Regulering van vorm en functie van dieren Deeltentamen Bouwplan (colleges Sluys)

Vergelijkbare documenten
Versie 2. 1 maart 2010

BOUWPLAN DR. R. Sluys.

Embryonale ontwikkeling van het kuiken, Gallus sp.

INFOFICHE. HOEK 1: Lichaamssymmetrie. Zie kijkwijzer

Biodiversiteit: bouwplannen

Systematiek in planten- en dierenrijk

Medical Delta. Celbiologie & Anatomie voor Technische Studenten (CATS)

In deze les leer je ook wat shock voor een lichaam betekent en hoe we dit kunnen behandelen.

Ordening. Bacteriën Schimmels Planten Dieren

Ordening. Planten Dieren Bacteriën Schimmels

Oorsprong van de kop van gewervelden

Opmerking voor de docent. Dieren determineren. Werkwijze

Beelden van de mens. Embryologie. Tom van Gelder

Orgaananatomie 1/11 Begrippenlijst

Embryologie van de zee-egel van onbevrucht ei tot vrij-zwemmend pluteus larve

STAM VAN DE SPONSEN (Porifera)

Homeotische mutatie. Wat? mutatie waardoor één lichaamsdeel vervangen wordt door een structuur die normaal elders in het lichaam voorkomt

Voorwoord. Hallo aankomende student!

4,8. Werkstuk door een scholier 2194 woorden 20 februari keer beoordeeld. Ongewervelde dieren. Inhoud:

SAMENVATTING IN HET NEDERLANDS

Bijlage VMBO-GL en TL

Geslachtsdeterminatie en differentiatie

Beestige bundel van: 1

Ordening Dieren - B 2

De hersenen. 1. Anatomie en ontwikkeling 2. De grote hersenen

Biologie: E-practicum 2

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd.

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Het rijk van de dieren

EMBRYOGENESE VAN HET GASTRO-INTESTINAAL STELSEL VAN DE HOND

Opdracht 1 Deze opdracht doe je in de klas en kun je niet hier nakijken.

Werkstuk Biologie Dierenrijk

DE KNIK IN DE STAART.

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 2. Deze bijlage bevat informatie. KB-0191-a-16-2-b

108 keer beoordeeld 10 maart Biologie samenvatting Thema 4

Blok 1.5: De 3-Dimensionale Mens. Samenvatting Embryologie + Collegeaantekeningen Week 1 & GENEESKUNDE UvA, JAAR 1 * *

Om de organismen in te delen moet je letten op de volgende kenmerken: celwand, celkern en bladgroenkorrels.

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen

Beste Student,

Bijlage VMBO-GL en TL 2006

Aantekeningen Hoofdstuk 1: Vier rijken Vergelijken KGT

Metapterygiale as in gnathostome vinnen. A. Cladoselache B. Squalus C. Acipenser D. Eusthenopteron E. Neoceratodus

Nederlandse samenvatting

Ontwikkeling van de Adenohypofyse. Ricardo Paap Pim de Laat Esther Langen Jelmer de Ronde

De therapeutische perspectieven van embryonale stamcellen en geïnduceerde pluripotente stamcellen.

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld

Houden van dieren 91123a.indd :45

1. Fossielen, dood of levend?

Lichaamsverlenging en ledemaatreductie

3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3.

LEREN CLASSIFICEREN. Classificatie van ongewervelde dieren. Werkblad Niveau 3

Endothermie komt alleen bij grote vissoorten voor. verhouding, ongunstig is om endotherm te zijn.

De indeling van het dierenrijk zie je hieronder in de mindmaps van Brent, Guus en Febe!

Samenvatting Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

Praktische opdracht Biologie Natuurlijke ordening

T G7091. G1-fase en bevat A chromosomen en B DNA. M-fase en bevat 1 2 A chromosomen en 1 2 B DNA. S-fase en bevat A chromosomen en 1 2 B DNA

Dieren ademen hv12. banner. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

SEO. Beelden op te slaan voor SEO protocol 2.0

Eindexamen biologie vmbo gl/tl II

Reflectiekaart. Vooraf: Wat moeten ze kunnen: Wat moeten ze kennen: Omschrijf wat kinderen volgens jou moeten kennen en kunnen

MYCOBACTERIËLE FACTOREN BETROKKEN BIJ GRANULOOMVORMING

Samenvatting. 07 sam+.indd :23:49

1. Fossielen, dood of levend?

Project Dieren. Week 1AB: Algemeen

Cover Page. Author: Vlecken, Daniëlle Title: Modulating the behaviour of pancreatic tumour cells Issue Date:

ordenen Lokaalles VO onderbouw

Studies over de Nederlandse fossiele Cetacea

Nederlandse samenvatting

1. In welke 4 rijken worden organismen ingedeeld? 3. wat is de functie van de celkern in een cel?

Instructies voor aanlevering logboek Kwaliteitsbeoordeling SEO

Deeltentamen 2 Biologie van Dieren

Samenvatting door F woorden 3 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou

HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL Docent: A. Sewsahai HAVO

Galerij van de Mens - Ons lichaam

halvemaanvormige kleppen) Doordat de hartkamers het bloed met kracht wegpompen.

Dieren (deel 2) Indeling dierenrijk. Cursus Natuur-in-zicht. 2 hoofdgroepen: GEWERVELDEN. * In deze cursus ligt de nadruk op de gewervelden 15/09/2011

KATIE SCOTT JENNY BROOM. Het dierenboek. Een fascinerende reis door het dierenrijk

OPDRACHT EMBRYONALE BLOEDSOMLOOP. Gebruik voor deze opdracht je Binas en basisstof 1 van je boek.

Instructies voor aanlevering logboek Kwaliteitsbeoordeling SEO

CHAPTER 10. Samenvatting

SAMENVATTING 1141 SAMENVATTING

<A> Thymine is een pyrimidinebase en vormt 3 waterstofbruggen met adenine. <B> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine.

<A> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine. <B> Guanine is een pyrimidinebase en vormt 2 waterstofbruggen met cytosine.

inhoud 1. Kom jij uit een ei? 2. Dieren uit een ei. 3. Vogels 4. Vissen 5. Insecten 6. Spinnen 7. Reptielen 8. Kikkers en padden 9.

dimat Biologische modellen - menskunde Hersenen

Practicum 1: Bacteriën en schimmels in de bodem.

Praktische opdracht Biologie De Haai

Nederlandse Samenvatting

Examen Voorbereiding Cellen

Taxonomen (ca. 1850): Organismen vertonen kenmerken van zowel planten als dieren. Wetenschappers gingen dus op kenmerken letten.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4 Ordening

Darwinisme en diermorfologie. Een voorbeeldstudie naar Laudans netwerkmodel van wetenschapsontwikkeling. Arno Wouters - Faculteit Wijsbegeerte RUU

Samenvatting Biologie H3 Organen en cellen

WAT IS KANKER? KANKERCENTRUM. Onco_alg_008

Samenvatting. Samenvatting

Transcriptie:

Bouwplan (colleges Sluys) 1. Door welk uniek stamboomkenmerk(en) zijn de Beenvissen gekarakteriseerd? 1. een schedel 2. een skelet van been 3. vinnen met botelementen 4. geen van deze, bovengenoemde kenmerken 2. Welke struktuur gebruiken volwassen Urochordaten (Tunicaten) om voedsel te vergaren? 1. farynx 2. lophophore 3. proboscis 4. radula 3. Wat zou de beste verklaring ktumen zijn voor het feit dat Nematoden zo enorm talrijk en divers zijn? 1. er zijn parasitaire en vrij- levende soorten en ze vertonen alle mogelijke soorten van voedselspecialisaties 2. hun lichaamsruimte omvat een relatief groot coeloom 3. hun gesegmenteerde lichaam stelt ze in staat om op vele plaatsen te leven 4. ze kunnen hun cuticula 4x vervellen 4. Wat is de evolutionaire verklaring voor het feit dat vele parasitaire Platwormen complexe levenscycli kennen? 1. behoud van reeds aanwezige complexe levenscycli in de voorouders 2. vergroting van de kans om naar een nieuwe gastheer overgebracht te worden 3. ze zijn te simpel gebouwd om goed te kunnen verspreiden 4. ze kunnen nieuwe gastheren slecht herkennen 5. Waarin verschillen Monotremata van Zoogdieren? 1. ze hebben een buidel 2. ze hebben geen haar 3. ze leggen eieren 4. ze produceren geen melk 6. Tot welke structuren evolueerden zakvormige longen in de meeste vissen? 1. coeloom- ruimten 2. kieuwspleten 3. longen 4. zwemblazen

7. Welk van de volgende dieren behoort tot de Deuterostomia? 1. een chordaat 2. een koraal 3. een lophotrochozoan 4. een platworm 8. Welk ander kenmerk evolueerde tegelijk met cephalisatie? 1. bilaterale symmetrie 2. cnidocysten 3. pseudocoeloom 4. vlamcellen 9. Welk kenmerk(en) komt bij Spinnen voor? 1. l paar antennen 2. 6 poten aan het achterlijf 3. spliitpoten 4. cheliceren en pedipalpen 10. Welke zijn de fyla van diploblastische dieren (d.w.z. in het bezit van twee cellagen)? 1. Cnidaria en Ctenophora 2. Cnidaria en Platyhelminthes 3. Porifera en Cnidaria 4. Porifera en Ctenophora 10. Rondwormen (Nematoda) zijn nauw verwant aan? 1. Regenwormen 2. parasitaire Platwormen 3. Eikelwormen 4. Kreeften 11. Koralen zijn: 1. geen dieren maar behoren tot de planten 2. sponzen die een kalkskelet vormen 3. kolonievormende Holtedieren (Cnidaria) 4. kolonies van Mosdiertjes (Bryozoa) 12. De waterstroom door een spons verloopt als volgt: 1. porocyte - spongocoel - osculum 2. blastporus - gastrovasculaire holte - protostoma 3. choanocyte - mesohyl - spongocoel 4. colloblast - coeloom - porocyte

13. Wat is karakteristiek voor acoelomate dieren? 1. afwezigheid mesoderm 2. terostome ontwikkeling 3. een coeloom dat niet volledig door mesoderm omringd is 4. een stevig lichaam zonder een met vloeistof gevulde ruimte 15. Wat geldt voor Ribkwallen (Ctenophora)? 1. zijn sessiel 2. hebben een darmkanaal met slechts één opening 3. zijn bilateraal symmetrisch 4. hebben kleefcellen op hun tentakels Embryologie (colleges Moorman & Kleipool & Oostra & Christoffel) 16. Welke structutuur heeft geen bijdrage van het ectodermale kiemblad? 1. maag 2. sluitspier 3. lever 4. alle antwoorden 17. Uit welk hersenblaasje ontstaat het diencephalon? 1. rhombencephalon 2. myelencephalon 3. prosencephalon 4. telencephalon 18. Welk proces, dat mede verantwoordelijk is voor de voorkoming van polyspermie, volgt er nadat de zaadcel bindt met de eicelmembraan? 1. acrosoomreactie 2. capacitatie 3. zonareactie 4. corticale reactie

19. In de onderstaande figuur ziet u een vaatbed aangeduid met nummer 10. Hoe heet het betreffende directe voerende of afvoerende bloedvat? 1. arteria umbilicalis 2. vena umbiiicalis 3. arteria vitellina 4. vena vitellina 20. Welke structuur wordt aangeduid met nummer 4 in de figuur hieronder? 1. mesencephalon 2. oorblaasje 3. oogblaasje 4. telencephalon

21. U ziet hieronder een transversale coupe van een kippenembryo van 24 uur. Welke lijn op de foto van de whole mount geeft het niveau aan van de transversale coupe? a b c d 22. Wat is de juiste volgorde van bloedvaten die een bloedcel doorstroomt als deze vanuit de dooierzak via het hart in het humane foetale lichaam stroomt?. 1. vena vitellina, hart, kieuwboogarterie, dorsale aorta, intersegmentaal arterie 2. vena vitellina, hart, ventrale aorta, kieuwboogarterie, arteria umbilicalis 3. vena vitellina, hart, kieuwboogarterie, ventrale aorta, arteria vitellina 4. vena vitellina, hart, dorsale aorta, kieuwboogarterie, intersegmentaal arterie 23. Uit welke twee weefsellagen bestaat het amnionvlies? 1. extra- embryonaal mesoderm en hypoblastcellen 2. epidermaal ectodermaal en amnioncellen 3. amnioncellen en extra- embryonaal mesoderm 4. membraan van Heuser en chorionvlies 24. In welk deel van het mesoderm ontstaat het intra- embryonale coeloom? 1. axiaal mesoderm 2. paraxiaal mesoderm 3. intermediair mesoderm 4. laterale plaat mesoderm

25. Hoeveel oögonia (bij de mens) maken hun eerste meiotische deling uiteindelijk af? 1. per bevruchting 1 2. ongeveer 15000 3. ongeveer 2000 4. ongeveer 500 26. Welk weefsel ontstaat vanuit de epiblast? 1. membraan van Heuser 2. endoderm 3. hypoblast 4. trofoblast 27. Hieronder staan een viertal beschrijvingen van elementen van het bouwplan van vertebraten. Welk element hoort bij iedere beschrijving? I. de wervelkolom en de innervatie van de huid zijn voorbeelden van dit element II. welvingen aan weerzijden van de embryonale darm die een belangrijke bijdrage leveren aan de vorming van het aangezicht en de hals III. ontstaan in het intra- embryonale mesoderm IV. er is een verschil tussen de kop en de staart 1. I: chorda, II: segmentatie, III: bilaterale symmetrie, IV: polariteit 2. I: kiembladen, II: lichaamsholten, III: polartiteit, IV: kieuwbogen 3. I: segmentatie, II: kiembladen, III: lichaamsholten, IV: kieuwbogen 4. I: segmentatie, II: kieuwbogen, III: lichaamsholten, IV: polariteit 28. Welk van de volgende weefsels is totipotent? 1. epiblast 2. hypoblast 3. trofoblast 4. ectoderm 29. Welke twee delen van het mesoderm dragen bij aan de wervelkolom? 1. paraxiaal mesoderm en axiaal mesoderm 2. paraxiaal mesoderm en intermediair mesoderm 3. axiaal mesoderm en laterale plaat mesoderm 4. intermediair mesoderm en laterale plaat mesoderm 30. Door plooivorming veranderen een aantal structuren van positie. Welke van de volgende stellingen is of zijn JUIST? I. de allantois verplaatst door plooivorming van caudaal naar ventraal II. de neurale buis blijft in de midsagittale vlak liggen III. vóór plooivorming ligt het hart caudaal van de stomatopharyngeale membraan

1. 1 en 2 2. alleen 3 3. 2 en 3 4. allemaal 31. Welke samenstelling heeft het cloacale membraan? 1. ectoderm en endoderm 2. ectoderm, mesoderm en endoderm 3. endoderm en mesoderm 4. mesoderm en hypoblast 32. Welke kieuwboog draagt of welke kieuwbogen dragen bij aan de vorming van de boven- en onderkaak? 1. 1 e en 2 e kieuwboog 2. 2 e en 3 e kieuwboog 3. 1 e kieuwboog 4. 2 e kieuwboog 33 Welke bewering omtrent gastrulatie is ONJUIST 1. gastrulatie leidt tot de vorming van een 2- lagige kiemschijf 2. het epiblastweefsel wat na gastrulatie overblijft verwordt tot het ectodermale kiemblad 3. gastrulatie vindt plaats volgens een cranio- caudale ontwikkelingsgradiënt 4. gastrulatie omvat ingressie van hypoblastweefsel 34. Welke twee termen moeten er in de onderstaande zin op de plaats van de puntjes staan zodat de zin juist is. De voordarm is ontstaan tijdens... en de epitheliale bekleding van de voordarm bestaat uit... 1. gastrulatie / mesoderm 2. gastrulatie / endoderm 3. plooivorming / mesoderm 4. plooivorming / endoderm 35. Met- Welke holte staat tijdens de embryonale ontwikkeling het intra- embryonale coeloom tijdelijk in direct contact? 1. de chorionholte 2. de blastulaholte 3. de dooierzakholte 4. de amnionholte

36. Een Hox gen: I. codeert voor een transcriptiefactor II. is belangrijk voor het vastleggen van de identiteit langs de links- rechts as III. is belangrijk voor het vastleggen van de identiteit langs de cranio- caudale as IV. komt alleen tot expressie tijdens abnormale ontwikkeling van vertebraten 1. uitspraken 1, 2 en 4 zijn juist 2. uitspraken 1 en 3 zijn juist 3. uitspraak 2 is juist 4. Alleen uitspraak 4 is niet juist 37. Cellen van de kopregio van een embryo worden gekweekt in een schaaltje en groeien uit tot een kopstructuur. Wanneer vergelijkbare cellen worden getransplanteerd naar de buikregio van een ander embryo, groeit hier een buikstructuur uit. I. De getransplanteerde cellen waren gespecificeerd II. De getransplanteerde cellen worden geïnduceerd door de gastheercellen om een buikstructuur te vormen III. Pluripotentie neemt toe tijdens de ontwikkeling. IV. De cellen waren gedetermineerd 1. alle uitspraken zijn juist. 2. alleen uitspraak 2 is onjuist 3. alleen uitspraak 3 is onjuist. 4. uitspraken 3 en 4 zijn onjuist. 38. Tijdens de ontwikkeling van een organisme zullen cellen zich specialiseren (differentiëren). I. Tijdens dit proces zullen genen uit- of aangeschakeld worden. II. Tijdens dit proces vinden geen veranderingen plaats in the basenpaarvolgorde van het DNA. III. Tijdens dit proces zal het methylatiepatroon van het DNA veranderen. 1. Alle uitspraken zijn juist 2. Geen van de uitspraken is juist. 3. Alleen uitspraak l is juist. 4. Uitspraken 1 en 3 zijn juist. 39. Een zwangere muis krijgt teveel retinolzuur. I. In de embryo's kan een homeote transformatie plaatsvinden waarbij een meer craniale wervel een meer caudale identiteit krijgt. II. Hox genen worden in craniale richting geactiveerd door retinolzuur. 1. Geen de uitspraken is juist. 2. Alle uitspraken zijn juist. 3. Alleen uitspraak 1 is juist.

4. Alleen uitspraak 2 is juist. 40. In welke van onderstaande schema s is sprake van neo- axiale oriëntatie?