Hoofdstuk 15 Economische relaties Open vragen 15.1 Gegeven is de onderstaande economische kringloop: Verder is nog gegeven dat de afschrijvingen van bedrijven gelijk zijn aan 200. De overheid schrijft niet af. B = Ind.Bel. + Bg NBPfk = Netto binnenlands product tegen factorkosten Bg = Belastingen van gezinnen B = Totale belastingen C = Gezinsconsumptie S = Besparingen NBPov = Netto binnenlands product afkomstig van de overheid NBPb = Netto binnenlands product afkomstig van bedrijven Ind.Bel = Indirecte belastingen -/- kostprijsverlagende subsidies Cov = Materiële overheidsconsumptie Iov = Netto overheidsinvesteringen I = Netto investeringen van bedrijven M = Import X = Export Voor de beoordeling van een economie is de macro-economische situatie van belang. De macro-economische situatie gaat over de tekorten/overschotten van de sectoren in de kringloop. a Geef de macro-economische situatie van dit land weer en benoem de tekorten en overschotten. b Hoe beoordeelt u de macro-economische situatie van dit land? Behandel daartoe het tekort/overschot van elke sector. Open vragen en vraagstukken Algemene economie en bedrijfsomgeving 1
15.2 Gegeven zijn de volgende variabelen (de betekenis van de symbolen is als in opgave 15.1): NBPfk = Netto binnenlands product tegen factorkosten Bg 30 C 380 NBPov 55 NBPb 400 Ind.Bel. 45 Cov 15 Iov 5 I 60 M 205 X 200 Afschrijvingen van bedrijven en overheid 65 a Stel een economische kringloop samen uit deze gegevens. b Bereken het NBPmp en het BBPmp. Toon uw berekening. 15.3 In de kringloop is de variabele Cov opgenomen. c Leg uit wat de variabele Cov betekent en welke rol deze speelt bij de overheidsproductie. d Geef de macro-economische situatie van dit land weer en benoem de tekorten en overschotten van elke sector. e Er zijn verschillende soorten investeringen die op verschillende wijze gefinancierd worden. Welke soorten investeringen zijn er en hoe worden ze gefinancierd? Stijging ondernemersvertrouwen 2006 De financieel-economische verwachtingen van het bedrijfsleven voor 2006 zijn aanzienlijk positiever dan vorig jaar. Met name op het gebied van omzet en export zijn de verwachtingen gestegen. Dat blijkt uit de Enquête Regionale Bedrijfsontwikkeling (ERBO) die in het najaar in opdracht van de Kamers van Koophandel onder 40.000 bedrijven werd gehouden. Op 13 december 2005 zijn de resultaten van de enquête door de voorzitter van KvK Nederland, de heer Wöltgens, gepresenteerd. De meest in het oog springende verwachtingen van bedrijven zijn dat: het ondernemersvertrouwen stijgt; een groot aantal ondernemers omzetstijging verwacht; de exportverwachting fors toeneemt; en het investeringsanimo en de werkgelegenheid stijgen. Ondernemersvertrouwen Het ondernemersvertrouwen bestaat uit meerdere componenten: de verwachtingen ten aanzien van omzet, export, investeringen en werkgelegenheid. Dit vertrouwen vertoont sinds vorig jaar, na drie jaar dalende te zijn geweest, een snel stijgende lijn. De stijging geldt voor alle sectoren, maar de dienstensector steekt er met kop en schouders bovenuit. Open vragen en vraagstukken Algemene economie en bedrijfsomgeving 2
Omzetstijging De bijna stabiele omzet van 0,1 procent in 2004 is in 2005 omgezet in een groei van 1,0 procent. Dit in combinatie met een lichte toename van de werkgelegenheid in 2005 én de betere bedrijfsresultaten van 2005 (beide ten opzichte van 2004) maakt dat een groot aantal ondernemers omzetstijging verwachten. Exportgroei In 2005 groeide de export met 2,5 procent, 1,0 procent meer dan het jaar ervoor. De verwachting is dat deze groei, die al enkele opeenvolgende jaren aanhoudt, zich verder zal doorzetten. Investeringsbereidheid De investeringsbereidheid is in 2005 toegenomen. Ruim zes op de tien bedrijven investeerden in 2005. Ruim een derde van die bedrijven meldde een stijging van de investeringen in 2005. Bron: http://www.minez.nl/content.jsp?objecti d=37045, 16 december 2005 a In welke variabelen uit de tabel met kerngegevens komt de omzetstijging van ondernemingen tot uitdrukking? b Wat kunnen de oorzaken zijn voor de exportgroei (zie figuur 7.4 uit het theorieboek). c Welke invloed hebben investeringen? d Een rentestijging kan een daling van de investeringen tot gevolg hebben. Schets hoe de verbetering van het producentenvertrouwen in verband kan staan met een rentestijging. Vraagstukken V15.1 Van een economie zijn de volgende gegevens bekend: Loon afkomstig van bedrijven 200 Overig inkomen 120 Loon afkomstig van de overheid 40 Directe belastingen 25 Export 240 Import 220 Consumptie van gezinnen 265 Overheidsbestedingen 80 Netto-investeringen overheid 0 Bruto-investeringen van bedrijven 85 Afschrijvingen van bedrijven 50 Afschrijvingen van overheid 5 Kostprijsverhogende belastingen -/- subsidies 40 Open vragen en vraagstukken Algemene economie en bedrijfsomgeving 3
a Bereken het BBP en NBP tegen marktprijzen en factorkosten. b Geef de gegevens weer in een economische kringloop. c Beoordeel de macro-economische situatie. Toon aan dat inkomen en bestedingen aan elkaar gelijk zijn. d Stel de Staat van middelen en bestedingen op. V15.2 Een bedrijf dat behoort tot de verwerkende industrie denkt het jaar af te sluiten met de volgende resultatenrekening. Resultatenrekening ( 1 mln) Omzet 2600 Inkopen 1300 Personeelskosten 900 Afschrijvingen 100 Totaal van de bedrijfslasten 2300 Bedrijfsresultaat 300 Rentelasten 70 Winst voor belastingen 230 Belastingen 100 Nettowinst 130 Het management verlangt van de financiële afdeling een prognose van de resultatenrekening van het volgende jaar. De financiële afdeling gaat daarbij uit van de doelstellingen van het management, aangevuld met gegevens uit de tabel kerngegevens uit de Macro-economische Verkenning. Over de managementdoelstellingen zijn de volgende gegevens bekend. Omzet De omzet wordt nu voor 25% op de binnenlandse markt gerealiseerd. Uit het verleden blijkt dat de hoeveelheidsverandering van de omzet benaderd kan worden door de verandering in het BBP en de prijsverandering door de inflatie. De omzet wordt voor 75% op buitenlandse markten gerealiseerd. Uit het verleden is bekend dat de geëxporteerde hoeveelheden en de exportprijzen het best benaderd kunnen worden door het wereldhandelsvolume en wereldhandelsprijs goederen (zie de tabel kerngegevens). a Bereken de omzet in het komende jaar. Bereken ook de verandering van de afzet. Inkopen Het inkoopvolume ontwikkelt zich evenredig aan het afzetvolume, terwijl de prijsontwikkeling het best berekend kan worden aan de hand van de grondstofkosten. b Bereken de inkoopkosten voor het komende jaar. Het bedrijf heeft een periode van onderbezetting achter de rug. Het management wenst daarom de personeelsbezetting constant te houden. De stijging van de arbeidskosten per werknemer is gelijk aan de loonsomstijging. c Bereken de toename van de totale loonkosten, de loonkosten per eenheid product en de arbeidsproductiviteit. Open vragen en vraagstukken Algemene economie en bedrijfsomgeving 4
Uit de financiële gegevens is bekend dat 1% rentestijging (lange rente) tot een toename van de rentelasten met 5 mln leidt. De afschrijvingen en de belastingdruk blijven constant. d Bereken de rentelasten en de belastingdruk. e Stel een begroting van de resultaten voor het komende jaar op. f Bespreek de belangrijkste oorzaak van de toename van de nettowinst. Open vragen en vraagstukken Algemene economie en bedrijfsomgeving 5