aan de Minister van Binnenlandse Zaken de heer dr. R.H.A. Plasterk Postbus 20011 2500 EA Den Haag Datum 08-05-2013 Onderwerp regionale samenwerking in de regio Nijmegen Excellentie, Met belangstelling hebben wij kennisgenomen van de recente debatten over intergemeentelijke samenwerking en de daaropvolgende brief over vormgeving van samenwerkingsverbanden die wij op 15 maart jl. van u ontvingen. Met u zijn wij in de regio Nijmegen 1 van mening dat de nieuwe taken die op gemeenten afkomen binnen het sociale domein vragen om versterking van intergemeentelijke samenwerking. Middels deze brief informeren wij u over de stappen die wij in dat kader reeds gezet hebben en op welke wijze wij ons de aankomende maanden zullen voorbereiden op de taken die op ons afkomen. Samenwerken in de regio Nijmegen Intergemeentelijke samenwerking in onze regio kent een rijke historie. De negen gemeenten in de regio, gezamenlijk ruim 300.000 inwoners tellend, werken al decennia intensief en constructief samen op diverse beleidsvelden. Diverse onderzoeken 2 wijzen op de eenheid en vervlechting van de regio, die een congruent geheel is. Onder meer de arbeidsmarkt en woningmarkt strekken zich over de regio uit. Binnen de regio verplaatsen inwoners zich regionaal op zoek naar werk of ontspanning. Onze inwoners maken frequent gebruik van de bovenlokale voorzieningen die de regio rijk is. In de afgelopen jaren hebben de gemeenten in de regio al op vele terreinen en in uiteenlopende vormen onderling samengewerkt. Wij hebben onderling bilaterale afspraken gemaakt en privaatrechtelijke en publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden gevormd, variërend van een regionale werkvoorziening tot een afvalinzamelingsbedrijf. Wij streven daarbij naar congruente en consistente samenwerkingsverbanden, waarbij wij in min of meer gelijke samenstelling integraal aan de kracht van de regio werken. Intergemeentelijke samenwerking verloopt in onze regio voorspoedig: door onze verankerde onderlinge verbondenheid vinden wij elkaar snel en boeken wij resultaten in onder meer het 1 De gemeenten Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Mook en Middelaar, Nijmegen, Ubbergen en Wijchen. 2 Zo ook de via uw Ministerie raadpleegbare Regioatlas
1 verbeteren van de effectiviteit en efficiency van ons beleid en het voorkomen van kwetsbaarheid van de afzonderlijke organisaties. Wij zien samenwerking als een kans om de bestuurskracht in onze regio verder te versterken en zijn voornemens de intensivering van intergemeentelijke samenwerking de komende jaren op tal van beleidsvelden onverkort voort te zetten. Gelet op deze ontwikkelingen spreken wij graag onze steun uit voor het eerste spoor uit uw Decentralisatiebrief. Daarbij maken wij wel de kanttekening dat het succes van regionale samenwerking mede afhankelijk is van heldere kaders en verantwoordelijkheden: het kabinet heeft wetgeving nog niet met ons gedeeld, het Sociaal Akkoord van 11 april 2013 geeft een ander perspectief dan de Decentralisatiebrief en ook parlementaire behandeling volgt nog. Op het ontbreken van kaders komen wij aan het eind van deze brief terug. Onze innovatieve aanpak Om de grote decentralisatie-opgaven die op gemeenten afkomen kansrijk te kunnen uitvoeren, werken wij in onze regio momenteel aan de vorming van nieuwe congruente samenwerkingsverbanden. In december jl. 2012 besloten de colleges van B&W uit de regio Nijmegen tot intensivering van de onderlinge samenwerking binnen het sociale domein. De afgelopen maanden is daaraan uitvoering gegeven. Colleges hebben het voornemen uitgesproken om één regionaal werkbedrijf op te richten in de vorm van een modulaire gemeenschappelijke regeling (MGR), een voor zover wij kunnen overzien innovatieve samenwerkingsvorm in Nederland. In de MGR werken wij op publiekrechtelijke basis aan een gezamenlijke opgave, met dien verstande dat wij de couleur locale borgen, die voor onze inwoners bijdraagt aan de herkenbaarheid van lokaal beleid en de daarmee samenhangende legitimatie van ons handelen. Basiskenmerk van de MGR is dat deze regeling uniforme instrumenten ontwikkelt. De werkgeversdienstverlening, de toegang tot uitkeringen en bemiddeling en de uitvoering van het gros van de instrumenten uit de nieuwe participatiewet zijn binnen deze MGR de basis van de dienstverlening; daarnaast biedt onze constructie de mogelijkheid om modulair gebruik te maken van de diensten van de gemeenschappelijke regeling. In die modules maken deelnemende gemeenten maatwerkafspraken over de basisdienstverlening; aan de MGR kunnen daarnaast nieuwe taken in de vorm van modules worden toegevoegd als regionale uitvoering gewenst blijkt. Deze aanpak komt tegemoet aan de behoefte van gemeenten zelf beleidskeuzes te maken, zeker nu gemeenten steeds meer strategische keuzes zelf bepalen. Wij gaan in onze regio dus werken met een innovatieve gemeenschappelijke regeling: uitvoeringsaangelegenheden gaan naar de MGR, strategische keuzes blijven bij de gemeenteraden. Op dit moment nemen onze raden de eerste besluiten over instelling van een MGR. Oorspronkelijk wilden wij medio 2013 een goedkeuringsbesluit voor de MGR voorleggen aan alle raden in de regio. Het afgesloten Sociaal Akkoord dwingt ons echter tot een pas op de plaats. Er is een nieuw perspectief ontstaan op de toekomstige uitvoering: er komen 35 werkbedrijven voor mensen met een arbeidsbeperking. Hoewel gemeenten de lead houden, schrijft het Sociaal Akkoord voor dat werkgevers zijn vertegenwoordigd in het bestuur van de werkbedrijven, die met een commerciële inslag worden geleid. Deze actualiteit roept bij ons de vraag op of de MGR die hier in de regio op veel draagvlak mag rekenen nog een haalbare optie is. Voor de transitie Jeugdzorg en AWBZ is door onze gemeenten de visienota Integreren en Transformeren vastgesteld, met daarin contouren over wat lokaal, regionaal en bovenregionaal wordt uitgevoerd. Wij gaan daarbij uit van het subsidiariteitsbeginsel. De burgers staan centraal
2 en onze inzet is gericht op een dekkend netwerk van ondersteuning dat zo nabij, efficiënt en effectief mogelijk wordt ingezet. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een uniform model van toegang, gericht op kortdurende opschaling en snelle afschaling van zorg. De vastgestelde uitgangspunten worden momenteel verder uitgewerkt in beleidskeuzes. Integrale aanpak In uw brief wijst u op de samenhang tussen decentralisaties. Met u zijn wij van mening dat wij bij het zoeken naar samenwerkingsvormen moeten streven naar een methode waarbinnen maximale integraliteit bewerkstelligd wordt. Wij zien al samenhang tussen de Participatiewet en de taken die uit de AWBZ overkomen. Op dit moment overlapt de huidige WSW met de arbeidsmatige dagbesteding uit de huidige AWBZ; in de praktijk maken de betrokken instellingen al gebruik van dezelfde werkplaatsen en concurreren ze met elkaar. Ook wordt de toegang van zorg en ondersteuning op lokaal niveau vormgegeven en is het wenselijk dat in specifieke situaties werk en inkomen ook onderdeel zijn van het integrale plan. Wij moeten echter ook constateren dat een integrale aanpak van de verschillende decentralisaties geen vanzelfsprekendheid is en dat enkele risico s kunnen optreden. Zo hebben wij de ambitie om met nieuwe arrangementen ongewenste concurrentie tussen regelingen terug te dringen en een transparanter dienstverleningsaanbod te hebben voor werkgevers. Het Sociaal Akkoord kan het behalen van een aantal ambities compliceren. Dat is zeer afhankelijk van de uitwerking van het akkoord; wij benadrukken het belang van integraliteit, ontkokering en het verbeteren van de aansluiting van arrangementen. Gelet op die verschillen geven wij de MGR een flexibele structuur mee, zodat taken uit de andere decentralisatieopgaven daarbinnen uitgevoerd kunnen worden op het moment dat wetgeving dat toestaat. Te denken is aan gezamenlijke contractering, specialistische indicering en een regionaal coördinatiepunt zorg. Uiteraard kijken we ook naar de positionering van de uitkeringsverstrekking en inkomensondersteuning en kunnen wij een deel van de taken beleggen in andere, reeds bestaande, publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden als de GGD. De komende jaren zullen taken binnen het sociale domein de kern van de MGR vormen, waarbij wij overigens de ambitie benoemen om voor de langere termijn deze vorm ook te benutten voor intergemeentelijke samenwerking op andere domeinen. Voor zowel de uitvoering van de Participatiewet als de transitieopgaven wordt voldaan aan de voorwaarden die de VNG en u in uw brief van 15 februari jl. noemen: a. Er wordt samengewerkt binnen een samenhangende regio die zowel historisch, cultureel als economisch met elkaar verbonden is (één daily urban system); b. Alle gemeenten in de regio participeren (geen witte vlekken ); er is een gedeeld beeld over wat de congruente regio is. c. De regio (met meer dan 300.000 inwoners) is voldoende robuust; d. De gemeenten werken binnen andere samenwerkingsverbanden al met elkaar samen; e. De Wet gemeenschappelijke regelingen is van toepassing f. De centrumgemeente neemt deel. g. De gemeenten in de regio leggen de koppeling tussen de nieuwe Wmo en nieuwe Participatiewet.
3 Slot Wij concluderen dat wij in onze regio een grote samenwerkingsambitie hebben die spoort met de plannen die het kabinet voorstaat. Wij willen de aankomende maanden onverkort doorgaan met het uitwerken van de modulaire gemeenschappelijke regeling voor een krachtige uitvoering van tenminste de Participatiewet én met het voorbereiden van de andere taken die op ons afkomen. Wij vertrouwen daarbij als gemeenten op elkaars kracht en expertise. Wij hebben ook vragen aan u, om deze majeure uitdaging tot een succes te maken. We zien immers ook enkele bedreigingen. Daarbij gaat het in het bijzonder om de volgende aspecten: 1. Wij roepen u op tot snelle en adequate wetswijzigingen Als regio zijn wij klaar voor de uitdagingen die op ons afkomen, maar het maken van definitieve keuzes is niet mogelijk als besluitvorming op rijksniveau uitblijft, vertraagt of niet goed overgedragen wordt. Het Sociaal Akkoord is hier een voorbeeld van: het noodzaakt ons tot temporisering en compliceert een zorgvuldig besluitvormingsproces. Wij kunnen lokaal en regionaal pas definitieve keuzes maken op het moment dat voornemens zijn uitgewerkt in wet- en regelgeving. Wij dringen daarom aan op een transparant en spoedig proces, zodat wij ons nog in 2013 - samen met onze partners in de regio - kunnen voorbereiden op onze nieuwe taken. Tevens roepen wij u op om opgaven die de Rijksoverheid aan instellingen als het UWV Werkbedrijf of ROC s meegeeft, te stroomlijnen met opgaven die gemeenten meekrijgen en verzoeken wij u zo snel mogelijk duidelijkheid te geven over de concretisering van het Sociaal Akkoord, vooral in relatie tot de zorgen die wij in deze brief uitspreken. 2. Wij dringen aan op maximale regelvrijheid voor gemeenten In uw brief aan gemeenten stelt u dat voor uitvoering van de taken binnen het sociale domein maatwerk nodig is, bureaucratie moet worden vermeden en dat gemeenten de aangewezen overheidslaag zijn om die rol te vervullen. Wij delen die opvatting en roepen u op om gemeenten de daarvoor benodigde beleidsvrijheid te geven. Na de decentralisaties moeten onze gemeenteraden de mogelijkheid hebben hun controlerende taak zo goed als mogelijk uit te voeren. Een aantal huidige en toekomstige kaders ervaren wij nu als beknellend of beperkend. Dat zijn niet enkel kaders met betrekking tot verantwoording, maar ook inhoudelijke kaders die van invloed zijn op onze toekomstige werkwijze en die een ontschotte aanpak belemmeren. Ook het feit dat onze regio een grensregio is, maakt dat wij wetgeving in voorkomende gevallen als knellend ervaren. Wij vragen u derhalve om optimale beleidsruimte. Graag willen wij de nieuwe taken uitvoeren op basis van een regionaal passende aanpak waarin bijvoorbeeld ruimte is voor een regelluwe zone. Als uw wetgeving te gedetailleerd is, is dat niet mogelijk. In relatie tot het Sociaal Akkoord is deze vraag urgenter geworden, omdat voor ons nog onduidelijk is of de gemaakte afspraken daadwerkelijk tot meer handelingsvrijheid voor gemeenten leiden. 3. Wij vragen maximale financiële ontschotting De decentralisaties betreffen de grootste verandering in het takenpakket van gemeenten sinds de inrichting van de gemeenten in de 19 e eeuw. De bijdragen uit het Gemeentefonds worden hiermee zo goed als verdubbeld. Kortom: de gevolgen voor gemeenten zijn ingrijpend. Wij dringen daarom aan op maximale financiële ontschotting, zodat beleidskeuzes en de verdeling van middelen daadwerkelijk op gemeentelijk niveau
4 gemaakt kunnen worden. Organisatorische en financiële ontschotting zullen in dat geval bijdragen aan het verbeteren van ondersteuning op maat. Met onze vraag naar ontschotting ondersteunen wij tevens bovenstaande oproep voor deregulering. 4. Wij vragen u de aanpak van de twee sporen uit uw Decentralisatiebrief niet te vermengen In uw Decentralisatiebrief benoemt u naast de decentralisatie-opgaven ook het spoor van gemeentelijke fusies en herindeling. Wij vragen u de aanpak van beide sporen los te koppelen. In onze regio zoeken wij naar een geschikte samenwerkingsvorm die bij de nieuwe taken en bij uw voorwaarden past. Die zoektocht vraagt veel van onze energie; het entameren van besprekingen over bestuurlijke fusies belemmert die zoektocht en kan daarmee ten koste gaan van een goede implementatie van de sociale opgaven. Tenslotte nodigen wij u graag uit voor een werkbezoek aan onze regio, zodat wij u nader kunnen informeren over onze regionale ambities en om nader met u in gesprek te kunnen over bovenstaande ontwikkelingen. Met vriendelijke groet, Namens de colleges van B&W van de gemeenten Beuningen, Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Mook en Middelaar, Nijmegen, Ubbergen en Wijchen de Burgemeester van Nijmegen, drs. H.M.F. Bruls In afschrift aan - het bestuur van de VNG - de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken