Theorie windmodellen 15.1

Vergelijkbare documenten
Tentamen Inleiding Atmosfeer 3 mei 2016 TENTAMEN INLEIDING ATMOSFEER. 3 mei 2016, 13:30-16:30 uur

Tentamen Inleiding Atmosfeer 11 mei 2017 TENTAMEN INLEIDING ATMOSFEER. 11 mei 2017, 13:30-16:30 uur

Werkblad:weersverwachtingen

Examen Inleiding Atmosfeer 8 mei 2014 EXAMEN INLEIDING ATMOSFEER. 8 mei 2014, 13:30-16:30 uur

Twisters: linksom of rechtsom? -Vragen en opdrachten bij de lesposter-

Inleiding tot de dynamica van atmosferen Krachten

Analyse wind snelheidsmeting in weerkaarten.

Manieren om een weersverwachting te maken Een weersverwachting kun je op verschillende manieren maken. Hieronder staan drie voorbeelden.

Tentamen Inleiding Atmosfeer 3 mei 2016 UITWERKINGEN TENTAMEN INLEIDING ATMOSFEER. 3 mei 2016, 13:30-16:30 uur

Rekenen aan de wind op 28 oktober 2013

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Tweede ronde - theorie toets. 21 juni beschikbare tijd : 2 x 2 uur

> Schatting van de verplaatsingssnelheid

K1 Geofysica. Diagnostische toets. Weer en klimaat vwo. Paragraaf 1.2 Atmosfeer

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

toelatingsexamen-geneeskunde.be

TENTAMEN DYNAMICA (140302) 29 januari 2010, 9:00-12:30

Tentamen Mechanica ( )

Auteur(s): H. Faber Titel: Reactie op: Het klappende van de schaats Jaargang: 16 Jaartal: 1998 Nummer: 4 Oorspronkelijke paginanummers:

Fronten en depressies

Vraag januari 2014, 13u30 r-nummer:... naam:...

Het drie-reservoirs probleem

Oefeningen Smering : toepassing van de Navier-Stokes vergelijkingen

Opgave 1 Waterstofkernen

HFDST 6. HET WEER IN ONZE STREKEN

wiskunde B pilot vwo 2017-II

Phydrostatisch = gh (6)

Deze Informatie is gratis en mag op geen enkele wijze tegen betaling aangeboden worden. Vraag 1

Mkv Dynamica. 1. Bereken de versnelling van het wagentje in de volgende figuur. Wrijving is te verwaarlozen. 10 kg

Examen VWO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 21 juni uur

Juli blauw Vraag 1. Fysica

Fysica voor Beginners. Deel 1

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2007-I

KNMI-HYDRA project. Phase report 8. Existence of a physical upper limit to the 10-meter wind speed

NAAM:... OPLEIDING:... Fysica: mechanica, golven en thermodynamica PROEFEXAME VA 3 OVEMBER 2009

Begripsvragen: Cirkelbeweging

Opgave Zonnestelsel 2005/2006: 3

Theory Dutch (Netherlands) Lees eerst de algemene instructies uit de aparte enveloppe voordat je begint met deze opgave.

MECHANICAII FLUIDO 55

Uitwerking Tentamen Klassieke Mechanica I Dinsdag 10 juni 2003

Fysica: mechanica, golven en thermodynamica PROEFEXAMEN VAN 12 NOVEMBER 2008

vwo wiskunde b Baanversnelling de Wageningse Methode

Eindexamen vwo wiskunde B pilot 2014-I

Einstein (2) op aardoppervlak. versnelling van 10m/s 2. waar het foton zich bevindt a) t = 0 b) t = 1 s c) t = 2 s op t=0,t=1s en t=2s A B C A B

Uitwerkingen Tentamen Natuurkunde-1

Relativiteitstheorie met de computer

Wat is Meteorologie?

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

Herhalingsopgaven 6e jaar

Examen VWO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Bal in de sloot. Hierbij zijn x en f ( x ) in centimeters. Zie figuur 2.

Eenparige cirkelvormige beweging

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

3.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1]

Examen mechanica: oefeningen

Vrijdag 19 augustus, uur

Samenvatting Natuurkunde Syllabus domein C: beweging en energie

4. Maak een tekening:

Theory DutchBE (Belgium) De grote hadronen botsingsmachine (LHC) (10 punten)

VAK: Mechanica - Sterkteleer HWTK

natuurkunde vwo 2017-I

Examen VWO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 woensdag 18 mei uur

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2013 theorietoets deel 1

TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT Faculteit der Civiele Techniek en Geowetenschappen

Uitwerkingen 1. ω = Opgave 1 a.

Verbanden en functies

Een model voor een lift

Samenvatting Natuurkunde Kracht

Vrijdag 8 juni, uur

Het berekenen van de componenten: Gebruik maken van sinus, cosinus, tangens en/of de stelling van Pythagoras. Zie: Rekenen met vectoren.

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

TENTAMEN NATUURKUNDE

T G6202. Info: auteur: Examencommissie Toelatingsexamen Arts en Tandarts, bron: Juli 2015, id: 11941

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

wiskunde B havo 2017-I

4900 snelheid = = 50 m/s Grootheden en eenheden. Havo 4 Hoofdstuk 1 Uitwerkingen

opdracht 1 opdracht 2. opdracht 3 1 Parabolen herkennen Algebra Anders Parabolen uitwerkingen 1 Versie DD 2014 x y toename

Eindexamen havo wiskunde B pilot II

Fysica. Een lichtstraal gaat van middenstof A via middenstof B naar middenstof C. De stralengang van de lichtstraal is aangegeven in de figuur.

Nationale Natuurkunde Olympiade. Eerste ronde januari Beschikbare tijd: 2 klokuren

de weerstandscoëfficiënt van de bochten is nagenoeg onafhankelijk van het slangtype.

HERTENTAMEN PLANETENSTELSELS 13 JULI 2015,

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 vrijdag 19 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

wiskunde B vwo 2016-I

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Eindronde practicumtoets A. 5 juni beschikbare tijd: 2 uur (per toets A of B)

PRAKTISCHE ASPECTEN VAN DE SYNOPTISCHE WEERANALYSE

Wet van Bernoulli. 1 Druk in stilstaande vloeistoffen en gassen 2 Druk in stromende vloeistoffen en gassen 3 Wet van Bernoulli

natuurkunde havo 2017-II

Mechanica - Sterkteleer - HWTK PROEFTOETS versie C - OPGAVEN en UITWERKINGEN.doc 1/16

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Eerste ronde theorie toets. 17 januari beschikbare tijd: 2 uur

jaar: 1989 nummer: 17

Dit tentamen bestaat uit vier opgaven. Iedere opgave bestaat uit meerdere onderdelen. Ieder onderdeel is zes punten waard.

Eindronde Natuurkunde Olympiade 2014 theorietoets deel 1

Naam:... Studentnummer:...

12. Depressies, fronten en andere neerslagproducerende weersystemen

Auteur(s): Harry Oonk Titel: In de afdaling Jaargang: 10 Jaartal: 1992 Nummer: 2 Oorspronkelijke paginanummers: 67-76

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

K1 Geofysica. Uitwerkingen basisboek. Weer en klimaat vwo. = 0, Pa. = 1, ,77 K1.1 INTRODUCTIE. 1 [W] Voorkennistest

wiskunde B vwo 2017-II

Sterrenkundig Practicum 2 3 maart Proef 3, deel1: De massa van het zwarte gat in M87

Transcriptie:

Theorie windmodellen 15.1 15 THEORIE WINDMODELLEN 15.1 Inleiding Doordat er drukverschillen zijn in de atmosfeer waait er wind. Tengevolge van horizontale drukverschillen zal een luchtbeweging willen ontstaan naar de lage druk toe. Naarmate de drukgradiënt (dp/dn) groter is, is ook de windsnelheid groter. Een grotere drukgradiënt komt op een weerkaart tot uiting in het dichter bij elkaar liggen van de isobaren. De drukgradiënt die op een deeltje A werkt, veroorzaakt een kracht op A (zie Figuur 15.1). Deze kracht is de gradiëntkracht en is, wanneer die op V m 3 lucht werkt, gelijk aan: (15.1) Het is duidelijk dat de gradiëntkracht loodrecht op de isobaren staat. Voor berekeningen op drukvlakken heeft dp geen betekenis en moet dz (verschil in hoogte) gebruikt worden. Met hydrostatisch evenwicht is dan af te leiden dat: (15.2) Figuur 15.1 Richting van de luchtdrukgradiëntkracht. Figuur 15.2 Effect van de Corioliskracht. Zodra de lucht beweegt, treedt door draaiing van de aarde een z.g. Corioliskracht op. In Figuur 15.2 is te zien hoe die kracht werkt. Een schijf draait, van boven gezien, linksom. Vrij van de schrijf beweegt een lichaam met massa m en snelheid v langs de stippellijn, d.w.z. doorloopt in werkelijkheid een rechte lijn. T.o.v. de schijf beschrijft het lichaam echter een gekromde baan, omdat in de tijd dat het lichaam zich verplaatst de schijf er onderdoor draait. Voor een waarnemer op de schijf moet er een kracht zijn die deze kromming veroorzaakt.

Deze Corioliskracht F C ligt in het vlak van de rotatie en hangt af van de rotatiesnelheid v. De grootte van de kracht is: 15.2 (15.3) met de hoeksnelheidsvector, die loodrecht op het vlak van draaiing staat en waarvan de richting met de kurketrekkerregel bepaald wordt. Voor de aarde is gelijk aan: (15.4) waarbij de geografische breedte, en = 7,292 * 10-5 rad s -1, de hoeksnelheid van de aarde is. Hierdoor wordt (15.3): (15.5) In Figuur 15.3 is een situatie geschetst met evenwijdige isobaren in het horizontale vlak. Door de gradiëntkracht zal een volume lucht een snelheid v krijgen. Tegelijk gaat dan de Corioliskracht F c werken, loodrecht op v, zodat op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts ontstaat. Dit gaat zo door tot de krachten elkaar opheffen. Dit betekent dat de snelheid dan evenwijdig aan de richting van de isobaren is. De windsnelheid die zo ontstaat wordt de geostrofische wind genoemd. Deze volgt dus uit F c =F g. Figuur 15.3 evenwicht. Ontstaan van geostrofisch Voor gekromde isobaren moet rekening gehouden worden met de centrifugale of middelpuntvliedende kracht F M. De windsnelheid die nu optreedt wordt de gradiëntwind genoemd. Als een cirkelvormige baan wordt doorlopen dan geldt F g =F c + F M. In Figuur 15.4 is de situatie geschetst voor een hoge en een lage drukgebied. Figuur 15.4 De gradiëntwind voor een hogedrukgebied (links) en lagedrukgebied (rechts).

Theorie windmodellen 15.3 15.2 Windrelaties Er worden verschillende theoretische windrelaties gebruikt om de waargenomen wind te beschrijven. Het ene model is grof, maar eenvoudig in het gebruik, een ander model is verfijnder maar moeilijker in de praktijk te gebruiken. Alle modellen zijn echter slechts benaderingen van de werkelijkheid. Om het windveld af te leiden, gaan we uit van de bewegingsvergelijkingen, waarbij u de component in x-richting is en v in y-richting: (15.6) Om de zaak eenvoudig te houden werken we alleen op het 500-mbar vlak, zodat we de wrijvingstermen (F x,y ) steeds kunnen verwaarlozen. We kunnen (15.6) nu voluit schrijven: (15.7) met Z de hoogte van het drukvlak. We onderscheiden de volgende termen: I : lokale verandering in de tijd, II : horizontale advectie- of krommingstermen, III : verticale advectieterm, IV : Corioliskracht, V : gradiëntkracht. De volgende windtypen zijn nu af te leiden: 15.2.1 Geostrofische wind Aannamen: - stationaire situatie (geen tijdsveranderingen) - rechte isohypsen (geen krommingstermen) - geen verticale advectie De gradiëntkracht is gelijk aan de Corioliskracht (F C =F G ), dus worden de bewegingsvergelijkingen :

15.4 (15.8) Er is in dit geval een evenwicht tussen de Corioliskracht en de gradiëntkracht. Voor een drukvlak geldt dus de volgende formule: (15.9) waarbij g de valversnelling is (9.8 ms -2 ) en Z (m) het hoogteverschil is tussen twee opeenvolgende hoogtelijnen (isohypsen) die op een afstand n (m) van elkaar liggen. De geostrofische wind wordt als volgt uit een grondkaart berekend: (15.10) hierbij is p het drukverschil (Pa) tussen twee naast elkaar gelegen isobaren. Bij het berekenen van afstanden wordt ervan uitgegaan dat de afstand tussen opeenvolgende breedtegraden (van 10 ) 1110 km bedraagt. 15.2.2 Gradiëntwind Aannamen: - stationaire situatie - geen wrijving - parallel aan isohypsen (wel kromming) - geen verticale advectie Nemen we een natuurlijk coördinatenstelsel aan, met eenheidsvector s evenwijdig en in de richting van de stroming en een eenheidsvector n loodrecht op de stroming, dan worden de bewegingsvergelijkingen in dit stelsel (F G =F C -F M en F M is de middelpuntvliedende kracht, vanwege de kromming): (15.11) Hierin is R de kromtestraal van de trajectoriën, d.w.z. de denkbeeldige straal (m) van de cirkel die het luchtdeeltje beschrijft. De stroming is evenwijdig aan de isohypsen, dus in de eerste formule van de twee zijn de termen gelijk nul, zodat U (de snelheid evenwijdig aan de gekromde isohypsen) constant is. Uit de tweede formule blijkt dat de voor het doorlopen van

Theorie windmodellen 15.5 een cirkelbaan benodigde centripetale kracht ontstaat uit de (vector)som van de corioliskracht en de gradiëntkracht. We kunnen de windsnelheid U hieruit oplossen, dit levert de gradiëntwind: (15.12) Op een weerkaart zijn er uitsluitend positieve afstanden dus kunnen voor berekeningen van de gradiëntwind de volgende vergelijkingen gebruikt worden. Voor een hogedrukgebied: Voor een lagedrukgebied geldt: (15.13) (15.14) Voor berekeningen op de grondkaart moeten deze twee formules met behulp van hydrostatisch evenwicht worden omgerekend. Dit levert respectievelijk: voor een hogedrukgebied: Voor een lagedrukgebied: (15.15) (15.16) Hierbij is de dichtheid van de lucht ter plekke. De dichtheid is te berekenen uit de met gaswet indien luchtdruk en temperatuur bekend zijn (neem R = 287,05 J kg -1 K -1 ): (15.17)

15.6 15.2.3 Ageostrofische componenten Gaan we weer uit van de volledige bewegingsvergelijkingen, zonder wrijving en benaderen we in het rechterlid van de eerste vergelijking u door de geowind u g en in het rechterlid van de tweede vergelijking v door de geowind v g, dan krijgen we: (15.18) Hierin staan de verschillende termen voor: U g : geostrofische wind U i : isallobarische wind(correctie) U k : krommingscorrectie U D : diffluentieterm U v : verticale advectieterm De isallobarische wind is gerelateerd aan een isallobarische gradiënt in x- en y-richting: (15.19) De isallobarische wind waait altijd van een gebied met stijgende een luchtdruktendens naar een gebied met een dalende luchtdruktendens en veroorzaakt zo een stroming van gebieden met toenemende geopotentiaal naar gebieden met afnemende geopotentiaal. Aan de grond is de isallobarische wind regelmatig zo'n 5 tot 10 m/s. In de buurt van fronten veroorzaakt de isallobarische windcomponent een meer gekrompen en zwakkere wind vóór het front en een sterkere en meer geruimde wind achter het front. We kunnen de isallobarische wind berekenen uit de gradient van de isallobaren. De andere ageostrofische windcomponenten zullen we in dit practicum niet bepalen.