VERGUNNING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT



Vergelijkbare documenten
OMGEVINGSVERGUNNING WABO. Bos Recycling B.V. ten behoeve van het overslaan van bouw- en sloopafval en onverwerkte slakken voor metaal verwijdering.

OMGEVINGSVERGUNNING. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Industrieweg 16 te Noordhorn. datum besluit: 13 oktober 2017

(ONTWERP) AMBTSHALVE WIJZIGING VERGUNNING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT

OMGEVINGSVERGUNNING. Schipper Recycling B.V.

Beschikking OMGEVINGSVERGUNNING. verleend aan. Suiker Unie Vierverlaten. ten behoeve van de activiteit bouwen en mliieuneutraal veranderen

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING

OMGEVINGSVERGUNNING. voor het flexibel kunnen opslaan van de hoeveelheid bodemasgranulaat. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING OV

DEFINITIEVE VERGUNNING. EEW Energy from Waste Delfzijl BV

OMGEVINGSVERGUNNING. verleend aan. Nedmag industries. tb.v. het plaatsen van een koeltoren. locatie: Billitonweg 1 te Veendam

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

OIVIGEVINGSVERGUNNING. Gasunie Transport Services (GTS)

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING. : het wijzigen van de grens van een inrichting bedoeld voor de zuivering van rioolwater

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

BESCHIKKING WIJZIGING OMGEVINGSVERGUNNING. Afvalverwerking Stainkoeln B.V.

Pagina 1 van 8 Registratienummer Z.62657/D

OMGEVINGSVERGUNNING (Ontwerp)

OMGEVINGSVERGUNNING. Lubrizol Advanced Materials Resin BV

OMGEVINGSVERGUNNING. BioMCN

Kadastrale ligging: Mestbassins: Gem. Coevorden, Dalen Sectie H nr. 485

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Pagina 1 van 14 Registratienummer: Z / D

OMGEVINGSVERGUNNING. Ensartech NL-1

OMGEVINGSVERGUNNING. Friesland Campina Nederland Holding ay.

(ONTWERP)OMGEVINGSVERGUNNING

OMGEVINGSVERGUNNING. verleend aan. RWZI Veendam. ten behoeve van de activiteit het bouwen van een bouwwerk. "bouw blowergebouw"

Besluit omgevingsvergunning beperkte milieutoets Rits Scooters T.a.v. mevr. R. Imanse Hugo de Vriesstraat CT Nieuw Vennep

OMGEVINGSVERGUNNING. LUMARO Beheer B.V.

OMGEVINGSVERGUNNING. aanleg waterstofleiding. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Oosterhorn 4 te Farmsum. vth-nummer: Z

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

VERGUNNING 1 FASE WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT. verleend aan. ChemCom Industries B.V. ten behoeve van de "realisatie van een tankenpark"

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING. Akzo Nobel Industrial Chemicals B.V.

Datum: 3 maart Risico s beperken, leefbaarheid vergroten.

BESLUIT INTREKKING OMGEVINGSVERGUNNING. Transportbedrijf P. Pikkert V.O.F.

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

BESCHIKKING INTREKKING OMGEVINGSVERGUNNING. Smurfit Kappa Solid Board BV

OMGEVINGSVERGUNNING. Suiker Unie Vierverlaten

OMGEVINGSVERGUNNING. intrekking terreindeel Salt. gedeeltelijke intrekking omgevingsvergunning. Oosterhorn 4 te Farmsum

OMGEVINGSVERGUNNING. Theo Pouw Secundaire Bouwstoffen B.V.

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

(ontwerp) MAATWERKBESLUIT. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

(ONTWERP)BESCHIKKING AMBTSHALVE INTREKKING VOORSCHRIFTEN VAN DE OMGEVINGSVERGUNNING. Schipper Recycling B.V.

OMGEVINGSVERGUNNING WABO. Autosloopbedrijf Familie Maris B.V

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Ontwerp omgevingsvergunning UV

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

OMGEVINGSVERGUNNING. Suiker Unie (locatie Vierverlaten)

stortontheffing artikel WET MILIEUBEHEER

Ontwerpbesluit OMGEVINGSVERGUNNING. veranderen koelinstallatie. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Oosterhorn 4 te Farmsum

OMGEVINGSVERGUNNING. uitbreiding met parelmolen ten behoeve van het fijnmalen van magnesiumhydroxide

BESCHIKKING OMGEVINGSVERGUNNING

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor de activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

ADVIES OMGEVINGSVERGUNNING, ONDERDEEL MILIEU

[ONTWERP] Omgevingsvergunning UV 31844

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V. te Roermond

BESCHIKKING. Omgevingsvergunning (milieu) datum: 1 maart 2018 Gemeente Bronckhorst nr

ONTWERP. OMGEVINGSVERGUNNING Dorpsstraat 20 in Lattrop-Breklenkamp

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning.

Beschikking Wet milieubeheer

OMGEVINGSVERGUNNING. Van Gansewinkel Nederland B.V.

Pagina 1 van 10 Registratienummer: Z / D

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

tömgevingsdí enst ļfi Midden- co West-Br»b«nt

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Voorschriften en overwegingen

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Ontwerp besluit UV

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING LET OP! Dit is nog geen omgevingsvergunning. Hiermee kunt u nog niet starten met de werkzaamheden.

Omgevingsvergunning Voor de activiteit milieuneutrale verandering

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

* *

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

omgevingsdienst HAAGLANDEN

ONTWERP-OMGEVINGSVERGUNNING

* *

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Omgevingsvergunning UV/

Omgevingsvergunning uitgebreide procedure WBD

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Pagina 1 van 50 Registratienummer: Z / D

OMGEVINGSVERGUNNING. Toptrans Holding BV

provinci renthe 1.1. Ondenrerp Wij hebben op 2 december 2014 een verzoek ontvangen van Cubri Pallet en Handelsmaatschappij

Transcriptie:

VERGUNNING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT verleend aan Nieboer Recycling & Handelsmaatschappij B.V. voor het inzamelen, be- en verwerken van afvalstoffen ten behoeve van hergebruik (Locatie: Hoogezand) Groningen, 16 april 2013 Zaaknummer: 402186 Procedure nr. GR-VERG-2011-000500

Inhoudsopgave OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT 5 1.1 Onderwerp 5 1.2 Maatwerk 5 1.3 Besluit 5 1.4 Ondertekening en verzending 6 OMGEVINGSVERGUNNING PROCEDUREEL 7 2.1 Gegevens aanvrager 7 2.2 Procedure (uitgebreid) en zienswijzen 7 2.3 Projectbeschrijving 7 2.4 Huidige vergunningsituatie 8 2.5 Bevoegd gezag 8 2.6 Ontvankelijkheid en opschorting procedure 8 2.7 Adviezen 8 2.8 Zienswijzen op de ontwerpbeschikking 9 2.9 Activiteitenbesluit milieubeheer 14 2.10 Coördinatie 14 2.11 M.e.r 14 IN WERKING HEBBEN VAN EEN INRICHTING 15 3.1 Inleiding 15 3.2 Beste beschikbare technieken 15 3.2.1 Inleiding 15 3.2.2 Toetsing 15 3.2.3 Conclusie 16 3.3 Nationale milieubeleidsplannen 16 3.4 Provinciaal Omgevingsplan (POP) 16 3.5 Milieuzorg 16 3.6 Overwegingen voor afvalverwerkers 16 3.6.1 Het kader voor de toetsing doelmatig beheer van afvalstoffen 16 3.6.2 Afvalstro(o)m(en) waarvoor in bijlage 4 van het LAP een sectorplan is opgenomen 17 3.6.3 Uitsluitend opslaan 17 3.6.4 Op- en overslag en bewerking van (verontreinigde) grond 17 3.6.5 Op- en overslag en sorteren van bouw- en sloopafval 17 3.6.6 Op- en overslag en bewerken van A-, B en C-hout 18 3.6.7 Het composteren van groenafval 18 3.6.8 Op- en overslag en bewerken van ongebroken puin en (teerhoudend) asfalt 18 3.6.9 Op- en overslag van asbest en asbesthoudende materialen 18 3.6.10 Op- en overslag en bewerken van veegvuil en rioolslib 18 3.6.11 Op- en overslag en bewerken van baggerslib 18 3.6.12 Op- en overslag en bewerken van huishoudelijk afval 19 3.6.13 Mengen van afvalstoffen 19 3.6.14 AV-beleid en AO/IC 19 3.6.15 Wijzigingen in het AV-beleid en/of de AO/IC 19 3.6.16 Registratie 19 3.6.17 Conclusie 19 3.7 Afvalwater 19 3.7.1 Inleiding 19

3.8 3.9 3.7.2 3.7.3 3.7.4 3.8.1 3.8.2 3.10 3.9.1 3.10.1 3.10.2 3.10.3 3.10.4 3.11 3.12 3.12.1 3.12.2 3.12.3 3.12.4 3.13 3.13.1 3.14 3.14.1 3.14.2 3.15 3.16 3.16.1 3.16.2 3.17 3.17.1 3.18 3.19 3.20 3.17.2 Beleid 20 Beoordeling van de aanvraag 21 SI otoverweg ing 22 Geur en Luchtkwaliteit 22 Huidige situatie 26 Luchtkwaliteit 26 Lucht 27 Stuifgevoeligheid 27 Geluid 27 Inleiding 27 Geluidsbelasting (LA^LT) 27 Maximale geluidsniveaus 29 Indirecte hinder 30 Eindconclusie aspect geluid 31 Bodem 31 Het kader voor de bescherming van de bodem 31 Maatregelen en voorzieningen ter bescherming van de bodem 31 Beoordeling en conclusie 32 Bodemonderzoek nulsituatie 32 Energie 32 Algemeen 32 Grondstoffen-en waterverbruik 32 Leidingwater 32 Grondstoffen 33 Verkeer en vervoer 33 Veiligheid 33 Brandveiligheid 33 Opslag gevaadijke stoffen 33 Overige aspecten 33 Strijd met andere wetten en algemene regels 33 Maatregelen in bijzondere omstandigheden 33 Proefnemingen met afvalstoffen 34 Integrale afweging 34 Verhouding tussen aanvraag en vergunning 34 VOORSCHRIFTEN \/r»r»dcr^ui vuokourii 35 BIJLAGE 1 BEGRIPPEN 59 BIJLAGE 2 BINDEND ADVIES VOOR INDIRECTE LOZING WATERSCHAP HUNZE EN AA'S 66 BIJLAGE 3 AFVALSCHEIDINGSTABEL 76 pagina 4 van 76

GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN Groningen, 16 april 2013 Nr. 2013-17.104/16, MV Verzonden: APR. 2013 Beschikken hierbij op de aanvraag van Nieboer Recycling & Handelsmaatschappij B.V. om een oprichtingsvergunning op grond van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht voor het inzamelen, been verwerken van afvalstoffen ten behoeve van hergebruik. 1. OMGEVINGSVERGUNNING BESLUIT 1.1 Onderwerp Gedeputeerde Staten hebben op 5 december 2011 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van Nieboer Recycling & Handelsmaatschappij. Het betreft een aanvraag om een oprichtingsvergunning voor de inname, op- en overslag, be- en verwerking van afvalstoffen ten behoeve van hergebruik op de inrichting gelegen aan de Nieuwe Compagnie 9 te Kiel-Windeweer. De aanvraag is geregistreerd onder nummer 196712. Concreet wordt verzocht om een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, onder e (milieu) van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.2 Maatwerk Per 1 januari 2013 zijn het Activiteitenbesluit milieubeheer en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd en in werking getreden. Dit heeft tot gevolg dat Nieboer onder de werking van het Activiteitenbesluit is komen te vallen en de aanvraag van 5 december 2011 tevens wordt aangemerkt als een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Activiteitenbesluit. Op basis van artikel 2.1, lid 4 van het Activiteitenbesluit kunnen wij maatwerkvoorschriften stellen met betrekking tot het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van bodemverontreiniging. 1.3 Besluit Gedeputeerde Staten besluiten, gelet op artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de omgevingsvergunning te vedenen voor de volgende activiteiten: Inzamelen, op- en overslaan en bewerken van grond vermengd met afvalstoffen; Inzamelen, op- en overslaan van schone grond en (licht) verontreinigde grond (klasse AW, wonen en industrie); Tijdelijk opslaan van grond waarvan de aard van de verontreiniging niet onderzocht is; Inzamelen, op- en overslaan en bewerken van bouw- en sloopafval en soortgelijk bedrijfsafval; Opslaan van uitgesorteerde deelstromen; Inzamelen, op- en overslaan en sorteren en shredderen van A, B en C-hout; Inzamelen, op- en overslaan, sorteren, shredderen en composteren van groenafval; Inzamelen, op- en overslaan en breken van ongebroken puin en asfalt(schollen); Op- en overslaan van gebroken materiaal (granulaten), zand, grind, steenslag etc; Inzamelen, op- en overslaan van asbest en asbesthoudend materiaal; Inzamelen, op- en overslaan en bewerken van veegvuil en riool- en kolkenslib; Inzamelen, op- en overslaan en bewerken (ontwateren en zeven) van slib/baggerspecie (AW en klasse A); Inzamelen, op- en overslaan en bewerken van huishoudelijk afval (particulieren); In gebruik nemen van een betonmenginstallatie en het produceren van betonwaren (blokken of soortgelijke materialen) voornamelijk voor gebruik binnen de inrichting; Op- en overslaan van nieuwe en gebruikte (bouw)materialen en goederen en land- en tuinbouw gerelateerde producten; Stallen, onderhouden en repareren van vrachtwagens, grondverzetmachines en overig materieel en materialen (zoals containers); pagina 5 van 76

Uitvoeren van proefnemingen voor het ontwikkelen van een meer hoogwaardige techniek voor het been verwerken van afvalstoffen, de vergunning te vedenen voor onbepaalde tijd. dat de volgende aanvraagbescheiden onderdeel uit maken van deze vergunning: Beschrijving bij de aanvraag om een omgevingsvergunning, documentnr. 6111201.V01. 20-02-2012; Plattegrondtekening van d.d. 06/11/2012, Edison 6. aan deze vergunning voorschriften te verbinden. Gedeputeerde Staten besluiten de voorschriften 4.1.1 tot en met 4.11.2 als maatwerkvoorschriften te stellen. 1.4 Ondertekening en verzending Groningen, 16 april 2013. Gedeputeerde Staten voornoemd:, voorzitter. secretaris. Deze beslissing is namens Gedeputeerde Staten genomen door het lid van Gedeputeerde Staten dat het onderwerp in portefeuille heeft. Verzonden op: Een exemplaar van dit besluit is gezonden aan: Nieboer Recycling & Handelsmaatschappij B.V., Nieuwe Compagnie 9, 9605 PX Kiel-Windeweer; College van B&W van de gemeente Hoogezand-Sappemeer; Waterschap Hunze en Aa's, Postbus 195, 9640 AD Veendam. DAS Nederiandse Rechtsbijstand Verzekering N.V., namens D.H. Schrage, R. Deijl, Sluisweg 54 A, Kiel-Windeweer, A. Schrage, Nieuwe Compagnie 2, Kiel-Windeweer, Berna van Wijk en Arien Storm, Nieuwe Compagnie 25, 9605 PX Kiel-Windeweer, De Haan Advocaten, namens Nieboer Recycling & handelsmaatschappij b.v., Nieuwe Compagnie 9 Kiel-Windeweer; J.A. Heller, Nieuwe Compagnie 23a, 6905 PX Kiel-Windeweer, Vereniging Plaatselijke belangen Kiel-Winderweer en Nieuwe Compagnie, p/a Sluisweg 26, 6905 PS Kiel-Windeweer, Fam E.H. Enting, Nieuwe Compagnie 14, Kiel-Windeweer, H.J. Van Leeuwen, Sluisweg 26, 9605 PS Kiel-Windeweer, S. Topper, Nieuwe Compagnie 17, 9605 PX Kiel-Winderweer. pagina 6 van 76

2. OMGEVINGSVERGUNNING PROCEDUREEL 2.1 Gegevens aanvrager Op 5 december 2011 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van Nieboer Recycling & Handelsmaatschappij B.V. 2.2 Procedure (uitgebreid) en zienswijzen Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze, tenzij bij de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderingsgrond zich niet voordoet hebben wij geen kennis gegeven van de aanvraag in het Dagblad van het Noorden of een huisaan-huis blad. Wij hebben op 19 december 2011 de ontvangst van de aanvraag bevestigd aan de aanvrager. Omdat de verstrekte gegevens en bescheiden bij de aanvraag niet volledig waren, hebben wij op 27 januari 2012 de aanvrager verzocht binnen 4 weken de gegevens aan te vullen. De aanvrager heeft op 20 februari 2012 de gegevens aangevuld. Het ontwerp van de beschikking is, tezamen met de aanvraag en de overige van belang zijnde stukken, ter inzage gelegd van 11 juni t/m 23 juli 2012 in het gemeentehuis van de gemeente Hoogezand-Sappemeer en in het provinciehuis alsmede op de website van de provincie Groningen. Dit is bekend gemaakt door het plaatsen van een kennisgeving in het Dagblad van het Noorden van 9 juni 2012. Een exemplaar van de ontwerpbeschikking is verzonden aan de vergunningaanvrager, aan de bij deze procedure betrokken adviseurs en op verzoek aan een aantal belangstellenden. Nadien hebben wij op 7 november 2012 van de aanvrager een brief met een bijgevoegde tekening ontvangen van de inrichting. De oorspronkelijk aangevraagde bedrijfsactiviteiten (o.a. slibbewerking/depot) op het terrein met bestemming "Water" en "Agrarisch met waarden" kwamen daarmee te vervallen. Op deze tekening ontbrak de inrichtingsgrens. Op 22 november 2012 hebben wij een tekening (gedateerd 06/11/2012, "Edition 08") ontvangen waarop de eerder weggevallen inrichtingsgrens alsnog weer is toegevoegd conform de oorspronkelijke tekening bij de aanvraag. Van de terinzagelegging van het besluit van 22 april t/m 3 juni 2013 in de gemeente Hoogezand-Sappemeer en op het provinciehuis in Groningen is mededeling gedaan in het Dagblad van het Noorden van 20 april 2013 en op de website van de provincie Groningen. 2.3 Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: Nieboer vraagt in het kader van de Wabo een nieuwe, de gehele inrichting omvattende oprichtingsvergunning aan voor haar inrichting gelegen aan de Nieuwe Compagnie 9 te Hoogezand (Kiel-Windeweer) voor de inname, op- en overslag, been verwerking van afvalstoffen ten behoeve van hergebruik. Een uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in de aanvraag om vergunning. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten: Inzamelen, op- en overslaan en bewerken van grond vermengd met afvalstoffen; Inzamelen, op- en overslaan van schone grond en (licht) verontreinigde grond (klasse AW, wonen en industrie); Tijdelijk opslaan van grond waarvan de aard van de verontreiniging niet onderzocht is; Inzamelen, op- en overslaan en bewerken van bouw- en sloopafval en soortgelijk bedrijfsafval; Opslaan van uitgesorteerde deelstromen; Inzamelen, op- en overslaan en sorteren en shredderen van A, B en C-hout; Inzamelen, op- en overslaan, sorteren, shredderen en composteren van groenafval; Inzamelen, op- en overslaan en breken van ongebroken puin en asfalt(schollen); Op- en overslaan van gebroken materiaal (granulaten), zand, grind, steenslag etc; Inzamelen, op- en overslaan van asbest en asbesthoudend materiaal; Inzamelen, op- en overslaan en bewerken van veegvuil en riool- en kolkenslib; Inzamelen, op- en overslaan en bewerken (ontwateren en zeven) van slib/baggerspecie (AW en klasse A); Inzamelen, op- en overslaan en bewerken van huishoudelijk afval (particulieren); In gebruik nemen van een betonmenginstallatie en het produceren van betonwaren (blokken of soortgelijke materialen) voornamelijk voor gebruik binnen de inrichting; Op- en overslaan van nieuwe en gebruikte (bouw)materialen en goederen en land- en tuinbouw gerelateerde producten; pagina 7 van 76

stallen, onderhouden en repareren van vrachtwagens, grondverzetmachines en overig materieel en materialen (zoals containers); Uitvoeren van proefnemingen voor het ontwikkelen van een meer hoogwaardige techniek voor het been verwerken van afvalstoffen. 2.4 Huidige vergunningsituatie Op 25 maart 2008, kenmerk 89916 hebben wij aan Nieboer Recycling & Handelsmaatschappij B.V. een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer verieend voor een inrichting voor het op- en overslaan en bewerken van afvalstoffen, gelegen aan de Nieuwe Compagnie 9 te Kiel-Windeweer (Hoogezand). Deze vergunning is op 1 april 2009 door de Raad van State op formele gronden vernietigd. In de oorspronkelijk ingediende aanvraag was vergunning aangevraagd voor het composteren van groenafval conform methode B van de bijzondere regeling G2 van de NeR aan de westzijde van de inrichting. Bij deze aanvraag ontbrak een geurrapport. Naar aanleiding van ingebrachte zienswijzen op de ontwerpbeschikking is nader onderzoek gedaan naar de geurbelasting die de groencompostering zal veroorzaken. Vervolgens is de aanvraag gewijzigd door het verplaatsen van de groencompostering naar de achterzijde van de inrichting, werd nu de composteermethode in methode A van de bijzondere regeling G2 van de NeR aangevraagd en heeft een verruiming van de norm plaatsgevonden. Omdat de geurnormen zijn verruimd ten opzichte van het ontwerp, was er sprake van een verslechtering voor de omgeving. In dat geval moest eerst een nieuwe ontwerp besluit ter inzage worden gelegd en mocht de vergunning nog niet worden verieend. Ter overbrugging van de beroepsperiode en vervolgens het indienen van een nieuwe aanvraag zijn verschillende partiële handhavingsbeschikkingen afgegeven aan en voodopige voorzieningen getroffen aan Nieboer Recycling & Handelsmaatschappij B.V. te weten: - Gedoogbeschikking d.d. 30 september 2008, nr. 2008-53.773 tot 1 april 2009; - Partiële handhavingsbeschikking d.d. 21 juli 2009, nr. 2009-43.434,MTZ tot 1 augustus 2010; Verienging van bovengenoemde partiële handhavingsbeschikking tot 1 november 2010; Uitspraak Raad van State, voodopige voorziening d.d. 21 september 2009; Uitspraak rechtbank Groningen, voodopige voorziening d.d. 3 december 2010; Uitspraak rechtbank Groningen, voodopige voorziening d,d. 9 september 2011. 2.5 Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage I (o.a. onderdeel C, categorie 28.4, onder a en c) zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te vedenen of (gedeeltelijk) te weigeren. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. 2.6 Ontvankelijkheid en opschorting procedure Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag voor een geharmoniseerde regeling van de indieningsvereisten. Dit betreft de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag van een omgevingsvergunning moeten worden ovedegd om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van het Bor, met een nadere uitwerking in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Na ontvangst van de aanvraag hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Daarbij is gebleken dat een aantal gegevens ontbrak. De aanvrager is hierop bij brief van 27 januari 2012 in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens te leveren. Wij hebben daarldij aangegeven dat de wettelijke proceduretermijn wordt opgeschort met maximaal 4 weken. We hebben de aanvullende gegevens ontvangen op 20 februari 2012. Hierdoor is de wettelijke procedure veriengd met 24 dagen. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag alsmede de latere aanvulling daarop voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen. Overeenkomstig artikel 4.15 Algemene wet bestuursrecht, is de behandeltermijn voor de aanvraag opgeschort omdat het mogelijk is dat vanwege de complexiteit van de aanvraag de beslistermijn van 26 weken niet wordt gehaald. De termijn voor het geven van de beschikking is daardoor opgeschort met 6 weken 2.7 Adviezen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advies aan de volgende instanties/bestuursorganen gezonden: Dagelijks Bestuur van het Waterschap Hunze en Aa's; Burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer, pagina 8 van 76

Naar aanleiding van de toegezonden aanvraag is op 24 februari 2012 advies uitgebracht door het Waterschap Hunze en Aa's. Conform de "Dienstovereenkomst" tussen het Waterschap en de Provincie Groningen d.d. 31 maart 2010, adviseert het Waterschap Hunze en Aa's ons bij de vergunningprocedures op het gebied van indirecte lozingen. Het ontvangen advies hebben wij volledig overgenomen in deze vergunning. Tevens is het advies van Waterschap Hunze en Aa's als bijlage aan deze vergunning gevoegd. Het advies van het waterschap is een bindend advies: deze moet onverkort worden opgenomen in de vergunning en er mag niet van worden afgeweken. 2.8 Zienswijzen op de ontwerpbeschikking Tijdens de terinzageligging van de ontwerpbeschikking zijn van de navolgende personen of partijen inspraakreacties ingekomen, te weten: 1, DAS Nederiandse Rechtsbijstand Verzekering N.V., namens D.H. Schrage; 2, R. Deijl; 3, A. Schrage; 4, Berna van Wijk en Arien Storm; 5, De Haan Advocaten, namens Nieboer Recycling & handelsmaatschappij b.v.; 6, J.A. Heller; 7, Gemeente Hoogezand-Sappemeer 8, Vereniging Plaatselijke belangen Kiel-Winderweer en Nieuwe Compagnie, p/a Sluisweg 26, 6905 PS Kiel-Windeweer; 9, Familie E.H. Enting; 10, H.J. Van Leeuwen; 11, S. Topper. Hieronder worden per aspect de zienswijzen samengevat waarna een reactie op de inspraak volgt. Geurhinder Met uitzondering van de aanvrager, geven alle insprekers aan geurhinder te ondervinden van het oom posteerproces en vrezen zij voor een toename van de geurhinder. Door o.a. insprekers 1, 8, 9, 10 wordt opgemerkt dat de composteenwerkzaamheden bij zuidwestenwind moeten worden stilgelegd en dat er geen overgangstermijn van 3 jaar mag worden gehanteerd voor de verplaatsing van het com posteerproces. Verder wordt aangevoerd dat volgens de bijzondere regeling G2 van de NeR, een doorzet van 20.000 ton/jaar groenafval, op 700 m moet zijn gelegen van geurgevoelige objecten. Opgemerkt wordt dat woningen in het buitengebied, niet als beperkt geurgevoelig mogen worden aangemerkt, net als de (plezier)vaart. Door inspreker 4 wordt aangedrongen op het verplaatsen naar bedrijfsterrein speciaal voor afvalindustrie. Door inspreker 6 wordt opgemerkt dat het waterbassin niet wordt genoemd. Ten slotte wordt door insprekers 1 en 8 opgemerkt dat het bassin als geurbron moet worden beschouwd, waarvoor strikte voorwaarden moeten gelden, bijvoorbeeld voor het beluchten. Onze reactie op het aspect geurhinder: Na vernietiging van de milieuvergunning in 2009 is uitgebreid onderzocht bij welke capaciteiten er nog sprake is van een acceptabel hinderniveau. Uiteindelijk hebben een viertal ingenieursbureaus zich over deze vraagstelling gebogen. In paragraaf 3.8 wordt uitvoerig op deze onderzoeken ingegaan. Hier wordt onder meer een deskundigenrapport aangehaald, waarin de conclusie wordt getrokken, dat er een onjuistheid in de bijzondere regeling G2 van de NeR zit, vanwege een inconsequentie in het rapport waarop deze is gebaseerd. De deskundige gaat onder meer in op de terechte constatering van inspreker 1 dat alleen al op basis van de afstandentabel van de bijzondere regeling, maximaal 20.000 ton per jaar mag worden verwerkt. Indertijd hebben wij dit gegeven gebruikt om door middel van handhavingbeschikkingen de hoeveelheid in te perken. Na drie uitspraken van de voorzieningenrechters en gelezen de conclusie van de deskundigen, staat de onderbouwing van de bijzondere regeling ter discussie. In paragraaf 3.8 wordt dit verder uiteengezet. De wens om de compostering per direct (dus zonder fasering) te verplaatsten naar het achterterrein, delen wij met inspreker 1, Echter het per direct verplaatsen van de compostering is fysiek en logistiek niet mogelijk, omdat het terrein eerst geschikt moet worden gemaakt. Hiervoor moet eerst een omvangrijke hoeveelheid afval worden afgevoerd. Vervolgens moet de ondergrond geschikt worden gemaakt door onder andere bodembeschermende voorzieningen aan te brengen. Daarna pas kan geleidelijk de compostering worden afgebouwd en worden opgebouwd op het achterterrein. Overigens wordt de capaciteit op de huidige locatie zodanig beperkt dat dit niet leidt tot een onacceptabel hinderniveau in de omgeving. pagina 9 van 76

Voor de definitie van geurgevoelige objecten en het beschermingsniveau verwijst de bijzondere regelgeving G2 naar paragraaf 2.9.2 van de NeR. Hier worden o.a. "woningen in het landelijk gebied / verspreid liggende woningen" aangemerkt als minder te beschermen geurgevoelige objecten. Er is geen reden om op dit punt van deze richtlijn af te wijken. De "recreatiegebieden voor dagrecreatie" en daarmee ook de pleziervaart, zijn eveneens minder te beschermen objecten. De door inspreker 1 gewenste termijn voor de verplaatsing naar het achterterrein staat inderdaad niet in voorschrift 2.4.2 maar is wel dwingend voorgeschreven in voorschrift 4.1.1. Hiermee wordt geborgd dat verplaatsing binnen 3 jaar afdwingbaar en handhaafbaar is voorschreven. Het watergat mag conform het bestemmingsplan uitsluitend worden gebruikt voor de functie "water" (zie onderstaande reactie op subparagraaf bestemmingsplan). Het bevochtigen van de composthoop is vooral tijdens de zomerperiode noodzakelijk om het proces optimaal te laten plaatsvinden. Er is geen aanleiding om het gebruik van dit water te verbieden zolang de functie water niet in het gedrang komt. Er is eveneens geen reden om het eventuele hergebruik van percolaatwater te verbieden bij westelijke windrichting, omdat dit volgens de bijzondere regeling van de NeR geen significante geurbron is. De deskundigen van Witteveen & Bos zien geen reden hiervan af te wijken. Geluidhinder Insprekers 1, 2 en 3 vrezen meer geluidhinder door toenemende activiteiten. Volgens inspreker 1 ontbreekt een controlevoorschrift, dat verplicht is, omdat het een IPPC-installatie betreft. Verder wordt door inspreker 1 opgemerkt dat de richtwaarde van 40 db(a) ter plaatse van de woning Nieuwe Compagnie 4 gedurende de dagperiode met 2 db wordt overschreden. Er wordt niet nader bezien welke maatregelen er nog mogelijk zijn om te garanderen dat de richtwaarde van 40 db(a) gedurende de dagperiode niet wordt overschreden. Door inspreker 1 wordt verder opgemerkt dat de achteruitrijsignalering van de shovels als zeer hinderiijk wordt ervaren. Volgens inspreker 1 blijkt niet dat met deze storende geluidsbronnen rekening is gehouden. Om die reden moet de achteruitrijsignalering worden verboden. Door inspreker 2 wordt opgemerkt dat binnen de inrichting vaak vanaf 06.00 uur al activiteiten zijn waar te nemen van vrachtwagens. Ook het gerammel van de kraan is waarneembaar. Door tijdstip, frequentie en duur wordt hinder ervaren. In drukke tijden wordt vaak laat doorgewerkt en werkt men ook op zaterdag. Om die reden wordt verzocht om de activiteiten van het bedrijf in de vergunning te beperken tot normale bedrijfstijden (07.00 uur tot 18.00 uur maandag tot en met vrijdag) Door de aanvrager (inspreker 5) wordt opgemerkt dat in paragraaf 3.10.3 van de ontwerpbeschikking wordt overwogen, dat voor de maximale geluidsniveaus sprake is van een overschrijding van respectievelijk 8 db, 4 db en 4 db van de streefwaarde. Het is insprekers niet duidelijk waarop de conclusie van de overschrijding van de streefwaarde is gebaseerd. Uitgaande van de richtwaarden voor landelijk gebied zijn de streefwaarden voor het maximale geluidsniveau voor de dag-, avond- en nachtperiode 50 db(a), 45 db(a) en 40 db(a). De maximale belasting van de bepalende woning is 53 db(a), 50 db(a) en 50 db(a). Dit leidt tot een andere uitkomst dan als conclusie is weergegeven. Wel staat vast dat in ieder geval wei aan de grenswaarden wordt voldaan, zodat de uiteindelijke conclusie, dat sprake is van een aanvaardbaar hinderniveau correct is. Verzocht wordt om het bovenstaande te corrigeren. Ten slotte wordt opgemerkt dat bij de beoordeling wordt uitgegaan van db(a) en niet van db en verzocht wordt dit ook bij de conclusie te gebruiken. Onze reactie op het aspect geluid: Omdat er sprake is van een IPPC-inrichting en er doelvoorschriften voor geluid zijn gesteld, is er inderdaad (op grond van art. 5.5 lid 4 Bor) een verplichting om een controlevoorschrift in een vergunning op te nemen. Dit is alsnog gedaan door middels van voorschrift 6.1.7. Ten aanzien van de overschrijding van de richtwaarde spreekt de Handreiking Industrielawaai en Vergunningveriening over omgevingtyperingen met daarbij behorende richtwaarden. Feitelijk is een richtwaarde bedoeld om te toetsten of een hinderniveau veroorzaakt door een inrichting past binnen een omgeving. Zoals de Handreiking adviseert heeft deze toetsing niet als doel om deze richtwaarde als een rigide grenswaarde te hanteren. Geadviseerd wordt om het werkelijke heersende geluidsniveau van de omgevingseigen geluidsbronnen in beeld te brengen en indien nodig mag, na een bestuuriijke afweging, een ruimer hinderniveau als tot een maximaal geluidsniveau in voorschriften worden vastgelegd. pagina 10 van 76

Zoals gemotiveerd in paragraaf 3.10, voldoet de inrichting aan de beste beschikbare technieken (BBT) en wordt de richtwaarde bij één woning Nieuwe Compagnie 4 met 2 db overschreden. Tevens is hier te ven/vachten dat het referentieniveau van het omgevingsgeluid tussen de 40 en 45 db(a) zal bedragen. Met dit gegeven is inzichtelijk gemaakt waarom een hinderniveau van 42 db(a) in de dagperiode als hinderniveau acceptabel is. De achteruitrijsignalering is verdisconteerd in het bronvermogen van een shovel, waarmee het hinderniveau in de omgeving is berekend. Dat shovels zijn voorzien van een achteruitrijsignalering heeft enkel als doel als waarschuwingssignaal voor medewerkers die op het terrein werkzaam zijn. Nu dit is meegenomen in het akoestisch onderzoek en er wordt voldaan aan Handreiking, is er geen grond om deze signalering te verbieden. Over de opmerking van inspreker 2, dat in het akoestisch onderzoek is opgenomen dat er voor 06.00 uur vrachtwagenbewegingen kunnen plaatsvinden, merken we op dat de geluidsniveau in beeld zijn gebracht. Dit geluidniveau achten wij rekening houdend met de Handreiking acceptabel. Voor een zaterdag adviseert de Handreiking geen hoger beschermingsniveau voorde omgeving. Om die reden zijn er geen gronden om de bedrijfstijden aan te passen en eventueel het werken op een zaterdag te verbieden. Over de door de aanvrager geconstateerde overschrijding van de streefwaarde voor maximale geluidsniveaus merken we op dat is aangesloten bij de Handreiking. Deze adviseert als streefwaarde te hanteren een geluidsbelasting veroorzaakt door de activiteiten vermeerderd met 10 db. Hiervoor geldt dus niet als streefwaarde, de richtwaarde van een omgevingstypering vermeerderd met 10 db. Reden hiervoor is dat een maximaal geluidsniveau pas voor het menselijk gehoor herkenbaar is, wanneer deze met 10 db of meer boven het heersend geluidsniveau komt te liggen. Het is terecht opgemerkt dat de genoemde overschrijdingen van de streefwaarde niet kloppen met wat in het akoestisch onderzoek is berekend. Dit is in deze vergunning aangepast. Desalniettemin heeft dit geen gevolgen voor de uiteindelijke beoordeling van het hinderniveau, omdat aan de grenswaarde, die door de Handreiking wordt geadviseerd, wordt voldaan. Als gevolg van de vergroting van de capaciteiten vreest men voor meer geluidsoveriast. Zoals uit de overwegingen voor het geluidshinderniveau naar voren komt, achten wij de situatie milieuhygiënisch verantwoord Dat een geluidsniveau of een maximaal geluidsniveau wordt uitgedrukt in db(a) is om de volgende reden. Een geluidsniveau wordt berekend en of gemeten in octaafbanden met elk een frequentie. De sommatie van de geluidsniveaus per octaafband is uiteindelijk het totale geluidsniveau. Voordat deze sommatie kan plaatsvinden dient er een A-weging per octaafband te worden uitgevoerd. Deze A-weging is feitelijk een correctie voor zoals het geluid door een mens wordt waargenomen. Om die reden wordt een geluidsniveau in db(a) uitgedrukt. Deze A-weging speelt feitelijk geen rol indien een verschil tussen twee geluidsniveaus wordt berekend en om die reden wordt een verschil in db uitgedrukt. Indirecte hinder Insprekers 4 6 en 8 verwachten meer (indirecte) hinder door een toename in vrachtwagenbewegingen op de openbare weg en zij vrezen daardoor meer geluidsoveriast (en gevaariijke situaties). Inspreker 6 merkt op dat de openbare weg en de brug niet geschikt zijn voor vrachtwagens. Onze reactie op indirecte hinder: De verkeersbewegingen op openbare weg vallen buiten het kader van deze vergunningprocedure omdat deze niet binnen het begrip indirecte hinder vallen omdat deze dan zijn opgenomen in het heersende verkeersbeeld. De gemeente Hoogezand-Sappemeer is beheerder van deze openbare weg en brug. We hebben kennis genomen van de opmerking van inspreker 6, dat met de gemeente ovedeg is gepleegd om de inrit te verplaatsen naar de andere zijde van de inrichting, zodat de omgeving minder wordt belast met deze transportbewegingen. Deze besprekingen zijn afgerond omdat naar voren is gekomen dat het verplaatsen en het ontsluiten van bestemmingsverkeer inclusief de transportbewegingen niet haalbaar is. Stofhinder Door de insprekers 1, 3 en 10 is opgemerkt dat er stofhinder wordt ondervonden. Insprekers 1 en 8 geeftgeven aan dat stofhinder wordt ondervonden van de toegangsweg. Sproeien van de weg conform voorschrift 6.1.7 van het ontwerp besluit, wordt op warme dagen niet voldoende geacht. Daarnaast zouden vertrekkende vrachtwagens eerst door een wasbak moeten. Onze reactie op het aspect stofhinder: pagina 11 van 76

De stofbeperkende maatregelen zijn conform de beste beschikbare technieken, zoals onder meer neergelegd in de Nederiands emissie richtlijn lucht. Belangrijk is echter daarbij dat er direct werkende bepalingen zijn van het Activiteitenbesluit (o.a. 3.4.3) waardoor de bepalingen van deze vergunning met betrekking tot stofhinder zijn vervallen. Gezondheidsrisico's (door asbest) Door insprekers 1, 3, 4, 6, 7 en 10 wordt aangeven dat gevreesd wordt voor de gezondheid van omwonenden door de uitstoot van (fijn)stof en de opslag van asbesthoudend materiaal. Deze laatste activiteiten moeten worden verboden. Verder mag volgens inspreker 1 geen percol aatwater worden gebruikt voor de beregening van de compostbult bij zuidwesten wind, omdat deze zeer vervuilend is. Onze reactie op het aspect gezondheidsrisico's: De zorg voor de nadelige beïnvloeding van de gezondheid door de opslag van asbest wordt door ons gedeeld. Door het opnemen van landelijk gehanteerde strenge voorschriften, wordt voorkomen dat asbest vrijkomt. De asbest mag overigens alleen verpakt (zie par. 3.6.9) worden opgeslagen, dus niet bewerkt. Naar de beïnvloeding van de luchtkwaliteit door de uitstoot van (fijn)stof is een onderzoek verricht (zie bijlage 5 van de aanvraag). In paragraaf 3.8.2 wordt aangegeven dat ruim aan de wettelijk kwaliteitseisen voor (fijn)stof wordt voldaan. Visuele hinder, waardevermindering en lichthinder Door insprekers 2 en 4 wordt aangegeven dat er visuele hinder wordt ondervonden door de hoge composthoop. Daarnaast wordt door insprekers 2 en 8 aangegeven dat er lichthinder wordt ondervonden van de schijnwerpers binnen de inrichting. Onze reactie op het aspect visuele- en lichthinder: Het voorkomen van visuele hinder is een aspect dat primair wordt geregeld via de ruimtelijke ordening. In uitzonderiijke situaties kunnen er aanvullende voorschriften worden gesteld aan een vergunning ter voorkoming van visuele hinder. Omdat de bedrijfsactiviteiten in het bestemmingsplan zijn geregeld en hiermee in overeenstemming zijn, gezien de ligging ten opzichte van de omgeving en omdat de hoogte van de compostering wordt beperkt, zijn er geen bijzondere omstandigheden om aanvullende voorschriften aan deze vergunning te verbinden. Conform voorschrift 1.1.8 moet de gebruikte veriichting zodanig zijn afgeschermd dat geen directe lichtstraling buiten de inrichting waarneembaar is. Hiermee wordt lichthinder voorkomen. Afvalstoffen, huisvuil, minimumstandaard Insprekers 6 en 8 merken op dat de opslag van huisvuil mogelijk permanent wordt. Verder moet de opslag verboden worden, omdat maximaal 500 ton huishoudelijk afval tot verdere overiast leidt en moet worden verboden. Inspreker 6 geeft aan dat de aangevraagde be- en verwerkingsactiviteiten niet voldoen aan de minimumstandaard volgens het LAP. Onze reactie op het aspect Afvalstoffen: De opmerkingen en de zorg over de opslag van huishoudelijk afval worden begrepen. Het wordt als onwenselijk gezien dat huishoudelijke afvalstoffen structureel worden opgeslagen. Helaas is er geen wettelijke grondslag om deze aangevraagde tijdelijke opslag te weigeren. Wel merken we op dat naar aanleiding van deze zienswijze de voorschriften zodanig aangescherpt zijn, dat de opslag van huishoudelijk afval absoluut incidentele opslag blijft (voorschrift 2.4.6). Voor het overige merken wij op dat in paragraaf 3.6 van deze vergunning is getoetst aan het LAP en aan de minimumstandaard en dat hier geen strijdigheid mee is. Bestemmingsplan en waardevermindering opstal. Door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer (inspreker 7) en insprekers 10 en 11 is aangegeven dat er een gedeeltelijke strijdigheid is met het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld op 28 februari 2011. De strijdigheid ontstaat vooral door het (voorgenomen) gedeeltelijke gebruik van het watergat als slibdepot en de strook ten noorden van het watergat. Verder wordt door insprekers opgemerkt dat er op het voorterrein activiteiten plaatsvinden die mogelijk een strijdig gebruik op leveren zoals stallen van vrachtwagens en containers. Ten slotte wordt nog opgemerkt dat o.a. insprekers 4 en 8 zich zorgen maken over de waardevermindering van hun huis. Onze reactie inzake het bestemmingsplan: Allereerst constateren wij dat Nieboer in haar aanvraagformulier bij vraag 4 heeft aangegeven dat de aangevraagde (wijzigingen van de) activiteiten in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan. pagina 12 van 76

Wij zijn het echter met de gemeente eens, dat het mogelijk is om de bij de oorspronkelijke aanvraag gevoegde inrichtingstekening zodanig te interpreteren, dat er toch activiteiten worden aangevraagd die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Concreet gaat het om het 'watergat' en een terreindeel naast dit watergat waarop o.a. een slibdepot staat vermeld. Naar aanleiding van de constatering, hebben wij onderzocht of het mogelijk is om medewerking te vedenen aan het vergunnen van het strijdig gebruik. Gezien het ruimtelijk beleid en de afwegingen die zijn gemaakt ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan is dit geen reële mogelijkheid. Voor een omgevingsvergunning met een strijdig gebruik zou de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen af moeten geven, waardoor de gronden met de bestemmingen "water" en "agrarisch met waarden" voor bedrijfsdoeleinden gebruikt kunnen worden. Het is duidelijk dat de gemeenteraad de noodzakelijke verklaring niet zal geven. Dit in aanmerking genomen hebben wij Nieboer in overweging gegeven om van het voorgenomen strijdige gebruik af te zien. Hierop heeft Nieboer een brief d.d. 6 november 2012 aan ons gezonden, waarin expliciet wordt aangegeven dat de eerder vermelde activiteiten met o.a. slib niet worden aangevraagd en dat niet in strijd met het vigerende bestemmingsplan zal worden gehandeld. Daarna is op 20 november 2012 een aangepaste plattegrond ingediend, waarop is aangegeven dat het watergat nu uitsluitend gebruikt wordt als "water" en dat voor de strook met de bestemming "agrarisch met waarden" het (beoogd) gebruik noodregenwaterberging / landbouwperceel is. Conform de regels van het bestemmingsplan, zijn de agrarische activiteiten zonder meer toegestaan en is het gebruik voor waterhuishoudkundige doeleinden toegestaan als dit gebruik daaraan ondergeschikt is. Met de verklaring van Nieboer en de aanvullende gegevens wordt tegemoet gekomen aan de terechte signalering van de gemeente e.a. en is er geen sprake meer van een aanvraag die strijdig is met het bestemmingsplan. Indien er wel strijdigheid is met de regels van het bestemmingsplan zal handhavend worden opgetreden. Omdat er met deze aanvulling van de aanvraag uitsluitend sprake is van een vermindering van de milieubelasting, is verdere besluitvorming mogelijk. Nu het vedenen van een omgevingsvergunning voor strijdig gebruik niet (meer) aan de orde is, is een schadeloosstelling in de vorm van een planschadevergoeding vanwege een planologische verslechtering eveneens niet aan de orde. Over de inspraak inzake het gebruik van het parkeerterrein ten oosten van het terrein, wordt opgemerkt dat dit terrein geen onderdeel uitmaakt van de aanvraag, het terrein is vrij toegankelijk voor derden en ook wordt door verschillende gebruikers gebruikt. Hierdoor is dit aspect geen onderdeel van dit besluit om vergunning te vedenen. Overige punten Door inspreker 6 wordt opgemerkt dat het hemelwater niet op het riool mag worden geloosd en dat de loods vermoedelijk te klein is om binnen te werken. Verder wordt door de aanvrager (inspreker 5) worden nog de volgende opmerkingen gemaakt: reiniging vrachtwagens is wel overdekt; benoemen woning met hoog beschermingsniveau voor geur; o ontbrekende tekst (stippellijn) blz. 20 moet worden aangevuld; inhoudsopgave klopt niet (en het bijzonder indirecte lozingen); verwijzing naar voorschriften klopt niet; voorgesteld wordt om de redactie van het voorschrift 12.4.1 en 12.4.2 te veranderen; het waarschuwingsbord (volgens voorschrift 14.4.5) "gevaar drijfzand" is overbodig omdat het niet voorkomt. o Voorschrift 4.3.1. Onze reactie op deze overige punten: Over de opmerking van inspreker 6 merken we op dat het lozen van afvalwater is beoordeeld en dat hierover een (bindend) advies is ontvangen van het Waterschap Hunze en Aa's en wordt gereguleerd via het Activiteitenbesluit. Van de opvatting dat de loods vermoedelijk te klein is hebben we kennis genomen. Van de opmerking van aanvrager dat de reiniging van vrachtwagens overdekt is, hebben we kennis genomen en aangepast. Het benoemen van de huisnummers van woning met hoog beschermingsniveau voor geur laten wij achterwege gezien het grote aantal. De invulling van de stippellijn en de inhoudsopgave zijn aangepast (incl. indirecte lozingen). De verwijzing naar voorschriften is gecorrigeerd. De redactie van voorschrift 12.4.1 van het ontwerp besluit is veranderd (door hernummering thans nr. 11.4.1) en vervallen 12.4.2. Wij onderschrijven de opmerkingen dat een waarschuwingsbord "gevaar drijfzand" overbodig is en hebben het voorschrift laten vervallen. pagina 13 van 76

2.9 Activiteitenbesluit milieubeheer In Algemene maatregelen van bestuur (AMvB's) kunnen voor bepaalde activiteiten direct werkende eisen worden gesteld. Deze eisen mogen niet in de omgevingsvergunning worden opgenomen. In de omgevingsvergunning kan alleen van de AMvB worden afgeweken voor zover dat in de AMvB is aangegeven. Op IPPC-inrichtingen was het Activiteitenbesluit milieubeheer (verder veelal: Activiteitenbesluit of AB) niet van toepassing. Bij Nieboer is een dergelijke installatie aanwezig, zodat het AB niet van toepassing was. Met ingang van 1 januari 2013 is het AB ingrijpend gewijzigd. Veel meer inrichtingen zijn onder de werking van dit besluit komen te vallen. Ook zijn meer regels van toepassing geworden voor vergunningplichtige inrichtingen. Nu zijn IPPC-inrichtingen type C-inrichtingen geworden en is het AB voor deze inrichtingen van toepassing geworden. Ook Nieboer is nu een type C-inrichting geworden. Bij het ontwerp van deze vergunning is nog getoetst aan de oude versie van het AB. Nu toetsen we aan de laatste actuele versie van het besluit. In het besluit zijn de volgende afdelingen van Hoofdstuk 2 van toepassing op Nieboer. Afdeling 2.1 Zorgplicht voor de activiteiten van hoofdstuk 3 van het besluit; Afdeling 2.2 Lozingen voor de activiteiten van wederom hoofdstuk 3; Afdeling 2.3 Luchtvoer de activiteiten van hoofdstuk 3; Afdeling 2.4 Bodem voor alle activiteiten. Voor de volgende activiteiten die bij Nieboer van toepassing zijn, zijn algemene regels opgenomen in: 3.3.2. Het uitwendig wassen en stallen van motorvoertuigen, werktuigen of spoorvoertuigen; 3.4.3. Opslaan en overslaan van goederen; 3.4.9. Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse tank. Gezien bovenstaande zijn de volgende voorschriften uit het ontwerp van deze beschikking, die ter inzage heeft gelegen, vervallen: 2.1.1 - verspreiding van afvalstoffen in of buiten de inrichting; 3.1.1 en 3,1.2 - lozen van afvalwater; 4.1.1 - doelvoorschrift bodemrisico; 4.2.1 tot en met 4.2.6 - vloeistofdichte vloeren; 4.3.1 en 4.3.3 - aanleggen voorzieningen; 4.4.1 en 4.4.2 - aanvullende voorschriften voorzieningen; 4.5.1 tot en met 4.5.5 - bedrijfsrioleringen; 4.6.1 en 4.6.2 - beheermaatregelen; 4.7.1 tot en met 4.7.4 - aanvullende voorschriften beheermaatregelen; 4.10.1 en 4.10.2 - herstelplicht (bodemsanering); 4.11.1 en 4.11.2 - aanvullende voorschriften preventiemaatregelen; 6.1.1 tot en met 6.1.10 - opslag van stuifgevoelige stoffen; 8.3.1 - opslag van elektronisch afval; 8.4.1 - opslag riool- en kolkenslib; 9.5.1; opslag shredderhout; 16.1.1 toten met 16.1.6-wasplaats; 20.5.1 en 20.5.2 - opslag afgewerkte olie in bovengrondse tank. 2.10 Coördinatie Met de aanvraag voor een omgevingsvergunning is geen aanvraag voor een watervergunning op basis van de Waterwet ingediend, aangezien het Waterschap Hunze en Aa's heeft aangegeven dat een (wijziging van) de watervergunning niet nodig is. 2.11 M.e.r. De voorgenomen activiteiten vielen tot 1 april 2011 onder categorie 18.2 van de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage waardoor tot die tijd een m.e.r.-beoordelingsplicht gold. Onder deze categorie benoemde activiteiten hebben betrekking op o.a. de be-/verwerking van (organische) afvalstoffen met een capaciteit van 100 ton per dag of meer. Op basis hiervan heeft de aanvrager de activiteit op 18 en 26 oktober 2010 bij ons aangemeld door middel van een aanmeldingsnotitie (artikel 7.8a van de Wm). Op 17 december 2010 hebben wij een besluit genomen naar aanleiding van de ingediende m.e.r.- aanmeldingsnotitie en de toen beschikbare informatie. Besloten is toen dat een milieueffectrapport dient te worden opgesteld, als voorbereiding op het te nemen besluit op de nog in te dienen aanvraag voor een omgevingsvergunning voor o.a. het composteren van 100.000 ton groenafval per jaar. pagina 14 van 76

In dat besluit werd overwogen dat, op basis van de ovedegde informatie, met onvoldoende zekerheid een oordeel kon worden gevormd over de vraag of door het composteren van een dergelijke grote hoeveelheid groenafval, sprake zou zijn van het veroorzaken van belangrijk nadelige milieueffecten voor de omgeving. Geoordeeld is dat voor een goede inhoudelijke beoordeling van de voorgenomen uitbreiding van com posteeractiviteiten, een deugdelijk geurrapport essentieel is. Nu dat rapport ten tijde van het nemen van ons besluit niet vooriag, konden wij bij het toetsen van het voornemen aan de criteria van bijlage III van de EEG-Richtlijn-milieueffectbeoordeling, eventueel belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op voorhand niet uitsluiten. Nadien heeft, in opdracht van de provincie Groningen, het ingenieursbureau Witteveen+Bos een deskundigenrapport opgesteld, waarin een oordeel wordt gegeven over het door Nieboer ingediende geurrapport 6101134.R02a van WNP. Verder hebben wij verzocht om een herberekening van de geurbelasting, indien daar aanleiding toe was. In het deskundigenrapport (projectcode GNI 82-1) wordt o.a. de conclusie getrokken dat bij het opstellen van het geurrapport door WNP deels onjuist gebruik is gemaakt van de emissiekengetallen uit het brancheonderzoek (Compostering van groenafval, rapportnr. 94-202 TNO) van de bijzondere regeling "G2 Compostering-van-groenafval" Nederiandse emissie richtlijn lucht. Dit wordt veroorzaakt doordat in het branche-onderzoek in de hoofdtekst andere kengetallen worden weergegeven dan de kengetallen in de bijlage. Dit kan leiden tot verwarring en het onjuist gebruik van kengetallen. Op ons verzoek is een herberekening uitgevoerd met gecorrigeerde kengetallen en met een juiste rekenwijze. Uit de verkregen informatie over het aspect geur, blijkt dat de voorgenomen activiteit geen dusdanig belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben, dat het noodzakelijk is dat er een milieueffectrapport wordt opgesteld. Daarbij hebben we meegewogen dat, gezien de kenmerken van de activiteiten, de plaats en het potentiële effect van de activiteit, er geen andere bijzondere omstandigheden en aspecten zijn, die maken dat een milieueffectrapport wenselijk is voor de verdere besluitvorming. Gezien bovenstaande, hebben wij op 19 augustus 2011 geoordeeld dat voor de in de m.e.raanmeldingsnotitie beschreven composteermethode ("NeR A") en uitbreiding van de capaciteit, voor de aanvraag voor een omgevingsvergunning alsnog geen milieueffectrapport behoeft te worden ingediend. Volledigheidshalve merken we nog op dat door een wetswijziging per 1 april 2011 de m.e.r.- beoordelingsplicht is komen te vervallen voor onderhavig initiatief. 3. IN WERKING HEBBEN VAN EEN INRICHTING 3.1 Inleiding De aanvraag heeft betrekking op het oprichten en het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het milieuhygiënische toetsingskader van de aanvraag. Een toetsing aan deze aspecten heeft in de onderstaande paragrafen plaatsgevonden. 3.2 Beste beschikbare technieken 3.2.1 Inleiding De inrichting dient ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken (BBT) toe te passen. Bij de bepaling van BBT moeten wij in zijn algemeenheid de in de artikel 5.4 van het Besluit omgevingsrecht vermelde aspecten betrekken, rekening houdend met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen en met het voorzorg- en het preventiebeginsel. In het bijzonder moeten wij bij de bepaling van BBT rekening houden met de via een ministeriële Regeling omgevingsrecht (Mor) aanwezen BBT-documenten. Voor IPPC-installaties moet in ieder geval rekening worden gehouden met de in de bijlage van de Regeling omgevingsrecht (Mor) opgenomen informatiebronnen. Blijkens jurisprudentie moeten wij ook de eindconcept-bref's (Final Draft), en definitieve BREF's betrekken bij de besluitvorming. Deze moeten immers worden beschouwd als documenten die een beschrijving bevatten van vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd. 3.2.2 Toetsing De aangevraagde activiteiten worden genoemd in bijlage I, maar in ieder geval onder categorie 5.3, onderdeel b, bij i van de Richtlijn Industriële Emissies (RIE). Derhalve betreft het een IPPC-inrichting. Voor de inrichting is een BREF beschikbaar waaraan wij de aangevraagde activiteiten moeten toetsen. Aan de volgende BREF's is getoetst: BREF Afvalbehandeling; BREF Op- en overslag bulkgoederen; BREF Monitoring. pagina 15 van 76

Tevens is getoetst aan de volgende de bijlage van de Regeling omgevingsrecht (Mor) genoemde BBTdocumenten: NeR Nederiandse emissierichtlijn lucht; NRB 2012; Nederiandse richtlijn bodembescherming; PGS 15: Opslag van verpakte gevaadijke stoffen; PGS 30: Vloeibare brandstoffen - bovengrondse tankinstallaties en afleverinstallaties. 3.2.3 Conclusie De inrichting voldoet - met inachtneming van de aan dit besluit gehechte voorschriften - aan de beste beschikbare technieken (BBT) ter voorkoming van emissies naar de lucht, de bodem, het water, geluidemissies, afvalpreventie, externe veiligheid en energiebesparing. Voor de overwegingen per milieuthema wordt verwezen naar de desbetreffende paragraaf. 3.3 Nationale milieubeleidsplannen Het algemene Rijksbeleid met betrekking tot het milieu is vastgelegd in de Nationale Milieubeleidsplannen (NMP's). Doel van het milieubeleid is een bijdrage te leveren aan een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving, te midden van een vitale natuur, zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten of natuudijke hulpbronnen uit te putten. In het NMP zijn geen direct werkende bepalingen of beperkingen opgenomen voor het vedenen van milieuvergunningen. Wel zijn onder andere landelijke doelstellingen geformuleerd voor de emissies van NOx, SO2 en VOS. Wij zijn van mening dat de werkwijze van de vergunninghouder niet in strijd is met het NMP. 3.4 Provinciaal Omgevingsplan (POP) Het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen is opgenomen in het Provinciaal Omgevingsplan Groningen 2009-2013 (POP) dat Provinciale Staten van Groningen op 17 juni 2009 hebben vastgesteld. Voor een bijdrage aan een duurzame ontwikkeling van de provincie Groningen wordt daarbij naar een goede balans tussen leefbaarheid, milieu en economie gezocht. Daarbij zullen de volgende doelstellingen worden nagestreefd: zo laag mogelijke milieubelasting voor mens en natuur bij het inrichten van de ruimte; handhaving van de huidige milieukwaliteit (bodem, lucht, water, geur en geluid) op gebiedsniveau onder in aanmerkingneming daarbij van de daarmee samenhangende gezondheidsrisico's en de manier waarop we omgaan met gevaariijke stoffen en afval; zuinig gebruik van grondstoffen en energie en ketenvorming en/of bundeling met andere prod uctieprocesse n. In de hoofdstukken 'Schoon en veilig Groningen', 'Karakteristiek Groningen' en 'Energiek Groningen' worden de doelstellingen die specifiek van toepassing zijn op milieukwaliteit nader gedefinieerd. In de onderhavige vergunning is hiermee rekening gehouden. Het plan bevat ten aanzien van de activiteiten waarvoor vergunning wordt gevraagd en de milieuaspecten die hierbij aan de orde zijn geen concrete beleidsbeslissingen. 3.5 Milieuzorg In het huidige milieubeleid wordt de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voorop gesteld. Hieruit volgt de behoefte dat bedrijven beschikken over een intern milieuzorgsysteem. Nieboer Recycling & Handelmaatschappij B.V. beschikt niet over een (gecertificeerd) milieuzorgsysteem. Het bedrijf werkt met een Veiligheids-, Gezondheids- en Milieubeleid (VGM-beleid). Dit beleid is erop gericht dat werkgever en werknemer altijd voldoen aan de wettelijke voorschriften, vergunningen en eventuele voorschriften van derden. Het VGM-beleid wordt ten minste 1 keer per jaar met iedere medewerker doorgenomen. 3.6 Overwegingen voor afvalverwerkers 3.6.1 Het kader voor de toetsing doelmatig beheer van afvalstoffen Op grond van artikel 2.14 van de Wabo kan de omgevingsvergunning in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Onderdeel van het begrip "bescherming van het milieu" is de zorg voor het doelmatig beheer van afvalstoffen. In artikel 1.1 van de Wm is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afvalstoffen. Op grond hiervan moeten wij rekening houden met het geldende afvalbeheerplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm (artikel 10.14 van de Wm). In het bedoelde afvalbeheerplan (het Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021, hierna aangeduid als het LAP) is het afvalstoffenbeleid neergelegd. Op grond van de Wm dient het LAP als toetsingskader voor het beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking heeft op afvalbeheer. De hoofdlijnen van het beleid zijn vastgelegd in het LAP, De doelstellingen van het LAP geven invulling aan de prioriteitsvolgorde in de afval hiërarchie zoals die in artikel 10.4 van de Wm is opgenomen en als volgt is samen te vatten: preventie; pagina 16 van 76

voorbereiding voor hergebruik; recycling; andere nuttige toepassing, waaronder energieterugwinning; veilige verwijdering. Bij de vaststelling van het LAP is ook rekening gehouden met de in artikel 10.5 van de Wm vermelde aspecten van doelmatig afvalbeheer. Bijlage 4 bij het LAP bevat een invulling van het beleid voor specifieke afvalstoffen. In het LAP is aangegeven op welke wijze het bevoegd gezag bij het beoordelen van een vergunningaanvraag voor het inzamelen, bewaren en be- en verwerken van afvalstoffen rekening moeten houden met een aantal algemene bepalingen aangaande het LAP. De minimumstandaard geeft de meest laagwaardige wijze van be- en verwerking van de desbetreffende afvalstoffen, waarvoor nog vergunning vedeend mag worden. Als de minimumstandaard bestaat uit verschillende be- en verwerkingshandelingen bij diverse inrichtingen kan voor de afzonderiijke bewerkingsstappen een vergunning worden verieend. 3.6.2 Afvalstro(o)m(en) waarvoor in bijlage 4 van het LAP een sectorplan is opgenomen Voor de onderhavige aanvraag zijn de volgende sectorplannen in bijlage 4 van het LAP van toepassing: 1. Huishoudelijk restafval (inclusief grof); 8. Gescheiden ingezameld groenafval; 9. Afval van onderhoud van openbare ruimten; 28. Gemengd bouw- en sloopafval en gemengde fracties; 29. Steenachtig materiaal; 36. Hout; 37. Asbest en asbesthoudende afvalstoffen; 39. Verontreinigde grond; 40. Baggerspecie. 3.6.3 Uitsluitend opslaan In het LAP is aangegeven dat voor het uitsluitend opslaan van afvalstoffen in beginsel een vergunning kan worden vedeend. Twee afvalstromen worden hiervan uitgezonderd, te weten: Afvalmunitie, vuurwerkafval en overig explosief afval; Dieriijke bijproducten. Ingevolge het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen wordt de opslag van afvalstoffen voorafgaand aan verwijdering gezien als storten indien de tijdsduur van 1 jaar wordt overschreden. Indien de opslag voorafgaat aan nuttige toepassing van de afvalstoffen is deze termijn driejaar. Nieboer Recycling & Handelsmaatschappij B.V. heeft gevraagd om C-hout uitsluitend op te slaan. Voor het opslaan van C-hout beschikt de aanvrager over de benodigde voorzieningen. Voor het uitsluitend opslaan van C-hout kan een vergunning worden vedeend, omdat deze afvalstromen niet behoren tot de in het LAP genoemde uitzonderingen. In de vergunning is vastgelegd dat de termijn van opslag voorafgaand aan verwijdering maximaal 1 jaar is en de termijn van opslag voorafgaand aan nuttige toepassing maximaal 3 jaar is. 3.6.4 Op- en overslag en bewerking van (verontreinigde) grond In de aanvraag is voor (verontreinigde) grond klasse AW, wonen en industrie van het Besluit Bodemkwaliteit (BBK) de volgende bewerkingsmethode beschreven. Grond vermengd met afvalstoffen wordt d.m.v. zeven en sorteren ontdaan van afval. De gesorteerde en gezeefde grond wordt opgeslagen op het buitenterrein en de kwaliteit wordt middels analyse bepaald. Het beleid voor verontreinigde grond is neergelegd in sectorplan 39. De minimumstandaard is nuttige toepassing. De in de aanvraag voor verontreinigde grond beschreven bewerkingsmethode voldoet aan de minimumstandaard. 3.6.5 Op- en overslag en sorteren van bouw- en sloopafval In de aanvraag is voor bouw- en sloopafval de volgende bewerkingsmethode beschreven. Aangevoerd bouw- en sloopafval en soortgelijk bedrijfsafval wordt gestort in de bedrijfshal op een vloeistofdichte vloer. Vervolgens vindt scheiding plaats m.b.v. een mobiele kraan met sorteergrijper of d.m.v. een zeefinstallatie/scheidingsinstallatie. De deelstromen (metalen, puin, hout, kunststoffen, enz.) worden gescheiden opgeslagen. Het beleid voor gemengd bouw- en sloopafval is neergelegd in sectorplan 28. De minimumstandaard van de gemengde fracties is sorteren. De hierbij gesorteerde monostromen dienen volgens de daarvoor geldende minimumstandaard (volgens LAP) te worden verwerkt. De meeste gesorteerde deelstromen komen in aanmerking voor nuttige toepassing in de vorm van materiaalhergebruik of verbranden met hoofdgebruik brandstof. De minimumstandaard voor C-hout is storten. De in de aanvraag beschreven bewerkingsmethode voor bouw- en sloopafval voldoet aan de minimumstandaard. pagina 17 van 76

3.6.6 Op- en overslag en bewerken van A-, B en C-hout In de aanvraag is voor A-, B- en C-hout de volgende bewerkingsmethode beschreven. A- en B-hout wordt gesorteerd en afzonderiijk geshredderd en geschikt gemaakt voor hergebruik. A- en B- hout wordt opgeslagen en geshredderd op het buitenterrein. Opslag van C-hout vindt plaats in de bedrijfshal. Het beleid voor hout is neergelegd in sectorplan 36. De minimumstandaard voor het bewerken van A- en B- hout is nuttige toepassing. De minimumstandaard voor het bewerken van C-hout is storten op een geschikte stortplaats. De in de aanvraag beschreven bewerkingsmethode voor hout voldoet aan de minimumstandaard. 3.6.7 Het composteren van groenafval In de aanvraag is voor het composteren van groenafval de volgende bewerkingsmethode beschreven. Het groenafval wordt gecomposteerd volgens de methode A van de bijzondere regeling G2 van de NeR. Het beleid voor het gescheiden ingezameld groenafval is neergelegd in sectorplan 8. De minimumstandaard voor het bewerken van gescheiden ingezameld groenafval is nuttige toepassing, zoals composteren van groenafval met het oog op materiaalhergebruik. De in de aanvraag beschreven bewerkingsmethode voor groenafval voldoet aan de minimumstandaard. 3.6.8 Op- en overslag en bewerken van ongebroken puin en (teerhoudend) asfalt In de aanvraag is voor op- en overslag en bewerken van ongebroken puin en asfalt de volgende bewerkingsmethode beschreven. De verschillende soorten puin en asfaltbrokken worden per partij door een mobiele puinbreker gebroken. Het gebroken materiaal wordt gescheiden opgeslagen en nuttig toegepast in de (wegen)bouw. Teerhoudend asfalt wordt afgevoerd naar een erkende verwerker. Het beleid voor steenachtig materiaal is neergelegd in sectorplan 29. De minimumstandaard voor het bewerken van steenachtig materiaal is nuttige toepassing. Het beleid voor teerhoudend asfalt is neergelegd in het sectorplan 34. De minimumstandaard voor teerhoudend asfalt is nuttige toepassing voorafgegaan door thermische bewerking, waarbij de aanwezige PAK worden vernietigd. De in de aanvraag beschreven bewerkingsmethode voor steenachtig materiaal en het afvoeren naar een erkende verwerker van teerhoudend asfalt voldoet aan de minimumstandaard. 3.6.9 Op- en overslag van asbest en asbesthoudende materialen In de aanvraag is voor op- en overslag van asbest de volgende bewerkingsmethode beschreven. Aangevoerd asbest en asbesthoudende materialen worden verpakt in een dubbele folielaag en worden opgeslagen in een speciale container voorzien van een asbestbag. Het beleid voor asbest is neergelegd in sectorplan 37. De minimumstandaard voor asbest en asbesthoudende materialen is storten op een daartoe geschikte stortplaats. In de aanvraag staat vermeld dat de volle container met asbest wordt afgevoerd naar een vergunde verwerkingsinrichting. Dit voldoet aan de minimumstandaard. 3.6.10 Op- en overslag en bewerken van veegvuil en rioolslib In de aanvraag is voor de op- en overslag en het bewerken van veegvuil en rioolslib de volgende bewerkingsmethode beschreven. Het veegvuil wordt overdekt opgeslagen op een vloeistof kerende vloer. Het rioolslib wordt opgeslagen in een vloeistofdichte container welke overdekt wordt opgesteld boven een lekwatergoot. Het ingedroogde materiaal wordt indien nodig gezeefd. De restfractie wordt volgens het Besluit bodemkwaliteit gekeurd en vervolgens nuttig toegepast. Het beleid voor het bewerken van veegvuil en rioolslib is neergelegd in sectorplan 9. De minimumstandaard voor het bewerken van veegvuil en rioolslib is het afscheiden van de inerte fractie gevolgd door nuttige toepassing. De in de aanvraag beschreven bewerkingsmethode voor veegvuil en rioolslib voldoet aan de minimumstandaard. 3.6.11 Op- en overslag en bewerken van baggerslib In de aanvraag is voor de op- en overslag en het bewerken van baggerslib de volgende bewerkingsmethode beschreven. Het baggerslib wordt in een daarvoor bestemd depot opgeslagen. Het slib wordt ontwaterd. Het ingedroogde slib wordt indien nodig gezeefd en volgens het Besluit bodemkwaliteit gekeurd en vervolgens nuttig toegepast. Het beleid voor het bewerken van baggerslib is neergelegd in sectorplan 40. De minimumstandaard voor het bewerken van baggerslib is niet in het LAP vastgelegd. Daarom moet de bewerking van baggerslib als afvalstof worden getoetst aan de voorkeursvolgorde van artikel 10.4 van de Wet milieubeheer. Of het baggerslib nuttig kan worden toegepast hangt af van de keuring van een partij slib aan het Besluit bodemkwaliteit. Binnen de inrichting wordt alleen baggerslib klasse AW of klasse A ontwaterd en gezeefd ten behoeve van nuttige toepassing. pagina 18 van 76

3.6.12 Op- en overslag en bewerken van huishoudelijk afval In de aanvraag is voor de op- en overslag en het bewerken van huishoudelijk afval de volgende bewerkingsmethode beschreven. Het huishoudelijk afval wordt in geval van calamiteiten op- en overgeslagen in de bedrijfshal en indien mogelijk gesorteerd naar reststromen. Het beleid voor het bewerken van huishoudelijk afval is neergelegd in sectorplan 1. De minimumstandaard voor het bewerken van huishoudelijk afval is het verbranden als vorm van verwijdering. Sorteren is alleen toegestaan als er geen residu overblijft dat uiteindelijk nog moet worden gestort. De in de aanvraag beschreven bewerkingsmethode voor huishoudelijk afval voldoet niet aan de minimumstandaard. In geval van een calamiteit is het bij wijze van uitzondering toegestaan om een vracht in de bedrijfshal over te slaan. Sorteren is echter niet toegestaan. De vracht met het desbetreffende huishoudelijk afval dient binnen 48 uur te zijn afgevoerd naar een erkende verwerker. 3.6.13 Mengen van afvalstoffen Afvalstoffen moeten met het oog op hergebruik en nuttige toepassing over het algemeen na het ontstaan zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden van andere afvalstoffen. Verder is het ongewenst dat in afval gecumuleerde milieugevaariijke stoffen door wegmenging ongecontroleerd in het milieu verspreid raken. Onder bepaalde condities kunnen verschillende afvalstromen echter net zo goed of soms zelfs beter samengesteld worden verwerkt. Het samenvoegen van qua aard, samenstelling en concentraties niet met elkaar vergelijkbare (verschillende) afvalstoffen alsmede het samenvoegen van afvalstoffen en nietafvalstoffen wordt mengen genoemd. Mengen is niet toegestaan tenzij dat expliciet en gespecificeerd is aangevraagd en vastgelegd in de vergunning. Het mengen van afvalstoffen en niet-afvalstoffen wordt niet expliciet aangevraagd door Nieboer Recycling en Handelsmaatschappij B.V. Het samenvoegen van qua aard, samenstelling en concentraties wel met elkaar vergelijkbare afvalstoffen wordt opbulken genoemd. Binnen de inrichting vindt opbulken plaats van verschillende partijen grond. Het opbulken van grond is uitsluitend toegestaan onder bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in de voorschriften in paragraaf 14.3 van deze vergunning. 3.6.14 AV-beleid en AO/IC In het LAP is aangegeven dat een inrichting die afvalstoffen accepteert over een adequaat acceptatie- en verwerkingsbeleid (AV-beleid) en een systeem voor administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) moet beschikken. In het AV-beleid moet zijn aangegeven op welke wijze binnen de inrichting acceptatie en verwerking van afvalstoffen plaatsvinden In de AO/IC is vastgelegd hoe door technische, administratieve en organisatorische maatregelen de relevante processen binnen een inrichting kunnen worden beheerst en geborgd om de risico's binnen de bedrijfsvoering te minimaliseren. Bij de aanvraag is een beschrijving van het AV-beleid en de AO/IC gevoegd. Daarin is per afvalstof aangegeven op welke wijze acceptatie en verwerking plaats zullen vinden. Hierbij is rekening gehouden met de specifieke bedrijfssituatie. Het beschreven AV-beleid en de AO/IC voldoen aan de randvoorwaarden zoals die in het LAP zijn beschreven. Op basis van het gestelde in de aanvraag kunnen wij met dit AV-beleid en de AO/IC instemmen, 3.6.15 Wijzigingen in het AV-beleid en/of de AO/IC Wijzigingen in het AV-beleid en/of de AO/IC moeten schriftelijk aan ons worden voorgelegd. Als bevoegd gezag zullen wij vervolgens bezien welke procedure in relatie tot de aard van de wijziging is vereist. 3.6.16 Registratie De aanvrager verkrijgt met deze vergunning de mogelijkheid om afvalstoffen van buiten de inrichting te ontvangen. Dergelijke inrichtingen vallen onder het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaariijke afvalstoffen. Voor een effectieve handhaving van het afvalbeheer is het van belang om naast de meldingsverplichtingen tevens registratieverplichtingen op te nemen (Bor 5.8). In deze vergunning zijn dan ook voorschriften voor de registratie van o.a. de aangevoerde, de afgevoerde en de geweigerde (afval-) stoffen opgenomen. 3.6.17 Conclusie Gelet op het bovenstaande zijn wij van mening dat de aangevraagde activiteiten in overeenstemming zijn met het geldende afvalbeheerplan en daarmee bijdragen aan een doelmatig beheer van afvalstoffen, 3.7 Afvalwater 3.7.1 Inleiding Binnen de inrichting komen de volgende afvalwaterstromen vrij: Huishoudelijk afvalwater: vanuit de inrichting vindt lozing plaats van huishoudelijk afvalwater rechtstreeks op de gemeentelijke riolering; pagina 19 van 76

Afvalwater afkomstig van de vloeistofdichte wasplaats en tankplaats. Nieboer Recycling beschikt binnen de inrichting over een wasplaats voor het reinigen van vrachtwagens en materieel. De reiniging vindt overdekt plaats en het vrijkomende afvalwater wordt via een slib- en olieafscheider op de gemeentelijke riolering geloosd. Tevens vindt via dezelfde slib- en olieafscheider lozing plaats van hemelwater afkomstig van vloeistofdichte tankplaats. Het hemelwater van het overige verharde terrein en het percolaatwater van de compostering wordt geloosd op de waterbassins en hergebruikt voor besproeiing. De opslag van C-hout, teerhoudend asfalt en andere materialen met een uitloogrisico vindt overdekt plaats. Lozing van hemelwater en/of andere afvalwater vindt hierbij niet plaats. 3.7.2 Beleid Het eerste uitgangspunt van het beleid is vermindering van de verontreiniging waarbij, voor vrijwel alle verontreinigende stoffen, voorop staat dat een inspanning moet worden geleverd om verontreiniging van het oppervlaktewater te voorkomen (voorzorgprincipe). Hieraan wordt vorm gegeven door prioriteit te geven aan de ketenbenadering. Daarbij wordt een product van grondstof tot afvalstadium beoordeeld. Er dient zo vroeg mogelijk in de keten naar mogelijkheden te worden gezocht om wateremissies terug te dringen of te voorkomen door een getrapte benadering van preventie, hergebruik en verwijdering. Brongerichte maatregelen hebben de voorkeur boven end-of-pipe maatregelen. Duurzame lange termijnoplossingen hebben daarbij de voorkeur boven korte termijn saneringen. De stofspecifieke aanpak richt zich vooral op milieugevaariijke stoffen. Met deze aanpak wordt inhoud gegeven aan de internationale afspraak (Esbjerg en OSPAR) om binnen 1 generatie (25 jaar) de lozing van milieugevaariijke stoffen te beëindigen. Dit betekent dat deze lozingen in het jaar 2020 moeten zijn beëindigd. De desbetreffende stoffen worden internationaal aangewezen en vastgesteld. Binnen de stofspecifieke aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de emissie-aanpak en de waterkwaliteitsaanpak. Met de emissie-aanpak wordt invulling gegeven aan de inspanning die moet worden verricht om een bepaalde emissie te verminderen. Dit gebeurt in twee stappen: in de eerste stap wordt op basis van de stand van de techniek de verontreiniging zoveel mogelijk beperkt en in de tweede stap wordt beoordeeld in hoeverre de restemissie de doelmatige werking van de RWZI in de weg staat. Als de restlozing niet aanvaardbaar is, dan zullen verdergaande maatregelen worden geëist. Voor alle schadelijke stoffen moeten de beste beschikbare technieken worden toegepast. Bij de beoordeling van de stand der techniek wordt gekeken naar vergelijkbare bedrijven of de (internationale) bedrijfstakken, BREF's en naar de in ClW-verband (thans LBOW) uitgevoerde (bedrijfstak)studies. Als tweede uitgangspunt van het beleid geldt het principe van "geen achteruitgang". Dit houdt in dat binnen een bepaald beheergebied voor geen van de aangewezen prioritaire (gevaariijke) stoffen of groepen van prioritaire (gevaariijke) stoffen, het totaal van de lozingen mag toenemen. Voor de overige stoffen geldt dat de waterkwaliteit niet significant mag verslechteren. Wanneer sprake is van een nieuwe lozing of een uitbreiding van een bestaande lozing dan vindt een beoordeling plaats op basis van het "geen achteruitgangprincipe". Als de doelmatige werking van de RWZI significant beïnvloed wordt door de lozing, dient de saneringsinspanning door middel van aanvullend onderzoek nader getoetst te worden. Dit nader onderzoek kan aanleiding geven tot het nemen van aanvullende maatregelen om de lozing verdergaand te saneren. Het emissiebeleid is verwoord in het Nationaal Waterplan 2009-2015 (NWP). De beleidsuitgangspunten voor lozingen zijn gebaseerd op de vermindering van de verontreiniging en op het principe van geen achteruitgang op grond van de Kaderrichtlijn Water (KRW). RIE De Europese RIE (Richtlijn Industriële Emissies) bepaalt onder andere dat vergunningen voor de industriële inrichtingen moeten waarborgen dat door die inrichtingen alle passende preventieve maatregelen tegen verontreinigingen worden getroffen, vooral door toepassing van de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Regelgeving met betrekking tot Beste Beschikbare Technieken (BBT) a. Aanwijzing BBT-documenten In artikel 9.2 van de Regeling omgevingsrecht (MOR) zijn documenten aangewezen die gebruikt moeten worden bij het bepalen van de Beste Beschikbare Technieken. In dit artikel is bepaald dat voor de zogenaamde IPPC-inrichtingen, zoals Nieboer op grond van o.a. bijlage I, categorie 5.3, onder b, sub ii van de RIE, in ieder geval rekening moet worden gehouden met de BBTconclusies en de in de tabel van de bijlage van het Mor genoemde Nederiandse informatiedocumenten over BBT. Dit zijn onder andere de zogenaamde bedrijfstakstudies van de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) en het Landelijk Bestuudijk Ovedeg Water (LBOW). b. Europese informatiedocumenten, In de zogenaamde "BAT Reference documents (BREF's)" is voor IPPC-inrichtingen per bedrijfstak of per activiteit BBT aangegeven. pagina 20 van 76

De BREF's worden opgesteld voor elke industriële activiteit die genoemd wordt in Bijlage 1 van de RIE. Daarnaast zijn er de zogenaamde horizontale BREF's, waarin de beste beschikbare technieken (BBT) voor een bepaalde afzonderiijke activiteit zijn vastgelegd. Doelmatige werking RWZI Bij de vergunningveriening aan inrichtingen met een potentiële invloed op de werking van de communale RWZI wordt de doelmatige werking van de RWZI als toetsingscriterium gehanteerd. Het begrip doelmatige werking houdt in dat de goede werking van een RWZI door de voorgenomen lozing niet mag worden verstoord. Hieronder moet niet alleen verstoring in technische zin maar ook verstoring van een doelmatige exploitatie worden verstaan (zo optimaal mogelijke benutting van de beschikbare capaciteit). Bij verstoring van de doelmatige werking van de RWZI kan onder meer worden gedacht aan: Aantasting van of afzetting in zuiveringstechnische werken als gevolg van de lozing;[ Verstoring van het biologische zuiveringsproces als gevolg van de lozing van toxisch afvalwater; Onregelmatige lozingen; Lozingen van sterk verdund of eenzijdig voorgezuiverd afvalwater; Stoffen die stank of een andere vorm van overiast kunnen veroorzaken. Algemene Beoordelingsmethodiek voor stoffen en preparaten (ABM) Voor een goede uitvoering van het emissiebeleid water is het noodzakelijk om inzicht te hebben in de mate waarin de te lozen grond- en hulpstoffen, tussen- en eindproducten een potentieel gevaar vormen voor het aquatisch milieu. In mei 2000 is hiervoor door de Commissie Integraal Waterbeheer (CIW) de Algemene Beoordelingsmethodiek voor stoffen en preparaten (hierna ABM) vastgesteld. De ABM deelt voor alle bedrijfstakken op een transparante en eenduidige wijze de te lozen stoffen en preparaten (hierna stof te noemen) in op grond van de eigenschappen. Daarbij geeft de methodiek aan in welke mate emissiebeperkende maatregelen bij een bepaalde stof, gezien de eigenschappen, wenselijk zijn. Uit de ABM volgt een aanduiding van de waterbezwaarlijkheid en een suggestie voor de saneringsinspanning. De ABM is een hulpmiddel bij het vaststellen van de gewenste saneringsinspanning en gaat niet in op het wel of niet gebruiken van een stof of het beoordelen van de restlozing. Activiteitenbesluit Op 1 januari 2008 is het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (ofwel: het Activiteitenbesluit) in werking getreden en laatstelijk op 1 januari 2013 gewijzigd. Het Activiteitenbesluit is op zowel de Wet milieubeheer (Wm) als de Waterwet (Wtw) gebaseerd. In de nieuwe systematiek geldt dat alle inrichtingen onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit vallen. Via bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht worden de activiteiten genoemd die vergunningplichtig zijn. Het uitgangspunt is dat alle inrichtingen onder de algemene regels vallen en dat de vergunningplicht de uitzondering vormt. 3.7.3 Beoordeling van de aanvraag Korte beoordeling lozing De lozing van de verschillende deelstromen is getoetst aan de algemene beleidsuitgangspunten zoals verwoord in paragraaf 3.7.2 van de overwegingen. Uit deze toetsing en uit het als bijlage toegevoegde advies van het Waterschap Hunze en Aa's, is gebleken dat de maatregelen om de lozing te beperken voldoen aan de stand der techniek. De lozing zal niet leiden tot een verslechtering van de doelmatige werking van de RWZI of de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewateriichaam, mits Nieboer Recycling zich houdt aan: De in de aanvraag beschreven wijze van lozen. Toetsing aan RIE en de Beste Beschikbare Technieken Nieboer Recycling heeft een installatie die onder meer onder categorie 5.3 onder b sub I, van de RIE, omdat er ongevaariijke afvalstoffen nuttige worden toegepast met een capaciteit van meer dan 751 per dag door middel van biologische behandeling. Voor toetsing van het productieproces, zoals bij Nieboer Recycling wordt toegepast, aan de Beste Beschikbare Technieken, is gebruik gemaakt van het BREF "Afvalbehandeling", "Op- en overslag bulkgoederen" en "Monitoring". De bedrijfsprocessen bij Nieboer Recycling komen waarvan toepassing overeen met wat is beschreven in deze BREF's. Daarmee kan worden gesteld dat Nieboer Recycling voldoet aan de Beste Beschikbare Technieken. Beoordeling van de watersituatie aan BBT Een voldoende gedimensioneerde slib- en olieafscheider wordt landelijk beschouwd als de BBT ten aanzien van het verwijderen van olie en onopgeloste bestanddelen. Met deze afscheider zijn olienormen kleiner dan 200 mg/l en normen voor onopgeloste bestanddelen kleiner dan 300 mg/l haalbaar. Het afvalwater afkomstig van de was-, en tankplaats doorioopt voor lozing op het vuilwaterriool een voldoende gedimensioneerde sliben olieafscheider. Daarmee kan worden gesteld dat Nieboer Recycling voldoet aan de Beste Beschikbare Technieken. pagina 21 van 76