1 DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED GELEIDBAARHEID De geleidbaarheid is een maasaf voor de ionenaciviei in waer of voor de aanwezigheid van gedissocieerde soffen in een waerige oplossing. Oplossingen van de meese anorganische zuren, basen en zouen zijn relaief goede geleiders. Organische besanddelen, nie gedissocieerd in waerige oplossingen, zijn zwakke soomgeleiders. De beschreven mehode is bruikbaar voor alle (afval)waer in een gebied van 0 o 1300 ms/cm. 2 PRINCIPE He (elekische) geleidingsvermogen G van een oplossing word gedefinieerd als he omgekeerde van de weersand van de oplossing en word uigedruk in siemens (S = -1 ) 1 A G (1) R K l me G = geleidingsvermogen in S = R = weersand in = geleidbaarheid in Sm -1 K = celconsane in m -1 (= A/l) A = oppervlake van de elekoden in m 2 l = afsand ussen de elekoden in m -1 He geleidingsvermogen en daarmee de geleidbaarheid is een grooheid die afhang van: - de aard van de ionen - de concenaie van de ionen - de lading van de ionen - de emperauur van he waer - de viscosiei van he waer. Ui (1) kan de geleidbaarheid worden afgeleid : G l K I K (2) A R V me V I = gekende spanning = corresponderende gemeen soom als maa voor de geleidbaarheid. december 1991 1 CMA/2/I/A.2
De geleidbaarheid is serk afhankelijk van de emperauur van de oplossing. De oename van de geleidbaarheid me sijgende emperauur bedraag ongeveer 1,9 % / C. De meewaarde dien gecorrigeerd e worden zelfs bij geringe verschillen van de meeemperauur en de referenieemperauur (25 C). De emperauursafhankelijkheid van de geleidbaarheid ken een prakisch lineair verloop weergegeven door: (3) a 1 r r a 100 = geleidbaarheid bij de referenieemperauur = geleidbaarheid bij de meeemperauur = emperauur van he monser = referenieemperauur = emperauurscoëfficiën 1 a 100 (4) ( ) 3 BELANGRIJKE OPMERKINGEN - De geleidbaarheidsmeing kan gesoord worden door de aanwezigheid van onopgelose soffen (veen, oliën, minerale soffen, meaaldeeljes, enz.). - Evenuele luchbellen ussen de elekoden kunnen de meing soren (verwarmen van he monser o de meeemperauur). - Bij monsers waarvan de geleidbaarheid kleiner is dan 10 µs/cm word de meing gesoord door de invloed van de luch (evenuele opname van CO 2 ). 4 MONSTERBEHANDELING Na de monsername dien de geleidbaarheid zo snel mogelijk gemeen e worden. Tijdens he anspor en he bewaren van he monser zijn veranderingen mogelijk. 5 APPARATUUR - smeer (CDM83, Radiomeer) voorzien van : - een geleidbaarheidscel (CDC304) me een nominale consane van 1 cm -1 ± 10 %. - een emperauurssensor (T801) me een meebereik van -10,0 C o + 105 C (afleesbaar o op 0,1 C). He oesel laa oe geleidbaarheidsmeingen e doen in een gebied van 1,3 µs/cm o 1300 ms/cm. - Beker 500 ml - Maakolven 1000 ml december 1991 2 CMA/2/I/A.2
- Thermosaa: hermosaiseren van de meecel en meemedium op de referenieemperauur (± 0,7 C) - Volpipe 100 ml 6 REAGENTIA - Kaliumchloride, KCl, 2 uur gedroogd bij 105 C - Gebidesilleerd waer - Ijkoplossingen : de bereiding van de ijkoplossing A - G word weergegeven in abel 1. Tabel 1 : Bereidingswijze ijkoplossingen A o en me G OPLOSSING BEREIDING A verdun 100 ml van de oplossing C o 1000 ml bij 20 C B weeg eac 0,5000 g naiumchloride, NaCl, af en voeg waer oe o 1000 ml (0,05 % NaCl) C weeg 0,7440 g Kaliumchloride, KCl, af en leng aan o 1000 ml me waer bij 20 C D weeg 7,4365 g KCl af en leng aan o 1000 ml me waer bij 20 C E weeg 74,2640 g KCl af en leng aan o 1000 ml me waer bij 20 C F verzadigd NaCl bij 25 C G 7 ANALYSEPROCEDE weeg 378 g geconceneerd zwavelzuur af en leng voorzichig aan o 1000 ml 7.1 IJking van de geleidbaarheidsmeer en -cel 7.1.1 IJkmehode De meecel word geijk me een referenie oplossing waarvan de conduciviei in he werkelijke meegebied lig. Men kan hiervoor gebruik maken van één van de oplossingen (A - G) aangegeven in ondersaande abel 2 (bereiding zie 6. Reagenia). Voor een gedeailleerde werkbeschrijving word verwezen naar de handleiding. Tabel 2 : van verschillende oplossingen in funcie van de emperauur meegebied oplossing geleidbaarheid 0 C 18 C 25 C < 130 µs/cm zie calibraie in he gebied van 1300 µs/cm 100-1300 µs /cm A 147 µs /cm B C 540 µs /cm 774 µs /cm 873 µs /cm 1221 µs /cm 1015 µs /cm 1409 µs /cm 1,00-13,00 µs /cm D 7,14 ms /cm 11,17 ms /cm 12,86 ms /cm 10,0-130,0 ms /cm E 65,2 ms /cm 97,8 ms /cm 111,3 ms /cm 100-1300 ms /cm F G 251 ms /cm 826 ms /cm december 1991 3 CMA/2/I/A.2
De waarden aangegeven in de abel dienen verhoogd e worden me de geleidbaarheid gemeen voor he gebidesilleerd waer gebruik voor de bereiding van de oplossingen. 7.1.2 Conole van de celconsane De celconsane van een geleidbaarheidsmeecel wijzig in de loop van de ijd engevolge van conaminaie. He is daarom aan e raden deze celconsane op regelmaige ijdsippen e conoleren. Om de celconsane e conoleren kan men gebruik maken van een naiumchloride calibraie oplossing waarvan de geleidbaarheid in funcie van de emperauur gekend is. Geleidbaarheden bij ussenliggende emperauren kunnen door inerpolaie worden berekend. Tabel 3 : van 0,05 % NaCl in funcie van de emperauur C µs /cm C µs /cm 0 540 40 1339 5 628 45 1452 10 720 50 1565 15 815 60 1805 18 873 70 2047 20 913 80 2291 25 1015 90 2536 30 1120 100 2778 35 1228 De celconsane word aangepas zoda de uileeswaarde voor de geleidbaarheid overeensem me de waarde aangegeven in bovensaande abel 3. Hierbij word verwezen naar de handleiding van he gebruike oesel. 7.1.3 Bepaling van de emperauurscoëfficiën De emperauurscoëfficiën, berekend zoals beschreven in 2. Principe, formule 4, is enkel bruikbaar indien de samenselling van de e meen monsers nie afwijk van de samenselling van de oplossing waarvan de emperauurscoëfficiën werd bepaald. Voor de bepaling van de emperauurscoëfficiën word he monser gehermosaiseerd op de referenieemperauur. Na indompelen van de geleidbaarheidscel en emperauurssensor in he e meen monser word de geleidbaarheid bij een consane uilezing genoeerd. Vervolgens word he monser verwarmd of gekoeld o op de meeemperauur. De geleidbaarheid word hierbij aangepas zoda eenzelfde uilezing verkregen word als deze bij de referenieemperauur. Men dompel de meecel en de emperauurssensor in he monser en men pas de geleidbaarheid zo aan da we dezelfde uilezing krijgen als verkregen bij meing bij de referenieemperauur. 7.2 Meing van monsers He gebruike oesel laa oe de celconsane, referenieemperauur en emperauurscoëfficiën in e sellen zoda de meewaarde op gepase wijze word gecorrigeerd. december 1991 4 CMA/2/I/A.2
De meecel word gespoeld me meerdere kleine hoeveelheden van he monser vooraleer de meing aan e vangen. Men dompel de meecel en de emperauurssensor in he meeva (diepe 55 mm) en wach o een consane uilezing op he oesel word verkregen. Men noeer de uigelezen waarde voor de geleidbaarheid samen me de emperauur van he monser. 8 REFERENTIES - CDM 83, Conduciviy Meer, Operaing insucions, Radiomeer Copenhagen - Trinkwasser, Unersuchung und Beureilung von Trink- und Schwimmbadwasser, K. E. Quenin, Springer Verlag, Berlijn 1988 - Besimmung der elekische Leifähigkei, DIN 38404/C8, 1985, Deusche Einheisverfahren zur Wasser-, Abwasser- und Schlammunersuchung, VCH Verlagsgesellschaf mbh, Weinheim, 1991 december 1991 5 CMA/2/I/A.2