VISIETEKST OP HANDELINGSBEKWAAMHEID BINNEN DRM Inschatten van de handelingsbekwaamheid van de minderjarige. Situering : In 2006 trad het Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige (verder Decreet Rechtspositie genoemd) in de Integrale Jeugdhulp in werking. CLB s werden ondertussen reeds geïnspecteerd op de implementatie van dit decreet. Uit deze inspectie bleek dat alle CLB s uitgedaagd werden een visie op de handelingsbekwaamheid van de minderjarige en de inschatting ervan uit te klaren en vast te leggen. Een uitdaging met enigszins een dubbele bodem. Enerzijds vraagt inspectie, doch ook de individuele medewerker, een goed omlijnde procedure. Anderzijds heeft de wetgever met een reden de handelingsbekwaamheid niet strikt gedefinieerd. Er werd bewust gekozen om naast het objectieve criterium leeftijd, vanaf 12 jaar is er een vermoeden van handelingsbekwaamheid, ook het subjectieve criterium maturiteit in rekening te brengen. Het maken van deze inschatting dwingt ons grondig in contact te komen met de leerling en een beeld te vormen wat in zijn/haar belang is. Tijdens deze contactname, deze dialoog werken vaste criteria soms contraproductief. We stoten hier dus op één van de dilemma s die inherent verbonden zijn aan het DRP en ook eigen zijn aan onze CLB-praktijk. Doorheen deze visietekst raken we een aantal bijkomende contradictorische elementen aan, in de verwachting, dat collega s op de vloer zich hierin herkennen en op die manier ook de nodige houvast krijgen. Van een contradictie gesproken!!! 1. DRP in het algemeen, het inschatten van de handelingsbekwaamheid in het bijzonder, is geen doel op zich. Het DRP wil garant staan voor dialoog met de leerling, ten dienste van het belang en de veerkracht van de jongere. We kunnen het vergelijken met het beroepsgeheim. Het beroepsgeheim is ook geen doel op zich. Het staat ten dienste van de hulpverlening en maakt hulpverlening, zelfs in zeer beladen situaties, mogelijk. Het beroepsgeheim kent ook een juridisch kader, plaatst ons ook voor contradicties, inschattingen die zeer zorgvuldig dienen genomen te worden. Maar op de één of andere manier hebben CLB ers niet het gevoel dat het beroepsgeheim hen in de weg staat. Waarschijnlijk hebben scholen dit gevoel meer in de omgang met het CLB. In die zin kunnen we ons afvragen hoe het komt dat dit aanvoelen wel sterker aanwezig is bij het DRP. Komt het door de nadruk op het juridische? De klemtoon op de procedures? Alleszins is dat niet het uiteindelijke doel van het decreet: Het decreet wenst de leerling en zijn context sterker te maken en doelt daarbij op een goed contact, een goede relatie, in een transparant en participatief kader. Om het even welke procedure mag het contact en de participatie van de leerling niet in de weg staan. 1
2. Het merendeel van de rechten van het DRP is zondermeer van toepassing, ongeacht de handelingsbekwaamheid van de jongere. De inschatting van de handelingsbekwaamheid is enkel van toepassing op drie van de twaalf rechten van het decreet rechtspositie, waarvan er op hun beurt slechts twee van de drie tenvolle van toepassing zijn op de CLB-praktijk. Het DRP voert daarbij zelf een vermoeden in dat minderjarigen vanaf 12 jaar bekwaam zijn. De inschatting van de handelingsbekwaamheid bepaalt, wie mag beslissen, het kind of zijn ouders. Deze inschatting bepaalt eveneens wie mag weten, het kind of zijn ouders. Met uitzondering van deze drie rechten, zijn de andere rechten (recht op informatie, recht op participatie,.) steeds van toepassing, ongeacht de leeftijd of de maturiteit van het kind. Het DRP vraagt van elke clb-medewerker een blijvend engagement en een permanente alertheid om deze rechten ook effectief, bij alle begeleide kinderen waar te maken. De inschatting van de handelingsbekwaamheid is van belang wanneer men afstapt van het vermoeden van de handelingsbekwaamheid vanaf 12 jaar en bij de uitoefening van de volgende drie rechten: - het recht om niet tegen de wil gescheiden te worden van de ouders - het recht op al dan niet in te stemmen met de buitengerechtelijke jeugdhulp - het recht op toegang tot het dossier Het eerste van deze drie rechten is in mindere mate van toepassing op de CLB-context. Het CLB heeft niet de bevoegdheid om een jongere van zijn ouders te scheiden. In de praktijk worden we natuurlijk wel met deze situaties geconfronteerd en leiden we toe naar andere hulpverlenende of gerechtelijke instanties, die de eindbeslissing nemen. Bij het tweede recht, recht op instemming, bepaalt de handelingsbekwaamheid van het kind of we al dan niet toestemming dienen te vragen aan het kind of aan de ouders, voor een begeleiding, een testonderzoek, contactname met leerkrachten 1, enz. In het geval van een handelingsbekwame leerling is de toestemming van de leerling zelf belangrijk. In het geval van een niet- handelingsbekwaam kind geven de ouders de toestemming en wordt het kind weliswaar voldoende geïnformeerd en betrokken. Anderzijds beseffen we dat ook handelingsonbekwame kinderen hierbij soms het heft in eigen handen kunnen nemen. Een kind dat niet wil begeleid of getest worden, is vaak moeilijk te begeleiden of te testen. Je kan met andere woorden, zonder hun informele toestemming, weinig zinvol werk verrichten. Bij het derde recht, toegang tot het dossier geeft de inschatting van de handelingsbekwaamheid al dan niet aan het kind de sleutel tot toegang. De eerste stap bij de beschikbare algoritmes die de toegang stroomlijnen, is de beslissing of de leerling al dan niet handelingsbekwaam is. Een handelingsbekwame leerling oefent zelf het recht tot toegang uit. Bij een handelingsonbekwame leerling, zijn het de ouders of de bijstandfiguur die de inzage uitvoert. In die zin zijn een aantal criteria bij de inschatting hierbij op zijn plaats. Alvorens deze criteria op te sommen, geven we opnieuw een aantal relativerende kanttekeningen. 1 In het kader van de medische consulten, wordt tot de leeftijd van 18 jaar de toestemming voor vaccinaties gevraagd aan de ouders. 2
Ongeacht het feit of de leerling handelingsbekwaam is, heeft de leerling steeds recht op informatie. Wil je ook jonge of handelingsonbekwame kinderen een gepaste plaats geven in onze CLBinterventies zullen zij gepast geïnformeerd dienen te worden en maak je daarbij elementen van het dossier kenbaar. Ook handelingsonbekwame kinderen hebben recht op participatie en dat kan niet zonder dossier informatie. Bovendien kan iedere leerling bepaalde dossiergegevens op slot zetten en ontoegankelijk maken voor zijn ouders. Op deze manier heeft ook een handelingonbekwame leerling een zekere sleutel tot het dossier. De toegang tot het dossier van een handelingsbekwame minderjarige is daarbij ook niet absoluut. Bij de opmaak van het dossier moet ongeacht de handelingsbekwaamheid van de leerling, zorgvuldig beslist worden of de informatie toegankelijk is voor de jongere. De CLB-medewerker heeft steeds de mogelijkheid om te gevoelige informatie onder de agogische exceptie te plaatsen. 3. De uitkomst op de vraag of het kind al dan niet handelingsbekwaam is, is een relatief en een tijdelijk gegeven. De vraag is niet of een kind al dan niet bekwaam is. De vraag is of het kind vandaag bekwaam is ten aanzien van die bepaalde beslissing waar men voor staat. Het antwoord op deze vraag en dus de gemaakte inschatting is een uiterst relatief en veranderlijk gegeven. Een vast omlijnde methode, als het ware een diagnostisch instrument, is onmogelijk. In die zin kan je bijvoorbeeld bij een vraag tot inzage, de handelingsbekwaamheid ook mede afhankelijk maken van de inhoud van het dossier. Wanneer het dossier weinig gevoelige informatie bevat is een leerling sneller handelingsbekwaam om zelf toegang te krijgen. 4. De inschatting van de handelingsbekwaamheid van een minderjarige is een relationeel gebeuren. Zonder een goed contact en een brede intake is deze inschatting niet mogelijk. Als CLB er neem je deze beslissing niet alleen: je werkt er in de eerste plaats voor samen met de jongere zelf, met zijn ouders, met zijn omgeving, bijvoorbeeld leerkrachten. Het vraagt in de eerste plaats om een zekere alertheid, een bewustzijn die niet volledig te vatten is in een lijstje van kind- en omgevingskenmerken. 5. De inschatting van de handelingsbekwaamheid is een team-aangelegenheid. Het DRP dwingt je om je bewust te worden van je eigen referentiekader en hoe dat hoogstwaarschijnlijk verschillend is van dat van de jongere. In onze CLB-teams staan we voor de uitdaging om ons bewust te worden van de invloed van de eigen paradigma s bij de inschatting van wat in het belang is van de jongere. De inschatting van het belang van de jongere en van zijn handelingsbekwaamheid taz van bepaalde beslissingen, doe je samen met je teamgenoten. Het DRP voert zelf een vermoeden in dat minderjarigen vanaf 12 jaar bekwaam zijn. Binnen het team bekijken we de vraag of men het met dit vermoeden eens is of niet. Wenst men af te stappen van het leeftijdscriterium (12 jaar), moet men dit voldoende argumenteren. Bij het verzamelen van de informatie bij de direct betrokkenen en vervolgens bij de inschatting op teamniveau kan het volgende, niet exhaustieve, lijstje van indicatoren daarbij houvast bieden. 3
Kindkenmerken die men als indicatie van bekwaamheid kan beschouwen: Algemeen - De leerling kan voldoende inschatten wat in zijn belang is. - De leerling kan voldoende inschatten wat de gevolgen zijn van zijn daden. Specifieke indicatoren - de min-12 jarige komt zelf hulp vragen; - de minderjarige geeft in zijn verhaal zeer duidelijk aan dat hij goed beseft wat er allemaal aan de hand is; - de minderjarige geeft aan de gegeven informatie goed te begrijpen en op zichzelf te kunnen toepassen; - de minderjarige kan argumenteren waarom hij een bepaald aanbod wenst of niet, kan vergelijken met vroegere ervaringen. -de minderjarige verstaat de gevolgen van zijn beslissing -de minderjarige kan denken en beslissen met een zekere onafhankelijkheid -de minderjarige beschikt over een grote socio-emotionele zelfredzaamheid (Kinderen in zwaar problematische gezinnen houden daar soms een grote maturiteit aan over, wat blijkt uit levenservaring en zelfredzaamheid. Of kinderen die geconfronteerd worden met een ernstige ziekte, tonen soms een grote veerkracht en maturiteit) Kindkenmerken die men als tegenindicatie van bekwaamheid kan beschouwen: - mentale handicap, de reële leeftijd correspondeert niet met het beoordelingsvermogen van de leerling - de minderjarige is dusdanig verward dat men kan vermoeden dat een bewuste keuze niet echt mogelijk is. - De minderjarige kan de eigen situatie/draagkracht en /of de reikwijdte van het hulpverleningsaanbod niet realistisch inschatten Omgevingskenmerken die mee overwogen worden -De aard van de situatie (vb. onveilige situatie, overbeschermde omgeving) -De aard van de te nemen beslissing (relatief eenvoudig versus complex) en de gevolgen van de beslissing voor de leerling en zijn context (schoolloopbaan, financieel ) 4
Dit eenvoudige lijstje van indicatoren verbergt weliswaar de grote uitdaging waar we als CLBmedewerker bij de inschatting van de handelingsbekwaamheid voor geplaatst worden: namelijk het eigen referentiekader in vraag durven stellen. Je collega s hierin uitdagen is geen evidentie en is niet zonder risico op conflicten en wrijvingen. In die zin is het perfect mogelijk dat een handelingsbekwame jongere beslissingen neemt, waar je het als CLB-medewerker niet eens mee bent (en die je doen twijfelen aan de handelingsbekwaamheid van de jongere). Maar die bij nader onderzoek in het team toch in het belang van de jongere zijn. 6. Het CLB-team draagt, ook bij handelingsbekwame leerlingen, een belangrijke verantwoordelijkheid bij verontrustende situaties De handelingsbekwaamheid van de jongere betekent niet dat we ons moeten neerleggen met alle mogelijke beslissingen van de jongere. Keuzes van de jongere die niet te verzoenen zijn met zijn of haar belang, daar kunnen we niet in meegaan. De inschatting van wat in het belang is voor de leerling plaatst onze teams, in die zin voor een onmiskenbare verantwoordelijkheid. De inschatting van de handelingsbekwaamheid, mag in die zin nooit als excuus gebruikt worden om onze verantwoordelijkheid te ontlopen. In situaties waarin het belang van de jongere op aanhoudende, ingrijpende wijze genegeerd wordt, dienen wij als CLB er actie te ondernemen, zelfs naar gedwongen, niet rechtstreeks toegankelijke hulp. De vragenlijst van IJH, ter inschatting van verontrustende situaties kan daarbij een hulp zijn. 5