Het misdrijf Inleiding Introductie Het misdrijf In deze dramales creëren de leerlingen scènes rondom een misdrijf. Hierbij leren ze spanning op te bouwen in een verhoor, getuigenverklaring en reconstructie. Ze worden gestimuleerd de misdrijven klein te houden en deze zo groot en overdreven mogelijk neer te zetten. Zo kan het verplaatsen van een theepot door de conciërge opeens een zeer criminele zaak worden. Creatief spelen met taal en associëren op elkaars spelimpulsen staan in deze les centraal. Een mooie introductie van deze les is de scène Verhoor van Neonletters ( https://www.youtube.com/watch?v=ak3qn7dv3b0). Hierin is goed te zien hoe spanning opgebouwd wordt en er van niets iets groots gemaakt wordt. Warming-up klassikaal Val dood De leerlingen staan in een kring met hun hoofd naar beneden. Als u in uw handen klapt, richten de leerlingen hun hoofd op en kijken ze naar één iemand in de kring. Als er leerlingen zijn die elkaar aankijken, sterven zij een theatrale dood en vallen op de grond. Hierna klapt u weer in uw handen, waarna de leerlingen naar de grond kijken. Dit herhaalt u totdat alle leerlingen op de grond liggen. Pagina 1 van 5
Alibi Beginopstelling: In de ruimte De leerlingen staan in twee gelijke teams op een paar meter afstand in een rij tegenover elkaar. De eerste leerling loopt naar de voorste leerling van de andere groep, terwijl hij of zij bijvoorbeeld kriebelt op de rug. Daarbij zegt hij of zij iets anders, bijvoorbeeld "Ik graaf een schat op". De volgende speler reageert direct door schatgravend naar de leerling aan de overkant te lopen. Wederom wordt nu een andere beweging of handeling genoemd, bijvoorbeeld hinkelen, fietsen of vissen. De spelers blijven zo over en weer gaan tot ieder aan de beurt is geweest. Variatie: Iemand die een verkeerde beweging maakt of niet direct reageert, is af en gaat zitten. Warming-up groepjes Recherche Muziek: Les CD 1, nr. 12 Groepsverdeling: Tweetallen Beginopstelling: In de ruimte Geef iedere leerling een nummer, 1 of 2. De nummers 1 zijn rechercheurs, de nummers 2 verdachten. De leerlingen lopen door de ruimte. Wanneer leerling 1 een leerling 2 tegenkomt, stelt deze als rechercheur een vraag aan de verdachte. Een zo simpel mogelijke vraag op een zo spannend mogelijke manier. Bijvoorbeeld "hoe heet je", "waar woon je", "wat heb je gisteren gegeten". De verdachte geeft schuldbewust het juiste antwoord op de vraag. Als per ongeluk twee rechercheurs elkaar tegenkomen, stelt rechercheur 2 een wedervraag. Bijvoorbeeld "Hoe heet je?", "Waarom zou ik jou dat vertellen?". Na ieder gesprek, bestaande uit een vraag en antwoord of uit tweemaal een vraag, lopen de leerlingen weer verder en ontmoeten een volgende leerling. Ga hiermee door totdat iedereen elkaar een keer ontmoet heeft. Kern Pagina 2 van 5
Het verhoor Tijdsduur: 10 minuten Beginopstelling: Aan de kant De leerlingen zitten op hun stoel in een halve cirkel. Ze zijn een groep rechercheurs. Voor de groep zit een leerling, de verdachte, die wordt ondervraagd door de rechercheurs. De verdachte weet echter niet van welk misdrijf hij of zij beschuldigd wordt. Dit misdrijf vertelt u aan de groep als de verdachte even buiten de ruimte is. Zodra hij of zij weer voor de groep zit, mogen de rechercheurs op uw teken een aantal vragen stellen. Door middel van het beantwoorden hiervan probeert de ondervraagde er achter te komen wat de reden van het verhoor is. Stel zelf eerst een aantal vragen, zodat de leerlingen de bedoeling begrijpen. Als de leerling geraden heeft wat het misdrijf is, is een volgende aan de beurt om verdachte te spelen. Herhaal dit een aantal maal. Stimuleer de leerlingen om hun rol van rechercheur duidelijk te spelen. Als de verdachte echt geen idee heeft wat het misdrijf is, kunt u een getuigenverklaring plaats laten vinden. Eén van de leerlingen speelt een getuige die ondervraagd wordt door een rechercheur. Door de antwoorden van de getuige kan de verdachte wat meer duidelijkheid over het misdrijf krijgen. Tip: Wanneer de leerlingen goed op dreef zijn, kunt u in de laatste ronde twee verdachten voor de groep rechercheurs plaats laten nemen. Zij weten niet wat de reden van het verhoor is en moeten hun antwoorden dus ook afstemmen op elkaar. Voorbeelden: Alle pinguïns uit Artis laten ontsnappen De fiets van de buurman in de gracht gegooid De computer van de burgemeester gehackt Koning Willem-Alexander midden in de nacht opgebeld De juf/meester met griep aangestoken Pino verkocht aan een Chinees circus Pagina 3 van 5
Reconstructie Techniek: Tijdsduur: Toneelspel en Improvisatie 20 minuten Groepsverdeling: Groepjes Beginopstelling: Benodigdheden: In de ruimte Spelkaarten (download) Verdeel de leerlingen in groepjes van ongeveer 5 personen. Ieder groepje krijgt een invulblad. Naar aanleiding van uw aanwijzingen vullen ze stap voor stap samen het blad in. Vul bij nummer 1 een bekende Nederlander in Vul bij nummer 2 een voorwerp in Vul bij nummer 3 een familielid in Vul bij nummer 4 een werkwoord in Nu krijgen de groepjes de tijd om de 4 ingevulde woorden te combineren tot een misdrijf. Dat kan op alle mogelijke manieren. Zo kan bijvoorbeeld deneef vanjan Smit met eenopscheplepel gooien. Of kanjan Smit eenopscheplepel naar zijnneef hebbengegooid. Of er is eenopscheplepel naar deneef vanjan Smit gegooid. Ieder groepje maakt van het verzonnen misdrijf een reconstructie, waarin elke leerling een rol speelt. Deze reconstructie wordt gepresenteerd door één van de leerlingen, zoals bij bijvoorbeeld Opsporing verzocht. In de reconstructie wordt nagespeeld wat er gebeurd is. Laat de leerlingen de scène duidelijk beginnen en eindigen. Bij sommige werkwoorden kan het voor de leerlingen lastig zijn iets crimineels te bedenken, bijvoorbeeld bij vragen, kijken of lopen. Door het spannend te presenteren, kan hetvragen van prinses Amalia aan haaroma om eenlampenkap, toch heel misdadig lijken en tot een grappige scène leiden. Hierna worden de scènes gepresenteerd. Het publiek raadt welke woorden er gebruikt zijn. Afsluiting Pagina 4 van 5
Signalement Categorie: Concentratie De leerlingen zitten in de kring met de ogen dicht. Eén leerling houdt de ogen open en beschrijft iemand uit de kring aan de hand van uiterlijke kenmerken. De leerlingen met de ogen dicht luisteren naar het verhaal. Wanneer iemand denkt te weten over wie het gaat, mag deze leerling de vinger opsteken en raden wie beschreven wordt. Tip: Spreek met elkaar af dat er alleen positieve dingen over iemand gezegd mogen worden. Pagina 5 van 5