Inhoud eindtoets. Eindtoets. Introductie. Opgaven. Terugkoppeling. Antwoorden op de opgaven

Vergelijkbare documenten
Communicatietechnologie: een inleiding. Inhoud eindtoets. Eindtoets. Introductie. Opgaven. Terugkoppeling. Antwoorden op de opgaven

Kanaal: plaats waar de overdracht, transmissie vorm krijgt. Vb.: koperdraad voor elektrische signalen (elektrische stroom en spanning)

Modem en Codec. Telematica. Amplitude-modulatie. Frequentie-modulatie. Soorten modems. Fase-modulatie

communicatie is onderhevig aan fouten

Inhoud leereenheid 5. Vooruitblik. Introductie. Leerkern. Terugkoppeling. Uitwerking van de opgaven. Communicatietechnologie: een inleiding

Bij rekenvragen de berekening opschrijven. Bij beredeneringsvragen de motivering geven.

Hoofdstuk 9 Golven. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoogfrequent technieken.

1) De IEEE b-aanbeveling is ontwikkeld voor vaste netwerken. goed/fout (Antwoord: fout)

Les D-04 Foutdetectie en correctie

Tentamen IN2210 Computernetwerken I dinsdag 28 oktober tot uur

1) De IEEE b-aanbeveling is ontwikkeld voor vaste netwerken. goed/fout. 4) GPRS biedt een circuitgeschakelde netwerkservice.

Onderliggende infrastructuur: kabel- en etherverbindingen Kabeltelevisienetten Telefoonnetwerk

Opgaven bij college in2210 Computernetwerken I

Examentraining Natuurkunde havo Subdomein B1. Informatieoverdracht

Computerarchitectuur en netwerken. Inleiding NETWERKEN

Hoofdstuk 9 Golven. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

LAN, MAN, WAN. Telematica. Schakeltechnieken. Circuitschakeling. 4Wordt vooral gebruikt in het telefoonnetwerk 4Communicatie bestaat uit 3 fasen:

Les D-02 Datacommunicatie op Ethernet en Wifi netwerken

Lichtsnelheid. 1 Inleiding. VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding

Schriftelijk tentamen Digitale Telecommunicatie Technieken (5LL20) en Telecommunicatie Techniek (5LL50) op dinsdag 14 juni 2005 van

Cellulaire communicatie

Wat is communicatie het begrip Algemeen Het uitwisselen van informatie (van Dale) Opzettelijk of onopzettelijk zenden van een boodschap met als doel d

Examentraining Leerlingmateriaal

Inleidingsles voor. Communicatietheorie. Datacommunicatie. Inleiding "Communicatietheorie" 1

Dit tentamen bestaat uit vier opgaven verdeeld over drie bladzijden. U heeft drie uur de tijd.

Computerarchitectuur en netwerken. Inleiding NETWERKEN

Hierin is λ de golflengte in m, v de golfsnelheid in m/s en T de trillingstijd in s.

Golven. 4.1 Lopende golven

Frequentiebanden en technische eigenschappen toegestaan voor de verschillende klassen van radioamateurvergunningen.

Geluidsnelheid. 1 Inleiding. VWO Bovenbouwpracticum Natuurkunde Practicumhandleiding

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN FACULTEIT DER TECHNISCHE NATUURKUNDE

Communicatietheorie: Project

Communicatie over kleine en grote afstanden

Inhoud leereenheid 8. Transmissiemedia. Introductie 103. Leerkern 104. Samenvatting 121. Zelftoets 122. Terugkoppeling 123

Computerarchitectuur en netwerken. Multicast protocollen Datalinklaag/LANs

Mobiele communicatie: reken maar!

Uitwerking LES 3 N CURSSUS ) A De modulatievorm welke de minste storing door laagfrequent detectie veroorzaakt is:

Inhoud introductie. Introductie tot de cursus

Toets deel 2 Data-analyse en retrieval Vrijdag 1 Juli 2016:

2. De fysieke laag Fourier-analyse (1)

Studentgegevens. Algemene tentamengegevens. Naam vak Technische informatica Vakcode (studievolg) TZGM-AMAL23. Bijzonderheden

Inhoud leereenheid 7. Communicatietheorieën. Introductie. Leerkern. Samenvatting. Terugkoppeling. Communicatietechnologie: een inleiding

Hoofdstuk 5: Signaalverwerking

2. De fysieke laag Fourier-analyse (1)

Oefententamen Telecommunicatietechniek I (ET2505-D2)

CCTV Infrastructuur. Bekabeling oplossingen Closed-Circuit Television

Informatie-overdracht en -verwerking. Daniël Slenders Faculteit Ingenieurswetenschappen Katholieke Universiteit Leuven

Versterking Principe van de versterking

DSLSTL. Handleiding Copyright Handleiding DSLSTL Pagina 1 of 11

Inhoud Het netwerk verkennen 1 2 Confi gureren van het IOS 41

Eindexamen vwo natuurkunde I

EXAMEN INFORMATIETHEORIE I (5JJ40 / 5K020) 25 maart 2004, 9u00 12u00-1 -

Trillingen en geluid wiskundig

Trillingen en geluid wiskundig. 1 De sinus van een hoek 2 Uitwijking van een trilling berekenen 3 Macht en logaritme 4 Geluidsniveau en amplitude

Proefexamen N najaar 2001

Inhoud introductie. Introductie tot de cursus

Eindexamen natuurkunde 1 vwo II

Eindexamen vwo natuurkunde 2013-I

N najaar Tijdens een morse-verbinding wilt u weten of uw signalen door andere stations gestoord worden. QRM? QRP? QRT?

Eindexamen natuurkunde pilot vwo II

n Korte afstanden (max 1 à 2 km) n Grote snelheden tegen lage kosten (10- n Grote betrouwbaarheid n Meestal broadcast netwerk, dus geen

Eindexamen natuurkunde 1 vwo 2001-I

OSI model. Networking Fundamentals. Roland Sellis

Tentamen Inleiding Meten en Modelleren Vakcode 8C120 7 april 2010, uur. Het gebruik van een (grafische) rekenmachine is toegestaan.

Inhoud leereenheid 6. Informatieoverdracht en signalen. Introductie. Leerkern. Samenvatting. Terugkoppeling. Uitwerking van de opgaven

Tentamen Inleiding Meten Vakcode 8E april 2009, uur

uw ICT partner ADSL Home en Business

4IP = Internet Protocol 4Protocol gebruikt op netwerk laag in het internet 4Geen betrouwbaarheid

Gebruikershandleiding Axitour AT-900 audio communicatiesysteem

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2001-I

Zelftest Informatica-terminologie

Op dit lesmateriaal is een Creative Commons licentie van toepassing Remie Woudt

1. 1 Wat is een trilling?

De pariteitstestmatrix van de (6,4) Hamming-code over GF(5) is de volgende: [ H =

Bijlage: Toelichting gebruikte terminologie

LES 3 Analoog naar digitaal conversie

Geluid - oscilloscoop

Slimme schakelingen (2)

Vraagstuk 1 (10 eenheden) In het algemeen zal een ferro-magnetisch lichaam zich opsplitsen in een aantal magnetische domeinen.

Digitale systemen. Hoofdstuk De digitale regelaar

voorbeeldvragen Informatietechnologie Foundation ITF.NL editie april 2011 inhoud inleiding 2 voorbeeldexamen 3 antwoordindicatie 8 evaluatie 19

Niet-lineair gedrag in een halfgeleider optische versterker en laser diode gebaseerd terugkoppelingsschema

Lineaire algebra 1 najaar Lineaire codes

Uitwerking studie stimulerende toets Embedded Signal Processing (ESP)

Geleid herontdekken van de golffunctie

VOORBLAD SCHRIFTELIJKE TOETSEN

Voor de zend / luister amateur. Het berekenen van weerstand verzwakkers.

De Blu-ray Disc. Uitwerkingen opgaven. Een vakoverstijgende opdracht voor 5 havo en 5/6 vwo. Jean Schleipen Philips Research, Eindhoven

Studiehandleiding TMGZ-AMAL23. Technische informatica

Samenvatting Natuurkunde Samenvatting 4 Hoofdstuk 4 Trillingen en cirkelbewegingen

1. Tot welke computergeneratie behoort een werkplekmachine?

N.B.: Dit tentamen bestaat uit 30 opgaven Totaal aantal bladzijden: 13

Introductie EMC. Hét EMC Event 2011 DARE!!

Introductie EMC. Hét EMC Event 2011 DARE!!

8.2 MESH 8.3 STERNETWERK NETWERK

De transferfunctie of de versterkingsfactor van een schakeling is gelijk aan de verhouding van de uitgangsspanning op de ingangsspanning.

HANDLEIDING. Premium Spam Filter Level 1 AUGUSTUS 2014 AD HOSTING B.V.

Tentamen Inleiding Meten en Modelleren Vakcode 8C juni 2010, uur

Transcriptie:

Inhoud eindtoets Eindtoets Introductie Opgaven Terugkoppeling Antwoorden op de opgaven

Eindtoets Eindtoets I N T R O D U C T I E Met deze eindtoets wordt beoogd u een soort proeftentamen te geven waarmee u voor uzelf kunt nagaan of u met een redelijke kans van slagen aan het tentamen kunt deelnemen. Deze toets is samengesteld uit veertig vierkeuzeopgaven. In vorm en moeilijkheidsgraad vormt deze toets een afspiegeling van het tentamen dat u als afsluiting van de cursus kunt doen. De terugkoppeling kunt u gebruiken voor uw eigen beoordeling, maar ook om bij gemaakte fouten nogmaals in de leereenheden terug te zoeken en zo nog wat stof te herhalen. Als richting voor een norm kunt u aanhouden dat u bij deze eindtoets minimaal 27 opgaven goed moet hebben beantwoord, wilt u met een redelijke kans van slagen aan het tentamen deelnemen. Ga bij de eindtoets als volgt te werk: lees elk item goed door, dus zowel de opgave als de antwoordalternatieven streep daarna het volgens u goede antwoord aan werk eerst de hele toets door voordat u de terugkoppeling raadpleegt werk rustig door zonder u te haasten, u hebt tijd genoeg (voor het echte tentamen hebt u drie uur de tijd, voor de eindtoets dus ook) als u de hele toets klaar hebt, bekijk dan de terugkoppeling als u bij een item het juiste antwoord niet weet, streep er dan toch een aan. OU 1

Communicatietechnologie O P G A V E N 1 Beoordeel de juistheid van de twee volgende beweringen over de begrippen communicatie en communicatietechnologie. I Communicatie tussen personen kan men niet beschrijven als een interactie tussen componenten van een systeem, omdat personen niet als onderdelen van een communicatiesysteem gezien kunnen worden. II De manier waarop gegevens via een netwerkkaart binnenkomen in een computer en verwerkt worden door een centrale verwerkingseenheid, wordt gerekend tot het domein van de communicatietechnologie. c Alleenbewering II is juist. 2 Welke van de volgende beweringen over de technische componenten van het internet is niet juist? a Routers zijn apparaten die op knooppunten van een netwerk ervoor zorgen dat datapakketten de meest geschikte route volgen. b Bij grote organisaties komt het internet veelal de organisatie binnen via een ISDN verbinding. c In de internetterminologie worden zowel clients als servers met de term host aangeduid. d Draadloze communicatie vindt plaats door het versturen van elektromagnetische signalen. 3 Welke van de volgende beweringen over de fundamenten van communicatietechnologie bij implementaties van communicatienetwerken is juist? a De beschikbare transmissiecapaciteit voor de communicatie via een GSM toestel wordt deels bepaald door het frequentiespectrum dat beschikbaar is en deels door de foutdetectie en correctie die gehanteerd worden om fouten bij de transmissie te kunnen corrigeren. b Het digitale signaal dat een modem ontvangt, heeft geen invloed van ruis en hoeft daarom niet gecodeerd te worden bij de bron. c Wanneer een videobeeld eenmaal door een camera in een digitaal signaal veranderd is, zijn er geen mogelijkheden meer om, bijvoorbeeld vanwege een te hoge netwerkbelasting, de kwaliteit van het signaal aan te passen. d Voor alle vormen van elektromagnetische signalen geldt dat niet voorkomen kan worden dat andere ontvangers dan de gewenste ontvanger het signaal kunnen ontvangen. 2 OU

Eindtoets 4 De stappen die doorlopen worden bij de bestemming bij het overdragen van informatie, zijn achtereenvolgens: a informatie aannemen, uitpakken, tekens herkennen en informatie waarderen. b informatie aannemen, uitpakken, waarderen en tekens herkennen. c tekens herkennen, aannemen, waarderen en uitpakken. d informatie uitpakken, aannemen, herkennen en waarderen. 5 Welke van de volgende beweringen is niet juist? a Een signaal is een informatiedragend fysisch verschijnsel. b Een signaal moet passen bij het medium waar het zich door voortplant. c Een signaal wordt door een modulator van het ene naar het andere fysische domein omgezet. d Een signaal kunnen we opgebouwd denken uit een optelsom van sinusvormige signalen. 6 Twee deeltjes (A en B) bevinden zich op een koord. Het koord is gespannen en een uiteinde wordt in trilling gebracht. Daardoor ontstaat een golfpatroon. De afstand tussen de deeltjes A en B bedraagt 12 cm. De golflengte van de golf bedraagt 5 cm en de golfsnelheid bedraagt 50 m/s. Welke van de volgende uitspraken is juist? a Het faseverschil tussen de deeltjes A en B bedraagt Δϕ = 5/12, de frequentie van elk deeltje bedraagt f = 1000 Hz. b Het faseverschil tussen de deeltjes A en B bedraagt Δϕ = 12/5, de trillingtijd van elk deeltje is gelijk aan T = 1 ms. c Het faseverschil tussen de deeltjes A en B bedraagt Δϕ = 5/12, de frequentie van elk deeltje bedraagt f = 100 Hz. d Het faseverschil kan met deze gegevens niet worden berekend. 7 Gegeven is een frequentiespectrum van een signaal met een bandbreedte van 500 Hz en een laagste frequentie van 100 Hz. De bemonsteringsfrequentie is minstens gelijk aan: a 200 monsters/s. b 500 monsters/s. c 1000 monsters/s. d 1200 monsters/s. OU 3

Communicatietechnologie 8 Een kanaal heeft een bandbreedte van 3 khz en een signaal ruisverhouding (S/N) waarvoor geldt: 30 db = 10 10 log( N S )db Wat is nu volgens de wet van Hartley Shannon de maximale capaciteit van dit kanaal? a 4474 bps. b 9001 bps. c 14863 bps. d 29902 bps. 9 Beoordeel de juistheid van de volgende twee beweringen. I Voor het goed functioneren van een kanaal is het noodzakelijk dat een kanaal kennis heeft van de informatie die wordt verzonden. II Een telefoonverbinding is een voorbeeld van een full duplexkanaal. 10 In een bericht komen vier tekens voor: A, B, C en D. De volgende tabel geeft het aantal keren aan dat elk van de tekens in het bericht voorkomt. teken A B C D voorkomen 20 15 10 5 Welke van de volgende uitspraken over dit bericht is juist? a De hoeveelheid informatie van dit bericht bedraagt: I = 2 log(50/20) + 2 log(50/15) + 2 log(50/10) + 2 log(50/5) en een codering volgens het algoritme van Huffman is: A = 0, B = 10, C = 110 en D = 111. b De hoeveelheid informatie van dit bericht bedraagt: I = 2 log(20/50) + 2 log(15/50) + 2 log(10/50) + 2 log(5/50) en een codering volgens het algoritme van Huffman is: A = 0, B = 10, C = 110 en D = 111 c De hoeveelheid informatie van dit bericht bedraagt: I = 2 log(50/20) + 2 log(50/15) + 2 log(50/10) + 2 log(50/5) en een codering volgens het algoritme van Huffman is: A = 00, B = 01, C = 10 en D = 11 d De hoeveelheid informatie van dit bericht bedraagt: I = 2 log(20/50) + 2 log(15/50) + 2 log(10/50) + 2 log(5/50) en een codering volgens het algoritme van Huffman is: A = 111, B = 110, C = 10 en D = 0. 4 OU

Eindtoets 11 Beoordeel de juistheid van de volgende twee beweringen. I De demping van een radiokanaal is recht evenredig met de lengte van dat kanaal. II Het doorlaatgebied van een medium is dat frequentiegebied waarbinnen de demping niet meer dan 3 db van de minimale demping verschilt en wordt uitgedrukt in Hz. 12 Welke van de volgende beweringen over storingen is niet juist? a Overspraak en impulsstoringen ontstaan doordat signaalenergie door het EM veld wordt uitgestraald naar een nabijgelegen geleider. b Thermische ruis kan voorkomen worden c Breedbandsignalen zijn gevoeliger voor witte ruis dan smalbandsignalen. d Bij een transmissiesnelheid van 4,8 kbps worden ongeveer 5 bits aangetast door een impulsstoring die 1 ms duurt. 13 Als de maximumwaarde van een pulse code modulatiesignaal 31 volt bedraagt en de minimumwaarde 31 volt, hoeveel bits zijn er dan nodig voor de codering? a 6 b 7 c 8 d Om dit te kunnen bepalen, is meer informatie nodig. 14 Lijncodering en modulatie vinden in het algemene communicatiemodel (bron, zender, kanaal, ontvanger en bestemming) plaats a tussen transducent en zender. b tussen zender en kanaal. c in de zender tussen broncodering en kanaalcodering. d in de zender na broncodering en kanaalcodering. 15 Welke uitspraak over een unipolaire codering is waar? a Een unipolaire codering kent geen synchronisatieprobleem. b De gelijkstroomcomponent van een unipolaire codering is gelijk aan nul. c Een unipolaire codering heeft drie signaalniveaus. d Alle voorgaande antwoorden (a, b en c) zijn onjuist. OU 5

Communicatietechnologie 16 Gegeven een draaggolf u d (t) = A d sin(ω d t + ϕ) en een te verzenden signaal s(t) = A s sin(ω s t). De frequentiegemoduleerde draaggolf wordt beschreven door: a (A d + A s sin(ω s t)) sin(ω d t + ϕ) b A d sin((ω d + c A s sin(ω s t))t + ϕ) c A d sin(ω d t + (A s sin(ω s t))) d Geen van voorgaande antwoorden is juist. 17 Een negatief teruggekoppelde versterker heeft een versterkingsfactor van 1000. Op deze negatief teruggekoppelde versterker wordt een ingangsspanning gezet van 2 volt. De uitgangsspanning is gelijk aan 50 volt. Welke van de volgende beweringen is juist? a De teruggekoppelde fractie varieert en hangt af van de ingangsspanning. b Bij de teruggekoppelde versterker wordt een deel van de uitgangsspanning opgeteld bij de ingangspanning. c De teruggekoppelde fractie is gelijk aan 0,039. d Alle drie voorgaande beweringen zijn juist. 18 Beoordeel de juistheid van de volgende twee beweringen. I Frequentieverschuiving, de basis voor frequentiemultiplexen, kan zowel op basis van amplitudemodulatie als op basis van frequentiemodulatie plaatsvinden. II Hoogdoorlaatfilters worden gebruikt om het basisbandsignaal terug te winnen uit de gemoduleerde draaggolven. 19 Beoordeel de juistheid van de volgende twee beweringen. I Bij pakketschakelen wordt eerst een fysieke verbinding totstandgebracht waarna de pakketten worden uitgewisseld. II Een store and forwardnetwerk kan gebaseerd zijn op pakketschakelen als schakelmethode. 6 OU

Eindtoets 20 Wat wordt in binnen de communicatietechnologie bedoeld met het begrip berichtschakelen? a Berichtschakelen houdt in dat een compleet bericht een netwerk ingestuurd wordt en wordt opgevangen in een knooppunt. In dit knooppunt wordt het bericht gebufferd. Na verloop van een bepaalde tijd wordt het complete bericht, eventueel na snelheidsconversie, verder getransporteerd in de richting van zijn bestemming. b Berichtschakelen houdt in dat een compleet bericht via een netwerk verzonden wordt en gelijktijdig op meerdere bestemmingen afgeleverd kan worden. c Berichtschakelen houdt in dat een host die via een netwerk een bericht ontvangt, dat bericht weer kan doorsturen naar een andere host. d Geen van de hiervoor gegeven omschrijvingen voor berichtschakelen is juist. 21 Beoordeel de juistheid van de volgende twee beweringen. I De vraag Welke netwerktopologie is optimaal? is relevant voor een netwerkarchitect, een netwerkexploitant en voor een eindgebruiker van het netwerk. II De packet loss ratio is een typisch voorbeeld van een prestatieindicator op gebruikersniveau. 22 Beoordeel de juistheid van de volgende twee beweringen. I Het Open systems interconnection reference model (OSIreferentiemodel) is een compleet raamwerk aan de hand waarvan alle relevante aspecten van een communicatienetwerk ontworpen kunnen worden. II Binnen het OSI referentiemodel beschrijven protocollen de interactie tussen twee naburige lagen. 23 Welke van de volgende uitspraken over het OSI model is niet juist? a Foutdetectie en herstel zijn functies van de datalinklaag. b De netwerklaag heeft onder andere het routeren van datapakketten door een netwerk als functie. c De applicatielaag verzorgt de aansluiting tussen het netwerk en de netwerktoepassingen. d Dialoogherstel is een functie van de presentatielaag. OU 7

Communicatietechnologie 24 Welke uitspraak over een protocolbeschrijving binnen het OSI model is juist? a Een protocolbeschrijving bestaat uit een opsomming van de interfaces tussen naburige lagen en de diensten die hierover geboden worden. b Een protocolbeschrijving bestaat uit een protocol data unit (PDU), een service data unit (SDU) en een protocol control unit (PCI). c De op laag (N 1) binnenkomende protocol data unit ((N) PDU) vormt de protocol control informatie (PCI) voor laag (N 1). d Alle voorgaande antwoorden zijn juist. 25 Gegeven de volgende matrix, waarbij de letters A t/m G knooppunten in een netwerk voorstellen. Een 0 in een cel betekent dat de corresponderende knooppunten niet met elkaar zijn verbonden, een 1 in een cel betekent dat de corresponderende knooppunten wel met elkaar zijn verbonden. Beoordeel de juistheid van de volgende twee beweringen. I De matrix representeert een minimaal netwerk. II De matrix representeert een binaire boom. 26 Tien partners worden door middel van kanalen die in één richting bruikbaar zijn, rechtstreeks met elkaar verbonden. Met het ontstane netwerk kan iedere partner tegelijkertijd informatie naar de overige negen partners sturen. Uit hoeveel kanalen bestaat dit netwerk? a 10 b 20 c 45 d 90 8 OU

Eindtoets 27 Tussen twee filialen van een bank moet informatie over aandelen worden uitgewisseld. Het is van groot belang dat deze informatie snel en betrouwbaar wordt uitgewisseld. Welke combinatie van netwerktopologie en transportservice is hier het beste? a Een niet redundante topologie en een datagramservice. b Een redundante topologie en een datagramservice. c Een niet redundante topologie en een virtueel circuitservice. d Een redundante topologie en een virtueel circuitservice. 28 Welke bewering over ADSL is juist? a ADSL is gebaseerd op tijddomeinmultiplexing; bescherming tegen fouten vindt plaats op basis van technieken in zowel het tijddomein als het frequentiedomein. b ADSL is gebaseerd op tijddomeinmultiplexing; foutcorrectie vindt alleen plaats op basis van pariteitsbits. c ADSL is gebaseerd op frequentiedomeinmultiplexing; bescherming tegen fouten vindt plaats op basis van technieken in zowel het tijddomein als het frequentiedomein. d ADSL is gebaseerd op frequentiedomeinmultiplexing; foutcorrectie vindt alleen plaats op basis van pariteitsbits. 29 Gegeven de volgende omschrijving. Het frequentiespectrum wordt verdeeld in 256 kleine frequentiebandjes van elk 4 khz. Elk van deze kleine frequentiebandjes wordt als één apart subkanaal behandeld. Het geheel is te beschouwen als parallelle transmissie over 256 draden. Op welke van de volgende methoden voor foutbescherming, foutdetectie en/of correctie en bijbehorende omschrijving is de gegeven omschrijving van toepassing? a Discrete multitone (DMT) waarmee zowel detectie als correctie van transmissiefouten kan plaatsvinden. b Discrete multitone (DMT) waarmee alleen het optreden van transmissiefouten kan worden gereduceerd. c Forward error control (FEC) waarmee zowel detectie als correctie van transmissiefouten kan plaatsvinden. d Forward error control (FEC) waarmee alleen het optreden van transmissiefouten kan worden gereduceerd. OU 9

Communicatietechnologie 30 Beoordeel de juistheid van de volgende twee beweringen. I De problemen die opgelost moeten worden door een routeringsalgoritme, hangen in sterke mate af van de netwerktopologie. II Als de beschikbaarheid van een netwerk hoog moet zijn, dan kan het beste centrale routering worden toegepast. 31 De aanwezigheid van: 1) de D bit (wel of geen toestemming om te fragmenteren), 2) de M bit (wel of geen volgende fragmenten) en 3) de fragmentoffset in de header van een datagrampakket, laten zich verklaren uit het feit dat: a er fouten op kunnen treden tijdens transmissie van grote pakketten. b sommige links niet overweg kunnen met voor deze links te grote pakketten. c de bestemming moet weten of het bericht in delen opgeslagen mag worden. d de volgorde van pakketten bij de bestemming weer vastgesteld moet kunnen worden. 32 Voorbeelden van prestatie indicatoren op gebruikersniveau zijn: a responstijd en pakketvertaging. b beschikbaarheid en responstijd. c blokkeringskans en percentage pakketverlies. d doorvoercapaciteit en pakketvertraging. 33 Beoordeel de juistheid van de volgende twee beweringen. I Omdat communicatieverkeer op een tijdschaal van minuten zeer grillig kan zijn, is het voorspellen van communicatieverkeer op een tijdschaal van uren moeilijk. II Tijdens een www sessie, waarin een webpagina wordt binnengehaald en vervolgens wordt gelezen, wordt een continue stroom pakketten door het netwerk gestuurd. 10 OU

Eindtoets 34 De formule die hoort bij het Erlang B model is als volgt. Kans dat een aanvraag wordt geblokkeerd = ( λβ ) N / N! N ( λβ) i / i! i = 0 Welke van de volgende beweringen is juist? a Het Erlang B model is van toepassing op systemen met een wachtrij. b Als er gemiddeld vier gesprekken per uur binnenkomen, waarbij elk gesprek gemiddeld 5 minuten duurt, en er 2 lijnen beschikbaar zijn, dan is volgens het Erlang B model de blokkeringskans gelijk aan 1/25 (ofwel 0,04). c Als er gemiddeld vier gesprekken per uur binnenkomen, waarbij elk gesprek gemiddeld 5 minuten duurt, dan is volgens het Erlang B model de blokkeringskans gelijk aan 50/74 (ofwel 0,676). d Geen van voorgaande antwoorden is juist. 35 Welke van de volgende beweringen is niet juist? a Traffic managementtechnieken worden vooral toegepast om verkeersproblemen op kleine tijdschaal te voorkomen of op te lossen. b Packet scheduling is goed te vergelijken met het toepassen van voorrangsregels. c Shapen introduceert niet of nauwelijks vertraging van de verstuurde pakketten. d Verkeersproblemen op grote tijdschaal kunnen het beste opgelost worden door onder andere een geschikte topologie, geografie en functionele indeling. 36 Door netwerken te classificeren kunnen we in eerste aanleg de eigenschappen van multimediatransport van een digitaal netwerk schatten. In een van die klassen wordt onderscheid gemaakt naar tijdgebondenheid en worden verschillende soorten van tijden geïntroduceerd. Welke uitspraak is juist? a De doorgiftesnelheid is in de regel gelijk aan de lichtsnelheid gedeeld door de overbrugde afstand. b De transmissietijd is het quotiënt van de omvang van het bestand en de capaciteit van de verbinding. c De netwerkvertragingstijd is gelijk aan de som van de wachttijden en verwerkingstijden die onderweg optreden. d De voortplantingstijd is gelijk aan de som van de transmissietijd en de netwerkvertragingstijd. OU 11

Communicatietechnologie 37 Welke algoritme voor datacompressie is verliesvrij? a Huffman codering b JPEG c MP3 d MPEG 38 Beoordeel de juistheid van de volgende twee beweringen. I In een vrije ruimte vertoont de amplitude van een ontvangen signaal buiken, waarbij de amplitude twee keer zo groot kan worden, en knopen, waarbij de amplitude gelijk is aan nul. II Discrete multitonetechniek (DMT) is een techniek die toegepast kan worden om de gevolgen van meerwegfading te vermijden. 39 Welke bewering over de topologie van een mobiel netwerk is niet juist? a Een mobiel netwerk heeft een stertopologie. b Een mobiel netwerk bestaat uit één base station cluster controller (BSC) en een of meer mobile switching centres (MSC). c Een mobile switching centre (MSC) routeert het verkeer binnen het mobiele netwerk of hevelt het verkeer over van en naar een vast netwerk. d In een mobiel netwerk kunnen meerdere netvlakken worden onderscheiden. 40 Beoordeel de juistheid van de volgende twee beweringen over een ethernet LAN. I Voor een ethernet LAN kunnen zowel coaxkabel, twisted pair (koperdraad) als glasvezel gebruikt worden. II Vanwege het omroepkarakter heeft een ethernet een complex routeringsalgoritme in de netwerklaag. 12 OU

Eindtoets T E R U G K O P P E L I N G Antwoorden op de opgaven 1 Het juiste antwoord is d. Stelling I is onjuist. Personen kunnen als onderdelen van een communicatiesysteem gezien worden (zie leereenheid 1 paragraaf 1.1). Stelling II is ook onjuist. Communicatie tussen twee componenten in een computer kan, afhankelijk van het perspectief, gerekend worden tot de communicatietechnologie (zie leereenheid 1 figuur 1.3). 2 Het juiste antwoord is b. Bij grote organisaties komt het Internet veelal de organisatie binnen via een digitale vaste verbinding op basis van een glasvezel of koperdraad (zie leereenheid 2 paragraaf 3.2). Bewering a is juist: zie leereenheid 2 paragraaf 3.1. Bewering c is juist: zie leereenheid 2 paragraaf 3.4. Bewering d is ook juist: zie leereenheid 2 paragraaf 3.5. 3 Het juiste antwoord is a. Zie de uitwerking van opgave 5.2 in leereenheid 5. De overige beweringen zijn onjuist: zie leereenheid 5 paragraaf 3.2. 4 Het juiste antwoord is a. Zie leereenheid 6 paragraaf 1.3. 5 Het juiste antwoord is c. Een signaal wordt door een transducent omgezet van het ene naar het andere fysische domein (zie leereenheid 6 paragraaf 2). De overige beweringen zijn juist (zie leereenheid 6 paragrafen 2 en 4). 6 Het juiste antwoord is b. Gegeven zijn: De afstand tussen de deeltjes (d) bedraagt 12 cm. De golflengte (λ) van de golf bedraagt 5 cm en de golfsnelheid (v) bedraagt 50 m/s. Hieruit is het faseverschil direct te bepalen: Δϕ = d/λ = 12/5. De antwoorden a en c vallen hiermee af. Voor de trillingstijd gebruiken we: T = λ/v = 5/5000 = 1 ms. Zie leereenheid 6 paragraaf 3.1. 7 Het juiste antwoord is d. De bemonsteringsfrequentie is minstens gelijk aan twee maal de hoogste frequentie in het signaal. De hoogste frequentie is gelijk aan (100 Hz + 500 Hz =) 600 Hz. Daarmee is de bemonsteringsfrequentie minstens gelijk aan 1200 Hz. Zie leereenheid 7 paragraaf 1.2.3. 8 Het juiste antwoord is d. Uit 30 db = 10 10 log(s/n) db volgt dat S/N = 1000. Immers: 30 db = 10 10 log(s/n) db 3 = 10 log(s/n) 10 3 = 10 10 log(s/n) 1.000 = S/N. Invullen in de formule van Hartley Shannon levert: C = 3000 2 log(1 + 1000) = 29902 bps. Zie leereenheid 7 paragraaf 2.4. OU 13

Communicatietechnologie 9 Het juiste antwoord is c. Bewering I is onjuist en bewering II is juist. Zie leereenheid 6 paragraaf 1.2. 10 Het juiste antwoord is a. De hoeveelheid informatie per teken A van een bericht wordt gegeven door: I A = 2 log(1/p A ). De hoeveelheid informatie van het bericht is dan gelijk aan I = 2 log(1/p A ) + 2 log(1/p B ) + 2 log(1/p C ) + 2 log(1/p D ) = 2 log(50/20) + 2 log(50/15) + 2 log(50/10) + 2 log(50/5). Hiermee vallen de antwoorden b en d af. De Huffmancodering codeert het teken dat het meest voorkomt met het minst aantal bits. Hiermee valt antwoord c af. Zie leereenheid 7 paragraaf 2.2.1 en paragraaf 3.1. 11 Het juiste antwoord is c. Stelling I is onjuist. De demping van een radiokanaal heeft een logaritmisch verband met de lengte van een kanaal. Zie leereenheid 8 paragraaf 3.5. Stelling II is juist. Zie leereenheid 8 paragraaf 2.1. 12 Het juiste antwoord is b. Thermische ruis kan niet voorkomen worden. De overige beweringen zijn wel juist. Zie leereenheid 8 paragraaf 2.2.2. 13 Het juiste antwoord is d. Om te beoordelen hoeveel bits nodig zijn per codewoord, moeten we weten hoeveel (discrete) signaalniveaus worden onderscheiden. Dit aantal is niet gegeven (zie leereenheid 9 paragraaf 5). 14 Het juiste antwoord is d. Zie leereenheid 9 paragraaf 1. 15 Het juiste antwoord is d. De uitspraken a, b en c zijn onjuist. Zie leereenheid 9 paragraaf 2.1. 16 Het juiste antwoord is b. Bij frequentiemodulatie wordt de frequentie ω d van de draaggolf u d (t) = A d sin (ω d t + ϕ) gemoduleerd door het te verzenden signaal s(t) = A s sin(ω s t). Invullen levert: u d (t) = A d sin((ω d + c A s sin(ω s t))t + ϕ), waarbij c een constante is. Antwoord a komt overeen met amplitudemodulatie, antwoord c met fasemodulatie. Zie leereenheid 9 paragraaf 3. 17 Het juiste antwoord is c. Antwoorden a en b zijn beide onjuist. Daarmee is antwoord d ook onjuist. De teruggekoppelde fractie is als volgt te berekenen. De spanning aan de ingang van de spanningsversterker noemen we u verschil. Hiervoor geldt: u verschil = 2 50β. Aan de uitgang van de negatief teruggekoppelde versterker staat een spanning u uit = 50 V, waarvoor geldt: u uit = 50 = 1000 u verschil. Deze laatste vergelijking kunnen we herschrijven als: u verschil = 50/1000. Invullen hiervan in u verschil = 2 50β levert: β = (2 0,05)/50 = 0,039. Zie leereenheid 10 paragraaf 5.4.1. 14 OU

Eindtoets 18 Het juiste antwoord is b. Stelling I is juist. Zie leereenheid 10 paragrafen 5.2 en 5.3. Stelling II is onjuist. Zie leereenheid 10 paragraaf 5.1. 19 Het juiste antwoord is c. Bewering I is onjuist. Bewering II is juist. Zie leereenheid 11 paragraaf 2.3. 20 Het juiste antwoord is a. Zie leereenheid 11 paragraaf 2.3.1. 21 Het juiste antwoord is d. Stelling I is onjuist. Voor een eindgebruiker is de netwerktopologie niet interessant. Zie leereenheid 12 paragraaf 2. Stelling II is onjuist. De packet loss ratio is een typisch voorbeeld van een prestatie indicator op netwerkniveau. Zie leereenheid 16 paragraaf 3.1. 22 Het juiste antwoord is d. Stelling I is onjuist. Het OSI referentiemodel doet bijvoorbeeld geen uitspraken over de topologie en dynamische aspecten van een netwerk. Zie leereenheid 12 paragraaf 2. Stelling II is ook onjuist. Protocollen beschrijven de interactie binnen een laag. Zie leereenheid 12 paragraaf 5. 23 Het juiste antwoord is d. Dialoogherstel is geen functie van de presentatielaag. Zie leereenheid 12 paragraaf 4.1. 24 Het juiste antwoord is b. Zie leereenheid 12 paragraaf 5 en zelftoetsopgave 11. 25 Het juiste antwoord is a. Uitlezen van de matrix geeft het volgende netwerk. Dit netwerk is een binaire boom en een binaire boom is een minimaal netwerk. Beide stellingen zijn dus waar. Zie leereenheid 13 paragraaf 2.1. OU 15

Communicatietechnologie 26 Het juiste antwoord is d. Omdat er kanalen gebruikt worden die (slechts) in één richting verkeer kunnen transporteren (simplexkanalen), moet tussen elk paar partners twee kanalen aangebracht worden. Het totaal aantal kanalen is daarmee gelijk aan 90 (N (N 1) met N = 10). Anders berekend: we nummeren de partners 1 t/m 10. Tussen partner 1 en elk van de overige negen partners (2 t/m 10) worden twee kanalen aangebracht. Hiervoor zijn totaal 9 2 kanalen nodig. Vervolgens brengen we twee kanalen aan tussen partner 2 en elk van de partners 3 t/m 10 (tussen partner 1 en 2 zijn al twee verbindingen aanwezig). Hiervoor zijn totaal 8 2 kanalen nodig. Als we op deze manier alle tien partners afgaan, zijn er totaal (9 + 8 +... + 2 + 1) 2 = 90 kanalen nodig. Zie leereenheid 13 paragraaf 2.2. Zie ook opgave 13.9. 27 Het juiste antwoord is d. Een betrouwbaar netwerk eist een redundante topologie: valt een knooppunt of link uit, dan blijft het netwerk als geheel functioneren. Bij een datagramservice worden de paketten afzonderlijk door het netwerk verstuurd, wat tot langere, wisselende doorlooptijden en zelfs pakketverlies kan leiden. Bij een virtueel circuitservice wordt een bericht via een vooraf ingestelde route verstuurd, wat leidt tot snel en betrouwbaar transport. Het voordeel van een datagramservice als verbindingsloze dienst (netwerkuitval wordt opgevangen) wordt opgevangen door een redundante topologie. Zie leereenheid 13 paragraaf 2 en leereenheid 15 paragraaf 1.2. 28 Het juiste antwoord is c. Zie leereenheid 14 paragraaf 2.1. 29 Het juiste antwoord is b. Zie leereenheid 14 paragraaf 2.1. 30 Het juiste antwoord is b. Stelling I is juist. Zie leereenheid 15 paragraaf 1.1. Stelling II is onjuist. Zie leereenheid 15 paragraaf 1.1. 31 Het juiste antwoord is b. Zie leereenheid 15 paragraaf 1.2. 32 Het juiste antwoord is b. Zie leereenheid 16 paragraaf 1. 33 Het juiste antwoord is d. Zie leereenheid 16 paragraaf 3. 16 OU

Eindtoets 34 Het juiste antwoord is b. Bewering a is onjuist. Bewering b is juist. De gegevens zijn: het aantal lijnen (N) is gelijk aan 2, het aantal aankomsten (λ) is gelijk aan 4 per uur en de gespreksduur (β) is gelijk aan 1/12 uur. Hieruit volgt λβ = 1/3. Vullen we dit in bij de Erlang B formule, dan krijgen we: α = 1 ( 3) 2 2! 1 () 0 0! + 1 3 () 1 1! + 1 3 () 2 2! = 3 1 18 1 + 1 3 + 1 18 De beweringen c en d zijn dus ook onjuist. Zie leereenheid 16 paragraaf 7. 35 Het juiste antwoord is c. Zie leereenheid 15 paragraaf 4. 36 Het juiste antwoord is b. Zie leereenheid 17 paragraaf 1.3. 37 Het juiste antwoord is a. Zie leereenheid 17 paragraaf 3. 38 Het juiste antwoord is c. Zie leereenheid 18 paragrafen 1.2 en 1.4. 39 Het juiste antwoord is b. Zie leereenheid 18 paragraaf 2.1. 40 Het juiste antwoord is b. Stelling I is juist. Zie leereenheid 19 paragraaf 1.1. Stelling II is onjuist. Zie leereenheid 19 paragraaf 2. = 1 18 + 6 + 1 = 1 25 = 0,04 OU 17