Inhoudstafel DEEL I. De woningfiscaliteit grondig door elkaar geschud 1. Alleen de gewesten zijn nog bevoegd voor de eigen woning........... 2 1.1. De woningfiscaliteit is slechts gedeeltelijk geregionaliseerd................. 2 1.2. Welke bevoegdheden zijn gewestelijk en welke federaal?.................. 3 1.3. Van fiscale aftrekken naar belastingverminderingen...................... 4 2. Wat is precies de eigen woning waarvoor de gewesten bevoegd zijn?........................................................ 5 2.1. Ruimer dan de woning die u zelf bewoont! Hoezo?....................... 5 2.2. De vier redenen om er niet zelf te wonen................................ 7 2.3. Buitenverblijf in Toscane als eigen woning, kan!.......................... 8 2.4. Wat als u meerdere eigendommen heeft?............................... 8 2.5. Steeds van dag tot dag te bekijken!................................... 10 2.6. Vrijstelling van onroerend inkomen voor de eigen woning................. 11 3. Wat is een niet-eigen woning waarvoor de federale overheid bevoegd blijft?...................................................... 13 3.1. Deel eigen woning dat u beroepsmatig gebruikt......................... 13 3.2. Deel eigen woning dat u verhuurt.................................... 13 3.3. Volledige woning die u verhuurt aan derden, tenzij u een bepaalde reden heeft!........................................................... 14 3.4. Andere onroerende goederen dan woningen............................ 15 3.5. Wat met een buitenverblijf?.......................................... 15 3.6. U bezit een woning, maar u bent een andere aan het bouwen.............. 16 3.7. U bent blote eigenaar van een woning................................. 16 3.8. U heeft meerdere woningen waar u niet zelf woont....................... 16 3.9. Schematisch overzicht eigen en niet-eigen woning..................... 17 4. Welk gewest is dan precies bevoegd?................................ 18 4.1. Plaats van de woning is niet van belang!.............................. 18 4.2. Uw domicilie op 01.01 is doorslaggevend.............................. 18 4.3. Wat als er twee gewesten zijn, die u beschouwen als inwoner?............ 18 4.4. Waalse woonbonus voor een woning in Vlaanderen en omgekeerd, kan perfect!...................................................... 19 III
DEEL II. Wanneer heeft u (nog) recht op de woonbonus? 1. Aan welke voorwaarden moet er voldaan zijn in de drie gewesten?... 21 1.1. Zijn er (reeds) verschillen tussen de drie gewesten?..................... 21 1.2. Beperkt tot eigenaars of ook vruchtgebruikers?.......................... 21 1.3. Welke voorwaarden zijn van belang voor de lening zelf?.................. 23 1.3.1. Een lening gesloten na 01.01.2005.......................... 23 1.3.2. De lening moet gewaarborgd zijn door een hypothecaire inschrijving............................................. 24 1.3.3. Een hypothecair mandaat volstaat niet....................... 25 1.3.4. Een hypotheekbelofte volstaat ook niet....................... 25 1.3.5. De techniek van de hypotheek voor alle schulden of de zgn. omnibushypotheek...................................... 25 1.3.6. Overbruggingskrediet.................................... 26 1.3.7. Aangegaan bij een in de Europese Economische Ruimte gevestigde instelling..................................... 26 1.3.8. Looptijd van ten minste tien jaar............................ 27 1.4. Voor welke woningen kan de woonbonus genoten worden?............... 27 1.4.1. Woning?.............................................. 27 1.4.2. Gelegen in de EER...................................... 28 1.4.3. Enige woning.......................................... 28 1.4.4. Voorwaarde om de woning zelf te betrekken.................. 31 1.4.5. Wat als de woning geheel of gedeeltelijk verhuurd wordt op 31.12 van het leningsjaar?................................ 34 1.4.6. Wat als die woning niet langer uw enige of eigen woning is na het leningsjaar?......................................... 35 1.5. Lening om te kopen of te bouwen of ook om te verbouwen?............... 36 1.5.1. Lening ter fi nanciering van welke uitgaven?.................. 36 2. Basisprincipes voor zowel de gewestelijke als de federale woonbonus.......................................................... 39 2.1. Geen aftrek meer, maar een belastingvermindering!...................... 39 2.2. Bedrag van de woonbonus.......................................... 39 2.2.1. Basisbedrag........................................... 40 2.2.2. Toeslag(en)............................................ 40 2.2.3. Behoud/verlies van de toeslag(en).......................... 41 IV
3. Welk fiscaal voordeel geeft de woonbonus u in Vlaanderen?......... 43 3.1. Geen aftrek, maar een belastingvermindering........................... 43 3.1.1. Hoeveel belastingvermindering dan?........................ 43 3.1.2. Waarop wordt die belastingvermindering berekend?............ 43 3.2. Welke maximale bedragen komen in aanmerking voor de woonbonus?...... 44 3.2.1. Jaar van lening maakt een groot verschil!..................... 44 3.2.2. Cumul van oude en nieuwe Vlaamse woonbonus, kan dat ook?.. 45 4. Welk fiscaal voordeel geeft de woonbonus u in Brussel?............. 46 4.1. Geen aftrek, maar een belastingvermindering........................... 46 4.1.1. Hoeveel belastingvermindering dan?........................ 46 4.1.2. Waarop wordt die belastingvermindering berekend?............ 46 4.2. Welke maximale bedragen komen in aanmerking voor de woonbonus?...... 47 4.2.1. Maakt het jaar van lening een verschil?...................... 47 4.2.2. Concrete bedragen...................................... 47 5. Welk fiscaal voordeel geeft de woonbonus u in Wallonië?............ 48 5.1. Geen aftrek, maar een belastingvermindering........................... 48 5.1.1. Hoeveel belastingvermindering dan?........................ 48 5.1.2. Waarop wordt die belastingvermindering berekend?............ 48 5.2. Welke maximale bedragen komen in aanmerking voor de woonbonus?...... 49 5.2.1. Maakt het jaar van lening een verschil?...................... 49 5.2.2. Concrete bedragen...................................... 49 6. Er bestaat ook nog een federale woonbonus!........................ 50 6.1. Wanneer is deze federale woonbonus van toepassing?................... 50 6.1.1. Vroeger wel de enige en eigen woning, maar nu niet meer de eigen woning............................................... 50 6.1.2. Moet u of mag u dan die federale woonbonus toepassen?....... 50 6.2. Alleen nog mogelijk voor oude leningen?.............................. 51 6.2.1. Wat is een oude lening in deze context?.................... 51 6.2.2. Wat dan met leningen van na die datum?.................... 51 6.3. Mogelijk verlies als u niet tijdig verhuist!................................ 52 6.4. Welk fiscaal voordeel geeft de federale woonbonus nog?................. 53 6.5. Geen cumul tussen de federale en de gewestelijke woonbonus mogelijk..... 53 V
7. Waarom is het jaar van lening zo van belang?....................... 55 7.1. Verschil tussen leningen tot en met 2013 en leningen van 2014 of later...... 55 7.1.1. Voor leningen tot en met 2013 is de federale woonbonus nog mogelijk........................................... 55 7.1.2. Leningen sinds 01.01.2014 kunnen geen federale woonbonus meer genieten............................................... 55 7.2. Geen keuzemogelijkheid meer zoals die voorheen bestond?............... 56 7.2.1. Over welke keuzemogelijkheid gaat het hier?................. 56 7.2.2. Wanneer moest u kiezen?................................ 56 7.2.3. Keuzemogelijkheid zit sinds 01.01.2014 ook bij de gewesten..... 57 7.2.4. Keuzemogelijkheid sinds 01.01.2015 geschrapt in Vlaanderen!... 57 DEEL III. Kan het voordeel bouwsparen nog van toepassing zijn? 1. Voor welke leningen is dit mogelijk nog van toepassing?............. 59 1.1. Het bouwsparen is min of meer de woonbonus van vóór 2005.............. 59 1.2. Bouwsparen nu verdeeld in een gewestelijk en een federaal bouwsparen!... 60 1.3. Zijn er wat bouwsparen betreft al verschillen tussen de gewesten?.......... 60 2. Voorwaarden om het voordeel bouwsparen te kunnen genieten...... 62 2.1. Kenmerken met betrekking tot de aard van de lening..................... 62 2.1.1. Hypothecair gewaarborgd................................. 62 2.1.2. Minimale looptijd van tien jaar.............................. 63 2.1.3. Gesloten bij een instelling gevestigd in de EER................ 64 2.2. Wat moet het doel zijn van de lening voor het bouwsparen?............... 64 2.2.1. Verwerven, bouwen of verbouwen.......................... 64 2.2.2. Een woning in de EER (of in België)......................... 64 2.2.3. Woning in volle eigendom!................................ 65 2.3. Moet het de enige woning zijn?...................................... 66 2.3.1. Vereiste enige woning.................................... 66 2.3.2. Wanneer moet het de enige woning zijn?.................... 67 2.3.3. Voor wie moet het de enige woning zijn?.................... 67 2.4. Moet het ook de eigen woning zijn?.................................. 67 VI
3. Welk fiscaal voordeel levert het bouwsparen u nog op?.............. 68 3.1. Principe van belastingvermindering.................................. 68 3.1.1. Fiscaal principe......................................... 68 3.1.2. Werking van een belastingvermindering...................... 68 3.1.3. Gewestelijke belastingvermindering......................... 68 3.1.4. Federale vermindering voor het bouwsparen.................. 69 3.2. Hoeveel bedraagt die belastingvermindering precies?.................... 70 3.2.1. Beperking van het basisbedrag............................. 70 3.2.2. Eerste beperking: de omvang van de lening................... 70 3.2.3. Tweede beperking: de omvang van uw nettoberoepsinkomen..... 72 3.2.4. Derde beperking: het wettelijke maximum.................... 73 3.2.5. Overschot van de premies schuldsaldoverzekering............ 73 DEEL IV. Het voordeel langetermijnsparen indien niets anders van toepassing 1. Het langetermijnsparen na de zesde staatshervorming............... 75 2. Voorwaarden om het langetermijnsparen te kunnen genieten......... 76 2.1. Voorwaarden aangaande de lening zelf................................ 76 2.1.1. Het moet een hypothecaire lening zijn....................... 76 2.1.2. Lening moet een looptijd hebben van minstens tien jaar......... 76 2.1.3. Gesloten bij een instelling gevestigd in de EER................ 78 2.1.4. Gewaarborgd door een schuldsaldoverzekering (t.e.m. aj. 2000)... 78 2.2. Voorwaarden met betrekking tot het doel van de lening................... 78 2.2.1. Verwerven, bouwen of verbouwen.......................... 78 2.2.2. Van een woning......................................... 78 2.2.3. In volle eigendom....................................... 79 2.2.4. Ook voor een herfi nancieringslening......................... 80 2.3. Moet het de enige woning zijn?...................................... 80 2.3.1. Dit is niet vereist!........................................ 80 2.3.2. Wel een mogelijke beperking.............................. 80 2.4. Moet het de woning zijn die u zelf betrekt?............................. 81 2.5. Datum van de lening............................................... 81 VII
3. Wat is het fiscale voordeel van het langetermijnsparen?............. 82 3.1. Principe van belastingvermindering.................................. 82 3.2. Berekening van de belastingvermindering.............................. 82 3.2.1. Gewestelijke vermindering voor langetermijnsparen............ 82 3.2.2. Federale vermindering voor langetermijnsparen................ 83 3.3. Basisbedrag van de belastingvermindering............................. 83 3.3.1. Beperking van het basisbedrag............................. 83 3.4. Combinatie woonbonus en langetermijnsparen/bouwsparen............... 86 DEEL V. Wat blijft er nog over van de zgn. bijkomende interestaftrek? 1. Voor welke leningen kan dit nog van toepassing zijn?................ 90 1.1. Leningen van vóór 2005 die nog steeds lopen?.......................... 90 1.2. Aanvullende verbouwingsleningen van na 2005......................... 90 1.3. Wat met herfinancieringsleningen van na 2005?........................ 91 1.4. Leningen om te kopen of te bouwen na 2005?.......................... 91 1.5. Kan het nu nog voor leningen vanaf 2014 of is dit onmogelijk geworden?..... 91 1.5.1. Sowieso geen aftrek meer, maar een belastingvermindering..... 91 1.5.2. Federaal niet meer mogelijk!............................... 91 1.5.3. Gewestelijk ook beperkingen?............................. 92 2. Aan welke voorwaarden moe(s)t er dan sowieso voldaan zijn?....... 93 2.1. Algemene voorwaarden met betrekking tot de lening..................... 93 2.1.1. Hypothecaire lening...................................... 93 2.1.2. Looptijd van de lening.................................... 93 2.1.3. Gesloten bij een instelling gevestigd in de EER................ 93 2.1.4. Voor de verwerving van een woning......................... 93 2.1.5. Waarvan u eigenaar bent................................. 94 2.2. Algemene voorwaarden met betrekking tot de woning.................... 94 2.2.1. Het moet uw enige woning zijn............................. 94 2.2.2. Moet het ook uw eigen woning zijn?....................... 96 2.3. Specifieke voorwaarden in geval van nieuwbouw........................ 96 2.3.1. De bouw van een nieuwe woning........................... 97 2.3.2. De aankoop van een nieuwe woning........................ 97 VIII
2.4. Specifieke voorwaarden als het gaat om een verbouwing.................. 97 2.4.1. Ouderdomsvereiste van de woning.......................... 97 2.4.2. Minimale kostprijs van de werken........................... 97 2.4.3. Werken uitgevoerd door een geregistreerde aannemer.......... 98 2.4.4. Aard van de werken..................................... 98 3. Welk fiscaal voordeel levert u dit in het voorkomende geval nog op?............................................................ 100 3.1. Sowieso geen aftrek meer, maar ook een belastingvermindering........... 100 3.2. Fiscaal voordeel van de bijkomende vermindering...................... 100 3.2.1. Eerste beperking in functie van het geleende bedrag........... 100 3.2.2. Tweede beperking in functie van tijd en percentage........... 102 3.2.3. Concreet............................................. 102 3.3. Hoeveel bedraagt de bijkomende belastingvermindering voor de eigen woning?................................................ 104 3.3.1. Voor leningen uiterlijk op 31.12.2014 gesloten............... 104 3.3.2. Voor leningen vanaf 01.01.2015........................... 104 3.4. Wat is het federale voordeel als het een niet-eigen woning betreft?........ 104 DEEL VI. Bestaat de fameuze gewone interestaftrek nog? 1. Wanneer kan die nog van toepassing zijn?......................... 107 1.1. Gewone interestaftrek om het onroerend inkomen te neutraliseren......... 107 1.1.1. Hoe was het tot 31.12.2013?............................. 107 1.1.2. Wat is er veranderd sinds 01.01.2014?..................... 107 1.2. Kan dat ook voor de eigen woning of net niet?......................... 108 1.2.1. Gewone interestaftrek niet meer, maar soms wel een belastingvermindering in de plaats......................... 108 1.3. Kan het ook nog voor nieuwe leningen of alleen voor oude?.............. 108 1.4. Doen de drie gewesten hier vanaf 01.01.2015 hetzelfde of niet?........... 108 1.5. Is een deel van de onroerende voorheffing nog steeds verrekenbaar?...... 109 1.5.1. Die verrekening van 12,5%?.............................. 109 1.5.2. Voor welke leningen kan die verrekening wel nog?............ 109 1.5.3. Onder welke voorwaarden?.............................. 109 1.5.4. Concreet fi scaal voordeel................................ 110 IX
2. Aan welke voorwaarden moet de lening voldoen?................... 112 2.1. Voorwaarden die zowel op federaal als op gewestelijk vlak gelden......... 112 2.1.1. Vereiste van een schuld................................. 112 2.1.2. Specifi ek karakter van de lening........................... 113 2.1.3. Het onroerend goed moet een belastbaar inkomen opleveren.... 113 2.1.4. Betaald of gedragen in het belastbaar tijdperk................ 114 2.2. Bijkomende gewestelijke voorwaarden............................... 114 2.2.1. Lening moet uiterlijk op 31.12.2014 gesloten zijn.............. 114 2.2.2. Lening moet voor de eigen woning zijn...................... 115 2.2.3. Interesten mogen geen recht geven op de gewestelijke woonbonus........................................... 115 3. Welk fiscaal voordeel kan u dit nu nog opleveren?.................. 116 3.1. Ook hier verschillend naargelang het de eigen woning betreft of niet?....... 116 3.2. Welk gewestelijk fiscaal voordeel krijgt u nog?......................... 116 3.2.1. Voor de gewestelijke belastingvermindering gewone interesten... 116 3.2.2. Voor de gewestelijke belastingvermindering voor verrekening van het ki eigen woning..................................... 116 3.3. Wat levert het federale voordeel u desgevallend op?.................... 117 3.3.1. Oude fi scale principes blijven behouden!.................... 117 3.3.2. Aftrek tegen welk tarief?................................. 117 X