Toets_Hfdst4_NederlandEnHetWater Vragen Samengesteld door: visign@hetnet.nl Datum: 31-1-2017 Tijd: 11:05 Samenstelling: Geowijzer Vraag: 17, 17, 18, 18, 18, 19, 19, 20, 20, 20, 21, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 26, 26, 26, 27, 27, 27, 28, 28, 28, 28, 29, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43 Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 1
Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 2
Vraag: 1 Wat betekent NAP? a. Nederlands Amsterdams Peil b. Nieuw Nederlands Peil c. Nieuw Amsterdams Peil d. Normaal Amsterdams Peil Vraag: 2 Welke processen leiden in Nederland tot bodemdaling? a. zeespiegelstijging b. het enorme gewicht van het ijs c. opheffing van Scandinavië na het Weichselien d. inklinking e. aardgaswinning f. oxidatie van veen Vraag: 3 Ten behoeve waarvan werden de IJsselmeerpolders in de eerste plaats drooggemalen? a. voor de veiligheid b. als landbouwgrond c. als recreatiegebied d. als woongebied e. als geldbelegging Vraag: 4 Ten behoeve waarvan werden de IJsselmeerpolders in de eerste plaats drooggemalen? Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 3
a. voor de veiligheid b. als landbouwgrond c. als geldbelegging d. als woongebied e. als recreatiegebied Vraag: 5 Hieronder staat de volgorde waarin de Zuiderzeewerken gereed zijn gekomen. Wieringermeerpolder Afsluitdijk Noordoostpolder Oostelijk Flevoland Zuidelijk Flevoland. Klopt deze volgorde? a. Ja b. Nee Vraag: 6 Wat is een kwelder? Bron: Rijkswaterstaat a. een bedijking b. een polder c. een aanwas d. een soort strandwal voor de kust e. een stuk aangeslibd land dat vrijwel nooit meer onder water loopt Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 4
Vraag: 7 Welke van de volgende bouwwerken behoort/behoren tot de Deltawerken? a. Hartelkering b. Algerakering in de Hollandse IJssel c. Maeslantkering d. Oosterscheldekering e. Brouwerdam f. Hondsboschezeewering g. Houtribdijk (dijk tussen Lelystad en Enkhuizen) h. Biesboschkering Vraag: 8 Welke van de onderstaande beweringen is/zijn juist? a. De Maeslantkering maakt onderdeel uit van de Europoortkering. b. De Hartelkering maakt onderdeel uit van de Europoortkering. c. De Oosterscheldekering is een normale dam. d. De Grevelingendam is een secundaire dam. e. De Brouwerdam is een secundaire dam. f. De Brouwersdam is een normale dam. Vraag: 9 Beoordeel de volgende stelling. Stelling: Bij de uitvoering van het Deltaplan werden eerst primaire dammen aangelegd om de stroming rondom de eilanden te stoppen. Daarna konden de secundaire dammen worden aangelegd. a. Deze stelling is juist. b. Deze stelling is onjuist. Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 5
Vraag: 10 Beoordeel de volgende stelling. Stelling: Het plan dat direct na de overstromingen van 1993 en 1995 werd ontwikkeld, is het Deltaplan Grote Rivieren. a. Deze stelling is juist. b. Deze stelling is onjuist. Vraag: 11 Welke van onderstaande beweringen is/zijn juist? a. Het tijdelijk opslaan van water in bergingspolders gebeurt om te voorkomen dat er een tekort aan drinkwater ontstaat. b. De aanleg van stalen damwanden in een dijk zijn een voorbeeld van dijkverbreding. c. Ontpolderen is het verwijderen van obstakels (zoals een oude steenfabriek) uit de uiterwaarden. d. Waterberging gebeurt door het vergraven van het gebied tussen de zomer- en de winterdijk. e. Zomerbedverlaging gebeurt onder andere door het uitbaggeren van de rivier. Vraag: 12 Welke omschrijvingen is/zijn juist? a. Het noorden van Nederland kent een waddenkust. b. Het zuiden van Nederland kent een estuariumkust. c. In Noord- en Zuid-Holland vinden we voornamelijk een gesloten duinenkust. Vraag: 13 Beoordeel de volgende stelling. Stelling: Tot 1990 werd het duinzand vastgehouden door het aanbrengen van stuifschermen en het inplanten van helmgras. Het huidige dynamisch kustbeheer maakt gebruik van zandsuppletie om de kustlijn van 1990 te kunnen handhaven. a. Deze stelling is juist. Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 6
b. Deze stelling is onjuist. Vraag: 14 Waar horen de volgende begrippen bij? bebouwde floodplains ontbossing klimaatverandering. a. vervuild water b. te weinig water c. te veel water Vraag: 15 Waar horen de volgende begrippen bij? bilharzia geen riool koelwater van een centrale a. vervuild water b. te veel water c. te weinig water Vraag: 16 Beoordeel de volgende stelling. Stelling: 'Ruimte voor de rivier' was het vervolgplan op de Deltawerken. a. Deze stelling is juist. b. Deze stelling is onjuist. Vraag: 17 Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 7
Welke processen leiden in Nederland tot bodemdaling? a. aardgaswinning b. het enorme gewicht van het ijs c. zeespiegelstijging d. inklinking e. oxidatie van veen f. opheffing van Scandinavië na het Weichselien Vraag: 18 Welke stelling(en) is (zijn) juist? Stelling 1: De droogmakerijen in de provincie Flevoland zijn polders. Stelling 2: De droogmakerijen in Noord-Holland, zoals de Beemster, Schermer en Purmer, zijn polders. a. Alleen stelling 1 is juist. b. Alleen stelling 2 is juist. c. Beide stellingen zijn juist. d. Beide stellingen zijn onjuist. Vraag: 19 Beoordeel de volgende stelling. Bron: www.normaalamsterdamspeil.nl Stelling: Normaal Amsterdams Peil is de gemiddelde waterstand van de voormalige IJ bij Amsterdam. We praten over het gemiddelde van eb en vloed toen de IJ nog een open verbinding had met zee. a. Deze stelling is juist. b. Deze stelling is onjuist. Vraag: 20 Waarvoor waren bij de Deltawerken de secundaire dammen nodig? a. Ze dienen als extra bescherming. b. Om achter de primaire dammen als extra bescherming te dienen. c. De dijken zouden ineenstorten (dijkval). d. Er zou anders springtij plaatsvinden achter de eilanden. Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 8
Vraag: 21 Beoordeel de volgende stellingen. Stelling 1: De droogmakerijen in de provincie Flevoland zijn polders. Stelling 2: Een polder is een omdijkt gebied waarbinnen de mens de hoogte van de waterstand regelt. a. Alleen stelling 1 is juist. b. Alleen stelling 2 is juist. c. Beide stellingen zijn juist. d. Beide stellingen zijn onjuist. Vraag: 22 Welke van de volgende stellingen is/zijn juist? a. De Flevopolders zijn voorbeelden van droogmakerijen. Op het jonge zeeklei zien we zowel akkerbouw als veeteelt. b. Rivierkleipolders liggen allemaal boven NAP. c. Op de bedijkingen in het noorden van Groningen zien we veel akkerland. d. Hoewel een veenpolder onder zeeniveau ligt, is er vrijwel altijd akkerland. Dit kan omdat de waterstand goed ter regelen is. De waterstand is hier ongeveer 75 cm beneden het maaiveld. Vraag: 23 Wat was de aanleiding voor de aanleg van de Zuiderzeewerken? a. uitbreiding van landbouwgrond b. de overstroming van 1916 c. meer ruimte voor woningbouw d. plannen van Cornelis Lely e. de overstroming van 1953 f. de aanleg van de Afsluitdijk g. springvloed Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 9
Vraag: 24 Waarom heeft men tussen Oostelijk Flevoland en het vaste land een meer gelaten? a. omdat anders het grondwater op het vaste land te veel zou zakken b. omdat men anders verzilting van de polder vreesde c. omdat anders het aangrenzende veen zou inklinken d. omdat dit handig was voor de toekomstige recreatieve functie Vraag: 25 Vergelijk de verschillende droogmakerijen in het IJsselmeer. Wat is juist? a. Het grondgebruik wordt in de loop van de tijd steeds diverser. b. Het aantal nederzettingen per polder neemt in de loop van de tijd toe. c. De recreatieve functie wordt in de loop van de tijd steeds belangrijker. d. De woonfunctie wordt in de loop der tijd steeds belangrijker. e. De droogmakerijen worden in de loop der tijd steeds groter. Vraag: 26 Wat was de aanleiding voor de aanleg van de Deltawerken? Bron: Rijkswaterstaat a. uitbreiding van landbouwgrond b. plannen van Leeghwater c. springvloed d. meer ruimte voor woningbouw e. de overstroming van 1953 f. de overstroming van 1916 Vraag: 27 Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 10
Waardoor werd de watersnoodramp van 1953 veroorzaakt? a. slechte toestand van de dijk b. zware noordwesterstorm c. springvloed d. doodtij e. zware zuidwesterstorm f. verkorting van de kustlijn Vraag: 28 Waar tref je in het gebied van de Deltawerken geen zout water aan? a. het Grevelingenmeer b. het Haringvliet c. de Oosterschelde d. de Westerschelde Vraag: 29 Waarvoor waren bij de Deltawerken de secundaire dammen nodig? a. Er zou anders springtij plaatsvinden achter de eilanden. b. Om achter de primaire dammen als extra bescherming te dienen. c. De dijken zouden ineenstorten (dijkval). d. Ze dienen als extra bescherming. Vraag: 30 Hoe heet het plan dat direct na de overstromingen van 1993 en 1995 werd ontwikkeld? a. Ruimte voor de Rivier b. Nederland leeft met water c. Deltaplan Grote Rivieren d. Rivierenplan Vraag: 31 Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 11
Wat is de meest juiste omschrijving van het begrip floodplain? a. een overstroomd gebied b. een gebied waar de vloed het land overstroomt c. het gedeelte van het strand dat overstroomt als het vloed wordt d. de overstromingsvlakte van een rivier Vraag: 32 Waarom is het 'Ruimte voor de Rivier'-beleid ingevoerd? a. zeespiegelstijging b. het verzakken van de dijken c. landdaling d. klimaatverandering e. de slechte kwaliteit van de dijken Vraag: 33 Wat gebeurt er met de dijken in het 'Ruimte voor de rivier'-beleid? a. dijkversteviging b. uiterwaardverlaging c. dijkverlegging d. dijkverhoging e. dijkverbreding Vraag: 34 Wat is de reden dat we steeds hogere en bredere zeedijken moesten bouwen? a. zeespiegelstijging b. landdaling c. het verzakken van de dijken d. de slechte kwaliteit van de dijken Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 12
Vraag: 35 Welke items behoren tot de zachte kust? Bron: Rijkswaterstaat a. Hondsbossche Zeewering b. stranden c. wadden d. dijken e. duinen Vraag: 36 Welke stelling(en) is (zijn) juist? Stelling 1: De regering handhaaft de kustlijn zoals die in 1990 was. Stelling 2: Bij het kustbeleid houdt men daarom het duinzand vast door het aanbrengen van stuifschermen en het inplanten van helmgras. a. Alleen stelling 1 is juist. b. Alleen stelling 2 is juist. c. Beide stellingen zijn juist. d. Beide stellingen zijn onjuist. Vraag: 37 Wat is verzilting? a. de toename van het zoutgehalte in het grond- en oppervlaktewater b. een verkeerde irrigatietechniek in de landbouw c. de toename van irrigatie in de tuinbouw d. een toename van arseen en kwik in het grond- en oppervlaktewater Vraag: 38 Wat wordt besproken tijdens een Wereld Water Forum? Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 13
a. de drinkwatercrisis b. te veel water c. de irrigatiewatercrisis d. het dreigende mondiale gebrek aan zout water e. het dreigende mondiale gebrek aan zoet water Vraag: 39 Wat zijn de belangrijkste oorzaken van grootschalige watersnoodrampen? a. klimaatverandering b. extreme regen c. irrigatielandbouw d. grootschalige ontbossing e. bedijking van floodplains f. verzilting Vraag: 40 Wat hoort bij het Deltaprogramma? a. rioleringen vergroten voor snelle afvoer van water b. zorgen voor voldoende zoet water c. overstromingen tegengaan d. verlagen van de grondwaterstand e. verdroging tegengaan Vraag: 41 Waar tref je in het gebied van de Deltawerken geen zout water aan? a. de Westerschelde b. het Haringvliet c. het Grevelingenmeer d. de Oosterschelde Vraag: 42 Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 14
Welke items behoren tot de zachte kust? Bron: Rijkswaterstaat a. dijken b. Hondsbossche Zeewering c. stranden d. wadden e. duinen Vraag: 43 Wat wordt besproken tijdens een Wereld Water Forum? a. het dreigende mondiale gebrek aan zoet water b. te veel water c. de drinkwatercrisis d. de irrigatiewatercrisis e. het dreigende mondiale gebrek aan zout water Noordhoff Uitgevers www.toetsopmaat.nl Pagina 15