WETENSCHAPPELIJK RAPPORT MIRA 2009 DEELSECTOR GLASTUINBOUW



Vergelijkbare documenten
Inleiding. Doelstelling

Resultaten in de glastuinbouwenquête Karakteristieken en energiegebruik

MIRA 2009 WETENSCHAPPELIJK RAPPORT

Situatieschets van de glastuinbouw in Vlaanderen. Marleen Mertens

Advies betreffende impact van de bevolkingsgroei op ruimtegebruik op basis van de natuurverkenning 2030

OVERZICHTSFICHE GROENTEN EN FRUIT IN VLAANDEREN

TOEKOMSTVERKENNING MIRA 2009

TOEKOMSTVERKENNING MIRA 2009

Inleiding. Doelstelling

AANTAL FRUIT ARBEIDSINKOMEN VLAANDEREN EURO BEDRIJ BEDRIJFSECONOMISCHE GEMIDDELD MILJARD ECONOMISCH BRUTO ANDEEL S GESTEGEN VARKENS VOEDERGEWASSEN

Westvoorne CO 2 - uitstoot

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012

1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

Transport: referentie- en Europascenario

CO 2 -uitstootrapportage 2011

emissie broeikasgassen

DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

MAXIMALE RENTABILITEITSOPPERVLAKTEN VOOR DE PERIODE 25/11/ /11/2022

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

Natuurverkenning 2030

Wetenschappelijk rapport MIRA 2009 Transport: visionair scenario

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Land- en tuinbouw in provincie Antwerpen - Ontwikkelingskansen glastuinbouw

Bepaling van het energieverbruik in de Vlaamse land- en tuinbouw

WKK-barometer 2016 juni Zwartzustersstraat 16, bus Leuven

Onderbenutting toeslagrechten: campagne

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

1 Beleidsscenario s. Hoofdlijnen

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2013

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

Productierekening 2005

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Tuinbouw & energie. Merksplas 29 mei 2010.

WKK-barometer december. Zwartzustersstraat 16, bus Leuven

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

De Vlaamse glastuinbouw en zijn concurrenten

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw

Programma Kas als Energiebron

Monitoring Rapportering definitieve resultaten

Provinciaal Proefcentrum voor de Groenteteelt, Kruishoutem

Rapport: duurzaamheid van de Vlaams-Brabantse land- en tuinbouw

MIRA 2012 Landbouw. Eco-efficiëntie van de landbouw

voetafdrukrekeningen, herbe rekend

Externe notitie. Petten, 8 juli Cees Volkers Wouter Wetzels. Afdeling Policy Studies ECN-N Van

Samenvatting. 1 Inleiding

Tool Burgemeestersconvenant Actualisatie nulmeting 2011 & inventaris 2012

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030

Phytofar standpunt: risico-evaluatie van neonicotinoïden gebruikt in België

Fysieke energiestroom rekeningen

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

CO2-reductiedoelstellingen + voortgang

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2014

Verzurende stoffen: emissies per beleidssector (NEC),

CO2-reductiedoelstellingen + voortgang

Werkgroep Landbouw (2 e deel: glastuinbouw) 20 september 2007

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

De regionale impact van de economische crisis

Geothermie en Glastuinbouw Partners voor een duurzame toekomst? Nico van Ruiten Amsterdam, 31 maart

Derde voortgangsrapportage CO2-emissiereductie.

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2013

Broeikasgasemissies Landbouw en Visserij: cijfers en beleid

Inagro en de Provincie West-Vlaanderen bouwen nieuwe onderzoeksserre op het dak van de Reo Veiling

Belgisch areaal aardappelen 2015

CO2-reductiedoelstellingen

Biologische bestrijding van plagen in de glastuinbouw,

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

1. Hoe is de productie voor bio-energiedoeleinden sinds 2013 jaarlijks geëvolueerd?

Energie- en emissie-intensiteit van economische activiteiten in België

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas,

Dossier regionale luchthavens. 0. Aanleiding:

Ruimte voor landbouw op Grond van de toekomst

38,6. CO 2 (ton/jr) 2014

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Fijn stof in Vlaanderen; gezondheidseffecten, oorsprong en reductiemaatregelen

JONGE LANDBOUWERS IN VLAANDEREN

Structurele ondernemingsstatistieken

TECHNISCHE EN ECONOMISCHE RESULTATEN VAN DE VARKENSHOUDERIJ OP BASIS VAN HET LANDBOUWMONITORINGSNETWERK

LARA LANDBOUWRAPPORT Vlaamse overheid Departement Landbouw en Visserij

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

INNOVATIE IN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

Het aanbod aan producten rondom Houten/ De Knoest

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Rol van de groentespeciaalzaak

Energiemanagement actieplan 2017

Regionale economische vooruitzichten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 2013

opmaak van een visie voor de vestiging van glastuinbouw in de macrozone glastuinbouwgebied Roeselare WINVORM 11 oktober 2011

Eindrapport 650-project Duurzame glastuinbouwclusters. Oktober 2011 September Context

Economische impactmodules voor het EUROS model

Transcriptie:

WETENSCHAPPELIJK RAPPORT MIRA 2009 DEELSECTOR GLASTUINBOUW Milieurapport Vlaanderen Vlaamse Milieumaatschappij Van Benedenlaan 34 2800 Mechelen tel. 015 45 14 61 fax 015 43 32 80 e-mail mira@vmm.be website www.milieurapport.be

Auteurs Dirk Bergen, Afdeling Monitoring en Studie, Departement Landbouw en Visserij Bert Vander Vennet, Eenheid Landbouw & Maatschappij, Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Stijn Overloop, MIRA-team, VMM Experten Dirk Van Gijseghem, Afdeling Monitoring en Studie, Departement Landbouw en Visserij Hilde Wustenberghs, Eenheid Landbouw & Maatschappij, Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek Ward Baets, Proefcentrum Hoogstraten Raf De Vis, Proefstation voor de Groenteteelt vzw Hans Hoes, VITO Koen Holmstock, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling/Landbouw en Platteland, Departement Landbouw en Visserij Herman Marien, Kilto vzw, Katholieke Hogeschool Kempen Marc Moons, Innovatiesteunpunt, Leuven Jolanda A.M. Mourits, Ministerie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Nederland Adrien Saverwyns, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling)/Landbouw en Voorlichting, Departement Landbouw en Visserij P.Jan Smits, Productschap Tuinbouw, Zoetermeer, Nederland Laatst bijgewerkt: 15 februari 2010 2

Inhoudsopgave Inhoudsopgave...3 Lijst van figuren...6 Lijst van tabellen...6 Context...8 Toekomstverkenning milieu en natuur...8 Scenario s...8 Scenarioberekeningen en onderlinge samenhang...8 Samenhang MIRA-NARA...11 Inleiding...12 1 Beschrijving van de glastuinbouwsector...13 1.1 Enkele socio-economische kenmerken van de glastuinbouwsector in 2006...13 1.2 Evolutie van enkele socio-economische kenmerken van de glastuinbouwsector 19 1.2.1 Evolutie van het aantal glastuinbouwbedrijven...19 1.2.2 Evolutie van het glastuinbouwareaal...20 1.2.3 Evolutie van het relatieve belang van de subsectoren...21 1.2.4 Evolutie van het relatieve belang van de teelten binnen de subsectoren21 1.2.5 Te verwachten evolutie algemeen...24 1.3 Milieukenmerken van de glastuinbouwsector in 2006...26 1.3.1 Energiegebruik...26 1.3.2 Verdeling energiegebruik over de glastuinbouwsubsectoren...27 1.3.3 Verdeling energiegebruik volgens energiebron...28 1.3.4 Emissies als gevolg van het energiegebruik in 2006...29 1.3.5 Stookinstallaties...30 1.3.6 Ouderdom glasopstand...31 1.3.7 Gebruikte energiebron in functie van de ouderdom van de serres...31 1.3.8 Gebruikte energiebron in functie van de teelt...33 1.3.9 Gebruik assimilatiebelichting...33 1.3.10 Evolutie totale energieverbruik in de glastuinbouw...34 1.3.11 Evolutie gebruik primaire energiedragers in de glastuinbouw...35 1.3.12 Gebruik van enkele energiebesparende technieken...36 1.3.13 Watergebruik...38 1.3.14 Gebruik bestrijdingsmiddelen en druk op het waterleven...40 1.4 Investeringsklimaat...41 1.5 Onderzoeksklimaat...46 2 Methode: beschrijving model en aannames...48 2.1 Conceptuele beschrijving...48 2.2 Basisdata...50 2.2.1 ADSEI...50 2.2.2 Kengetallen energiegebruik van de teelten...50 2.2.3 CO 2 emissie glastuinbouw...50 2.3 Validatie gegevens...51 2.4 Samenvatting assumpties in het model...52 2.4.1 Verduidelijking over de definitie van de teelten...53 2.4.2 Toelichting bij de assumptietabel...53 2.4.3 Algemene assumpties BBT s...54 2.4.4 Bruto Standaard Saldo...54 2.4.5 WKK...54 2.4.6 LED-verlichting...54 2.4.7 Semi-gesloten kas...54 2.4.8 Restwarmte...55 2.4.9 Biobrandstoffen...55 3

2.4.10 Elektriciteit...55 2.4.11 Energiegebruik van de verschillende teelten...56 2.5 Algemene aannames door MIRA...57 3 Inhoud van de scenario s en scenariodoelstellingen...58 3.1 Definitie van de scenariodoelstellingen...58 3.2 Referentiescenario: algemeen kader...60 3.3 Assumpties referentiescenario...60 3.3.1 Vervanging van het glasareaal...60 3.3.2 Energiebronnen...61 3.3.3 Potentiële reducties door toepassen van BBT s...65 3.4 Europa-scenario: algemeen kader...66 3.5 Assumpties Europa-scenario...66 3.5.1 Vervanging van het glasareaal...66 3.5.2 Verschuivingen van teelten binnen de glastuinbouw...66 3.5.3 Energiebronnen...66 3.5.4 Potentiële reducties door het toepassen van BBT s...67 3.5.5 Hernieuwbare energie...68 3.6 Visionair scenario: algemeen kader...69 3.6.1 Uitgangspunt...69 3.6.2 Assumpties visionair scenario...69 3.7 Concrete uitwerking visionair scenario...72 3.7.1 Geclusterde energievoorziening...72 3.7.2 Niet geclusterde energievoorziening...73 3.7.3 Koppeling van de energiebronnen aan de teelten...76 4 Resultaten en bespreking...80 4.1 Methode...80 4.2 Algemene resultaten...80 4.2.1 Areaalverdeling...80 4.2.2 Energieverbruik...82 4.2.3 Energiebronnen...83 4.2.4 Hernieuwbare energie...84 4.2.5 Energie- en CO 2 -efficiëntie...85 4.3 Resultaten emissies...85 4.3.1 MIRA-benadering...85 4.3.2 De methode voetafdruk...86 4.3.3 Bespreking emissies...87 4.4 Emissies versus emissiedoelstellingen...95 4.4.1 Samenvattende figuren van de emissieresultaten volgens de MIRAbenadering...95 4.4.2 Samenvattende figuren van de emissieresultaten volgens de voetafdruk...96 4.5 Conclusies uit de modelresultaten...98 5 Trajectschets voor een transitie richting visionaire doelstelling...99 5.1 Stappenplan...99 5.2 Instrumentarium...100 5.3 Financiering...100 5.4 Regelgeving...102 5.5 Andere factoren...103 4

6 Samenvatting...106 Referenties...112 Begrippen...116 Afkortingen...118 Eenheden...119 5

Lijst van figuren Figuur a: Stroomschema en samenhang van de scenarioberekeningen... 10 Figuur b: Verband tussen MIRA en NARA 2009: socio-economische verkenning, drie scenario s inzake milieu en drie landgebruikscenario s... 11 Figuur 1: Evolutie van het aantal glastuinbouwbedrijven... 19 Figuur 2: Evolutie van de glastuinbouwoppervlakte... 20 Figuur 3: Evolutie van het relatieve belang van de glastuinbouwsubsectoren... 21 Figuur 4: Evolutie van het relatieve belang van de belangrijkste glasgroenteteelten... 22 Figuur 5: Evolutie van het relatieve belang van de fruitteelten onder glas... 23 Figuur 6: Evolutie van het relatieve belang van enkele sierteelten onder glas... 24 Figuur 7: Evolutie van de gemiddelde glastuinbouwoppervlakte per bedrijf... 25 Figuur 8: Gebruikte energiebron in functie van de ouderdom van de serres (2005)... 33 Figuur 9: Evolutie energieverbruik (zonder elektriciteit) volgens CLE-systematiek... 34 Figuur 10: Evolutie energieverbruik volgens VITO-systematiek... 35 Figuur 11: Relatieve evolutie van het brandstofgebruik voor de verwarming van serres... 36 Figuur 12: Het speelveld: conceptuele voorstelling van het model met klemtoon op energie... 49 Figuur 13: Schema van de beweging van de teelten... 61 Figuur 14: Evolutie van de brandstoffen in de glastuinbouw... 62 Figuur 15: Areaalverdeling van de verschillende teelttypes voor de verschillende scenario's... 81 Figuur 16: Het energieverbruik in 2006 en in de verschillende scenario's... 82 Figuur 17: Overzicht van de gebruikte energiebronnen in MJ... 84 Figuur 18: De emissies binnen de verschillende scenario's (MIRA)... 86 Figuur 19: Overzicht van de emissies van de glastuinbouw in 2030 volgens de verschillende scenario's (voetafdruk)... 87 Figuur 20: De emissies van het Europa-scenario t.o.v. de respectievelijke doelstellingen (MIRA)... 95 Figuur 21: De emissies van het Visionair scenario t.o.v. de respectievelijke doelstellingen (MIRA)... 96 Figuur 22: Gerealiseerde emissies ten opzichte van de emissiedoelstellingen in het Europa-scenario (voetafdruk)... 97 Figuur 23: Gerealiseerde emissies ten opzichte van de emissiedoelstellingen in het Visionair scenario (voetafdruk)... 97 Lijst van tabellen Tabel 1: Omzetcijfers (2005) van de verschillende tuinbouwspeculaties... 13 Tabel 2: Verdeling van de oppervlakte cultuurgrond in Vlaanderen (2006)... 14 Tabel 3: Aantal bedrijven met tuinbouw onder glas (2006)... 14 Tabel 4: Gemiddeld areaal tuinbouw onder glas (2006)... 14 Tabel 5: Indeling per grootteklasse van de bedrijven die tuinbouwgewassen telen onder glas (2006) 16 Tabel 6: Verdeling teelten over tuinbouwareaal onder glas (2006)... 17 Tabel 7: Gemiddeld areaal voor enkele teelten (2005)... 18 Tabel 8: Frequentiedistributie glastuinbouwers en glastuinbouwareaal in functie van de leeftijdscategorie... 18 Tabel 9: Bedrijfsopvolging op bedrijven waar de bedrijfsleider ouder is dan 50 jaar... 19 Tabel 10: Evolutie van het aantal glastuinbouwbedrijven... 19 Tabel 11: Evolutie van de glastuinbouwoppervlakte... 20 Tabel 12: Evolutie van het relatieve belang van de glastuinbouwsubsectoren... 21 Tabel 13: Evolutie van het relatieve belang van de belangrijkste glasgroenteteelten... 22 Tabel 14: Evolutie van het relatieve belang van de fruitteelten onder glas... 22 Tabel 15: Evolutie van het relatieve belang van enkele sierteelten onder glas... 23 Tabel 16: Evolutie van de glastuinbouwoppervlakte per bedrijf... 24 Tabel 17: Totaal energiegebruik (2006)... 26 Tabel 18: Aandeel verwarming in energiegebruik glastuinbouw (2005)... 27 Tabel 19: Verdeling primair brandstofgebruik (zonder elektriciteit) door de glastuinbouwsubsectoren27 Tabel 20: Relatieve energie-intensiteit per subsector ten aanzien van het primaire brandstofverbruik28 Tabel 21: Verdeling energiegebruik glastuinbouw volgens energiebron (2006)... 28 Tabel 22: Verdeling energiegebruik glastuinbouw volgens energiebron (2005)... 28 Tabel 23: Emissiefactoren in functie van energiebron... 29 Tabel 24: Emissies Vlaamse glastuinbouw (2006)... 30 6

Tabel 25: Relatieve bijdrage energiebronnen aan de glastuinbouwemissies (2006)... 30 Tabel 26: Stookinstallaties in functie van de energiebron (2005)... 31 Tabel 27: Ouderdom glasopstand (2005)... 31 Tabel 28: Gebruikte energiebron in functie van de ouderdom van de serres (2005)... 32 Tabel 29: Evolutie energieverbruik (zonder elektriciteit) volgens CLE-systematiek... 34 Tabel 30: Evolutie energieverbruik volgens VITO-systematiek... 35 Tabel 31: Relatieve evolutie van het brandstofgebruik voor de verwarming van serres... 36 Tabel 32: Dakbedekking in de glastuinbouw (2005)... 37 Tabel 33: Energieschermgebruik in functie van de ouderdom van de serre... 37 Tabel 34: Energieschermgebruik in functie van de teelt... 38 Tabel 35: Waterverbruik in de Vlaamse landbouw in 2005 Aandeel glastuinbouw... 39 Tabel 36: Watergebruik Vlaamse glastuinbouw in 2005... 39 Tabel 37: Gebruik bestrijdingsmiddelen Vlaamse glastuinbouw in 2005... 41 Tabel 38: Gebruik bestrijdingsmiddelen Vlaamse glastuinbouw in 2005 als druk op het waterleven.. 41 Tabel 39: Indieningen bij VLIF voor WKK-installaties van 2000 t.e.m. 2007... 42 Tabel 40: Indieningen bij VLIF voor alternatieve energieproductie van 2000 t.e.m. 2007... 42 Tabel 41: Indieningen bij VLIF voor energiebesparing van 2000 t.e.m. 2007... 44 Tabel 42: Indieningen bij VLIF voor emissiereductie van 2000 t.e.m. 2007... 44 Tabel 43: Indieningen bij VLIF voor wateropvang en zuivering van 2000 t.e.m. 2007... 45 Tabel 44: Overzicht van de assumpties in het model... 52 Tabel 45: Energiekengetallen van de verschillende teelten... 56 Tabel 46: Emissiekengetallen van de verschillende energiebronnen... 57 Tabel 47: In de scenario s te incorporeren milieudoelstellingen en daaraan gekoppelde emissies... 59 Tabel 48: Splitsing van de energie-intensieve teelten en de ouderdom (in m²)... 60 Tabel 49: Verdeling van de energiebronnen in oppervlakte en energiegebruik... 64 Tabel 50: Verdeling energiebronnen in oppervlakte en energiegebruik... 67 Tabel 51: Energie-inhoud en CO 2 -emissies van hernieuwbare energiebronnen... 68 Tabel 52: Verdeling van de technologieën over de verschillende teelten... 77 Tabel 53: De emissies per teelt in het referentiescenario volgens de MIRA-methode... 89 Tabel 54: De rechtstreekse en onrechtstreekse emissies per teelt in het referentiescenario... 90 Tabel 55: Energiegebruik en emissies van de Vlaamse glastuinbouw in 2030 in het Europa-scenario volgens de MIRA-methodologie... 91 Tabel 56: Energiegebruik en emissies van de Vlaamse glastuinbouw in 2030 in het Europa-scenario, inclusief de indirecte emissies... 92 Tabel 57: Overzicht van de emissies van de Vlaamse glastuinbouw in het visionaire scenario volgens de MIRA-methode... 93 Tabel 58: Overzicht van de rechtstreekse en onrechtstreekse emissies van de Vlaamse glastuinbouw in het visionaire scenario (voetafdruk)... 94 7

Context Toekomstverkenning milieu en natuur Het Milieurapport (MIRA) 2009 en het Natuurrapport (NARA) 2009 verkennen gezamenlijk de toekomst van het leefmilieu en de natuur in Vlaanderen. Het doel is beleidsmakers en het geïnteresseerde publiek inzicht te geven in te verwachten evoluties van het leefmilieu en van de natuur in Vlaanderen bij bepaalde beleidskeuzen en binnen een gegeven socio-economische context. De toekomstverkenningen in beide rapporten baseren zich op dezelfde socio-economische prognose, milieubeleidsscenario s, klimaatscenario s en landgebruikscenario s. Verder onder deze titel wordt een overzicht gegeven van het studiewerk dat de publicatie Milieuverkenning 2030 onderbouwt. Daartoe zijn 15 afzonderlijke wetenschappelijke rapporten opgesteld. Een wetenschappelijk rapport MIRA 2009 beschrijft uitgebreid de methoden, de scenario s en de resultaten van de toekomstverkenning. Het rapport onderbouwt het scenariorapport Milieuverkenning 2030 en is beschikbaar op www.milieurapport.be. Scenario s werden samengesteld in overleg met een expertengroep. Het hele rapport is kritisch nagelezen door dezelfde expertengroep. Scenario s MIRA 2009 maakt een toekomstverkenning van het milieu in Vlaanderen voor de periode 2006 2030 aan de hand van drie milieubeleidsscenario s: een referentiescenario, waarbij het beleid ongewijzigd wordt verdergezet; een Europa-scenario, waarbij bijkomende maatregelen worden genomen om Europese milieudoelstellingen voor de periode 2020-2030 te halen; een visionair scenario, waarbij verregaande maatregelen worden genomen om klimaatverandering sterk af te remmen en met het oog op een duurzame toekomst. Elk scenario bestaat uit een pakket beleidsmaatregelen waarvan het gezamenlijk effect wordt berekend. De milieuscenario s worden uitgetekend binnen éénzelfde socio-economische omgeving. De gebruikte socio-economische omgeving is op zijn beurt het resultaat van een toekomstverkenning naar verwachte demografische, sociologische en economische ontwikkelingen, opgesteld door het Federaal Planbureau. Daarnaast zijn ook klimaatscenario s tot 2100 ontwikkeld voor Vlaanderen, afgeleid uit internationale klimaatscenario s. Het basisjaar voor de scenarioberekeningen is 2006. Het voornaamste zichtjaar is 2030. Voor de berekeningen van de invloed van klimaat wordt 2100 als zichtjaar gehanteerd. De berekeningen inzake oppervlaktewater focussen op 2015 en 2027, aansluitend op de Europese Kaderrichtlijn water. De berekeningen gebeuren standaard gebiedsdekkend op niveau Vlaanderen, tenzij de beschikbare gegevens en/of modellen dit niet toelaten of anders vermeld. Scenarioberekeningen en onderlinge samenhang De milieuscenario s zijn uitgewerkt voor de grote economische sectoren en leiden tot uitkomsten op niveau van emissies en energiegebruik. 1. Couder J., Verbruggen A., Maene S. (2009) Huishoudens en Handel & diensten. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 2. Lodewijks P., Brouwers J., Van Hooste H., Meynaerts E. (2009) Energie- en klimaatscenario s voor de sectoren Energie en Industrie. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 8

3. Overloop S., Gavilan J., Carels K., Van Gijseghem D., Hens M., Bossuyt M., Helming J. (2009) Landbouw. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009 & NARA 2009, VMM, INBO.R.2009.30, www.milieurapport.be, www.nara.be 4. Bergen D., Vander Vennet B., Overloop S. (2009) Deelsector glastuinbouw. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 5. De Vlieger I., Pelkmans L., Schrooten L., Vankerkom J., Vanderschaeghe M., Grispen R., Borremans D., Vanherle K., Delhaye E., Breemersch T., De Geest C. (2009) Transport, referentie- en Europa-scenario. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 6. Van Zeebroeck B., Delhaye E., De Geest C. (2009) Transport, visionair scenario. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. De resulterende emissies en energiegebruiken volgens drie milieuscenario s worden geaggregeerd in de kernset milieudata MIRA 2009, beschikbaar op www.milieurapport.be. De milieukwaliteit resulterend uit deze emissies wordt voor twee milieuscenario s verder gemodelleerd in de verkenningen luchtkwaliteit. 7. Deutsch F., Fierens F., Veldeman N., Janssen S., Torfs R., Buekers J., Trimpeneers E., Bossuyt M. (2009) Zwevend stof. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 8. Van Avermaet P., Celis D., Fierens F., Deutsch F., Janssen L., Veldeman N., Viaene P., Wuyts K., Staelens J., De Schrijver A., Verheyen K., Vancraeynest L., Overloop S. (2009) Verzuring. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. 9. Deutsch F., Fierens F., Veldeman N., Janssen S., Torfs R., Buekers J., Trimpeneers E., Vancraeynest L. (2009) Fotochemische luchtverontreiniging. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. Daarnaast zijn toekomstverkenningen opgemaakt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater gebaseerd op de scenario s ontwikkeld in het stroomgebiedbeheerplan voor Schelde en Maas. 10. Peeters B., D Heygere T., Huysmans T., Ronse Y., Dieltjens I. (2009) Kwaliteit oppervlaktewater. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. Verkenningen voor het landgebruik voor 2 milieuscenario s x 3 landgebruik-scenario s zijn opgemaakt in: 11. Gobin A., Uljee I., Van Esch L., Engelen G., de Kok J., van der Kwast H., Hens M., Van Daele T., Peymen J., Van Reeth W., Overloop S., Maes F. (2009) Landgebruik in Vlaanderen. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, NARA 2009, VMM, INBO.R.2009.20, www.milieurapport.be, www.nara.be. Verkenning voor geluidshinder door verkeer, op basis van de verkenningen voor de sector transport is opgesteld voor twee milieuscenario s in: 12. Botteldoorn D., Dekoninck L., Van Renterghem T., Geentjes G., Lauriks W. Bossuyt M., (2009) Lawaai. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. Verkenning van klimaatverandering en waterhuishouding in Vlaanderen op basis van internationale studies en lopende nationale studies is opgesteld in: 13. Willems P., Deckers P., De Maeyer Ph., De Sutter R., Vanneuville W., Brouwers J., ²Peeters B. (2009) Klimaatverandering en waterhuishouding. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, NARA 2009, VMM, INBO, www.milieurapport.be, www.nara.be. Overwegingen bij de complexiteit van toekomstverkenningen zijn opgesteld in: 14. Keune H., Morrens B., Loots I. (2009) Hoe omgaan met de complexiteit van milieuvraagstukken? Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. Tot slot behandelt één studie de transitie naar een duurzame samenleving: 15. De Jonge W., Paredis E., Lavrijsen J., Vander Putten E. (2009) Vlaanderen en de transitie naar een koolstofarme economie. Wetenschappelijk rapport, MIRA 2009, VMM, www.milieurapport.be. De onderlinge samenhang van voornoemde rapporten wordt geïllustreerd in figuur a. 9

Figuur a: Stroomschema en samenhang van de scenarioberekeningen 10

Samenhang MIRA-NARA Op de twee milieubeleidscenario s referentie en Europa uit MIRA 2009 worden drie landgebruikscenario s geënt in de natuurverkenning NARA 2009: een scenario referentie, waarbij het beleid uit de periode 2000-2007 ongewijzigd wordt verdergezet; een scenario scheiden, waarbij de open ruimte verdeeld wordt tussen de gebruiksvormen ervan; een scenario verweven, waarbij de zorg voor natuur integraal deel uitmaakt van alle landgebruikvormen. De milieu- en de landgebruikscenario s worden uitgetekend binnen éénzelfde socio-economische omgeving. Voor de resulterende scenario s (Figuur b) worden de verwachte ontwikkelingen op emissies, brongebruik, milieutoestand en gevolgen voor gezondheid doorgerekend door middel van rekenkundige modellen. Figuur b: Verband tussen MIRA en NARA 2009: socio-economische verkenning, drie scenario s inzake milieu en drie landgebruikscenario s Landgebruik Referentie (RR) Milieu en klimaat Referentie (R) Landgebruik Scheiden (RS) Socio-economische prognose Landgebruik Verweven (RV) Landgebruik Referentie (ER) Milieu en klimaat Europa (E) Landgebruik Scheiden (ES) Landgebruik Verweven (EV) 11

Inleiding De milieutoekomstverkenning kreeg een eerste volwaardige uitwerking in Vlaanderen met het scenariorapport MIRA-S 2000. Een tweede editie hiervan, MIRA-S 2009, is nu in ontwikkeling, als wetenschappelijke onderbouwing van het nieuwe Milieubeleidsplan 2011-2015 (MINA-plan 4). Zoals decretaal vastgelegd moet het MIRA-S rapport een beschrijving geven van de verwachte ontwikkelingen van het milieu bij ongewijzigd beleid en bij gewijzigd beleid volgens een aantal relevant geachte scenario s. Drie beleidsscenario s moeten worden ontwikkeld: het referentie- of BAU-scenario (Business As Usual) zonder nieuw beleid, het Europa-scenario (met bijkomende maatregelen om de Europese doelstellingen te halen) en het zogenaamde visionaire scenario (met drastische/visionaire/transitiemaatregelen nodig om langetermijndoelstellingen te halen). Dergelijke scenario-oefening gebeurt traditiegetrouw voor alle relevante maatschappelijke clusters, zoals huishoudens, industrie, energie, transport, handel en diensten, en landbouw. Binnen de landbouwsector wordt ditmaal een bijkomende scenario-oefening uitgevoerd voor de glastuinbouw. Dat is nuttig omdat de glastuinbouw binnen deze sector een grote verbruiker is van energie en water. Bij energie moet daarbij rekening gehouden worden met de daarbij horende emissie van broeikasgassen en andere polluenten. Ondanks de eerder vooropgestelde doelstellingen om tot een duurzamere glastuinbouw te komen (nota goedgekeurd door de Vlaamse regering in 2003, Vlaams Klimaatplan 2006-2012) blijft de glastuinbouw het energiegebruik binnen de landbouwsector domineren. 12

1 Beschrijving van de glastuinbouwsector 1.1 Enkele socio-economische kenmerken van de glastuinbouwsector in 2006 De tuinbouwsector in Vlaanderen was in 2005 goed voor bijna 1,45 miljard euro, wat 32 % vertegenwoordigde van de eindproductiewaarde van de totale omzet in de primaire land- en tuinbouwsector (4,49 miljard euro). In 2006 was het aandeel nog een ietsje hoger, met bijna 33 %. Op basis van de voorlopige cijfers vertegenwoordigde de tuinbouw 1,53 miljard euro, tegenover een totale eindproductiewaarde van 4,68 miljard euro voor de hele land- en tuinbouwsector. Goed 1/3 e van de arbeidskrachten in de primaire land- en tuinbouwsector werken in de tuinbouwsector. Binnen de tuinbouwsector wordt de primaire productiewaarde van de glastuinbouw geraamd op 650 miljoen euro, dus ongeveer 45 % van de productiewaarde van de tuinbouwsector en bijna 15 % van de primaire productiewaarde van de Vlaamse land- en tuinbouwsector in zijn geheel. De productiewaardecijfers verder worden gesplitst over de subsectoren (Tabel 1). Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat de productiewaardecijfers voor de glastuinbouw met de nodige voorzichtigheid moeten worden gehanteerd. Gezien de structuur van de bedrijven (onder glas en buitenteelt) is de opdeling met betrekking tot de productiewaarde immers niet altijd eenduidig te maken. Tabel 1: Omzetcijfers (2005) van de verschillende tuinbouwspeculaties Productiewaarde Relatief belang Relatief belang (miljoen euro) productiewaarde productiewaarde glastuinbouwsubsectoren per subsector Groenteteelt 57 100,0 waarvan onder glas 33 51,3 57,7 Fruitteel 34 100,0 waarvan onder glas 9 14,0 26,3 Sierteel 51 100,0 waarvan onder glas 22 34,6 43,8 Totaal tuinbouw 143 100,0 waarvan onder glas 65 100,0 45,2 Bron: Vlaamse Overheid en provincie West-Vlaanderen (2007) Aan de groenteelt onder glas (tomaat, sla, komkommer, paprika ) wordt een waarde van 334 miljoen euro toegekend, aan de fruitteelt onder glas (aardbeien, druiven, bessen ) 91 miljoen euro, en het saldo van 225 miljoen euro kan dan in rekening worden gebracht van de sierteelt onder glas (azalea, kamerplanten, potplanten ). Voor de drie subsectoren bedraagt het relatieve aandeel in de productiewaarde daardoor 51,4 % (glasgroenten), 14,0 % (fruitteelt onder glas) en 34,6 % (sierteelt onder glas). Binnen de groenteteelt vertegenwoordigt de glasgroenteteelt 57,8 % van de productiewaarde van 578 miljoen euro. Binnen de fruitteelt vertegenwoordigt de fruitteelt onder glas 26,4 % van de productiewaarde van 345 miljoen euro. Binnen de sierteelt vertegenwoordigt de sierteelt onder glas 43,9 % van de productiewaarde van 513 miljoen euro. In 2006 was in België is 99,4 % van het areaal glasgroente, 94,9 % van het areaal fruitteelt onder glas en 95,6 % van het areaal sierteeltbedrijven in Vlaanderen gelegen (AMS/Rapportering). In 2006 bedroeg de totale oppervlakte cultuurgrond in Vlaanderen 625.207 ha. Als onderdeel daarvan bedroeg het tuinbouwareaal 50.255 ha (8,04 %), het tuinbouwareaal onder glas 2.158 ha (0,35 %). Het tuinbouwareaal onder glas vertegenwoordigt 4,29 % van het tuinbouwareaal. 13

Voor alle duidelijkheid moet worden aangegeven dat het tuinbouwareaal onder glas dat hier bedoeld wordt gelijk is aan het areaal teelten in serres of hoge beschermingsinstallaties samengesteld uit glas of plastiek, zacht of hard, verwarmd of niet verwarmd, onder dewelke men kan rechtstaan. Het aandeel glas bedraagt nagenoeg 94 %. In deze scenariostudie wordt de term tuinbouw onder glas in veralgemenende zin gebruikt. Verdere areaalgegevens bevinden zich in Tabel 2. Daaruit valt onder meer op te maken dat het tuinbouwareaal onder glas in 2006 verder onderverdeeld kan worden in 1.104 ha groenteteelt (51,16 %), 290 ha fruitteelt (13,44 %) en 683 ha sierteelt (31,65 %). 3,75 % van het areaal onder glas wordt in beslag genomen door andere (zaaigoed, plantgoed ). Tabel 2: Verdeling van de oppervlakte cultuurgrond in Vlaanderen (2006) Totale oppervlakte cultuurgrond 625.207 ha 10 % Tuinbouwareaal 50.255 ha 8,04 % 10 % Groenteteelt 28.298 ha 4,53 % 56,31 % Fruitteelt 15.773 ha 2,52 % 31,39 % Sierteelt 5.797 ha 0,93 % 11,54 % Andere 387 ha 0,06 % 0,77 % Tuinbouwareaal onder glas 2.158 ha 0,35 % 4,29 % 10 % Groenteteelt onder glas 1.104 ha 0,18 % 2,20 % 51,16 % Fruitteelt onder glas 290 ha 0,05 % 0,58 % 13,44 % Sierteelt onder glas 683 ha 0,11 % 1,36 % 31,65 % Andere onder glas 81 ha 0,01 % 0,16 % 3,75 % Bron: AMS/Rapportering en FOD Economie/Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie In 2006 waren er in Vlaanderen 3.516 bedrijven met tuinbouw onder glas. De verdeling over de subsectoren wordt gegeven in Tabel 3. Het gemiddelde areaal tuinbouw onder glas bedraagt in 2006 amper 0,62 ha (Tabel 4). De cijfers per subsector geven wel duidelijke verschillen weer. Zo is het gemiddelde areaal groenteteelt onder glas meer dan dubbel zo groot als het gemiddelde areaal fruitteelt onder glas. Deze cijfers verhullen wel de grote verschillen tussen grote moderne bedrijven en de kleine oppervlakten onder glas zoals men deze her en der kan terugvinden in het Vlaamse landschap. Tabel 3: Aantal bedrijven met tuinbouw onder glas (2006) Aantal bedrijven met tuinbouw onder glas 3.516 10 % Aantal bedrijven met groenteteelt onder glas 1.397 39,74 % Aantal bedrijven met fruitteelt onder glas 806 22,91 % Aantal bedrijven met sierteelt onder glas 1.313 37,35 % Bron: AMS/Rapportering en FOD Economie/Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Tabel 4: Gemiddeld areaal tuinbouw onder glas (2006) Gemiddeld areaal tuinbouw onder glas 0,62 ha Gemiddeld areaal groenteteelt onder glas Gemiddeld areaal fruitteelt onder glas Gemiddeld areaal sierteelt onder glas 0,79 ha 0,36 ha 0,52 ha 14

Bron: AMS/Rapportering en FOD Economie/Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Deze verschillen worden wel aangetoond in Tabel 5, aan de hand van de indeling per grootteklasse van de bedrijven die tuinbouwgewassen telen onder glas. Daarbij zijn zeker de gegevens per subsector relevant. Bij de groenteteelt onder glas beschikt 41,90 % van de bedrijven over minder dan 0,5 ha onder glas en vertegenwoordigt dit slechts 10,50 % van het areaal. 2,30 % van de bedrijven hebben meer dan 3 ha onder glas en bezitten 12,70 % van het areaal. Bij de fruitteelt onder glas heeft maar liefst 74,70 % van de bedrijven een oppervlakte die kleiner is dan 0,5 ha. Zij halen daarmee wel 31,40 % van het areaal. Bij de sierteelt onder glas beschikt 65,90 % van de telers over minder dan 0,5 ha. Zij vertegenwoordigen bijna een kwart van het areaal (24,00 %). In deze subsector valt op dat 1,10 % van de bedrijven over meer dan 3 ha onder glas beschikken, waarmee zij meer dan 10 % (10,20 %) van het areaal innemen. 15

Tabel 5: Indeling per grootteklasse van de bedrijven die tuinbouwgewassen telen onder glas (2006) Indeling per grootteklasse van de bedrijven die tuinbouwgewassen telen onder glas Aantal ha tuinbouw per bedrijf % bedrijven % areaal < 0,5 55,70% 17,10% 0,5 tot 1 24,60% 27,40% 1 tot 1,5 10,30% 19,20% 1,5 tot 2 4,00% 11,00% 2 tot 2,5 2,70% 9,30% 2,5 tot 3 1,20% 5,20% 3 1,50% 10,70% 100% 100% Indeling per grootteklasse van de bedrijven die groenten telen onder glas Aantal ha groenten per bedrijf % bedrijven % areaal < 0,5 41,90% 10,50% 0,5 tot 1 30,10% 27,00% 1 tot 1,5 14,80% 21,80% 1,5 tot 2 5,40% 11,70% 2 tot 2,5 3,60% 1% 2,5 tot 3 1,90% 6,30% 3 2,30% 12,70% 100% 100% Indeling per grootteklasse van de bedrijven die fruit telen onder glas Aantal ha fruit per bedrijf % bedrijven % areaal < 0,5 74,70% 31,40% 0,5 tot 1 16,70% 31,90% 1 tot 1,5 4,80% 15,30% 1,5 tot 2 1,90% 8,70% 2 tot 2,5 1,00% 5,70% 2,5 tot 3 0,50% 3,60% 3 0,40% 3,40% 100% 100% Indeling per grootteklasse van de bedrijven met sierteelt onder glas Aantal ha sierteelt per bedrijf % bedrijven % areaal < 0,5 65,90% 24,00% 0,5 tot 1 19,50% 25,50% 1 tot 1,5 7,30% 16,50% 1,5 tot 2 3,30% 10,70% 2 tot 2,5 2,20% 9,20% 2,5 tot 3 0,80% 3,80% 3 1,10% 10,20% 100% 100% Bron: AMS/Rapportering en FOD Economie/Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie In Tabel 6 wordt per subsector de verdeling weergegeven van het tuinbouwareaal onder glas voor het jaar 2006. 16

Bij de groenteteelt onder glas valt het aandeel tomaten op: 47 %. Kropsla vertegenwoordigt 23 % van het areaal. De meer energievergende teelten tomaten, komkommers en paprika vertegenwoordigen samen bijna 60 %, sla en veldsla 27 %. Bij de fruitteelt onder glas zijn aardbeien dominant aanwezig: 87 % van het areaal. Bij de sierteelt onder glas blijven azalea s het belangrijkst in oppervlakte met 27 % van het areaal. Potplanten inclusief azalea s zijn goed voor 44 % van de oppervlakte. Perk- en potplanten staan in voor 22 %. Bij snijbloemen zijn rozen erg belangrijk. Tabel 6: Verdeling teelten over tuinbouwareaal onder glas (2006) Groenteteelt onder glas 100 % Tomaten 47 % Kropsla 23 % Paprika 8 % Komkommers 4 % Veldsla 4 % Andere 14 % Fruitteelt onder glas 100 % Aardbeien 87 % Bessen 6 % Druiven 4 % Andere 3 % Sierteelt onder glas 100 % Azalea's 27 % Perk- en balkonplanten 22 % Potplanten 17 % Boomkwekerijplanten 13 % Snijbloemen 11 % Andere 10 % Bron: AMS/Rapportering en FOD Economie/Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 94 % van het areaal van de vruchtgroenten en van het areaal van de aardbeien onder glas worden geteeld op substraat. Dit geldt eveneens voor 60 % van de snijbloemen. Voor de andere teelten is het aandeel geteeld op substraat in de totale productie ten hoogste 10 %. 93 % van het sla-areaal wordt geteeld op grond. Dit geldt eveneens voor 80 % van de groenten in teeltafwisseling net als voor 51 % van de andere gewassen, 35 % van fruit, 29 % van snijbloemen, 16 % van andere bol- en knolgewassen en 12 % van het azalea-areaal. In 87 % van de serres is er geen belichting. Dit komt overeen met 90 % van het areaal. Qua grootte orde is dit te vergelijken met Van Lierde D. en Carels K. (2000). In de serres met belichting gebeurt dit voor 47 % met assimilatie en voor 53 % van de gevallen volgens fotoperiode. Assimilatie wordt volgens de enquête voornamelijk bij sierteelt gebruikt. 38 % van het areaal met assimilatie bevat snijbloemen, 22 % kasplanten, 14 % andere bloemen en 8 % azalea. 82 % van het areaal waar belichting volgens fotoperiode van te pas komt wordt geteeld met aardbeien. 17

Per teelttype is het gemiddelde areaal van een serre het grootst voor vruchtgroenten. Dit gemiddelde areaal is meer dan tweemaal groter dan het gemiddelde areaal sla onder glas. Per teelttype is het gemiddelde areaal van een serre het kleinst voor fruit (druiven e.a.). Dit areaal is gemiddeld zevenmaal kleiner dan het areaal vruchtgroenten (Tabel 7). Tabel 7: Gemiddeld areaal voor enkele teelten (2005) Teel Gemiddeld areaal Gemiddeld areaal per serre (m²) per bedrijf (m²) Vruchtgroenten 8.65 14.00 Sl 3.78 7.63 Groenten in teeltafwisseling 3.40 6.34 Aardbeien 2.63 4.83 Kasplanten 2.30 5.22 Azalea 3.35 10.67 Snijbloeme 3.54 6.31 Andere bol-, knolgewassen 1.91 3.93 Fruit (druiven e.a.) 1.23 2.14 Andere gewassen 1.96 3.25 Bron: Gavilan J. en Holmstock K. (2007) Aangezien sommige producenten meerdere serres per bedrijf hebben, is logischerwijze het gemiddelde areaal per bedrijf per teeltgroep groter. Dit gemiddelde areaal is het grootst voor vruchtgroenten met 14.000 m², gevolgd door azalea met 10.000 m². Het kleinst is dit opnieuw voor fruit met 2.146 m². Tabel 8 geeft de frequentiedistributie voor glastuinbouwers en glastuinbouwareaal in functie van de leeftijdscategorie. Deze geeft aan dat de jongere bedrijfsleiders duidelijk meer mee zijn met de trend naar schaalvergroting. In de leeftijdscategorie 40-50 jaar bevindt zich 36,89 % van de glastuinbouwers met 36,21 % van het areaal. Glastuinbouwers in de lagere leeftijdscategorie hebben relatief meer areaal, namelijk 31,69 % areaal voor 18,11 % van de glastuinbouwers. Deze is de hogere leeftijdscategorie hebben relatief minder oppervlakte ter beschikking: 26,88 % van het areaal voor 37,33 % van de glastuinbouwers. Tabel 8: Frequentiedistributie glastuinbouwers en glastuinbouwareaal in functie van de leeftijdscategorie Percentage glastuinbouwers Percentage glastuinbouwareaal < 30 jaar 3,44 4,50 30-40 jaar 18,11 31,69 40-50 jaar 36,89 36,21 50-65 jaar 37,33 26,88 > 65 jaar 4,22 0,72 Bron: Gavilan J. en Holmstock K. (2007) Vanuit socio-economisch standpunt is de bedrijfsopvolging eveneens een interessant gegeven. Zij geeft een indicatie over het voortbestaan van de huidige bedrijven en ook van de sector en van de schaalvergroting en/of herstructurering die zou kunnen verwacht worden. Tabel 9 laat een eerder verontrustend beeld zien, met meer dan 55 % van de bedrijfleiders boven de 50 jaar die geen opvolger hebben en meer dan 25 % die daar nog geen zicht op hebben. Deze informatie is dus rechtstreeks van invloed op bijna 27 % van het glastuinbouwareaal. 18

Tabel 9: Bedrijfsopvolging op bedrijven waar de bedrijfsleider ouder is dan 50 jaar Kennis opvolger Areaal Ja 18,16 % 21,03 % Neen 56,10 % 40,97 % Weet nog niet 25,75 % 38,00 % Bron: Gavilan J. en Holmstock K. (2007) 1.2 Evolutie van enkele socio-economische kenmerken van de glastuinbouwsector 1.2.1 Evolutie van het aantal glastuinbouwbedrijven Over het beschouwde tijdvak 1999-2006 (8 jaar) is het aantal glastuinbouwbedrijven relatief sterk gedaald, met 22,79 %. Dat komt neer op een gemiddelde daling met 3,65 % per jaar. In geval deze zelfde trend zich zou doorzetten naar 2030, zouden nog 1.438 bedrijven overblijven. In 1990 was nog sprake van 4.285 bedrijven. Meer informatie: Tabel 10 en Figuur 1. Tabel 10: Evolutie van het aantal glastuinbouwbedrijven Aantal bedrijven 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Groenteteelt onder glas 1.697 1.613 1.858 1.786 1.614 1.577 1.527 1.397 Fruitteelt onder glas 974 900 966 926 917 886 868 806 Sierteelt onder glas 1.883 1.772 1.883 1.810 1.730 1.672 1.605 1.313 Totaal 4.554 4.285 4.707 4.522 4.261 4.135 4.000 3.516 Bron: NIS en AMS Figuur 1: Evolutie van het aantal glastuinbouwbedrijven Evolutie aantal glastuinbouwbedrijven Aantal glastuinbouwbedrijven 5.000 4.500 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Jaar Groenteteelt onder glas Fruitteelt onder glas Sierteelt onder glas Totaal 19

Bron: NIS en AMS 1.2.2 Evolutie van het glastuinbouwareaal Over het zelfde beschouwde tijdvak 1999-2006 is het areaal glastuinbouw ongeveer constant gebleven. Voor de scenariostudie naar 2030 wordt het areaal ook constant verondersteld. In 1990 was het glastuinbouwareaal kleiner, met 1.825 ha. De verhoging van de glastuinbouwoppervlakte en het aantal bedrijven in de jaren 90 is zeker maar niet uitsluitend gerelateerd aan de ontwikkeling van de aardbeienteelt onder glas. Meer informatie: Tabel 11 en Figuur 2. Tabel 11: Evolutie van de glastuinbouwoppervlakte Oppervlakte (ha) 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Groenteteelt onder glas 1.089 1.059 1.196 1.177 1.110 1.145 1.127 1.104 Fruitteelt onder glas 232 219 249 255 252 269 282 290 Sierteelt onder glas 744 734 819 814 685 773 768 683 Totaal 2.065 2.012 2.264 2.246 2.047 2.187 2.177 2.077 Bron: NIS en AMS Samen met "andere teelten" (81 ha) wordt het totaal voor 2006: 2.158 Figuur 2: Evolutie van de glastuinbouwoppervlakte Evolutie glastuinbouwoppervlakte 2.500 2.000 Oppervlakte (ha) 1.500 1.000 500 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Jaar Groenteteelt onder glas Fruitteelt onder glas Sierteelt onder glas Totaal Bron: NIS en AMS 20

1.2.3 Evolutie van het relatieve belang van de subsectoren De verhouding tussen de subsectoren in de glastuinbouw is over de periode 1999-2006 niet spectaculair gewijzigd. De glasgroenteteelt bleef relatief constant over de beschouwde periode (ietsje gestegen). De fruitteelt onder glas is relatief belangrijker geworden (+3 %). De sierteelt onder glas werd relatief minder belangrijk (-3 %). Meer informatie: Tabel 12 en Figuur 3. Tabel 12: Evolutie van het relatieve belang van de glastuinbouwsubsectoren Relatieve oppervlakte 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Groenteteelt onder glas 52,74 52,63 52,83 52,40 54,23 52,35 51,77 53,15 Fruitteelt onder glas 11,23 10,88 11,00 11,35 12,31 12,30 12,95 13,96 Sierteelt onder glas 36,03 36,48 36,17 36,24 33,46 35,35 35,28 32,88 Totaal 10 10 10 10 10 10 10 10 Bron: NIS en AMS Figuur 3: Evolutie van het relatieve belang van de glastuinbouwsubsectoren Relatief belang subsectoren glastuinbouw (in % van de oppervlakte) 12 10 Relatief belang 8 6 4 2 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Jaar Groenteteelt onder glas Fruitteelt onder glas Sierteelt onder glas Totaal Bron: NIS en AMS 1.2.4 Evolutie van het relatieve belang van de teelten binnen de subsectoren Glasgroenteteelt Binnen de glastuinbouw zijn over de beschouwde periode 1999-2006 wel jaarlijkse fluctuaties waar te nemen, maar zeker geen drastische ontwikkelingen. Sla en paprika hebben wel aan relatief belang gewonnen. Tomaten handhaven zich redelijk goed als belangrijkste glasgroente. De globale cijfers voor tomaten verhullen hier echter de continue stijging van de tomaten substraat ten nadele van de tomaten grond. 21

Het beschouwen van een langere periode bijvoorbeeld vanaf 1990 verschaft geen voor deze oefening relevante bijkomende informatie. Meer informatie: Tabel 13 en Figuur 4. Tabel 13: Evolutie van het relatieve belang van de belangrijkste glasgroenteteelten Hectare 1999 in % 2000 in % 2001 in % 2002 in % 2003 in % 2004 in % 2005 in % 2006 in % Totaal 1089 100 1059 100 1196 100 1177 100 1110 100 1145 100 1127 100 1104 100 waarvan: Tomaten 553 51 515 49 551 46 521 44 523 47 550 48 523 46 519 47 Sla 201 18 190 18 242 20 260 22 265 24 270 24 258 23 254 23 Paprika 70 6 79 7 82 7 84 7 74 7 85 7 96 9 88 8 Komkommers 77 7 74 7 69 6 75 6 64 6 54 5 46 4 44 4 Veldsla 36 3 47 4 53 4 53 5 46 4 52 5 52 5 44 4 Andere 152 14 154 15 199 17 184 16 138 12 134 12 152 13 155 14 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Figuur 4: Evolutie van het relatieve belang van de belangrijkste glasgroenteteelten Relatief belang belangrijkste glasgroenteteelten 120 100 Relatief aandeel 80 60 40 Andere Veldsla Komkommers Paprika Sla Tomaten 20 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Jaar Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Fruitteelt onder glas Binnen de fruitteelt onder glas wordt over de beschouwde periode 1999-2006 het grote relatieve belang van de aardbeienteelt alleen maar duidelijker. De druiventeelt onder glas lijkt wat aan relatief belang te verliezen, ten voordele van de andere fruitsoorten (bessen ). Meer informatie: Tabel 14 en Figuur 5. Tabel 14: Evolutie van het relatieve belang van de fruitteelten onder glas Hectare 1999 in % 2000 in % 2001 in % 2002 in % 2003 in % 2004 in % 2005 in % 2006 in % Totaal 232 100 219 100 249 100 255 100 252 100 269 100 282 100 290 100 waarvan Aardbeien 191 82 184 84 209 84 215 84 213 85 227 84 245 87 252 87 Druive 21 9 19 9 21 8 19 7 16 6 14 5 13 5 12 4 Andere fruitsoorten 20 9 15 7 19 8 21 8 23 9 28 10 24 9 26 9 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 22

Figuur 5: Evolutie van het relatieve belang van de fruitteelten onder glas Relatief belang fruitteelten onder glas 120 100 Relatief aandeel 80 60 40 Andere fruitsoorten Druiven Aardbeien 20 0 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Jaar Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie Sierteelt onder glas Voor de sierteelten onder glas is slechts een partieel beeld geschetst. Dit beeld laat over de beschouwde periode eveneens fluctuaties zien van jaar tot jaar, maar geeft geen duidelijke trends aan, ook al omdat bepaalde categorieën een verzameling zijn van een hele reeks plantensoorten. Andere databronnen geven dan weer aan dat boomkwekerijproducten over de laatste jaren eerder in de lift zitten, terwijl kamerplanten aan relatief belang zouden verliezen. Meer informatie: Tabel 15 en Figuur 6. Tabel 15: Evolutie van het relatieve belang van enkele sierteelten onder glas Hectare 1999 in % 2000 in % 2001 in % 2002 in % 2003 in % 2004 in % 2005 in % Totaal 744 100 734 100 819 100 814 100 685 100 773 100 768 100 waarvan: Azalea's 212 28 212 29 210 26 208 26 211 31 206 27 204 27 Snijbloemen 103 14 101 14 97 12 93 11 90 13 87 11 83 11 Bollen en knollen 15 2 16 2 19 2 15 2 15 2 14 2 15 2 Potchrysanten 33 4 32 4 39 5 47 6 37 5 31 4 28 4 Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 23

Figuur 6: Evolutie van het relatieve belang van enkele sierteelten onder glas Relatief belang enkele sierteelten onder glas 6 5 Relatief aandeel 4 3 2 Potchrysanten Bollen en knollen Snijbloemen Azalea's 1 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 Jaar Bron: FOD Economie - Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie 1.2.5 Te verwachten evolutie algemeen Zoals in de landbouwsector in het algemeen wordt ook in de glastuinbouw meer schaalvergroting verwacht. Schaalvergroting is in de meeste gevallen een must voor de borging van de rendabiliteit. Deze verwachting concretiseert zich over de jaren 1999-2006 ook in een duidelijke trend naar verhoging van de gemiddelde glastuinbouwoppervlakte per bedrijf. Deze is gevisualiseerd in Tabel 16 en Figuur 7). Tabel 16: Evolutie van de glastuinbouwoppervlakte per bedrijf 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Aantal bedrijven 4.554 4.285 4.707 4.522 4.261 4.135 4.000 3.516 met glastuinbouw Glastuinbouwoppervlakte 2.065 2.012 2.265 2.246 2.047 2.187 2.177 2.077 Gemmiddelde oppervlakte 0,45 0,47 0,48 0,50 0,48 0,53 0,54 0,59 per glastuinbouwbedrijf* Bron: NIS en AMS * zonder "andere teelten" 24

Figuur 7: Evolutie van de gemiddelde glastuinbouwoppervlakte per bedrijf Evolutie gemiddelde glastuinbouwoppervlakte 0,70 Gemmiddelde oppervlakte per bedrijf 0,60 0,50 0,40 0,30 0,20 0,10 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 Jaar Gemmiddelde oppervlakte Bron: NIS en AMS De schaalvergroting zou redelijk analoog verlopen in de verschillende subsectoren (groente - fruitsierteelt). Het is moeilijk om te voorspellen of de huidige trend kan aanhouden. Deze zou in 2030 resulteren in een reductie tot op 31,58 % (minder dan 1 op 3 bedrijven blijft over) ten opzichte van 1999, en in een reductie tot op 40,97 % (minder dan 1 op 2 blijft over) ten opzichte van 2006. De dure energie zou het proces op kortere termijn kunnen versnellen. Een versnelde koude sanering is denkbaar. Naast schaalvergroting moet ook gedacht worden aan verdere specialisatie, dus aan minder teelten (slechts 1 teelt?) per bedrijf, maar op een grotere oppervlakte. Meer specialisatie zal ook betekenen dat eerst gekozen wordt voor een bepaalde teelt en dat het bedrijf daar specifiek naar wordt ingericht. Dat is bij een aantal bedrijven uiteraard ook nu al het geval. Op basis van de trend 1999-2006, berekend op basis van het dalende aantal bedrijfsleiders en het constant blijvende areaal onder glas, zou het NIS gemiddelde bedrijfsareaal tegen 2030 evolueren naar 1,50 ha. Dat is een stuk groter dan het gemiddelde areaal uit 2006 (0,62 ha). Het is echter nog steeds lager dan wat voor de glasgroenteteelt uit rendabiliteitstudies wordt aangegeven als een minimum: naar 2,50 ha en meer. Voor fruitteelt onder glas (vooral aardbeien) zou een gemiddelde van 1 ha wel kunnen. Deze teelt is voor verschillende aspecten immers een heel stuk managementintensiever dan de glasgroenteteelt. Vanuit het perspectief van vandaag is het omwille van de energieproblematiek zeker denkbaar dat een versnelde koude sanering kan leiden tot een hoger gemiddeld bedrijfsareaal tegen 2030. Een globaal gemiddelde (over de subsectoren heen) van minimum 2 ha lijkt daarom nog acceptabel. Dat zou neerkomen op 1.079 glastuinbouwbedrijven in 2030. Tussen subsectoren worden tegen 2030 geen echt spectaculaire verschuivingen verwacht, maar wordt door een aantal experts op basis van de recente ontwikkelingen toch gedacht in de richting van duidelijk meer glasgroente, van iets meer fruitteelt onder glas (aardbeien), en van een verdere vermindering van het relatieve belang (in areaal) van de sierteelt onder glas. Op basis van de expertenbevraging en los van de aannames die in de verschillende scenario s kunnen worden gedaan, lijkt volgende procentuele verdeling daarom verdedigbaar: 25

2006 2030 - groenteteelt onder glas: 51,16 % 57 % 1.230 ha - fruitteelt onder glas: 13,44 % 14 % 300 ha - sierteelt onder glas 31,65 % 25 % 540 ha - andere onder glas: 3,75 % 4 % 88 ha (saldo) 2.158 ha Binnen de subsectoren worden door de experts geen grote veranderingen in het vooruitzicht gesteld met betrekking tot het relatieve belang van de teelten. Daarmee wordt zeker ook bedoeld dat het moeilijk is om over zo een periode veranderingen te voorspellen, omdat deze afhankelijk zijn van diverse factoren: ontwikkeling van de globale vraag, van de consumentenpreferenties, van de energieprijzen, van de technologische ontwikkelingen Het is in die zin ook niet evident om een bepaalde trend uit het verleden zomaar door te trekken. Tenslotte wordt zo een voorspelling ook als minder relevant ingeschat in het kader van een emissiescenario-oefening. Zo wordt bijvoorbeeld voor de sierteelt ook de vraag niet beantwoord of de azaleateelt in dezelfde mate zal kunnen standhouden. Ter vergelijking wordt kort ingegaan op de kengetallen voor de Nederlandse glastuinbouw. In 2006 bedroeg het glasareaal 10.381 ha, waarvan 9.486 ha verwarmde teelt. De glasgroenteteelt nam 4.548 ha voor zijn rekening of 43,8 %. De sierteelt onder glas was goed voor 5.784 ha of 55,7 %. De fruitteelt onder glas was erg beperkt met slechts 49 ha. In 2006 waren er in Nederland 8.020 glastuinbouwbedrijven. De gemiddelde glasareaal per bedrijf bedroeg derhalve 1,29 ha. Over de periode van 1980 tot nu is het aantal glastuinbouwbedrijven in Nederland gestaag en stevig gedaald: 15.772 (1980), 14.986 (1985), 14.413 (1990), 13.044 (1995), 11.071 (2000) en 8.602 (2005). Het glasareaal daarentegen is geleidelijk gestegen: 8.760 ha (1980), 9.773 ha (1990) en 10.526 ha (2000). Over de laatste (bijna) 30 jaar heeft zich in Nederland een belangrijke schaalvergroting voorgedaan, van een gemiddelde van 0,56 ha/bedrijf in 1980, over 0,60 ha/bedrijf in 1985, 0,68 ha/bedrijf in 1990, 0,78 ha/bedrijf in 1995, 0,95 ha/bedrijf in 2000, en 1,23 ha/bedrijf in 2005. 1.3 Milieukenmerken van de glastuinbouwsector in 2006 1.3.1 Energiegebruik Het totale energieverbruik van de Vlaamse glastuinbouw in 2006 wordt gevonden in de MIRA-T 2007 Kernset milieudata voor dat jaar. Het bedraagt 20.258 TJ, wat neerkomt op 63,70 % van het totale energiegebruik in de landbouw (Tabel 17). De cijfers uit MIRA-T 2007 Kernset milieudata zijn gebaseerd op de VITO Energiebalans Vlaanderen, de officiële databron, en worden als referentie genomen voor de gevraagde scenariostudies in het kader van MIRA-S 2009 - Glastuinbouw. Tabel 17: Totaal energiegebruik (2006) Totaal energiegebruik Vlaamse landbouw 31.800 TJ 10 % (in TJ) Totaal energiegebruik glastuinbouw 20.258 TJ 63,70 % (in TJ) Bron: VITO Energiebalans Vlaanderen 2006 De VITO-Energiebalans -cijfers liggen wel beduidend hoger dan de door Lenders S. et al. (2008) op basis van het landbouwmonitoringsnetwerk (LMN) bekomen cijfers voor 2005. In deze studie werd 25.240 TJ energiegebruik berekend voor de landbouw in zijn geheel en 15.431 TJ voor de glastuinbouw. Opvallend is ook dat de glastuinbouw in deze studie een nagenoeg gelijk percentage voor zijn rekening neemt van het globale verbruik (61,14 %). 26

Het verschil zit in de methodologie: top-down in het geval van de VITO Energiebalans en bottomup in het geval van Lenders S. et al. Het LMN (Landbouwmonitoringsnetwerk) vertrekt vanuit een steekproef van een beperkt aantal bedrijven en een permanente registratie per bedrijf. Dit wordt dan geëxtrapoleerd naar alle bedrijven in Vlaanderen. Dit is een bottom-up methode om tot een totaal energiegebruik voor de landbouw te komen. De cijfers uit de VITO Energiebalans Vlaanderen komen tot stand door enerzijds op literatuur gebaseerde kengetallen te vermenigvuldigen met de activiteiten (oppervlakte, aantal dieren). Dit is te aanzien als een activiteitsgebaseerde methode, waar de kengetallen het gemiddelde verbruik per eenheid weergeven, over alle soorten bedrijven heen. De sectorindeling is gebaseerd op homogene activiteiten: bv. alle rundvee samen, alle varkens samen. Anderzijds wordt het aardgasverbruik van de landbouw, volledig toegekend aan de deelsector glastuinbouw. Het elektriciteitsverbruik in de glastuinbouw is het verschil van het totaal voor de landbouw, gerapporteerd door de netbeheerder, en het elektriciteitsverbruik van de overige deelsectoren, berekend op basis van kengetallen. Tabel 18 onderstreept het bijzonder grote belang van verwarming in het energiegebruik van de Vlaamse glastuinbouw. Tabel 18: Aandeel verwarming in energiegebruik glastuinbouw (2005) Aandeel verwarming in energiegebruik glastuinbouw (in TJ) Verwarming 14.572 TJ 94,43 % Andere 860 TJ 5,57 % Bron: Lenders S. et al. (2008) 1.3.2 Verdeling energiegebruik over de glastuinbouwsubsectoren Het betreft hier het primaire brandstofgebruik (zonder elektriciteit) voor de verwarming van serres. Recente gegevens zijn hierover niet beschikbaar. Uit Maertens A. en Van Lierde D. (2002) kan over de periode 1990-2000 wel een gemiddelde worden afgeleid. Het naar voren schuiven van zo een gemiddelde is verdedigbaar omdat kan worden vastgesteld dat de onderlinge verhouding van het primaire brandstofgebruik tussen de subsectoren niet drastisch wijzigt over de beschouwde jaren. Het absolute verbruik wijzigt wel (daalt namelijk over de jaren 1996-2000) (Tabel 19). Tabel 19: Verdeling primair brandstofgebruik (zonder elektriciteit) door de glastuinbouwsubsectoren Aandeel primair brandstofgebruik (zonder elektriciteit) Glasgroenteteelt 66,35 Sierteelt onder glas 30,37 Fruit- en overige 3,28 teelten onder glas Totaal 10 Bron: Maertens A. en Van Lierde D. (2002) Uit deze informatie blijkt de dominante rol van de glasgroenteteelt in het primaire brandstofgebruik. De fruitteelt onder glas vertegenwoordigt samen met de overige teelten minder dan 4 % van het primaire brandstofgebruik (zonder elektriciteit) voor de verwarming van serres. In combinatie met de arealen die de subsectoren voor hun rekening nemen, kan voor het primaire brandstofgebruik ook de relatieve energie-intensiteit per subsector worden gevisualiseerd (Tabel 20). 27