pentavalent vaccn bestaat het schema uit 3 dosissen. (6) De HPV-vaccinatie is enkel aanbevolen voor meisjes. Voor Gardasil (minimumleeftijd eerste dosis 9 jaar) moet tussen dosis 2 en 3 een interval van minstens 12 weken, en voor Cervarix (minimumleeftijd eerste dosis 10 jaar) een interval van minstens 5 maanden gerespecteerd worden. Inhaalvaccinaties Aanbevelingen voor inhaalvaccinaties formuleren die van toepassing zijn op alle mogelijke concrete situaties is niet mogelijk, of zou leiden tot niet overzichtelijke richtlijnen. Ondanks een aantal algemeen te respecteren richtlijnen, zal een arts soms toch de afweging moeten maken tussen enerzijds de mogelijke nadelen van de vaccinatie en anderzijds de risico s van het niet toedienen ervan. Enkel de vaccins die door de Vlaamse overheid gratis ter beschikking worden gesteld voor de schoolgaande leeftijdsgroep, kunnen in het CLB worden aangeboden. Hieronder volgt een kort overzicht van de adviezen geformuleerd door de Hoge Gezondheidsraad omtrent inhaalvaccinaties in 2009 (http://www.health.fgov.be/csh HGR/). In Deel I:7 wordt meer informatie over inhaalvaccinaties gegeven. Inhaalvaccinatie is aangewezen in 3 verschillende situaties: de persoon is niet gevaccineerd tegen een bepaalde infectieziekte de persoon heeft een onvolledig aantal dosissen vaccin gekregen er bestaat een twijfel over de volledigheid van de vaccinatiestatus. Om een inhaalvaccinatieschema voor een persoon op te stellen, moet men februari 2010 Vademecum 13/24

1. de vaccinatiestatus evalueren en de toegediende dosissen valideren (zie overzicht in Vademecum 12/24) 2. bepalen welke vaccins aangewezen zijn en een inhaalvaccinatieschema op maat voorstellen waarbij het volledige inhaalvaccinatieschema aan de specifieke situatie wordt aangepast. Volledig inhaalschema voor kinderen tussen 5 maanden en 7 jaar Vaccins Minimuminterval tussen de dosissen DTPa-HBV-IPV- Hib 1 Dosis 1 en dosis 2 Dosis 2 en dosis 3 8 weken 6 maanden - dosis 3 wordt op de minimumleeftijd van 12 maanden toegediend DTPa-IPV 2 8 weken 6 maanden - dosis 3 wordt op de minimumleeftijd van 12 maanden toegediend HBV 3 4 weken 8 weken - dosis 3 minimum 16 weken na dosis 1 Hib 4 minimumleeftijd van 12 maanden toegediend 8 weken 6 maanden - dosis 3 wordt op de MBR 5 Men C 6 Rotavirus 8 Pn7V 7 Als dosis 1 na de leeftijd van 12 maanden toegediend, geen bijkomende dosis Eén dosis vanaf de leeftijd van 12 maanden Eén dosis vanaf de leeftijd van 15 maanden De vaccinatie niet starten als het kind 16 weken is of ouder. Als dosis 1 toegediend werd vóór de leeftijd van 16 weken, dan moet het volledige vaccinatieschema beëindigd zijn vóór de leeftijd van 24 26 weken. Als dosis 1 vóór de leeftijd van 10 maanden is toegediend, dan dosis 2 met een interval van 8 weken en dosis 3 op 12 maanden of 6 maanden na de 2 de dosis Als dosis 1 op 10 of 11 maanden is toegediend, dan dosis 2 6 maanden na dosis 1 Als dosis 1 tussen 12-24 maanden is toegediend, dan geen bijkomende dosis 1. DTPa-HBV-IPV- Hib: de primovaccinatie kan tot en met de leeftijd van 4 jaar worden gestart. Dit vaccin wordt vanaf de leeftijd van 5 jaar niet meer gebruikt want Hib vaccinatie is op die leeftijd niet meer aanbevolen. 2. DTPa-IPV: de primovaccinatie kan worden gestart vóór de leeftijd van 13 jaar, afhankelijk van het gebruikte vaccin. 3. HBV: Als het kind afkomstig is van een land met belangrijke endemie (onder andere in geval van adoptie): een HBsAg dosering uitvoeren 4. Hib: dit vaccin wordt uitsluitend gebruikt als het gecombineerde DTPa-HBV-IPV-Hib vaccin niet aangewezen is. De vaccinatie is niet aanbevolen op de leeftijd van 5 jaar of ouder. februari 2010 Vademecum 14/24

5. MBR: bij het vaststellen dat de vaccinatie niet werd uitgevoerd, kan MBR1 onmiddellijk worden toegediend vanaf de leeftijd van 12 maanden, tegelijk met de toediening van elk ander vaccin, maar op een andere injectieplaats. 6. MenC: bij het vaststellen dat de vaccinatie niet werd uitgevoerd kan één dosis onmiddellijk worden toegediend vanaf de leeftijd van 15 maanden, tegelijk met de toediening van elk ander vaccin maar op een andere injectieplaats. 7. Pn7V: het geconjugeerde pneumokokkenvaccin wordt na de leeftijd van 24 maanden enkel toegediend bij kinderen die een sterk verhoogd risico voor invasieve infectie vertonen. 8. Rotavirus: geen inhaaldosis toedienen wanneer het kind 26 weken (Rotateq ) of 24 weken (Rotarix ) of ouder is, ongeacht het aantal dosissen die werden toegediend tussen de leeftijd van 6 en 26 weken. Volledig inhaalschema voor kinderen tussen 8 en 18 jaar Vaccins Minimuminterval tussen de dosissen DTPa-IPV 1 Td 2 primovaccinatie dtpa 3 Dosis 1 en dosis 2 Dosis 2 en dosis 3 Dosis 3 en herhalingsdosis 8 weken 6-12 maanden 1 4 weken 6-12 maanden 10 jaar 2 Eén dosis vanaf de leeftijd van 13 jaar IPV 8 weken 6-12 maanden HBV 4 4 weken 8 weken en minimum MBR 5 MenC 6 4 weken Eén dosis 16 weken na dosis1 HPV 7 4 weken 12 weken of 5 maanden 7 1. DTPa-IPV: de primovaccinatie of een herhalingsdosis kan met een DTPa-IPV vaccin voor kinderen jonger dan 13 jaar. 2. Td: vóór 13 jaar, Td voor primovaccinatie gebruiken als DTPa tegenaangewezen is. In geval van primovaccinatie bij kinderen tussen 7 en 10 jaar zal de eerste herhalingsdosis met dtpa volgens het basisvaccinatieschema op de leeftijd van 14-16 jaar gebeuren, en vervolgens met Td om de 10 jaar. Buiten deze ene herhalingsinenting zal geen bijkomende herhalingsinenting met het dtpa vaccin worden aanbevolen, zolang er niet meer gegevens over de beschermingsduur en de veiligheid van herhaalde vaccinatie op volwassen leeftijd beschikbaar is. 3. dtpa: één dosis ongeacht de voorgeschiedenis van een (volledige of onvolledige) kinkhoestvaccinatie, bij jongeren die nog geen herhalingsinenting hebben gekregen op de leeftijd van 14-16 jaar. 4. HBV: de algemene hepatitis B vaccinatie wordt bij preadolescenten alleen tussen 11-13 jaar uitgevoerd als ze niet eerder als jonge kind een volledige vaccinatie toegediend kregen. Een herhalingsdosis is niet nodig wanneer reeds vroeger een volledige vaccinatie werd uitgevoerd. Bij jongeren ouder dan 15 jaar moet een hepatitis B vaccin met dosering voor volwassenen gebruikt worden. Bij 11 15 jarigen kan het klassieke februari 2010 Vademecum 15/24

drie dosissenschema met een pediatrische dosis vervangen worden door een schema met 2 vaccindosissen voor volwassenen, met 6 maanden interval. 5. MBR: zelfs indien men één van deze 3 infectieziekten heeft doorgemaakt, is de vaccinatie met een MBR vaccin aangewezen. Zeker de vaccinatietoestand van vrouwen op vruchtbare leeftijd nagaan (één maand anticonceptie voorzien bij de vaccinatie van een vrouw die zwanger kan worden). Tot de leeftijd van 18 jaar omvat het vaccinatieschema 2 dosissen MBR. 6. MenC: bij het vaststellen dat vaccinatie niet werd uitgevoerd, kan onmiddellijk één dosis worden toegediend. 7. HPV: de vaccinatie niet starten bij meisjes jonger dan 9 of 10 jaar. Voor Gardasil (minimumleeftijd eerste dosis 9 jaar) moet tussen dosis 2 en 3 een interval van minstens 12 weken, en voor Cervarix (minimumleeftijd eerste dosis 10 jaar) een interval van minstens 5 maanden gerespecteerd worden. De drie dosissen worden bij voorkeur binnen een periode van 12 maanden toegediend (er zijn geen gegevens over de efficaciteit wanneer het interval tussen de dosissen meer dan 12 maanden bedraagt). Gardasil mag gelijktijdig met een HBV-vaccin, maar op een andere injectieplaats, toegediend worden. Volledig inhaalschema voor volwassenen vanaf 19 jaar Vaccins Minimuminterval tussen de dosissen Dosis 1 en dosis 2 Dosis 2 en dosis 3 Dosis 3 en herhaaldosis Td 1 primo- vaccinatie 4 weken 6-12 maanden 10 jaar 1 dtpa 2 Eén dosis, ongeacht de voorgeschiedenis van een (volledige of onvolledige) kinkhoestvaccinatie, voor personen die geen herhalingsinenting hebben gekregen op de leeftijd van 14-16 jaar 2 IPV 8 weken 6-12 maanden HBV 3 4 weken 8 weken dosis 3 MBR 4 4 weken minimum 16 weken na dosis1 1. Td : met betrekking tot de tetanusvaccinatie in geval van wonde. (zie ook HGR-fiche tetanus vaccinatie ) 2. dtpa: een interval van 1 maand tussen een vroegere dt en een dtpa inenting wordt als veilig minimum interval beschouwd (dit interval is gebaseerd op de gegevens beschikbaar in de literatuur). (zie ook HGRfiche Kinkhoest volwassenen 3. HBV: een vaccin voor volwassenen gebruiken; het gebruik van een gecombineerd HBV-HAV vaccin overwegen. 4. MBR : Zelfs indien men één van deze 3 infectieziekten heeft doorgemaakt, is de vaccinatie met een MBR vaccin aangewezen. Zeker de vaccinatietoestand van vrouwen op vruchtbare leeftijd nagaan (één maand anticonceptie voorzien bij de vaccinatie van een vrouw die zwanger kan worden). De gezondheidswerkers en de personen in contact met kinderen moeten ingeënt zijn. Personen die vóór 1960 geboren zijn mogen als beschermd worden aanzien. Voor personen die na 1960 geboren zijn, bestaat het vaccinatieschema uit twee dosissen MBR februari 2010 Vademecum 16/24

Simultaan en niet simultaan vaccineren: traditionele vaccins Antigeen combinatie Minimum interval 2 geïnactiveerde vaccins Simultaan of met elk mogelijk interval geïnactiveerd vaccin en levend vaccin Simultaan of met elk mogelijk interval 2 levende vaccins Simultaan of met een interval van 4 weken Een uitzondering hierop is de gelijktijdige toediening van het vaccin tegen gele koorts met het choleravaccin, waar een interval van 3 weken wordt geadviseerd. Simultaan en niet simultaan vaccineren nieuwe vaccins* Wetenschappelijk bijsluiter geldt als norm: Simultane toediening is mogelijk: volgens de voorwaarden vermeld in de bijsluiter Simultane toediening is niet mogelijk: o Na een geïnactiveerd vaccin: interval van 2 weken o Na een levend vaccin: interval van 4 weken *onder nieuwe vaccins worden verstaan de geconjugeerde meningokokken- en pneumokokkenvaccins en de recente combinatievaccins VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005 Vademecum 17/24

CLB-vaccinatieteam Per CLB-vestigingsplaats een team van één arts en één verpleegkundige zorgen voor de maandelijkse bestelling van de vaccins zorgen voor de bestelling en de opvolging van al het materiaal dat nodig is bij het vaccineren (zoals kleefpleisters, naaldcontainers, urgentiekit.) zorgen voor een correcte bewaring van de vaccins zorgen voor een correct stockbeheer een aanspreekpunt vormen wanneer er zich problemen zouden voordoen de omzendbrieven en richtlijnen van de administratie Gezondheidszorg en van het departement Onderwijs, die verband houden met de vaccinatieopdracht, bijhouden en doorgeven aan de andere vaccinatoren van het CLB. Wijzigingen in de Standaard Vaccinaties volgen en doorgeven aan de andere vaccinatoren van het CLB. VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005 Vademecum 18/24

Richtlijnen voor een goede bewaring Vaccins na levering onmiddellijk in de koelkast plaatsen. De aanbevolen temperatuur in de koelkast is tussen +2 en +8 C. Controleer en registreer de temperatuur bij voorkeur dagelijks, maar in ieder geval op werkdagen. Plaats de min/max-thermometer in het midden van de koelkast (niet in de deur). Gebruik de koelkast uitsluitend voor de bewaring van vaccins. Bij gemengd gebruik zal een koelkast frequenter worden geopend, wat tot temperatuurschommelingen kan leiden. Plaats de koelkast niet in de volle zon of dicht bij een warmtebron. Gebruik een stopcontact dat uitsluitend dient voor de koelkast. Plaats eventueel een bordje met de waarschuwing dat de stekker niet uit het stopcontact mag gehaald worden of breng een rode beveiligingstape aan zodat het stopcontact niet per ongeluk wordt uitgetrokken. Gebruik het stopcontact nooit voor andere apparaten, vb. stofzuiger omdat de kans bestaat dat de stekker niet opnieuw wordt ingestoken. Vermijd de deur van de koelkast te frequent te openen. Plaats de vaccins in het centrale gedeelte van de koelkasten, voldoende verwijderd van het koelelement achteraan. Om een constante koelkasttemperatuur te handhaven is vrije luchtcirculatie nodig. Dozen met vaccins mogen daarom niet tegen de wand gezet worden. Voor een efficiënt gebruik van de vaccinvoorraad zorgt men er altijd voor dat het vaccin met de kortste vervaldatum vooraan rechts in de koelkast wordt geplaatst en dus het eerst wordt gebruikt. Zo wordt de koelkast gevuld volgens het FIFO (first in fitst out) principe. Beperk de vaccinvoorraad tot wat volgende maand nodig is. Rangschik de vaccins per vaccinsoort. Geef iemand de verantwoordelijkheid over de controle van de koelkast. De voorkeur wordt gegeven aan koelkasten voor medische doeleinden. VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005 Vademecum 19/24

Enkele tips indien men toch een huishoudkoelkast gebruikt: Plaats de vaccins niet in de deur van de huishoudkoelkast, noch in de groentenlade, omdat de temperatuur daarin vaak hoger is dan in de rest van de koelkast. Plaats isomo-elementen of petflessen gevuld met zout water in de groentebak en de deur van de koelkast of wanneer er veel lege ruimte is om te vermijden dat bij openen van de koelkast een grote hoeveelheid warme lucht in koelkast komt. Breng een etiket aan op de flessen met de waarschuwing: Zout water niet drinkbaar (zout water=1 à 2 eetlepels zout per liter water). Als een koelkast een vriesvak heeft moet dit met een kunststofplaat worden afgeschermd. Plaats M-M-R Vax op het bovenste rek omdat het minder vriesgevoelig is dan de andere vaccins. Voorkom ijsvorming door de koelkast regelmatig te ontdooien. Transport van vaccins naar de school Vervoer vaccins gedurende maximum een halve dag in een isolatiedoos, koeltas of koelbox. Het gebruik van koelelementen wordt afgeraden. Plaats de ongebruikte vaccins na de vaccinatie op school onmiddellijk vooraan rechts in de koelkast, zodat ze bij de eerstvolgende zitting kunnen gebruikt worden. augustus 2006 Vademecum 20/24

Temperatuurstaat Om, in geval van vaccinfalen, met terugwerkende kracht eventuele koudeketenincidenten te kunnen documenteren, is het belangrijk de registratieformulieren waarop afwijkende temperaturen (<2 C of >8 C) vermeld staan gedurende minsterns 3 jaar te bewaren. De omstandigheden waarin het koudeketenincident zich voordeed, zouden beschreven moeten worden op het registratieformulier. Datum Tijd Min Max Naam CLB- Handtekening temperatuur temperatuur medewerker 01-09-05 02-09-05 03-09-05 04-09-05 05-09-05 Enz 30-09-05 VWVJ - Standaard Vaccinaties - 2005 Vademecum 21/24

Koudeketenincident Bij een stroomonderbreking van minder dan 4 uren moet de koelkastdeur gesloten blijven. Als de stroomonderbreking meer dan 4 uren duurt moeten de vaccins in een andere koelkast met juiste temperatuurinstelling of in voorgekoelde koelboxen met diepgevroren koelelementen (met min./max. thermometer) geplaatst worden. Indien de afgelezen minimum- en maximumtemperatuur buiten de grenzen van +2 C en +8 C valt, moet onmiddellijk contact opgenomen worden met de afdeling Toezicht Volksgezondheid of een meldingsformulier per e-mail verstuurd worden naar de contactpersoon vermeld op het meldingsformulier. Zodra de afdeling Toezicht Volksgezondheid uw melding ontvangen heeft, krijgt u advies over wat u met de vaccins moet doen en hoe de verloren gegane vaccins opnieuw besteld kunnen worden. Contactgegevens en het meldingsformulier kan u vinden via www.zorg-en-gezondheid.be < infectieziekten en vaccinatie < vaccinatie voor professionelen < koudeketenproblemen. De betrokken vaccins worden, in afwachting van advies, in een gesloten zak met daarop vermeld koudeketenincident, in een koelkast met juiste temperatuurinstelling bewaard. juni 2009 Vademecum 22/24

. Hieronder vindt u een lijst met de belangrijkste aandachtspunten om vaccins veilig te bewaren. Deze lijst overlopen helpt de Standaard Vaccinaties in uw CLB te implementeren en zo de bewaring van vaccins in uw CLB te verbeteren. Indien bij alle vragen ja kan geantwoord worden, bewaart uw CLB de vaccins in overeenstemming met de Standaard Vaccinaties. We raden u aan de checklist bij het begin van elk schooljaar te overlopen en zo nodig (antwoord = neen) aanpassingen aan te brengen in de werking van uw CLB. Ja Neen 1. We hebben een vaccinatieteam (1 verpleegkundige en 1 arts) aangesteld. 2. We hebben een reservepersoon aangesteld die kan inspringen bij afwezigheid van leden van het vaccinatieteam. 3. We bewaren vaccins in een koelkast voor medische doeleinden of in een huishoudkoelkast mits de nodige aanpassingen. Aanpassingen voor huishoudkoelkasten: We plaatsen geen vaccins in de deur of groentelade. We plaatsen isomo of flessen gevuld met zout water in de deur en groentelade. Indien de koelkast een vriesvak heeft, schermen we dit af met een kunststofplaat. We bewaren MMR -Vax op het bovenste rek. We ontdooien de koelkast regelmatig om ijsvorming te voorkomen. 4. We bewaren geen drank of voedsel in de koelkast of diepvries. 5. We beperken de vaccinvoorraad tot de hoeveelheid vaccins die nodig is voor één maand. 6. We bewaren vaccins in het midden van de koelkast, op een afstand van de wand. 7. We bewaren vaccins volgens het FIFO-principe zodat de vaccins waarvan de vervaldatum het eerst bereikt wordt, het eerst worden gebruikt. 8. De temperatuurmonitoring in de koelkast gebeurt met een minimum/maximumthermometer. 9. We controleren en registreren de temperatuur op elke werkdag. 10. Het stopcontact van de koelkast is duidelijk beveiligd met een beveiligingstape of met een waarschuwingsbordje tegen het accidenteel uittrekken van de stekker. 11. We hebben geschreven richtlijnen in geval van een koudeketenincident (temperatuur buiten de grenzen van +2 C en +8 C). 12. We transporteren vaccins in een koelbox zonder koelelementen gedurende maximum een halve dag (4 uur). De ongebruikte vaccins worden nadien volgens het FIFO-principe rechts in de koelkast geplaatst. 13. Alle personeelsleden van het CLB zijn op de hoogte van de koudeketenrichtlijnen. augustus 2006 Vademecum 23/24

Nuttige telefoonnummers Toezicht Volksgezondheid (vroegere Gezondheidsinspectie) Antwerpen Anna Bijns-gebouw Lange Kievitstraat 111-113 bus 31 2018 Antwerpen e-mail: toezichtvolksgezondheid.antwerpen@vlaanderen.be Vlaams-Brabant Dr. Koen De Schrijver tel.: 03-224 62 04 fax: 03-224 62 01 Dr. Petra Claes Brouwersstraat 1 bus 4 tel.: 016-29 38 58 3000 Leuven fax: 016-29 37 69 e-mail: toezichtvolksgezondheid.vlaamsbrabant@vlaanderen.be Limburg V.A.C. Hendrik van Veldeke Koningin Astridlaan 50 bus 7 3500 Hasselt e-mail: toezichtvolksgezondheid.limburg@vlaanderen.be Oost-Vlaanderen Dr. Annemie Forier tel.: 011-74 22 40 fax: 011-74 22 59 Dr. Ruud Mak Elfjulistraat 45 tel.: 09-244 83 60 9000 Gent fax: 09-244 83 70 e-mail: toezichtvolksgezondheid.oostvlaanderen@vlaanderen.be West-Vlaanderen Dr. Ruud Mak Spanjaardstraat 15 tel.: 050-44 50 70 8000 Brugge fax: 050-34 28 69 e-mail: toezichtvolksgezondheid.westvlaanderen@vlaanderen.be Coördinatie infectieziekten Ellipsgebouw Koning Albert II-laan 35, bus 33 1030 Brussel e-mail: geert.top@wvg.vlaanderen.be Dr. Geert Top tel.: 02-553 35 85 fax: 02-553 36 16 Voor dringende melding van infectieziekten buiten de kantooruren is één van de gezondheidsinspecteurs te bereiken op het nummer 02-512 93 89. juni 2009 Vademecum 24/24