PANORAMA VAN DE BELGISCHE ECONOMIE



Vergelijkbare documenten
Instituut voor de nationale rekeningen

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

Regionale economische vooruitzichten

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie

Trends op de arbeidsmarkt tussen 1986 en 2006

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Oktober Macro & Markten. 1. Rente en conjunctuur :

Instituut voor de nationale rekeningen

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Werkloosheid in de Europese Unie

Economie. 1 Kempense economie presteert in de Vlaamse middenmoot Kempen Provincie Antwerpen Vlaams Gewest

PERSBERICHT Brussel, 22 december 2015

Regionale economische vooruitzichten

ENERGIEPRIORITEITEN VOOR EUROPA

De werkloosheid op haar hoogste peil sinds het begin van de crisis

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Hoe (slecht) gaat het met de conjunctuur? Edwin De Boeck Fedustria 13 oktober 2011

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

PERSCONFERENTIE. Technologische industrie blijft groeien

BOORDTABELLEN HORECA SYNTHESE: OVERZICHT: MAART /03/2017

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

Marktontwikkelingen varkenssector

Dienstensector houdt vertrouwen

Profit. Europa is een van s werelds meest welvarende regio s. en heeft een van de grootste interne markten. Deze

Instituut voor de nationale rekeningen. Regionale rekeningen

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

67,3% van de jarigen aan het werk

Uit de INR-cijfers blijkt dat met een groei van 3,5 % de bouw de algemene economische groei (+1,2 %) in 2016 sterk gestimuleerd heeft.

De FOD Economie informeert u! De innovatiepremie. Een creatieve werknemer belonen? Ja! Dankzij de fiscale vrijstelling van de innovatiepremies

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

Barometer kinesitherapie 2013

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen

De buitenlandse handel van België

FARMACIJFERS De geneesmiddelenindustrie in België : een vector voor groei. De kerncijfers

Internationale varkensvleesmarkt

Januari Krediet en overmatige schuldenlast: wat leren wij uit de cijfers 2012 van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren?

Notarisbarometer Vastgoed - familie - vennootschappen

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan

Multiplicatoren: handleiding

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

UNIZO KMO-BAROMETER. KMO-Barometer mrt 07 jun 07. dec 06

PERSBERICHT Brussel, 30 september 2013

Economische voorjaarsprognoses 2015: herstel wint aan kracht dankzij economische rugwind

Economie en ondernemen

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

ALGEMEEN OMZET DECEMBER /12/2016

PERSBERICHT Brussel, 24 september 2015

De inflatie zakte in juni nog tot 1,5 punten. De daaropvolgende maanden steeg de inflatie tot 2,0 in augustus (Bron: NBB).

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018

De FOD Economie informeert u! De innovatiepremie. Een creatieve werknemer belonen? Ja! Dankzij de fiscale vrijstelling van de innovatiepremies

De buitenlandse handel van België

Moedige overheden. Stille kampioenen = ondernemingen. Gewone helden = burgers

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2014

ALGEMEEN OMZET FEBRUARI /02/2016. Boordtabellen Horeca. Synthese:

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Zorgwekkende terugval in productiesector en bij grootste bedrijven

De regionale impact van de economische crisis

Overzicht van de Belgische economie

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

Internationale Economie. Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s

CRB CCR SR/LVN Conclusies van de sociale gesprekspartners op basis van de documentatienota Macro economische context

PERSBERICHT Brussel, 7 november 2014

Regionale verdeling van de notariële vastgoedindex

WAAROM IS FRANKRIJK AANTREKKELIJK VOOR NEDERLANDSE INVESTEERDERS?

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

Eindexamen economie vwo II

De economische groei bedraagt 0,3 % in het eerste kwartaal van De economische activiteit stijgt met 1,1 % over het hele jaar 2014

COMMERCIËLE RESULTATEN WERELD 2009*

0. KENGETALLEN. Bron: FOD Economie (Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie), INR, VDAB, RVA en Steunpunt WSE.

Orderboekje historisch gezien op vrij hoog niveau

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 0,7 procent gekrompen

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

Structurele ondernemingsstatistieken

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent

Grensoverschrijdende aftrek van fiscale verliezen

Kostprijs van een zichtrekening in België Analyse voor de periode 2008 tot 2011

CBS: economie krimpt door lager gasverbruik

De arbeidsmarkt klimt uit het dal

Impact van de Russische boycot op de prijzen en de uitvoer van bepaalde landbouwproducten

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Hoofdstuk 2: Het Taylor-Romer model

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

Kunstlaan 47-49, 1000 BRUSSEL Eric AERDEN Vooruitgangsstraat 56, 1210 BRUSSEL T GSM Persbericht

Economische effecten van een verlaging van de administratieve lasten

Gegevens met betrekking tot Brussel Economie en Werkgelegenheid Directie Steun aan Ondernemingen Kruidtuinlaan 20 BRUSSEL

Boordtabel van het Concurrentievermogen van de Belgische economie. 25 november 2015

Economische vooruitgang

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

2003/10A. Conjunctuur: recent verloop en verwachtingen* 7 e jaar. Door Economische Analyses, Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie

Transcriptie:

PANORAMA VAN DE BELGISCHE ECONOMIE 2007

Panorama van de Belgische economie 2007

2 Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Vooruitgangstraat, 50 B - 1210 BRUSSEL Ondernemingsnr.: 0314.595.348 http://economie.fgov.be tel. (02) 277 51 11 Vanuit het buitenland: tel. + 32 2 277 51 11 Verantwoordelijke uitgever: Lambert VERJUS Voorzitter van het Directiecomité Vooruitgangstraat, 50 1210 BRUSSEL Wettelijk depot: D/2008/2295/10 S4-07-171/0126-08

«De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.» Voorwoord België is een van de meest open economieën ter wereld, en de internationale context van versnelde mondialisering en liberalisering van het handelsverkeer waaraan het deelneemt, dwingt ons land ertoe de positionering van zijn ondernemingen constant in het oog te houden en zijn economisch beleid aan te passen aan de uitdagingen van een competitieve markteconomie die permanent evolueert. Vanuit zijn missie om te zorgen voor een concurrerende, evenwichtige, en duurzame werking van de goederen- en dienstenmarkt, wil de FOD Economie hier doeltreffend aan meewerken. De beschikbaarheid van betrouwbare en relevante economische informatie bevordert een objectieve en overdachte besluitvorming. Deze nieuwe uitgave van het Panorama van de Belgische economie wil dan ook een basiswerk zijn dat u inzicht verschaft in de Belgische bedrijven en sectoren en dat u daarnaast ook prognoses biedt over de toekomstige ontwikkeling ervan. Het Panorama 2007 geeft een overzicht van de conjuncturele en structurele macro-economische situatie. U krijgt een gedetailleerde stand van zaken van de geopolitieke belangen op het gebied van energie en van de situatie van het ondernemerschap en de middenstand. Er wordt ook een hoofdstuk aan de analyse van de sectoren gewijd. De FOD Economie selecteerde in samenwerking met de Europese Commissie vijf sectoren voor een grondige analyse, op grond van hun aandeel in de Belgische economie, hun belang in het aanpassingsvermogen van de Belgische economie, en hun onvolmaakte marktwerking (vervaardiging van audio-, video- en communicatieapparatuur, vervaardiging van medische apparatuur en instrumenten, van precisie- en optische instrumenten en uurwerken, groothandel, post en telecommunicatie, en overige zakelijke dienstverlening). Het laatste hoofdstuk werpt een bijzonder licht op de plaats en de toegevoegde waarde van de informatieen communicatietechnologie. 3 Ik dank u voor de aandacht die u aan deze nieuwe uitgave van het Panorama van de Belgische economie wilt schenken en ik wens u veel leesgenot. Lambert Verjus Voorzitter van het Directiecomité van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

4

«De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.» Inhoudstafel Voorwoord...3 Afkortingen en lexicon...9 Samenvatting...13 I. Macro-economische en structurele context...21 I.1. Internationale context...23 I.1.1. Internationale conjuncturele omgeving...23 I.1.2. Mondialisering...26 I.1.2.1. Kort historisch overzicht...26 I.1.2.2. Een definitie: drie aspecten van het fenomeen...26 I.2. Economische activiteit in België...33 I.2.1. Algemeen verloop van het BBP...33 I.2.2. Belangrijkste categorieën van uitgaven en bijdragen...35 I.2.3. De gezinsconsumptie en de bepalende factoren...37 I.2.4. Investeringen...38 I.2.5. Consumptieprijzen...40 I.2.5.1. Voedingsmiddelen...42 I.2.5.2. Niet-voedingsproducten...45 I.2.5.3. Diensten...47 I.2.6. Voornaamste bedrijfstakken...49 I.2.6.1. Macro-economisch overzicht...49 I.2.6.2. Conjunctureel verloop...52 I.2.7. Buitenlandse handel...56 I.2.7.1. Conjunctuur...56 I.2.7.2. Samenstelling van de buitenlandse handel...58 I.2.7.3. Europese context van het handelsbeleid...69 I.2.8. De arbeidsmarkt...72 I.2.8.1. De binnenlandse werkgelegenheid...72 I.2.8.2. Werkloosheid...74 I.2.8.3. De arbeidsmarkt binnen een Europese context...76 I.3. Determinanten van de economische groei...78 I.3.1. Inleiding: Competitiviteit en de Lissabonstrategie...78 I.3.2. Economische groei en BBP per capita...79 I.3.2.1. BBP per capita als maatstaf van welvaart en concurrentievermogen...79 I.3.2.2. Componenten van de BBP-groei...80 I.3.3. Arbeidsproductiviteit...83 I.3.4. Prijsconcurrentievermogen en loonkost per eenheid product...85 I.3.5. Innovatie Reglementering Concurrentie...87 I.3.5.1. Reglementering...88 I.3.5.2. Innovatie...89 I.3.5.3. Belang van innovatie voor competitiviteit en groei...92 I.3.5.4. Verband tussen concurrentie en innovatie...92 I.3.5.5. Verband tussen reglementering en innovatie...92 I.3.5.6. Evaluatie van de impact van de Lissabonstrategie en de overloopeffecten...93 5

6 BIJLAGE 1... 98 BIJLAGE 2... 99 BIJLAGE 3...100 BIJLAGE 4...102 BIJLAGE 5...105 II. Sectorale analyses...107 II.1. De criteria die ten grondslag liggen van de selectie van de onderzochte sectoren...109 II.2. Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatie-apparatuur...116 II.3. Vervaardiging van medische apparatuur, van precisie en optische instrumenten en uurwerken...118 II.4. Groothandel...121 II.5. Post- en telecommunicatie...125 II.6. Overige zakelijke dienstverlening...129 II.7. Markante feiten in de meer traditionele Belgische sectoren...134 III. Het ondernemerschap en de middenstand...147 III.1. De zelfstandigen...150 III.1.1. Aantal zelfstandigen...150 III.1.1.1. Totaal aantal zelfstandigen...150 III.1.1.2. Aantal zelfstandigen naar juridische aard...152 III.1.1.3. Aantal zelfstandigen naar aard van de activiteit...153 III.1.1.4. Aantal zelfstandigen per bedrijfstak...155 III.1.1.5. Aantal zelfstandigen per gewest...157 III.1.1.6. Aantal zelfstandigen per leeftijdsklasse...158 III.1.2. Starters en stoppers...159 III.1.2.1. Totaal aantal starters en stoppers...159 III.1.2.2. Starters en stoppers per gewest...161 III.1.3. Zelfstandig ondernemerschap per nationaliteit...162 III.1.3.1. Aantal zelfstandigen...162 III.1.3.2. Aantal starters en stoppers...164 III.2. Werkgevers, arbeidsplaatsen en toegevoegde waarde in de kmo s...167 III.2.1. Werkgevers in de kmo s...167 III.2.1.1. Algemene evolutie van het aantal werkgevers....167 III.2.1.2. Sectoraal verloop van het aantal werkgevers...168 III.2.1.3. Variatie van de werkgevers per sector en naar bedrijfsgrootte...169 III.2.2. Arbeidsplaatsen in de kmo s...170 III.2.2.1. Algemene evolutie van de werkgelegenheid...170 III.2.2.2. Sectoraal verloop van de werkgelegenheid...171 III.2.2.3. Variatie van de arbeidsplaatsen per sector en bedrijfsgrootte...172 III.2.3. De toegevoegde waarde van de kmo s...174 III.2.3.1. Globale evolutie naar bedrijfsgrootte...174 III.2.3.2. Sectorale evolutie naar bedrijfsgrootte...174 III.2.3.3. KMO-aandelen en -intensiteit per sector...176 Focus op de Handel en reparatie (G)...177

«De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.» III.3. Bijzondere toelichting bij de middenstand...179 III.3.1. De vrije beroepen...180 III.3.1.1. Het zelfstandig ondernemerschap in de vrije beroepen...180 III.3.1.2. Werkgevers en tewerkstelling bij de vrije beroepen...185 III.3.2. Structuur van de distributiesector...192 III.3.2.1. De shoppingcenters...192 III.3.2.2. Resultaten van de toepassing van de wet van 13 augustus 2004 betreffende de vergunning van handelsvestigingen: resultaten en gevolgen...194 IV. Energie... 203 IV.1. De Europese en internationale context...205 IV.1.1. De uitdagingen...205 IV.1.2. Energiebeleid in het kader van de Lissabonstrategie...206 IV.1.3. Europees Energiepakket 2007...206 IV.2. Nationale context...211 IV.2.1. De Belgische energiemarkt...211 IV.2.2. Energie in de toekomst...222 V. Sector van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) en de stand van zaken van de informatiemaatschappij in België...225 V.1. Het economische belang van de Belgische sector van de informatieen communicatietechnologie (ICT)...228 V.1.1. Ondernemersdynamiek in de ICT-sector...229 V.1.2. Tewerkstelling en toegevoegde waarde in de ICT-productiesector in België...231 V.1.3. Indexen van concentratie en de concurrentie in de ICT-sector...237 V.1.4. Handelsverloop...240 V.2. Situatie van de informatiemaatschappij...243 V.2.1. Breedband in België...243 V.2.2. Verspreiding en gebruik van ICT bij de Belgische gezinnen...245 V.2.3. Prijs van de breedbandverbinding...246 V.2.4. Verspreiding van ICT bij Belgische ondernemingen in 2006...247 V.2.5. Gebruik van ICT bij Belgische ondernemingen, het voorbeeld van de elektronische handel...248 Bibliografie...251 Geraadpleegde websites...252 7

8

«De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.» Afkortingen en lexicon 12NLS ADSL AGORIA ASEAN BBP BIPT BRIC s BTW DBI EC ECB EFTA EIU EPC EU FAO FED FEDERGON FOD FOREM FTTH GCC GJ GO GWh IBAN ICD 12 nieuwe lidstaten Asymetric Digital Subscriber Line Federatie van de technologische industrie Association of South-East Asia Nations Bruto Binnenlands Product Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie Brazilië - Rusland - China - India Belasting op de Toegevoegde Waarde Directe Buitenlandse Investeringen Europese Commissie Europese Centrale Bank Europese Vrijhandelsovereenkomst Economist Intelligence Unit European Payment Council Europese Unie Food and Agriculture Organization Federal Reserve (USA) Federatie van partners voor werk Federale Overheidsdienst Service public wallon de l emploi et de la formation professionnelle Fibre To The Home Gulf Cooperation Council Gigajoule Grote onderneming(en) (50 en meer werknemers) Gigawattuur International Bank Account Number Interministerieel Comité voor de Distributie 9

10 ICT IEA INR ISP ISPA J kmo ko kwh MO MWh NACE NBB NSECD O&O OESO PC RFID RSZ RSVZ SEPA toe TW UMTS UNCTAD USA VDAB WHO Informatie- en communicatietechnologie International Energy Agency Instituut voor de Nationale Rekeningen Internetprovider Internet Services Providers Association Joule Kleine en Middelgrote Ondernemingen Kleine onderneming(en) (minder dan 10 werknemers) Kilowattuur Middelgrote onderneming(en) (10 tot 49 werknemers) Megawattuur Economische Activiteitennomenclatuur in de Europese Gemeenschappen Nationale Bank van België Nationaal Sociaal Economisch Comité voor de Distributie Onderzoek en Ontwikkeling Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling Personnal Computer Radio frequency identification Rijksdienst voor Sociale Zekerheid Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen Single Euro Payments Area Ton olie-equivalent Toegevoegde waarde Universal Mobile Telecommunications System United Nations Conference on Trade and Development United States of America Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding Wereld Handelorganisatie

«De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.» NACE secties A B C D E F G H I J K L M N O P Q Landbouw, jacht en bosbouw Visserij Winning van delfstoffen Industrie Productie en distributie van elektriciteit, gas en water Bouwnijverheid Groot- en detailhandel; reparatie van auto s, motorrijwielen en consumentenartikelen Hotels en restaurants Vervoer, opslag en communicatie Financiële instellingen Onroerende goederen, verhuur en diensten aan bedrijven Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen Onderwijs Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening Overige gemeenschapsvoorzieningen, sociaal-culturele en persoonlijke diensten Huishoudens Extraterritoriale organisaties en lichamen 11 De volledige NACE nomenclatuur vindt u op: http://www.statbel.fgov.be/pub/home_nl.asp#nomenclaturen3 Definities 1 GWh 1000 MWh 1 joule 1 watt gedurende 1 seconde 1 kwh 1000 watt gedurende 1 uur. Het kilowattuur komt overeen met 3 600 000 joule. 1 MWh 1000 kwh 1GJ 10 9 J

12 Arbeidsplaats EU15 Eurozone Gecentraliseerde statistieken van de RSZ ton olie-equivalent De statistiek van de arbeidsplaatsen wordt bekomen door vooreerst per werkgever een telling te maken van het aantal werknemers in dienst op de laatste dag van het kwartaal. Werknemers die bij meer dan een werkgever zijn tewerkgesteld, worden meermaals geteld. De EU15 bestaat uit volgende lidstaten: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk en Zweden. De eurozone, zoals vermeld in de tekst, bestaat uit volgende landen: België, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en Spanje Statistieken die werden opgemaakt op basis van de onderneming als een homogeen geheel. In het bijzonder wordt één enkele activiteit, met name de hoofdactiviteit, en één enkele lokalisatie, met name de hoofdzetel (welke niet altijd de maatschappelijke zetel is), in aanmerking genomen. Ton olie-equivalent is een economische en industriële energie-eenheid. Zij bedraagt per definitie 41,868 GJ, namelijk het warmtevermogen van een ton aardolie.

«De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.» Samenvatting De Belgische economie is een van de meest open economieën ter wereld. De internationale economische context waarin ze zich situeert, is dan ook bijzonder belangrijk. In 2007 was die context zeer gunstig. De wereldeconomie kende namelijk een groei van meer dan 5 %, mede dankzij het steeds groeiende gezinsverbruik in de Aziatische landen. India en China nemen daarbij de rol van de Verenigde Staten over als motor van de wereldwijde groei. De vrees voor een Amerikaanse recessie neemt toe, nadat 2007 dankzij het gezinsverbruik nog een voorspoedig jaar was geweest. Dat was ook in het eurogebied het geval, met een groei van bijna 3 % in 2007, ondanks de aanzienlijke prijsstijgingen voor grondstoffen. Deze ontwikkelingen hangen samen met het steeds sterker wordende fenomeen van de mondialisering. Dat wordt niet alleen gekenmerkt door een toename van het financiële handelsverkeer en van het goederen- en dienstenverkeer, maar ook door een sterke toename van de rechtstreekse investeringen. Die overschreden in 2000 voor het eerst de grens van 1000 miljard USD en kenden vanaf 2003 drie jaar lang een groei van meer dan 30 %. Dankzij zijn statuut van financiële draaischijf is België een van de grootste ontvangers en investeerders ter wereld. De Belgische economie profiteerde in 2006 van de opleving in de Europese Unie, van de gunstige monetaire en financiële voorwaarden voor bedrijven en particulieren en van de gunstige effecten van de hervormingen van het belastingstelsel en van de arbeidsmarkt. Verschillende indicatoren doen echter vermoeden dat de economische groei van België langzaam zijn potentiële groeipeil aan het bereiken is. Terwijl de opschudding op de Amerikaanse financiële markten en de minder gunstige Amerikaanse groeivooruitzichten in 2007 slechts een matige invloed op de economische groei hadden, zouden de verscherpte risico s (dure aardolie, sterke euro, minder gunstige kredietvoorwaarden, uitgesproken Amerikaanse groeivertraging) in 2008 duidelijker voelbaar worden. Voor de eerste zes maanden van 2007 verloopt de groeidynamiek van de belangrijkste componenten analoog met het jaar ervoor en met het voorgaande semester, meer bepaald een toenemende bijdrage van de belangrijkste componenten aan de binnenlandse vraag en een netto uitvoer die de groei van het BBP naar beneden haalt. Het enige verschil schuilt in de omvang van de negatieve bijdrage van deze laatste, die opvallender is dan het semester ervoor. 13 Het verbruik en de investeringen bleven in 2007 dynamisch. De consumptiebestedingen bleven hoog en het gezinsverbruik droeg meer en meer bij tot de groei van het BBP. Het feit dat duizenden mensen aan het werk gezet werden, leidde ongetwijfeld tot een verbetering van het beschikbare inkomen en betekende een stimulans voor de particuliere bestedingen. Daarnaast bleef ook het consumentenvertrouwen gehandhaafd in de eerste drie kwartalen van 2007. Met name dankzij de aantrekkelijke tarieven ging het in 2007 goed met de investeringen in woningbouw en met de bedrijfsinvesteringen. De dynamiek van de toekomstige investeringen zal enerzijds afhangen van de internationale context, die eind 2007 grondig verstoord werd, en anderzijds van de koers van de euro. In het eerste kwartaal van 2007 haalde de inflatie een vergelijkbaar peil met 2006, namelijk 1,7 % (wijziging op jaarbasis van het indexcijfer der consumptieprijzen), om in de twee volgende kwartalen te zakken naar 1,3 %. De inflatie versnelde vanaf september en haalde in november 2,9 %, waardoor het gemiddelde van de eerste 11 maanden van 2007 terug steeg tot 1,7 %. Bij de uitsplitsing over de functiegroepen valt de prijsstijging van levensmiddelen enerzijds en die van de energiecomponenten anderzijds op, terwijl de prijzen voor diensten onregelmatige schommelingen kennen. Op sectoraal vlak is de Belgische economie duidelijk geëvolueerd naar een diensteneconomie. Het aandeel van de dienstensector in de totale bruto toegevoegde waarde uitgedrukt in lopende prijzen steeg van 70,4 % in 1996 naar 74,9 % in 2006 en het aandeel in de totale binnenlandse werkgelegenheid steeg van 73,2 % naar 77,1 %. Toch blijft de industrie van wezenlijk belang. Indien er abstractie wordt gemaakt van het prijseffect, werd een minder sterke daling van het aandeel van de industrie in de totale bruto

toegevoegde waarde opgetekend over de laatste 10 jaar. Dat kan onder meer worden toegeschreven aan de reactie van de Belgische industriële sector op de toenemende internationale concurrentie, waarbij de productiviteit werd opgevoerd en technologische innovatie in het productieproces werd geïntegreerd. Daarnaast werden vele secundaire activiteiten uitbesteed aan de dienstensector. De vertraging van de economische groei tussen 2006 en 2007 (en in de loop van 2007) kwam volledig voor rekening van de bouwnijverheid, enerzijds, en de verwerkende nijverheid, anderzijds: naar het einde van 2007 was het stijgingstempo van de activiteit in beide bedrijfstakken vertraagd tot minder dan 2 % op jaarbasis, vergeleken met een hoogtepunt van 10 % voor de bouw medio 2006 en 5 % voor de verwerkende nijverheid eind 2006. Mede dankzij een fors aantrekkende conjunctuur in de sector Handel, vervoer en verkeer groeide de toegevoegde waarde in de dienstensector in 2007 even snel als in 2006, namelijk met zowat 2,7 %. De conjuncturele vertraging had vorig jaar nog geen zware gevolgen voor de arbeidsmarkt: tussen het derde kwartaal van 2006 en 2007 kwamen er 70.800 banen bij, waarvan 66.000 in de dienstensector en 6.500 in de bouw. In de industrie, waar een beperkt aantal banen verloren ging, klaagden meerdere sectoren over een gebrek aan geschoold personeel. De werkloosheid daalde duidelijk, hoewel er aanzienlijke regionale verschillen blijven bestaan. 14 Volgens de voorspellingen van de NBB voor het derde kwartaal van 2007 kende de totale uitvoer een groei van 6,6 % ten opzichte van het voorgaande jaar, wat een wezenlijke verbetering betekent ten opzichte van de vijf voorgaande kwartalen, met een groei tussen de 4,3 en 5,2 %. Voor de eerste drie kwartalen van 2007 haalt de groei met 6 % hetzelfde peil als de gemiddelde groei voor 2006. De invoer kende een enigszins grilliger verloop met een groeicijfer dat van 3 % in het laatste kwartaal van 2006 daalde naar -0,4 % in het eerste kwartaal van 2007. Sindsdien werd het cijfer terug positief, waarbij het gemiddelde voor de eerste drie kwartalen van 2007 (5,5 %) onder het gemiddelde van 2006 (7 %) blijft. De handelsbalans was positief in de eerste twee kwartalen van 2007 en lichtjes negatief in het derde kwartaal (-114 miljoen EUR), maar het gecumuleerde overschot bedroeg in 2007 reeds 3,3 miljard EUR op het einde van het derde kwartaal, tegenover een gecumuleerd overschot van 3 miljard in 2006). Op structureel vlak behoudt België zijn plaats tussen de rijkste landen ter wereld, uitgedrukt in BBP per inwoner, waarbij vooral de arbeidsproductiviteit, ondanks een lichte vertraging de laatste jaren, als grote troef naar voren komt. Omwille echter van de minder goede prestaties op het gebied van arbeidsinput, onder meer wat betreft de werkgelegenheidsgraad van jongeren, ouderen en het aantal gewerkte uren, komt de sterke Belgische positionering voor deze welvaartsindicator meer en meer onder druk te staan. De sterke productiviteitsprestaties zorgen er wel voor dat België internationaal gezien tot de kop van het peloton behoort voor de loonkost per eenheid product als maatstaf van het prijsconcurrentievermogen. Een verhoging van de werkgelegenheidsgraad zou op termijn wel kunnen leiden tot een neerwaartse druk op de Belgische arbeidsproductiviteit. Op sectoraal vlak blijkt dat de gemiddelde productiviteitsgroei over de periode 1996-2006 het hoogst lag in de industriële sector, maar de dienstensector (marktdiensten) heeft in de tweede helft van deze periode (2001-2006) een inhaalbeweging ingezet, terwijl de industrie een vertraging optekende voor diezelfde periode. Naast het prijsconcurrentievermogen speelt ook het kwalitatieve concurrentievermogen, of de algemene aantrekkingskracht van een economie, een cruciale rol in de globale competitiviteit van een land. Deze globale benadering van diverse groeideterminanten, waaronder de kwaliteit van het menselijk kapitaal, het volume en de kwaliteit van de investeringen, de inspanningen inzake R&D of de efficiënte werking van de goederen- en dienstenmarkt, kadert binnen de Europese Lissabonstrategie. De marktstructuur, een sleutelelement van de Lissabonstrategie, wordt beïnvloed door de concurrentiegraad, het wetgevende klimaat en het innovatiesysteem. Twee Europese instellingen gebruikten twee algemene evenwichtsmodellen om een raming te maken van de overloopeffecten van een gemeenschappelijk beleidsterrein

«De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.» in de EU. Uit dit onderzoek bleek het belang van de R&D-uitgaven (onder vier onderzochte punten) bij de gemeenschappelijke beleidsterreinen in de EU. Niet alleen zijn de overloopeffecten bij de R&D-uitgaven het grootst, maar R&D is tevens het belangrijkste kanaal waarlangs de drie andere beleidsterreinen hun overloopeffecten op de andere lidstaten uitoefenen. In het deel dat gewijd is aan sectorale analyses wordt bijzondere aandacht besteed aan een vijftal sectoren die tekenen vertonen van een niet optimaal functioneren van hun markt. Deze sectoren werden geselecteerd (op twee-cijfer niveau van de NACE nomenclatuur) op basis van 3 grote groepen van criteria. In de eerste plaats het eigenlijke niet perfect functioneren van de markt, gemeten via het verschil in de productiviteitsgroei tussen België en de rest van de eurozone (en de klantentevredenheid voor diensten van algemeen belang). Als tweede criterium geldt het belang van de sector voor het aanpassingsvermogen van de economie en, ten slotte het relatieve aandeel van de sector in de Belgische economie. De totale arbeidsproductiviteit in België en in de eurozone nam van 1995 tot 2004 (het laatste jaar waarvoor, bij de redactie, gedetailleerde cijfers beschikbaar waren) in ongeveer gelijke mate toe, maar de onderliggende sectorale arbeidsproductiviteit vertoonde een grote heterogeniteit. De Belgische sectoren die een lagere groei kenden dan gemiddeld in de eurozone (of waar de productiviteit daalde), kwamen in aanmerking om nader te worden toegelicht in dit Panorama. Bijkomende voorwaarde om te worden geselecteerd was dat de sector eveneens een belangrijke rol vertolkt in het aanpassingsvermogen van de economie (via zijn ICT-intensiteit en zijn verwevenheid met andere sectoren) en ten slotte dient de sector eveneens een zeker economisch belang te hebben (statisch gemeten via de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid, dynamisch via de groei van de mondiale vraag naar de producten van die sector). De voorgaande parameters resulteerden in de keuze om de volgende vijf bedrijfstakken aan een eerste analyse te onderwerpen: Vervaardiging van audio-, video en telecommunicatieapparatuur (NACE 32), Vervaardiging van medische apparatuur, precisie- en optische instrumenten en van uurwerken (NACE 33), Groothandel (NACE 51), Post en telecommunicatie (NACE 64) en Overige zakelijke dienstverlening (NACE 74). 15 De hoogtechnologische sectoren NACE 32 en NACE 33 vertonen een aantal gelijkenissen. Ze zijn relatief klein (in België zelfs fors kleiner dan in de eurozone), de wereldvraag naar hun producten groeit fors, hun arbeidsproductiviteit verdubbelt, ze vertonen een grote openheidsgraad en het zijn ICT-producenten. Beide sectoren kennen echter een verschillend verloop. De productiviteit in de Belgische audio- videoen telecommunicatiesector raakt immers achterop in vergelijking met de rest van de eurozone en de Belgische werkgelegenheid en toegevoegde waarde zijn sterk afgenomen. Ondertussen doet zich in de sector medische apparatuur, precisie- en optische instrumenten en uurwerken, een positieve kentering voor. Na een moeilijke periode tot en met 2002, stijgt de gerealiseerde toegevoegde waarde fors en, ook de werkgelegenheid in de sector groeide licht. Dat resulteerde in een krachtige inhaalbeweging van de Belgische arbeidsproductiviteit. Ondanks een vergelijkbare toename van het aantal gewerkte uren slaagde de Belgische groothandel, die een groot gewicht in de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid heeft, er niet in de toegevoegde waarde tussen 1995 en 2004 even snel te laten stijgen dan in de eurozone. Bovendien wijzen de cijfers voor 2005 en 2006 op een daling van de Belgische arbeidsproductiviteit. Vanwege de verscheidenheid van deze sector (er is sprake van niet minder dan 66 deelsectoren) en het ontbreken van relevant, gedetailleerd cijfermateriaal is verdere analyse nodig om de economische prestaties van de Belgische groothandel te ontleden. Op het geaggregeerde niveau bleef het arbeidsvolume in de sector Post en Telecommunicatie (NACE 64), zowel in België als in de eurozone, vrijwel onveranderd. De toegevoegde waarde verdubbelde in de eurozone en steeg in België met slechts 60 %. Dat resulteerde in een tragere stijging van de arbeidsproductiviteit in België. De nomenclatuur verraadt het al: de sector bestaat eigenlijk uit twee afzonderlijke activiteiten, namelijk Post en koeriers en Telecommunicatie. Zij kennen sinds 1995, in België althans, een verschillend verloop van toegevoegde waarde en werkgelegenheid. Terwijl het arbeidsvolume in de

telecommunicatiesector stabiel bleef, zorgde de afslanking bij de Belgische post op zijn eentje voor de afname van de werkgelegenheid in de Posterijen en koeriers. De tweede component van de arbeidsproductiviteit, de toegevoegde waarde, kende een tegengesteld verloop: nagenoeg stabiel in de postsector en meer dan verdubbeld in telecommunicatiesector. Het toenemende belang van de erg heterogene sector Overige zakelijke dienstverlening is tekenend voor de tertiarisering van de Belgische economie. De arbeidsproductiviteit in de sector hinkt, zowel in België als in de eurozone, achterop bij de rest van de economie, en daalde zelfs van 1995 tot 2002. Deze slechte gemiddelde prestatie verbergt, in België althans, een divergent verloop in de subsectoren. Zo daalde de arbeidsproductiviteit in de Holdings en coördinatiecentra (de grootste subsector in termen van toegevoegde waarde), terwijl de Personeelsdiensten erin slaagden om hun productiviteit met de helft op te krikken. Behorend tot de subsector Personeelsdiensten, wordt de uitzendsector in België gekenmerkt door een vrij sterke concentratie, die de laatste jaren iets afnam. Aangekondigde fusieplannen zouden deze concentratie echter weer versterken. 16 Naast dit vijftal sectoren die vanuit de invalshoek niet perfect functionerende markten aan een initiële analyse worden onderworpen, komen in een aanvullend hoofdstuk in dit deel eveneens markante feiten en/of tendensen in andere sectoren aan bod. Een rode draad hierbij is het steeds voelbaarder wordende effect van emerging economies zoals de Aziatische economieën (in het bijzonder China en India) langs zowel de prijsstijging van voedingsproducten als van grondstoffen en energie, als via de invoer van textielproducten uit China. De toename van investeringen in onderzoek en ontwikkeling door deze landen zal ook voor activiteiten met een hogere toegevoegde waarde een verdere waakzaamheid vereisen. De opkomst van deze economieën zal tevens opportuniteiten (via o.a. een groeiende vraag) creëren en zou ondernemingen kunnen/moeten aanzetten tot meer innovatie vanuit concurrentie-overwegingen. Ook de diversificatie van de activiteiten door grote spelers in de detailhandel, de uitdagingen voor de logistiek en de ééngemaakte Europese betaalruimte worden aangekaart. In 2006 stelde men de grootste jaarlijkse toename van het aantal zelfstandigen vast sinds 2000, met +16.752 eenheden. Dat brengt het totale aantal ondernemers met het sociaal statuut van zelfstandige op 791.288. Daarvan oefenen 30 % hun activiteit onder een vennootschap uit, een verhouding die elk jaar groeit. In 2006 oefende 70 % van de ondernemers zijn activiteit in hoofdberoep uit, terwijl 22 % ondernemer in bijberoep was, een statuut dat een gestage groei kent. Bij de opsplitsing naar bedrijfstakken ziet men dat de handel weliswaar zijn grenzen bereikt heeft, maar met 39 % toch nog het grootste aandeel behoudt. Opvallend is vooral de spectaculaire groei van de vrije en intellectuele beroepen, die nu een aandeel van 23 % halen, tegenover 20 % voor ambachten en nijverheid. In 2006 verklaarden 61 % van de zelfstandige ondernemers gedomicilieerd te zijn in Vlaanderen, 29 % in Wallonië en 9,1 % in Brussel. Van de drie gewesten kende Brussel tijdens de periode 2000-2006 de sterkste groei van het ondernemerschap. De leeftijdpiramide van de ondernemers blijft een opvallend beeld vertonen: sinds 2000 kennen alle leeftijdcategorieën onder 40 jaar een dalende trend, terwijl die erboven in stijgende lijn gaan. In 2006 telt men bijvoorbeeld tweemaal meer verzekeringsplichtigen boven de 70 jaar dan onder de 25 jaar! De Belgische ondernemingsdynamiek kan men ook aflezen aan de verhouding stopzettingen/oprichtingen op de ondernemersmarkt. Tussen 2000 en 2006 evolueerde dit cijfer van 57 % naar 47 %! In 2006 noteert men in absolute cijfers 61.124 starters tegenover 31.028 stopzettingen. Deze positieve evolutie geldt voor de drie gewesten, met sinds 2000 een bijzonder sterke groei van het aantal starters in Brussel. In 2006 vertegenwoordigden de niet-belgen 8 % van het totale aantal ingeschreven zelfstandigen, met

«De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.» ongeveer 62.500 ondernemers. In 2006 kende het aantal buitenlandse ondernemers uit de EU - vooral uit Midden- en Oost-Europa - ten opzichte van 2000 een stijging van 19 %, terwijl het aantal buitenlandse ondernemers uit de rest van de wereld - voornamelijk uit Azië - een groei van 33 % vertoonde. Daarbij ligt in 2006 de verhouding stopzettingen/oprichtingen algemeen genomen hoger bij de Belgische ondernemers (48,6 %) dan bij de niet-belgische ondernemers (38 %). 2006 heeft geen verandering gebracht in de sinds 2005 vertragende groei van het aantal nieuwe werkgevers in de privésector, en dan vooral in de kmo s. Bij het vergelijken van de sectoren stelt men een langzame en gestage groei van de diensten ten koste van de primaire en secundaire sector vast. 2006 was ongeacht de bedrijfsgrootte zeer gunstig voor alle ondernemingen in de bouw en de zakelijke dienstverlening. De kleine ondernemingen verliezen werkgevers in hun traditionele bastion van de handel ten voordele van de kleine en middelgrote bedrijven, maar boeken vooruitgang in de horeca en de diensten aan particulieren. Wat de werkgelegenheid in de privésector betreft, werden in 2006 meer dan 38.500 nieuwe banen gecreëerd, wat toch minder is dan de 52.000 die men in 2005 telde. Cumulatief werden sinds 2002 ongeveer 143.000 nieuwe banen gecreëerd, waarvan ongeveer 35.000 in kmo s en 108.000 in grote bedrijven. Het relatieve aandeel van de kmo s in het totale aantal banen neemt langzaam maar gestaag af. Wanneer we de verschillende sectoren bekijken, ongeacht de bedrijfsgrootte, zien we het grote verlies aan banen in de verwerkende nijverheid bevestigd, evenals de winst aan banen in de bouw, de vastgoedsector en de zakelijke dienstverlening. De grote bedrijven presteren goed in de handel en de gezondheidssector, maar er gaan banen verloren in de financiële sector, ten voordele van de kmo s. Het door de kmo s geproduceerde aandeel in de toegevoegde waarde (TW) van de economie is een goede indicator van de algemene gezondheidstoestand van het ondernemerschap. In 2005 vertegenwoordigde de totale TW van de Belgische bedrijven 248 miljard euro, waarvan nog 27,8 % voor rekening van de kmo s was. Die verliezen echter sinds het jaar 2000 jaarlijks 0,5 procentpunt van hun aandeel in het totaal. Zo vertoonde in 2005 de TW van de grote bedrijven een groei van 4,9 % tegenover slechts 2,9 % voor de kmo s. Bekijken we de bedrijfstakken, dan stellen we in de handel een beslissende doorbraak van de grote ondernemingen vast ten koste van de kmo s. 17 De officieuze en officiële cijfers over de shopping centers en winkelcomplexen buiten de stadskern in België tonen aan dat onze distributiestructuur op dat vlak niets tekort komt. Voor de twee segmenten samen ligt ons land exact bij het Europese gemiddelde. Zo bedroeg in 2005 de totale oppervlakte van de grote en middelgrote handelszaken ongeveer 6 miljoen m 2, dat is ongeveer 600 m 2 per 1.000 inwoners: de Belgische shopping centers en winkelcomplexen buiten de stadskern slorpten daarvan de helft op. De eerste administratieve cijfers na twee jaar toepassing van de nieuwe wet van 13 augustus 2004 op de handelsvestigingen zijn veelzeggend. Van de dossiers voor uitbreidingen met minder dan 300 m 2 van bestaande handelszaken, ging het grootste deel van de toegekende oppervlakte naar de supermarkten. Zij kregen 29.080 van de 56.596 m 2 (54 %) toegekend, op grote afstand gevolgd door de doe-het-zelfzaken (13 %). Voor nieuwe winkelprojecten en uitbreidingen met 400 tot 1000 m 2 werd 92 % van de ingediende dossiers en van de gevraagde oppervlakte goedgekeurd, wat neerkomt op ongeveer 211.861 m 2 bijkomende winkelruimte. Daarvan profiteerden het meest - in deze volgorde - de supermarkten, de winkelcomplexen en de kledingzaken. Bij de projecten voor een netto-oppervlakte van meer dan 1000 m 2 werd in totaal 917.340 m 2 winkelruimte goedgekeurd. Dat is goed voor 92 % van de ingediende dossiers en 94 % van de gevraagde oppervlakte. In de laatstgenoemde categorie dossiers vindt men een twaalftal megaprojecten die over een gemiddelde oppervlakte van 28.375 m 2 per project gingen. Eens voltooid zal de ongeveer 1.186.000 m 2 bijkomende winkelruimte die sinds de invoering van de nieuwe wet twee jaar geleden werd goedgekeurd, goed zijn voor een stijging met 16 % van de totale oppervlakte aan middelgrote en grote handelszaken die voornamelijk in de dertig jaar van de voorgaande wetgeving gebouwd werd. Dat betekent een vrij brutale versnelling van een proces dat grote gevolgen

heeft voor het hele Belgische distributienetwerk. Het aantal bij het RSVZ ingeschreven beoefenaars van een vrij beroep steeg in de loop van 2000-2006 gemiddeld met 3,7 % per jaar. Hun aantal steeg in het laatste jaar nog met 4,3 %, dat is heel wat meer dan de zelfstandige ondernemers in totaal. Voor de sector bevestigen de gegevens van 2006 globaal een teloorgang of een stagnatie van de traditionele vrije beroepen, in tegenstelling tot de bloei van recentere of vernieuwende activiteiten. Het vrouwelijke ondernemerschap in de vrije beroepen kende sinds 2000 een gestage groei. Het gewicht van de vrije beroepen in het zelfstandige ondernemerschap nam tussen 2000 en 2006 toe in de drie gewesten van het land. In Brussel evenwel zijn verhoudingsgewijs duidelijk een hoger aantal vrije beroepen geconcentreerd dan in de andere gewesten, wat samenhangt met de specifieke sociaaleconomische kenmerken. De vrije beroepen vormen een belangrijk reservoir aan loonarbeid, goed voor 220.449 banen in 2006. Er werden in de sector van 2000 tot 2006 meer dan 40.000 arbeidsplaatsen gecreëerd, waarvan 42 % in de kmo s. In een mondiale context waar de fossiele brandstoffen steeds verder uitgeput raken en waar de vraag naar energie blijft stijgen - vooral ten gevolge van de spectaculaire groei van sommige opkomende economieën - is de energie die wij als een vanzelfsprekendheid beschouwen, uitgegroeid tot een duur en zeldzaam goed. 18 Naast de politieke en geopolitieke inzet van de energiebevoorrading zijn wij ons bewust geworden van de ecologische kostprijs van onze gewoonten op het vlak van energieproductie en energieverbruik. In dat opzicht sluit ons nationaal energiebeleid enerzijds nauw aan bij de Lissabonstrategie die de klemtoon legt op duurzame groei en werkgelegenheid en anderzijds bij het nieuwe Europese energiebeleid dat tot doel heeft de strijd aan te binden tegen de klimaatverandering en de continuïteit van de bevoorrading en de concurrentie te verbeteren. In 2007 is de Belgische energiemarkt geheel vrijgemaakt, hebben onafhankelijke gewestelijke regulatoren hun intrede gedaan, is de grensoverschrijdende samenwerking toegenomen om de bevoorradingszekerheid van het land te verbeteren en hebben de 27 lidstaten van de Europese Unie ambitieuze verbintenissen aangegaan op het vlak van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. De Belgische energiemarkt wordt gekenmerkt door zijn grote afhankelijkheid van buitenlandse hulpbonnen (die afhankelijkheid bedraagt meer dan 90 %) en van aardolie en aardolieproducten. In termen van finaal energieverbruik blijft aardolie de dominante energiebron, onmiddellijk gevolgd door gas en vervolgens door elektriciteit. De elektriciteitsproductie is grotendeels afkomstig van kerncentrales terwijl de klassieke warmtecentrales nog ongeveer 40 % van de geproduceerde elektriciteit leveren. Om een zekere energiebevoorrading voor de verbruikers te kunnen garanderen dient de overheid te waken over een betrouwbare energieverstrekking en over de beschikbaarheid van energiebronnen op korte, middellange en lange termijn. Teneinde in deze behoeften te voorzien heeft de Commissie 2030 in juni 2007 haar rapport en aanbevelingen voorgesteld en heeft de FOD Economie prospectieve studies uitgewerkt over gas en elektriciteit. Met zijn centrale plaats in de kenniseconomie wordt de sector informatie- en communicatietechnologie

«De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.» (ICT) steeds meer erkend als bron van innovatie en economische groei. De sector bezit een horizontaal aspect dat zowel de industriële productie als de dienstverlening bestrijkt. Het laatste deel van dit Panorama van de economie 2007 handelt in eerste instantie over de mate waarin de ICT-sector tot de Belgische economie in haar geheel bijdraagt. Deze analyse is gebaseerd op de definitie van de sector zoals die in 1998 werd uitgewerkt door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). De kwantitatieve analyse omvat daarnaast vier variabelen: het totale aantal in de sector actieve bedrijven dat bij de Belasting op de Toegevoegde Waarde (BTW) ingeschreven is, de toegevoegde waarde, de werkgelegenheid en de handel. De resultaten van het onderzoek tonen globaal aan dat het gewicht van de sector varieert naargelang de bestudeerde variabele. De Belgische ICT-sector wordt ruimschoots overheerst door de dienstverlenende bedrijven. In 2005 was de sector goed voor 3,8 % van alle Belgische BTW-plichtige bedrijven samen. In de ICT-sector zorgt vooral de dienstverlening (voornamelijk telecommunicatie en informatica) voor het scheppen van welvaart. In 2006 lag de bijdrage van de ICT-sector op meer dan 4 % van de totale toegevoegde waarde van de Belgische economie. Voor de twee genoemde dienstverlenende sectoren blijkt uit de in 2006 berekende concentratie-indexen dat de Belgische telecommunicatiesector sterker geconcentreerd is dan de informaticasector. Kan men daaruit afleiden dat onze gevestigde speler een machtspositie op de markt van de elektronische communicatie bekleedt? Enkel een grondiger en meer gedetailleerd onderzoek kan hier uitsluitsel over geven. In 2005 stelde de sector rechtstreeks iets meer dan honderdduizend mensen tewerk. Er dient daarbij op twee belangrijke feiten gewezen te worden: de opleving van de sector op de arbeidsmarkt is nog niet echt op gang gekomen en er is een evident tekort aan arbeidskrachten. In de dienstverlenende ICT-sector, waar de bedrijven zich aan de technologie- en marktevolutie aanpassen, wordt verwacht dat de algemene herstructurering zich zal voortzetten. 19 Gestimuleerd door de groei van de handel in audio- en videomateriaal en in informaticamateriaal en toebehoren behaalde de Belgische uitvoer van ICT-producten in 2006 een hoog cijfer in courante euro. In dat jaar bereikte ook de Belgische invoer een nieuwe top dankzij dezelfde ICT-producten die voor de uitvoer genoemd werden. De Belgische handelsbalans voor ICT-producten bleef daardoor deficitair over de hele beschouwde periode, van 1995 tot 2006. Het handelsverkeer op het gebied van ICT-diensten en de rechtstreekse buitenlandse investeringen werden helaas niet onderzocht bij gebrek aan statistische gegevens, hoewel ze steeds meer aan belang winnen in verschillende industrielanden (Ierland) en opkomende landen (China en India). Daarnaast wordt een stand van zaken opgemaakt van de informatiemaatschappij in België, hoofdzakelijk op basis van de verspreidings- en gebruiksindicatoren van de ICT bij de gezinnen en de bedrijven. De Belgische breedbandmarkt verslapt sinds 2003 zowel bij particulieren als bij bedrijven. Wat de breedbandpenetratie betreft, neemt ons land volgens de rangschikking van de OESO van 2006 onder de dertig leden van de organisatie de 11 e plaats in, terwijl dat in 2004 nog de 7 e plaats was. België zou bij deze rangschikking onder verschillende grote handicaps te lijden hebben: de penetratiegraad bij de gezinnen, breedbandaanbod voor een aantrekkelijke prijs, innovatie in de ICT-sector, de concurrentiegraad van de markt van elektronische communicatie (vooral breedbandinternet)

20

«De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.» I. MACRO-ECONOMISCHE EN STRUCTURELE CONTEXT 1 21 1 Analyse afgesloten op 01/12/2007, tenzij anders vermeld.

22

«De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt in België.» I.1. INTERNATIONALE CONTEXT I.1.1. INTERNATIONALE CONJUNCTURELE OMGEVING 2006 was bijzonder gunstig voor de wereldwijde groei ten gevolge van de prestaties op alle markten en in het bijzonder in Azië. 2007 zou ook hoge groeicijfers moeten kennen, ondanks een stijging van de risico s onder meer door de turbulentie op de financiële markten en de stijging van de prijs van de grondstoffen, in het bijzonder van energie. Van 2003 tot 2006 zijn de prijzen van alle grondstoffen ieder jaar aanzienlijk gestegen (globale index +24 %). De belangrijkste stijgingen werden vastgesteld bij de energieproducten (+26 %), gevolgd door industriële stoffen (+22 %) en ten slotte in mindere mate de voedingsproducten (+7,7 %). De explosie van de vraag, in het bijzonder vanuit de Aziatische landen maar ook als gevolg van speculatieve doeleinden, in combinatie met een onvoldoende aanbod, onder meer door een gebrek aan investeringen, liggen aan de basis van de stijging. Naast de stijging van de grondstofprijzen vormen de onzekerheden over de omvang van de daling van de groei in de Verenigde Staten in de komende maanden nog een factor van ongerustheid. De meningen lopen uiteen over de omvang van de Amerikaanse financiële crisis en de gevolgen van een vertraging van de Amerikaanse economie voor de andere economieën. Rekening houdend met deze factoren gaat de Europese Commissie uit van een groei van het wereldwijde BBP van ongeveer 5,1 % in 2007 en 4,7 % in 2008. Het gewicht van de Verenigde Staten in de wereldwijde groei neemt constant af ten voordele van de Aziatische zone die opmerkelijke prestaties neerzet. Deze herverdeling maakt het mogelijk de internationale context te stabiliseren en vermindert de schokken die gepaard gaan met crisissen. De gevolgen van een vertraging in de Verenigde Staten zullen dus verzacht worden door de daling van het aandeel van de Amerikaanse import in het totaal van de wereldwijde import (van 19 % in 2000 naar 14 % in 2007) en door een wereldwijde groei die steeds meer berust op opkomende economieën: de bijdrage van China tot de groei van het wereldwijde BBP zal groter zijn dan die van de Verenigde Staten in 2007. Bovendien is ze voornamelijk gebaseerd op de binnenlandse vraag: zo zal het binnenlandse verbruik van China en India samen meer bijdragen tot de groei van het wereldwijde BBP dan de globale Amerikaanse economie in 2007. 23 (i) De Verenigde Staten De Amerikaanse groei bleef tijdens het derde kwartaal van 2007 overeind en bereikte 3,9 % op jaarbasis. De verwachtingen voor het vierde kwartaal (1,5 %) zijn echter veel minder rooskleurig en doen vrezen voor een sterke vertraging in het begin van 2008. Dat blaast de speculaties over een mogelijke recessie in Noord-Amerika nieuw leven in. De belangrijke groei van de export (16 % op jaarbasis tijdens het derde kwartaal) is niet voldoende om een BBP te ondersteunen waarvan de groei voor 70 % afhangt van consumptie-uitgaven, en de stijging van de export compenseert precies de daling van de bijdrage tot de groei van de bouwsector (4,4 % van het BBP in 2007 in vergelijking met 6,3 % in 2005). Wat doet vrezen voor een recessie moet dus gezocht worden bij de Amerikaanse consumptie die al meer dan een kwarteeuw de draaischijf is van de groei: de consumptie is niet meer verminderd op kwartaalbasis sinds 1991 en op jaarbasis sinds 1980. Al enkele maanden komt de consumptie onder druk op vier fronten. Ten eerste: als we de schuldenlast van de gezinnen bekijken, zien we dat die gelijkloopt met de prijsstijgingen in de vastgoedsector: de prijzen zijn verdubbeld tussen 1997 en 2007 en de schuldenlast van de gezinnen is van 65 % van het beschikbare inkomen in 1985 gestegen naar 100 % in 2001 en 130 % in 2007. Met andere woorden, de Amerikaanse gezinnen gebruiken hun woning als onderpand voor hun consumptiekredieten, die groeien dus zolang de prijzen van de onderpanden stijgen, wat echter niet

meer het geval is voor de prijzen van de huizen: deze prijzen zijn immers 5 % gedaald tussen november 2006 en november 2007. Desondanks stijgt het aantal onverkochte huizen constant, wat nieuwe prijsdalingen doet verwachten. Dat betekent dat het waardeverlies van een huis een rijkdomeffect heeft op de eigenaars die minder uitgeven (tussen 4 en 9 USD minder in functie van de studies voor iedere daling met 100 USD van de vastgoedwaarde). Ten tweede: wanneer we de effecten bekijken van de daling van de woningprijs op de financiële markten (via de risicovolle sector van de hypothecaire leningen), hetzij een algemene verscherping van de kredietvoorwaarden en beursaanpassingen die per definitie een invloed hebben op de effecten in de portefeuilles van de gezinnen (die ook als onderpand dienen voor consumptiekrediet), dan begrijpen we dat het op korte en middellange termijn veel moeilijker zal zijn voor een Amerikaans gezin om te lenen om de consumptie te financieren. Ten derde: het budget van de gezinnen wordt niet alleen beïnvloed door een daling in de rijkdom en de kredietmogelijkheden, het lijdt ook onder de stijging van de olieprijzen. De stijging met 25 % per vat ruwe olie tussen augustus en november 2007 heeft geleid tot een stijging met 12 % aan de pomp in Noord- Amerika en men verwacht nog verdere stijgingen voor de volgende maanden. En ten vierde: de consumptie van de Amerikaanse gezinnen zal ook afhangen van de evoluties op de Noord-Amerikaanse arbeidsmarkt die doorslaggevend zouden kunnen zijn voor het scenario (al dan niet recessie). Tot nu toe blijft de consumptie relatief goed: omdat nog niet alle hypothecaire leningen verhoogd werden (de herzieningen gebeuren vooral in het begin van het jaar), omdat de spectaculaire stijgingen van de energieprijzen erg recent zijn en ook omdat de reële salarissen zijn blijven stijgen. 24 Tijdens het derde kwartaal van 2007 is het ritme van de creatie van nieuwe banen echter gedaald en het werkloosheidscijfer deed het wat minder (4,7 % in november 2007, wat historisch laag blijft maar toch een stijgende trend vertoont) omwille van verliezen van tewerkstelling in de bouw maar ook in de industrie. De ISM-index (maandelijkse enquête bij 400 Amerikaanse aankoopdirecteurs) van de activiteit daalt bovendien al sinds deze zomer. Het heil op dit vlak moet men niet bij de Staat zoeken: de huidige toestand van het federale overheidstekort laat geen ruimte voor een herlancering door de vraag (een beleid dat wel werd gevoerd na de crisis van 2001). De Federal Reserve (FED, de Amerikaanse centrale bank) die tot op heden erg inschikkelijk was in het beheer van de financiële crisis door de rentevoeten te verlagen, heeft de ogen strak gericht op de inflatie, daar de index van de consumptieprijzen met 3,5 % is gestegen tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan oktober 2007 (volgens de FED - hetzij 2 punten meer dan in dezelfde periode van het vorige jaar) omwille van de energieprijzen. Deze inflatiedruk zou de FED er dus toe kunnen aanzetten een minder inschikkelijk beleid te voeren. Deze vier soorten druk op de consumptie van de gezinnen zijn de voornaamste neerwaartse risico s die wegen op de groei. Volgens de OESO zou de groei zo tot ver onder het potentieel dalen in 2008 (wat een recessie niet uitsluit) waarbij de inflatiedruk vermindert maar de werkloosheidsgraad stijgt. De OESO verwacht een werkloosheidsgraad van 5 % in 2008 (voor 3,6 % in 2006). (ii) Europa De twee hierboven aangehaalde risico s, namelijk de impact van de Amerikaanse kredietcrisis en het hoge niveau van de grondstoffenprijs, zullen een invloed hebben op alle economieën. Een derde risico dat specifiek is voor de eurozone komt daar nog bij: de hoge wisselkoers van de Europese eenheidsmunt. Hoewel deze hoge koers de import en de energiebevoorrading bevordert, kan zij ook de concurrentiepositie van de Europese ondernemingen schaden. De waardevermindering van de Amerikaanse dollar en de Chinese yen vormt vooral een probleem bij de handel met deze twee economieën. De directe effecten zijn minder voor de handel met de andere commerciële partners. De euro is minder in waarde gestegen ten opzichte van de andere munten en een groot gedeelte van de commerciële handel is intra- Europees.