Studiehandleiding Practicum Diagnostiek (7014A405DY) en Behandeling (7014A406DY)



Vergelijkbare documenten
Studiehandleiding Practicum Diagnostiek (7014A405DT) en Behandeling (7014A406DT)

Studiehandleiding eigen vaardigheid basistoets Nederlands (studiegidsnr: 70710P06MY)

Studiehandleiding Taal en diversiteit

Studiehandleiding Onderzoekspracticum (PW GY)

studiehandleiding Schoolorganisatie ( AT)

Studiehandleiding Beroepsvaardigheden 1

Masterclass Forensische Orthopedagogiek (7014B458DT)

Studiehandleiding Testconstructie en onderzoeksverslaglegging AY (Pedagogiek) DY ULP13 (UPVA)

Studiehandleiding Sociale Pedagogiek ( AT)

Universitaire Pabo van Amsterdam. Nieuwe Prinsengracht VZ Amsterdam.

Studiehandleiding. Forensische Orthopedagogiek (7014B413DY) Masterjaar: Semester 1

Studiehandleiding Geschiedenis (studiegidsnr.: MY)

Diagnostiek Behandel Combinatie bij Ontwikkelings- en Opvoedingsproblemen (7014A421AT)

Vaardighedentoets (Portfolio) gezondheidszorgpsycholoog behandeling en evaluatie (volwassenen en ouderen)

Vaardighedentoets (Portfolio) gezondheidszorgpsycholoog diagnostiek en indicatiestelling (volwassenen en ouderen)

Studiehandleiding Rekenen jaar 1 (studiegidsnr.: 70710P14LY) Universitaire Pabo van Amsterdam. Nieuwe Prinsengracht 130.

Graduate School of Child Development and Education Welkom bij de mastervoorlichting van Orthopedagogiek

Studiehandleiding Testleer en Testgebruik (7013K400CY)

Studiehandleiding Psychologie (70710P13AY) Semester 2, blok 5 en 6

WERKSTUK Taalexpert PRIMO

Uitleg over de OER Alles wat iedere student moet weten over zijn of haar Onderwijs- en Examenregeling (OER)

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen

Studiehandleiding Gespreksvaardigheden ( DY)

Waar leiden wij toe op?

Modulaire opleiding cognitieve gedragstherapie

Toetsbekwaamheid BKE november 2016

Psychische Stoornissen en Opvoeding (7014A422AY)

EXAMENREGELING TWEEDE JAAR PSYCHOLOGIE

Studiehandleiding Beleid en organisatie van onderwijs en opvoeding ( AY)

EXAMENREGELING TWEEDE JAAR PSYCHOLOGIE

Studiehandleiding Doelgroepen en Fenomenen in de Forensische Orthopedagogiek

Studiehandleiding Gedragsproblemen en Jeugdzorg ( AY)

Studiehandleiding Onderwijskunde, theorie en contexten I ( AY)

Studiehandleiding beeldende vorming 2

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

Studiehandleiding Grondslagen, methodologie en analyse van pedagogisch praktijkgericht onderzoek II (7014C445AY)

Studiehandleiding Forensische Orthopedagogiek (7014B413DT)

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3

Handelingsgericht diagnosticeren 1

Algemene Informatie Profielwerkstuk Landsexamen Aruba Mavo/Havo/Vwo

Studiehandleiding Onderzoek(svoorstel) ( DY)

: Afstudeerproject BSc KI : Bachelor Kunstmatige Intelligentie Studiejaar, Semester, Periode : semester 2, periode 5 en 6

Studiehandleiding Onderwijs in Onderzoekend en Ontwerpend leren (studiegidsnr: DY)

FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

Programma van toetsing

Post-hbo opleiding cognitief gedragstherapeutisch

Handelingsgericht diagnosticeren 1

Onderwijsregeling VI Keuzeonderwijs Bacheloropleiding Geneeskunde Curius+

Studiehandleiding Beroepsvaardigheden 4 (70710P04MY)

Diagnostiekvisie. Humanitas DMH

Graduate School of Child Development and Education Welkom bij de mastervoorlichting van Orthopedagogiek

Culture, Organization and Management Vrije Universiteit Amsterdam - Faculteit der Sociale Wetenschappen - P Culture Organization and Management -

Psychologie: ontwikkeling, persoonlijkheid en leren ( CT)

Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek

Studiehandleiding. Instructie en Leren ( AY) Bachelorjaar: 2 Cursusjaar: 2013/2014 Semester: 1, blok 2. Docent: dr. M.

Postmaster opleiding diagnostiek en behandeling (SG)LVB

OVERZICHT INHOUD TRAINING

Inleiding 2. Het toelatingsexamen 3. NVO examen 5. Het schakelprogramma 6. INHOLLAND met doorstroomminor 8. Studeren in deeltijd 9

Het profielwerkstuk. 2. Eisen en voorwaarden Het profielwerkstuk moet aan een aantal eisen en voorwaarden voldoen:

Voor intern gebruik bij een opleiding wordt gerapporteerd over alle stellingen, vragen, toelichtingen enz.

Studiewijzer. Bachelor Informatica. Inleiding Programmeren Studiejaar en semester: jaar 1, semester 1 (blok 1)

Graduate School of Child Development and Education Welkom bij de mastervoorlichting van Orthopedagogiek

Faculteit der Geesteswetenschappen Cluster Filosofie. Bachelor scriptiereglement voor de opleiding: Wijsbegeerte

Studiehandleiding Ba-scriptie Kunsten, Cultuur en Media

Studiehandleiding Gespreksvaardigheden ( DP)

Bachelorproject (15 EC), BSK. Docent: MSc, Drs. C. Nagtegaal

Bijlage Onderwijs- en Examenregeling (OER) Master Programma van Pedagogische Wetenschappen. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Regels voor het schrijven, begeleiden en beoordelen van MAscripties

Toetsregeling Vaardigheden B1.2

Studiehandleiding Bachelorstage: 7012K470CY: 9 ECT 7012K470AY: 6 ECT

GROEPSDYNAMICA STUDIEHANDLEIDING

Bijlage 5 Interviewformulier studieadviseurs

Masterproef oktober 2009

Studiehandleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

(Forensische) Orthopedagogiek

Datawarehousing BIM. Modulecode: BIMDTB06 Modulehouder: H.D.A. de Wit Publicatiedatum: mei 2014 Studiejaar: Studielast: 2 punten

Inleiding 2. Het toelatingsexamen 3. NVO-examen 5. Het Pre-masterprogramma 6. Studeren in deeltijd 8

Minor Goede doelen, filantropie en non-profits

Minor Goede doelen, filantropie en non-profits Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren

Premasterstudenten & Academische Route studenten. (Forensische) Orthopedagogiek

Studiehandleiding Bachelorscriptie Pedagogische wetenschappen ( AY) 6EC

Opleiding Verpleegkunde Stage-opdrachten jaar 3

FRAUDE EN PLAGIAAT REGELING STUDENTEN UvA. Vastgesteld door het College van Bestuur in 2008, laatstelijk gewijzigd mei 2010.

Individuele Cognitieve Gedragstherapie bij Middelengebruik en Gokken. Dagdeel 1 1-1

Programma van toetsing

Toetsregeling Praktijk en Principes van de Geneeskunde, eerste semester (MED-B1PPGSE1)

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Post-hbo cognitief gedragstherapeutisch werker. Kinderen en jeugdigen

Minor Goede doelen, filantropie en non-profits Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel

Studiewijzer BACHELOR KUNSTMATIGE INTELLIGENTIE EXTRA KEUZENVAK VAK: C++ PROGRAMMEERMETHODEN

Studiehandleiding Interventie in de Orthopedagogiek (7014A400AY)

Culture, Organization and Management Vrije Universiteit Amsterdam - Faculteit der Sociale Wetenschappen - P Culture Organization and Management -

Mastertrack, Klinische Forensische Psychologie

MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE

De OER in gewoon Nederlands

AOS docentonderzoek. Rapporteren en presenteren

Postmaster opleiding diagnostiek in de jeugdzorg en jeugdhulpverlening

Studiewijzer BACHELOR PSYCHOBIOLOGY VAK: BEHAVIOR-BASED ROBOTICS STUDIEJAAR: 3 E JAAR

Transcriptie:

Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Graduate School of Child Development and Education Nieuwe Prinsengracht 130 1018 VZ Amsterdam infopow@uva.nl Studiehandleiding Practicum Diagnostiek (7014A405DY) en Behandeling (7014A406DY) masterjaar: 1 cursusjaar: 2013-2014 semester: 1 coördinator/contactdocent: dr. H.M.Y. Koomen (diagnostiek) (tel. 020-5251524; e-mail:h.m.y.koomen@uva.nl) dr. H.R.Rodenburg (behandeling) (tel. 020-5251534; e-mail:h.r.rodenburg@uva.nl) uitvoerende docenten: drs. M. van den Boer dr. E.I. de Bruin dr. E.J. de Bruin dr. C. Colonnesi dr. H.M.Y. Koomen drs. J. Klijn drs. L. Luycx drs. A. van Maanen dr. A.M.G. Poorthuis dr. H.R. Rodenburg drs. M. Wijnekus Amsterdam, juli 2013

1. Deelname aan het onderwijs en tentamen Deelname onderwijs/tentamen Om deel te kunnen nemen aan het onderwijs en/of eerste afsluitingsgelegenheid (tentamen) in deze module moet je je binnen de aanmeldingsperiode aanmelden via het Studenteninformatiesysteem (SIS). De aanmeldingsperiode van het eerste semester loopt van 17 juni t/m 01 juli 2013. De aanmeldingsperiode van het tweede semester loopt van 02 december t/m 16 december 2013. Mocht je problemen hebben bij het aanmelden voor de vakken via SIS neem dan tijdens de aanmeldingsperiode contact op met de onderwijsadministratie via infopow@uva.nl. De onderwijsadministratie zoekt dan samen met jou uit wat het probleem is en lost het samen met jou op. Zie voor meer informatie www.student.uva.nl/pow in de A-Z lijst Vak- en tentamenaanmelding en SIS. Let op na de aanmeldingsperiode kun je je niet meer zelf via SIS voor vakken aanmelden. De aanmelding is dan gesloten. Na de aanmeldingsperiode kun je uitsluitend via de onderwijsadministratie worden aangemeld voor vakken op een vaste na-aanmeldingsdag* onder de volgende voorwaarden: 1. uiterlijk tot en met de eerste week waarin het vak is gestart 2. uitsluitend dan wanneer er nog plaats beschikbaar is 3. én tegen betaling van 70 euro administratiekosten * datum van de na-aanmeldingsdag moet nog worden vastgelegd. Deze datum wordt t.z.t. doorgegeven door de onderwijsadministratie via een e-mailbericht aan alle studenten. Deelname herkansing De aanmelding geldt voor het onderwijs alsmede voor de eerste afsluitingsgelegenheid. Studenten die het vak niet bij de eerste afsluitingsgelegenheid hebben behaald worden door de onderwijsbalie voor de herkansing aangemeld. Meld je op tijd af voor vak(ken) waar je niet aan gaat deelnemen. 2. Inleiding Diagnostiek en Behandeling: twee delen met integratieve elementen Het practicum valt in twee delen uiteen: Diagnostiek en Behandeling. Gemeenschappelijk in het diagnostiek- en behandelingspracticum is dat in beide delen wordt gewerkt met hypothesen en dat deze bij voorkeur veranderings- c.q. actiegericht zijn. Ondanks deze gemeenschappelijke component zijn er ook duidelijke verschillen tussen de onderdelen Diagnostiek en Behandeling. Zo wordt er in Diagnostiek gewerkt met door de docenten aangeleverde casussen en wordt er in Behandeling gewerkt met het eigen probleemgedrag van de studenten. Hierdoor verschillen de werkvormen en de casussen waaraan studenten als therapeut moeten

werken in bijvoorbeeld de literatuur die gezocht moet worden en de toetsingen die gedaan moeten worden. Diagnostiek In het diagnostiekgedeelte is de NVO Richtlijn voor de casusbeschrijving de leidraad. Hierin vormen dialogische, systeemgerichte-transactionele en veranderingsgerichte karakteristieken het uitgangspunt voor de hulpverleningsactiviteiten van orthopedagogen. In het diagnostiekpracticum worden de eerste 5 stappen die behandeld zijn in Diagnostiek BA-3, opnieuw naar voren gehaald en nadere invulling gegeven met het boek Handelingsgerichte diagnostiek (Pameijer & van Beukering) en een hoofdstuk over de formulering van hypothesen uit de publicatie Diagnostische besluitvorming (De Bruyn c.s.). Op basis van het Hypothesetoetsend Model (HTM) worden voor een casus hypothesen geformuleerd en getoetst die vooral vermoedens behelzen over oorzaak, versterking, instandhouding en/of veranderbaarheid van de problematiek. Behandeling In het behandelingspracticum wordt gewerkt volgens een cognitief / gedragstherapeutische aanpak. Volgens deze aanpak wordt het probleemgedrag van een cliënt (medestudent) met behulp van betekenis- en functieanalyses in kaart gebracht en vervolgens wordt op basis van opgestelde hypothesen het probleemgedrag systematisch geregistreerd en geanalyseerd. Evenals in het onderdeel Diagnostiek worden ook in Behandeling hypothesen getoetst. In Behandeling gebeurt dit door middel van tijdreeksanalyses van data die door middel van registratie verkregen zijn en door middel van het berekenen van de Reliable Change Index, een maat voor individuele verandering. Naar aanleiding van de toetsingsresultaten en bevindingen uit de literatuur wordt vervolgens een evidence based behandeling voorgesteld. De verworven kennis over de cliënt en zijn/haar probleemgedrag wordt in een schriftelijk verslag gerapporteerd. Het diagnostiek- en behandelingsgedeelte zijn beide relevant voor alle studenten orthopedagogiek, dat wil zeggen zowel voor diegenen die gericht zijn op het werkveld onderwijs, als studenten met een oriëntatie op de jeugdzorg, gehandicaptenzorg of de GGZ. In de twee practicumdelen wordt met betrekking tot het werkveld wel een verschillend accent gelegd. Met de keuze voor het boek Handelingsgerichte Diagnostiek ligt in de concrete invulling van het diagnostiekpracticum de nadruk op thematiek uit het werkveld onderwijs. Binnen dit boek komt de sociaal-emotionele problematiek echter wel ruimschoots aan bod. Daarnaast wordt regelmatig verwezen naar handelingsgerichte diagnostiek in andere werkvelden (bv de jeugdzorg).in het behandelingspracticum ligt het accent op (probleem)gedrag en de behandeling daarvan volgens de principes van de cognitieve gedragstherapie. Studenten

behandelen elkaar omdat het in het kader van dit practicum niet mogelijk is kinderen te behandelen. Er wordt echter een stevig fundament gelegd voor een gedragswetenschappelijke aanpak van probleemgedrag, gespreksvaardigheden, behandeltechnieken en de empirische toetsing daarvan. Studenten kunnen dit fundament uitstekend gebruiken in de klinische stage. Leerdoelen en inhoud van het practicum worden apart voor Diagnostiek en Behandeling toegelicht in de paragrafen 6 en 7. Opbouw week 1-4 Diagnostiek week 4 inleveren bij de coördinator van Behandeling een beschrijving van eigen probleemgedrag t.b.v. N=1 studie Behandeling. Zie hiervoor: 7. Behandeling, onder Inhoud. week 5: inleveren eindverslag Diagnostiek (vraagstelling en klachtanalyse, probleemanalyse, diagnostisch perspectief/hypothesen, toetsing, diagnostische conclusie en elementen van het Interventieperspectief en kort reflectieverslag week 6-9 Behandeling week 10: inleveren eindverslag Behandeling (N=1 studie) (zie Afsluiting en Toetsing) 3. Voorkennis en aansluiting bij andere modulen Studenten dienen het bachelorexamen Pedagogische Wetenschappen of een vergelijkbaar examen gehaald te hebben om te kunnen deelnemen aan deze module. Of het laatste voldoende is voor toelating, wordt beoordeeld door de studieadviseur. Deze module bouwt direct voort op de kennis die in eerdere modulen is aangeboden. Wellicht ten overvloede: er wordt vanuit gegaan dat deelnemende studenten de stof uit de bachelorfase voldoende beheersen en waar nodig opfrissen. Vooral de stof uit de bachelormodulen Diagnostiek (literatuur Kievit, Tak & Bosch, 2008; Verschueren & Koomen, 2007), Gespreks- en diagnostische vaardigheden, Psychotherapeutische stromingen (literatuur Vandereyken & Van Deth, 2009, de Shazer & Dolan, 2009, Bartelink, 2013), en de master Interventies in de Orthopedagogiek (literatuur Prins, Bosch & Braet, 2011) moet onmiddellijk toegepast kunnen worden. 4. Literatuur Diagnostiek: verplichte literatuur De Bruyn c.s. (1995). Diagnostische besluitvorming. Handleiding bij het doorlopen van de diagnostische cyclus: hoofdstuk 7 en 8 (over het formuleren en toetsen van diagnostische hypothesen; 99-169). NB: niet de versie uit 2003. (Blackboard)

Pameijer, N.K., & Beukering, T. van (2004). Handelingsgerichte diagnostiek. Een praktijkmodel voor diagnostiek en advisering bij onderwijsleerproblemen. ACCO: hoofdstuk 1 t/m 6 (pg 13-201) en hoofdstuk 8 (pg. 239-276) Pameijer, N. & Draaisma, N. (2011). Handelingsgerichte diagnostiek in de jeugdzorg. Een kader voor besluitvorming. ACCO: hoofdstuk 6 (pg. 109-125) (Blackboard) Richtlijn voor de casusbeschrijving 2010 NVO Orthopedagoog-Generalist (Blackboard) Behandeling: verplichte literatuur A-Tjak, J. (2005). Functieanalyse, betekenisanalyse en cognitieve casusconceptualisatie: hart en ziel van de gedragstherapie. Gedragstherapie, 38, 227-239. (Blackboard). Prins, P.J.M., Bosch, J.D. & Braet, C. (2011). Methoden en Technieken van Gedragstherapie bij Kinderen en Jeugdigen (2e geheel herziene editie),houten: Bohn Stafleu Van Loghum, Hoofdstukken 1 en 2. Hafkenscheid, A. (2007). Evidence-Based Practice (EBP) of Practice-Based Evidence (PBE)? Gedragstherapie, 40, 125-139. (Blackboard). Jacobs, N., Kleen, M., Groot, F. & A Tjak, J. (2008). Het meten van experiëntiele vermijding. Gedragstherapie, 41, 349-361 (Blackboard). Joos, S., Onghena, P. & Pieters, G. (1996). Het effect van een interventie nagaan. Een illustratieve casus met toepassing van tijdreeksenanalyse en randomiseringstoetsen. Gedragstherapie, 29, 93-111, (Blackboard) Rapoff, M. & Stark, L. (2008). Editorial: Journal of Pediatric Psychology Statement of Purpose: Section on Single-Subject Study. Journal of Pediatric Psychology, 33, 16-21. (Digitale Bibliotheek) Rodenburg, R., Benjamin, A., Meijer, A.M., & Jongeneel, R. (2009). Eye movement desensitization and reprocessing in an adolescent with epilepsy and mild intellectual disabilities, Epilepsy and Behavior, 16, 175-180 (Digitale Bibliotheek). Wolpert, M. et al., 2006. Drawing on the Evidence. Advice for mental health professionals working with children and adolescents. In Verheij, F., Verhulst, F.C., & Ferdinand, R.F. (2007). Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Behandeling en begeleiding. Hoofdstuk 11. Assen: Koninklijke Van Gorcum (Blackboard).. Nog nader op te geven literatuur wordt op Blackboard bekend gemaakt. Bekend verondersteld wordt: Bartelink, C. (2013). Oplossingsgerichte therapie. Nederlands Jeugdinstituut (NJI). de Shazer, S. & Dolan, Y. (2009). Oplossingsgerichte therapie in de praktijk. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers.

Kievit, TH., Tak, J.A., & Bosch, J.D. (2008), Handboek psychodiagnostiek van de Hulpverlening voor kinderen. Utrecht: De Tijdstroom (hele boek) Richtlijnen voor de casusbeschrijving 2010 NVO Orthopedagoog-Generalist Overige literatuur bestudeerd voor Diagnostiek BA-3. Vandereijken, W. & Deth, R. van. (2009), Psychotherapie. Van theorie tot praktijk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum Verheij, F., Verhulst, F.C., & Ferdinand, R.F. (2007). Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Behandeling en begeleiding. Assen: Koninklijke Van Gorcum. Verschueren, K., & Koomen, H. (2007). Diagnostiek in de leerlingbegeleiding. Apeldoorn: Garant Literatuur uit eerdere mastermodulen 5. Onderwijsvormen Bij Diagnostiek zijn er werkgroepen van 10 tot 15 personen. Bij Behandeling bestaan de werkgroepen in principe uit 15 personen. In de werkgroepen van Diagnostiek wordt gewerkt in (vaste) subgroepen van twee studenten en bij Behandeling in subgroepen van drie studenten. De docenten maken de definitieve indeling van de werkgroepen. Voor nadere informatie over de onderwijsvormen bij Diagnostiek en Behandeling: zie de paragrafen 6 en 7. De bijeenkomsten vinden plaats in de ochtend (9.00 tot 12.30 uur) of middag (13.30 tot 17.00 uur) (zie rooster in deze studiehandleiding). Zalen en definitieve groepsindeling worden via Blackboard bekend gemaakt. Op Blackboard worden daarnaast ook mededelingen en werkopdrachten geplaatst. 6. Practicum Diagnostiek Leerdoelen Kennis en inzicht 1. Kennis en inzicht in dialogische, systemische en behandelingsgerichte aspecten van diagnostiek, alsmede in het diagnostisch redeneerproces en de wetenschappelijke fundering ervan in relatie tot complexe pedagogische vraagstellingen. 2. Kennis van en inzicht in onderzoeksinstrumenten en de toepassing ervan in de diagnostische praktijk Vaardigheden

1. Kunnen herkennen van dialogische en behandelingsgerichte elementen, onderkennen van tekorten op dit gebied en formuleren van handelingsgerichte vragen in relatie tot een intakeverslag. 2. Kunnen formuleren van wetenschappelijk onderbouwde hypothesen voor een gegeven probleemsituatie. 3. Kunnen operationaliseren van deze hypothesen in toetsbare onderzoekshypothesen. 4. Kunnen kiezen van adequate, psychometrisch verantwoorde onderzoeksinstrumenten en het kunnen beoordelen van hun waarde m.b.t. de te onderzoeken onderzoekshypothese. 5. Kunnen verwerken en integreren van toetsingsresultaten tot deelconclusies per hypothese en een eindconclusie. Genoemde doelstellingen sluiten aan bij de Dublin Descriptoren: kennis en inzicht, toepassing kennis en inzicht, oordeelsvorming en leervaardigheden op masterniveau; en bij de Eindtermen Master: kennis en inzicht (specialistische kennis op het gebied van psychodiagnostiek), vaardigheden (specialistische vaardigheid op het gebied van psychodiagnostiek) en attitudes. Inhoud In het practicum wordt aan de hand van concrete casuïstiek over problemen in pedagogische contexten nader ingegaan op het diagnostische proces en vooral op de fasen van intake, gericht onderzoek en gedeeltelijk de indiceringsfase. 1. Intake: het analyseren van informatie uit intakeverslagen op dialogische en behandelingsgerichte elementen zoals genoemd in de NVO Richtlijn en nader uitgewerkt in het boek Handelingsgerichte Diagnostiek van Pameijer en van Beukering. 2. Gericht onderzoek: het formuleren van verklarende en veranderingsgerichte hypothesen op basis van wetenschappelijke bronnen, het omzetten van deze hypothesen in toetsbare onderzoekshypothesen met op basis van testdocumentatie geselecteerde onderzoeksinstrumenten en toetsingscriteria. 3. Indicering: het verwerken en integreren van onderzoeksresultaten tot een conclusie; het voorbereiden van een advies Het practicum biedt een nadere verdieping van de kennis die in BA-3 in de Diagnostiek module is opgedaan over het diagnostisch proces. Globale kennis over de diverse fasen in het diagnostisch proces, beslismomenten en de NVO Richtlijn worden bekend verondersteld. College over en bestudering van het boek Handelingsgerichte Diagnostiek bieden een aanvulling en verdieping van kennis die relevant is voor orthopedagogen die in de toekomst werkzaam zullen zijn in de hulpverleningspraktijk. Vooral op het gebied van dialogisch werken (in nauwe

samenwerking met ouders, school en kind) en behandelingsgericht diagnosticeren biedt het boek van Pameijer en van Beukering waardevolle aanvullende informatie en inzichten. Naast het opfrissen en verder verdiepen van kennis over het diagnostisch proces als geheel, wordt in het practicum aan de hand van oefening vooral ingegaan op de volgende fasen uit dit proces: de intakefase (week 1), onderzoeksfase (week 2 en 3) en de eerste stappen in de indiceringsfase (week 4). Aan de intakefase wordt in de eerste bijeenkomst aandacht besteed, waarbij de oefening zich zal toespitsen op het analyseren van intakeverslagen van concrete casussen, het onderkennen van behandelingsgerichte en dialogische elementen hierin en het zelf formuleren van handelingsgerichte vragen in een rollenspel. Hiervoor zal hoofdstuk 4 van Handelingsgerichte Diagnostiek gebruikt worden en in het bijzonder de checklist intakefase waarmee dit hoofdstuk besluit. De overige drie bijeenkomsten staan vooral in het teken van gericht onderzoek en de eerste stappen van indicering. In dit kader wordt aandacht besteed aan de formulering van hypothesen, de operationalisatie hiervan en de conclusie en integratie op basis van onderzoeksresultaten. Met de formulering van hypothesen wordt bedoeld: Reflectie op de formele structuur van hypothesen, waartoe het hoofdstuk uit Diagnostische besluitvorming van De Bruyn c.s. gebruikt zal worden. Het genereren van hypothesen op basis van wetenschappelijke kennis over ontstaan, voortbestaan en veranderbaarheid van problemen. Deze wetenschappelijke kennis is eerder in de studie aan de orde geweest en dient nu geactiveerd, opgezocht en toegepast te worden. Het produceren van aanvullende en alternatieve hypothesen op verschillende systeemniveaus, variërend van biologische aspecten in het kind tot aspecten van de sociale context. Reflectie op het praktisch belang van het onderzoek naar specifieke hypothesen ( als-dan principe in hoofdstuk 5 Handelingsgerichte diagnostiek). Onderscheid tussen verklaringsgerichte hypothesen en veranderingsgerichte (deel)hypothesen, waartoe aansluiting wordt gezocht bij praktische voorbeelden in Handelingsgerichte Diagnostiek (hoofdstuk 6). Met operationalisatie wordt bedoeld: Het correct omzetten van hypothesen in toetsbare deelbeweringen (onderzoekshypothesen) Zoeken van onderzoeksinstrumenten die qua meetpretentie en psychometrische kwaliteit adequaat zijn om onderzoekshypothesen te toetsen. Informatie over onderzoeksinstrumenten moet worden gezocht in en worden verantwoord op basis van testoverzichten, zoals de Testdocumentatie van de COTAN, Schooltoetsenboek COTAN, Handboek Psychodiagnostiek van Kievit c.s., Handboek Diagnostiek in de leerlingbegeleiding van Verschueren

& Koomen. Vervolgens dienen de onderzoeksinstrumenten zelf te worden geraadpleegd in onze testotheek (Uva Minds: http://www.uvaminds.nl/) en de testotheek van de Pierson Revesz bibliotheek. Formuleren van toetsingscriteria op basis waarvan de hypothesen worden aangenomen dan wel verworpen. Met conclusie en integratie wordt bedoeld: Het trekken van conclusies over de afzonderlijke onderzoekshypothesen c.q. deelbeweringen op basis van aangeleverde onderzoeksresultaten. Het integreren van de bevindingen c.q. conclusies voor de afzonderlijke onderzoekshypothesen tot een conclusie over de overkoepelende hypothesen. Het integreren van de conclusies over de afzonderlijke hypothesen tot een diagnosestelling en een integratief beeld. Voor het bovenstaande zal gebruik worden gemaakt van: Hoofdstuk 6 uit Handelingsgerichte Diagnostiek en Hoofdstuk 8 uit Diagnostische besluitvorming. De vierde bijeenkomst zal worden besloten met een oriëntatie op elementen van het integratief beeld die met de cliënt worden besproken in een adviesgesprek (Hoofdstuk 6 Handelingsgerichte Diagnostiek in de Jeugdzorg van Pameijer & Draaisma en Hoofdstuk 8 Handelingsgerichte Diagnostiek bij Onderwijsleerproblemen van Pameijer & van Beukering). Onderwijsvormen In de eerste twee weken zal naar verhouding wat meer aandacht worden besteed aan kennisoverdracht in collegevorm en bestudering van verplichte literatuur. In de weken drie en vier ligt een grotere nadruk op praktische oefening, gericht bronnen raadplegen, opdrachten maken en verslaglegging. In week 1 en 2 wordt in iedere groep gestart met een college van 3 kwartier, waarna de studenten aan het werk gaan met opdrachten. De groepen zullen tijdens het practicum regelmatig in kleinere groepjes worden opgesplitst. Iedere subgroep werkt aan dezelfde casus. In week 2, 3 en 4 moet tijd worden ingeruimd voor het zoeken en raadplegen van bronnen (wetenschappelijke literatuur voor hypothesenvorming en testoverzichten en de testotheek voor instrumenten) en verslaglegging. Studenten werken in de week na bijeenkomst 1, 2 en 3 in tweetallen aan de casus en leveren het resultaat van hun werk in bij de docent. Deze kijkt het werk na en geeft feedback in de volgende bijeenkomst. Verslagen dienen getypt te worden ingeleverd in het postvak van de docent (dus niet via de mail): na week 1 voor de ochtendgroep vóór vrijdagochtend 9.00 uur en voor de middaggroep vóór vrijdagmiddag 13.00 uur; na week 2 en 3 voor de ochtendgroep vóór dinsdagochtend 9.00 uur en voor de middaggroep vóór dinsdagmiddag 13.00 uur. In week 4 ontvangen de studenten onderzoeksresultaten met behulp waarvan hypothesen getoetst kunnen worden.

Tijdig inleveren is noodzakelijk om de docent in de gelegenheid te stellen feedback te formuleren op ieder ingeleverd verslag. Met behulp van deze feedback kan het verslag verbeterd worden. De na week 1, 2 en 3 ingeleverde verslagen vormen bestanddelen van het eindverslag, hetgeen betekent dat er gedurende het hele practicum aan het eindverslag gewerkt wordt. De eindverslaglegging over hypothesen, operationalisatie (alsmede de verantwoording hiervan) en de conclusie, integratie en advisering op basis van aangeleverde onderzoeksresultaten dient individueel te gebeuren en moet uiterlijk op dinsdag 22 oktober getypt in het postvak van de docent (dus niet via de mail!) ingeleverd worden. Daarnaast moet, vanwege plagiaatcontrole, ook een digitale versie van het eindverslag via Blackboard worden ingeleverd. Let op: print bij het indienen op Blackboard het scherm waarop bevestigd wordt dat je opdracht (op tijd) is ingediend! Het eindverslag mag maximaal 9 pagina s A4 omvatten. Daarnaast dient een kort reflectieverslag in het postvak ingeleverd te worden.

Rooster en programma Diagnostiek week Onderwerp Literatuur Onderwerp college Oefening 1 10/9 Diagnostisch proces en handelingsge richt werken Pameijer & van Beukering H 1 t/m 4: (nadruk op H4) Diagnostisch proces 2 17/9 3 1/10 Intake Onderzoeksvragen, hypothesen en toetsing Hypothesen, veranderingsgerichte hypothesen en onderzoekshypothesen Operationalisatie hypothesen ------------------------ Opdracht voor pr.2: intake volgens de NVO richtlijnen en HGD + strategiefase 1 De Bruyn c.s. H 7 Pameijer & van Beukering 5 en 6: (nadruk op H 6) ------------------------ Opdracht voor pr.3: hypothesevorming op basis van zelf gezochte wetenschappelijke bronnen Naslagwerken testdocumentatie De Bruyn H 8 Pameijer & van Beukering H 6 ------------------------ Opdracht voor pr.4: Hypothesen en instrumentkeuze (testotheek) Dialogische en behandelingsgerichte elementen, in het bijzonder in de intake Vergelijking HGD/NVO Onderzoeksvragen, hypothesen en toetsing Structuur van hypothesen Onderzoekshypothese n, instrumenten en toetsingscriteria - Intakeverslag van concrete casus analyseren op behandelingsgerichte en dialogische elementen (a.h.v. checklist intakefase) - Formuleren van handelingsgerichte vragen en oefenen in rollenspel - Hypothesen en wetenschappelijke verantwoording beoordelen in fragmenten uit casuïstiek (a.h.v. checklist strategiefase) - Literatuur zoeken tbv hypothesevorming concrete casus - Zelf formuleren van onderkennende, verklarende en veranderingsgerichte (deel)hypothesen voor een gegeven casus op basis van geraadpleegde wetenschappelijke bronnen - Oriëntatie op naslagwerken testdocumentatie tbv van operationalisatie - Hypothesen operationaliseren in onderzoekshypothesen, instrumenten en toetsingscriteria; in dit verband naslagwerken testdocumentatie en onderzoeksinstrumenten in testotheek raadplegen. NB reserveer tijd in de week na practicum 3 voor het testotheekbezoek! week 4 inleveren beschrijving eigen probleemgedrag t.b.v. N=1 studie in postvak coördinator Behandeling. 1 Tussen practicum 1 en 2 zit slechts een week. In deze week moet ook een huiswerkopdracht worden gemaakt. Als je voorziet dat deze werkzaamheden tijdproblemen opleveren, wordt aangeraden de literatuur voor practicum 2 al te lezen, voorafgaand aan practicum 1.

4 15/10 5 22/10 Conclusie en integratie onderzoeksfase Inleveren individueel eindverslag en kort reflectieverslag Pameijer & Draaisma 6 Pameijer & van Beukering 8 ------------------------ Eindverslag inleveren op 22-10 Conclusies uit toetsing en integratie bevindingen - Conclusie trekken per onderzoekshypothese en overkoepelende hypothese op basis van aangeleverde onderzoeksgegevens. - Integreren van afzonderlijke conclusies tot eindconclusie over hypothesen. - Selecteren elementen voor het adviesgesprek. Inleveren beschrijving eigen probleemgedrag voor practicum Behandeling - Individueel eindverslag, bevattende vraagstelling en klachtanalyse; probleemanalyse; diagnostisch perspectief/hypothesen (alsmede wetenschappelijke verantwoording); operationalisering en toetsing (alsmede criteria); diagnostische conclusies en integratie; en elementen van het Interventieperspectief - Reflectieverslag op basis van leerpuntenformulieren.

7. Practicum Behandeling Leerdoelen Kennis en inzicht 1. Het verwerven van kennis en inzicht met betrekking tot het verantwoorden van een keuze van behandeling bij problemen die belemmerend kunnen werken op het functioneren van de cliënt(e). 2. Het verwerven van inzicht in statistische methoden die gebruikt kunnen worden voor het toetsen van hypotheses en het meten van verandering bij een enkele cliënt(e), Vaardigheden: 1. Kunnen zoeken en beschrijven van relevante literatuur voor etiologie, verloop en behandeling van specifiek probleemgedrag. 2. Kunnen maken van klachtenanamnese, topografische en functie- en betekenisanalyses, formuleren van registratie-opdracht en analyseren van registratie-data met behulp van tijdreeksanalyses. 3. Kunnen formuleren van behandelplan voor individuele cliënt(e) op basis van klachtenanamnese, gevonden literatuur, topografische en functie- en betekenisanalyses en toetsingsresultaten op registratiedata. 4. Kunnen aangeven wat de evidence-based practice en practice-based evidence is van een behandeling. 5. Het eigen maken van therapeutische en gespreksvaardigheden, zoals zich voorstellen aan de cliënt(e), doorvragen, volgen van de cliënt(e), samenvatten, complimenteren, feedback geven, uitleg van een behandeling en motivering hiervoor. Genoemde doelstellingen sluiten aan bij de Dublin Descriptoren: kennis en inzicht, toepassing kennis en inzicht, oordeelsvorming en leervaardigheden op masterniveau; en bij de Eindtermen Master: kennis en inzicht (specialistische kennis op het gebied van behandelingsmethoden), vaardigheden (specialistische vaardigheid op het gebied van behandeling) en attitudes. Inhoud In het practicum Behandeling wordt een N=1 studie gemaakt aan de hand van een concreet, eenvoudig probleem van een medestudent. In de N=1 studie worden opgenomen: literatuurstudie met betrekking tot het betreffende probleem, klachtenanamnese,

topografische analyse en hypothesen op grond van functie- en betekenisanalyses, dataverzameling door middel van registratie van het (probleem)gedrag van de medestudent, toetsing van hypothesen door middel van tijdreeksanalyses op de registratiedata, een gemotiveerd voorstel tot behandeling op grond van de verzamelde informatie, hypothesetoetsing en literatuur, Bepaling van de evidence-based practice van de voorgestelde behandeling, Toetsing door middel van reliable change index (RCI) of cliënt(e) verandering vertoont in experiëntiele vermijding (op basis van een gedragsvragenlijst) door deelname aan het practicum (practice-based evidence), evaluatie van verloop diagnostiek tot behandelingsvoorstel met cliënt(e) en ervaringen van cliënt(e) met cliënt(e)-rol, Reflectie over eigen therapeutisch handelen, Discussie waarin gevonden resultaten gerelateerd worden aan de literatuur, Referenties (volgens APA-stijl: dit geldt voor zowel het refereren in de tekst als de literatuurlijst). In Bijlage 1 van deze studiehandleiding staat een uitgebreide beschrijving van de verschillende onderdelen en waaraan deze moeten voldoen. Lees deze goed door!! Een korte beschrijving van het eigen gedragsprobleem wordt uiterlijk 15 oktober getypt ingeleverd in het postvak van de coördinator Behandeling. Het gedragsprobleem moet minstens 1x per dag voorkomen en iets zijn dat door de student(e) als vervelend, irritant, naar, lastig o.i.d. wordt ervaren. De student geeft een concrete beschrijving van zijn/haar probleemgedrag (dat wil zeggen in gedragstermen) en geeft aan hoe vaak dit per dag voorkomt. De coördinator van de module bepaalt of de problemen geschikt zijn om in te brengen en stelt de groepen samen. Onderwijsvormen Er wordt gewerkt in groepjes van 3. Studenten zijn beurtelings cliënt, behandelaar en observator. Er worden per groep drie verschillende problemen ingebracht. Problemen behelzen problemen op gebied van zelfcontrole (uitstelgedrag, te laat komen, slecht eten), assertiviteit (geen nee durven zeggen, niet iets durven vragen voor zichzelf, angst voor autoriteiten ), roken, neurotisch gedrag (piekeren), vervelende gewoontes (nagelbijten), etc. Voorwaarde is dat een probleem minstens 1x per dag moet voorkomen. Problemen die minder frequent dan 1 keer per dag voorkomen mogen niet worden ingebracht bij de coördinator. Iedere student maakt

een N=1 studie (zie ook bijlage 1 voor uitvoerige instructies) met betrekking tot zijn/haar cliënt. De N=1 studie mag maximaal 7 A4 omvatten (11/2 regelafstand). De eerste bijeenkomst begint met het zich voorstellen van de therapeut (e) als cognitief/gedragstherapeut. De therapeut(e) legt kort aan de cliënt (e) uit wat cognitieve gedragstherapie inhoudt. Vervolgens neemt de therapeut(e) een anamnese af en analyseert samen met de cliënt(e) welke stimuli het probleemgedrag van de medestudent veroorzaken en/of in stand houden en formuleert vervolgens de registratieopdracht. De studenten bereiden deze oefening voor door de site van de Vereniging voor Cognitieve en Gedragstherapie te bezoeken, lezing van de opgegeven literatuur en het op schrift stellen van vragen ten behoeve van een klachtenanamnese en topografische en functie- en betekenisanalyse. Voor een goede uitvoering van de geplande oefeningen is het noodzakelijk de opgegeven literatuur paraat te hebben, dat wil zeggen dat deze zodanig gekend moet worden dat studenten deze kunnen toepassen. Van tevoren even doorlezen is dus onvoldoende! Tevens wordt vanaf de eerste week gezocht naar literatuur betreffende het probleemgedrag en wordt vast een begin gemaakt met het op papier zetten van de N=1 studie. In bijeenkomst 2 tot en met 4 wordt verder gewerkt aan de N=1 studie. Aan de hand van een voorbeeld casus (Sophia) worden de verschillende fasen van de N=1 studie verder toegelicht. Tevens wordt aandacht besteed aan gespreks- en behandeltechnieken. In de bijeenkomsten 2 en 4 worden hiertoe in een rollenspel (aan de hand van casus Sophia) een aantal technieken geoefend. Studenten leveren per keer de beschrijving van wat ze gedaan hebben in bij de docent. Deze kijkt het na en geeft het de studenten de keer daarop met feedback terug. De studenten gebruiken deze feedback vervolgens voor verbetering van de N=1 studie. In het algemeen wordt er 1x feedback gegeven per ingeleverd verslag. Dus over de verbeteringen wordt verder geen feedback gegeven. Indien een verslag te laat wordt ingeleverd, wordt dit niet nagekeken. De getypte verslagen dienen uiterlijk 1 week vóór de volgende bijeenkomst te worden ingeleverd ibij de daarvoor bestemde bakken bij de onderwijsbalie (dus niet via e-mail inleveren!). Programma Behandeling Bijeenkomst Te bestuderen literatuur Onderwerp college Oefening Huiswerk: bestuderen literatuur en voorbereiden eerste gesprek. 1 29/10 A Tjak, (2005) Hermeler, Noorloos & Braet HS 1 & 2 Jacobs et al., 2008 Korrelboom & Ten Broeke, 2004. Hoofdstuk 9-11. Overzicht module en inleiding N=1 Klachtenanamnese. Topografische analyse. Functie- en betekenisanalyse. Registratie-opdracht vaststellen. Gesprekstechnieken: samenvatten, navragen en

www.vgct.nl doorvragen. 2 12/11 3 26/11 4 10/12 Huiswerk: 1 e verslag maken, bestuderen opgegeven literatuur, zoeken en beschrijven literatuur m.b.t. probleemgedrag eigen cliënt(e) Hafkenscheid, 2007. Feedback en toelichting Bijstellen functie- en op bijeenkomst betekenisanalyse. Registratie bespreken. Doorgaan met registreren Rollenspel: complimenteren en feedback geven Huiswerk: 2e verslag maken ; bestuderen opgegeven literatuur; invoeren registratiedata; opdracht m.b.t. tijdsreeksanalyses maken ter voorbereiding van analyseren eigen data. Jones et al., 1994 College tijdreeksanalyses Joos et al., 1996 en oefening in analyseren Rodenburg et al., 2009 van eigen data. Registratie bespreken. Doorgaan met registreren. Analyseren registratiedata in SPSS. Huiswerk: Restant registratiedata invoeren en tijdreeksanalyse op registratiedata maken. 3 e verslag maken; voorbereiden gesprek met cliënt(e) inzake resultaten analyses en behandelplan. Huiswerk: Eindverslag maken Feedback en toelichting op bijeenkomst. Formuleren en bespreken behandelingsvoorstel. Rollenspel: informeren en motiveren voor behandeling. Rooster Bijeenkomst Datum 1 29/10 2 12/11 3 26/11 4 10/12 17/12 17:00 uur Onderwerp Groepen ochtend Groepen middag N=1 9:00-12:30 13:30-17:00 N=1 9:30-12:30 14:00-17:00 N=1 9:30-12:30 uur 14:00-17:00 (computerzaal) (computerzaal) N=1 9:30-12:30 uur 14:00-17:00 Inleveren N=1 studie 8. Van de student verwachte activiteiten Van studenten die zich voor dit practicum inschrijven wordt een actieve participatie verwacht. Hieronder wordt het volgende verstaan: Voorafgaand aan iedere bijeenkomst wordt de opgegeven literatuur bestudeerd.

Voorafgaand aan iedere bijeenkomst worden de huiswerkopdrachten gemaakt en op tijd en op de aangegeven wijze ingeleverd. Aanwezigheid bij alle bijeenkomsten (aanwezigheid is verplicht), waarbij als regel wordt gehanteerd: op tijd aanwezig zijn en niet eerder weg. Actieve participatie bij opdrachten en oefeningen. Bij afwezigheid en/of te laat komen op de bijeenkomst ten gevolge van overmacht (bijv. ziekte) geldt het volgende: De docent wordt zo spoedig mogelijk en liefst voorafgaand aan de betreffende bijeenkomst verwittigd van het verzuim en/of niet tijdig inleveren van de huiswerkopdracht. Bij verzuim en/of te laat komen wordt een extra opdracht gegeven. Men mag gedurende het hele practicum maximaal 2x (ten gevolge van overmacht) verzuimen met dien verstande dat dit maximaal 1x plaatsvindt tijdens het practicum Diagnostiek en maximaal 1x tijdens het practicum Behandeling. Het docententeam bepaalt of er wel of geen sprake is van overmacht. Bij meer dan twee maal verzuim is men gezakt voor deze module. Verdeling studiebelasting (6-puntsmodule = 168 uur): Contacturen college/werkcollege: 8 x 3,5 = 28 uur Literatuurstudie Diagnostiek: 343 pagina s / gemiddeld 8 pagina s per uur (geen tentamenstof)= 43 uur Literatuurstudie Behandeling: circa 350 pagina s / gemiddeld 8 pagina s per uur (geen tentamenstof)= 44 uur Opdrachten: circa 50 uur (gemiddeld 5 uur per week) Totaal: 168 uur 9. Beoordeling De module wordt afgesloten met individuele eindopdrachten voor Diagnostiek en Behandeling. Indien niet aan de aanwezigheidsverplichting en/of het tijdig inleveren van werkopdrachten of vervangende opdrachten is voldaan (zie 8.), kunnen de deelmodules niet met een voldoende resultaat worden afgesloten. Het eindcijfer zal worden vastgesteld op basis van: 1. Diagnostiek: Beoordeling van eindverslag (Vraagstelling en klachtanalyse, Probleemanalyse, Diagnostisch perspectief, Toetsing, Diagnostische conclusie en elementen Interventieperspectief.). De casusbeschrijving mag maximaal een lengte hebben van 9 pagina s, getypt in Arial 11. Literatuur dient te worden vermeld volgens APA voorschriften.

2. Behandeling: Voor de N=1 studie worden maximaal 9 punten gegeven en voor de kwaliteit van de registraties 1 punt. Beoordeling van N=1 studie. Een goede N=1 studie houdt o.a. in dat de literatuur helder beschreven is, verbindingen tussen studies gelegd worden en de literatuur gerelateerd wordt aan het probleemgedrag van de cliënt(e), de analyses correct beschreven en geïnterpreteerd zijn, de behandeling goed gemotiveerd moet zijn aan FA, toetsingsresultaten en literatuur, en de Discussie moet een echte discussie zijn (relaties met literatuur, probleemgedrag en beperkingen). Hierbij hoort ook uitdrukkelijk het voldoen aan het maximum aantal pagina s van 7 voor de N=1 studie, het minimum aantal (6) voor te bestuderen artikelen voor de N=1 literatuurstudie en het voldoen aan de APA-regels met betrekking tot de referenties. Ten aanzien van de artikelen voor de literatuurstudie geldt het volgende: minimaal 6 wetenschappelijke artikelen, dat wil zeggen geplaatst in een wetenschappelijk tijdschrift, waarvan minimaal 3 met betrekking tot het probleemgedrag en 2-3 met betrekking tot de behandeling van het probleemgedrag. Maximaal 2 artikelen mogen Nederlandstalig zijn. Voor in ieder geval 6 artikelen geldt dat deze niet ouder mogen zijn dan 15 jaar. (zie verder Bijlage 1 voor uitvoerige instructies). Beoordeling kwaliteit van de registraties. Beoordeling vindt plaats op het feit of dagelijks is geregistreerd en volgens de opdracht. Bij niet voldoen aan het maximum aantal pagina s, het minimum aantal artikelen en ouderdom van de artikelen wordt de N = 1 studie niet nagekeken en wordt een onvoldoende gegeven. Aan de onderdelen Diagnostiek en Behandeling worden aparte eindcijfers toegekend. Dit betekent echter niet dat de deelmodules ook los gekozen kunnen worden. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat studenten de hele module integraal en in hetzelfde semester volgen. Indien de Diagnostiekopdracht en/of de N=1 onvoldoende is, dient het betreffende verslag gereviseerd te worden en volgt een nieuwe beoordeling. Bij revisie van werkstukken dienen studenten een substantieel beter verslag in te leveren willen ze een hoger cijfer krijgen. Dit betekent dat studenten substantieel op een niveau van 1 ½ punten hoger moeten scoren voor het cijfer dat men krijgt, dus voor een 7 moet gescoord worden op een 8 ½ De reden hiervoor is dat bij de revisie binnen practica studenten opnieuw feedback krijgen over het reeds gemaakte eindverslag, in het geval van het practicum behandeling de N=1 studie. Indien dit opnieuw ingeleverd wordt voor de revisie en volgens dezelfde maatstaven beoordeeld wordt als het eerste verslag, krijgen

studenten die de revisie doen per definitie altijd minimaal hetzelfde cijfer en als zij het verslag verbeteren conform de feedback een hoger cijfer. Zoals jullie zullen begrijpen, zou dit studenten die slechts 1x feedback hebben gehad en minder tijd hebben gehad om hun verslag te maken, in het nadeel plaatsen. Dit wordt als een onterechte ongelijkheid beschouwd. Het eindverslag Diagnostiek moet worden ingeleverd uiterlijk dinsdag 22 oktober, 17:00 uur, 2013 (getypt in postvak docent) en bij onvoldoende beoordeling een revisie van het verslag op vrijdag 20 december, 17:00 uur, 2013. Het eindverslag Behandeling moet worden ingeleverd uiterlijk dinsdag 17 december, 17:00 uur, 2013 (getypt in postvak docent) en bij onvoldoende beoordeling een revisie van het verslag dinsdag 11 februari, 17:00 uur 2014. Voor beide onderdelen geldt dat ten behoeve van de plagiaatcontrole tegelijkertijd een digitale versie van het eindverslag via Blackboard ingeleverd dient te worden. 10. Feedback Studenten leveren zowel bij Diagnostiek als Behandeling de gemaakte werkopdrachten in. Dit gebeurt schriftelijk in het postvak van de betreffende docent. Opdrachten via de mail worden niet geaccepteerd. Zie voor de inlevermomenten de paragraaf Onderwijsvormen van de onderdelen Diagnostiek en Behandeling. Deze werkopdrachten worden door de docent steeds van feedback voorzien en in de bijeenkomsten aan de studenten teruggegeven. Met behulp van deze feedback kunnen deelverslagen verbeterd worden en kan toegewerkt worden naar goede individuele eindverslagen voor Diagnostiek en Behandeling. Alleen de eindverslagen van Diagnostiek en Behandeling worden beoordeeld. De eindverslagen voor Diagnostiek en Behandeling die beoordeeld zijn als onvoldoende kunnen tot 2 weken na de uitslag worden ingezien en tevens worden voorzien van mondelinge feedback door de docent. Hiertoe kan per e-mail een afspraak worden gemaakt met de docent waarbij het practicum gevolgd is. 11. Belangrijk Evaluatie van het onderwijs Docenten en het onderwijsinstituut hebben behoefte aan feedback van de studenten op de kwaliteit van het gegeven onderwijs. Waar nodig kan een betreffende module verbeterd worden voor de volgende groep studenten. Maar evalueren kan ook een goed leermoment zijn voor jou als student, omdat je zo extra nadenkt over je eigen leerproces en nagaat hoe je achteraf kijkt naar de inhoud van een module.

Op dit moment wordt binnen de FMG gewerkt met een nieuwe vragenlijst die vanaf volgend jaar UvA-breed zal worden toegepast. Bij het laatste college of na afloop van het tentamen zal je gevraagd worden deze vragenlijst in te vullen. Vul deze vragenlijst zo eerlijk mogelijk in, de resultaten ervan hebben geen consequenties voor de uitslag van het tentamen. Bovendien blijf je bij het invullen van de vragenlijst anoniem. Indien uit de resultaten van de vragenlijst blijkt dat toelichting nodig is op de evaluatie van de betreffende module, organiseert het Onderwijsinstituut een panelgesprek. Hiertoe worden een aantal studenten uitgenodigd en wordt samen met de docent en de onderwijsdirecteur of studieadviseur gesproken over het verloop en de inhoud van de betreffende module. Studenten kunnen indien gewenst ook zelf een panelgesprek aanvragen. Fraude Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van de student dat erop gericht is het vormen van een juist oordeel door de examinator omtrent kennis, inzicht en vaardigheden van de student geheel of gedeeltelijk onmogelijk te maken. Een voor iedereen duidelijk herkenbare vorm van fraude is bijv. het op enigerlei wijze spieken tijdens het tentamen. Een helaas vaak voorkomende vorm van fraude, die in de wetenschappelijke wereld zeer zwaar wordt aangerekend, is het plegen van plagiaat. Plagiaat Een wetenschappelijke tekst moet controleerbaar zijn en daarom dien je gebruikte (internet)bronnen altijd vermelden in een zogenaamde bronvermelding. Als je een stuk tekst of tabel van iemand overneemt geef je precies aan wie de auteur is en waar je de tekst of tabel hebt gevonden. Doe je dat niet en wek je dus de indruk dat die tekst of die gegevens van jezelf zijn, dan wordt dat plagiaat genoemd. Het plegen van plagiaat in een paper of scriptie betekent altijd uitsluiting van de betreffende tentamen- of scriptiegelegenheid. Bovendien kan de examencommissie nog zwaardere straffen opleggen. Zorg dus dat je altijd goed je bronnen vermeldt en niet zomaar stukken tekst of gegevens van anderen overneemt. Zie ook de studentenwebsite www.student.uva.nl/pow, in de A-Z lijst onder Fraude, plagiaat en bronvermelding, en OERen bachelor- en masteropleiding Pedagogische wetenschappen en Onderwijskunde, deel A, artikel 3.11. Beroepsmogelijkheden Als je het niet eens bent met een beslissing van een examinator, is het verstandig om je eerst te wenden tot de Examencommissie POW met het verzoek om een uitspraak te doen over je eventuele klacht. Na die uitspraak kun je besluiten om binnen 4 weken beroep aan te tekenen bij de COBEX. Raadpleeg de studieadviseurs voor advies en de procedure. Je kunt hen bereiken via een e-mailbericht aan studieadviseurspow@uva.nl.

Onderwijs- examenregeling (OER) Algemene en specifieke informatie die geldig is voor de bachelor- en mastervakken kan gevonden worden in de Onderwijs- en examenregeling (OER). De OER is gepubliceerd op de studentenwebsite in de A-Z lijst onder OER en in de UvA Studiegids 2013-2014.

Bijlage 1 Opzet N=1 studie (max. 7 A4 tekst, 1 ½ regelafstand, lettertype Arial (11) of Times New Roman (11) excl. Voorblad en Bijlagen) Voorblad N=1 studie Titel Naam therapeut(e) Naam cliënte(e) Naam observator Blad 1 en volgende: Inleiding: De Inleiding is gebaseerd op de literatuurstudie met betrekking tot het probleemgedrag van je cliënt(e). {aard probleemgedrag, relaties met ander gedrag en/of situaties etc), voorkomen, verloop (bv spontaan herstel mogelijk?), behandelingsmogelijkheden (theoretische basis, verklaringsmodel voor effectiviteit, effectstudies). Relateer het probleemgedrag van je cliënt(e) aan hetgeen je in de literatuur gevonden hebt. Gebruik hiervoor 2 A4. Biografische anamnese Klachtenanamnese (Informatie met betrekking tot probleemgedrag van cliënt(e) die in latere gesprekken naar voren is gekomen, kan ook geplaatst worden in de Klachtenanamnese.). Topografische analyse (zie hiervoor HS 2, p. 63 e.v. Noorloos, Bosch & Hermeler in Prins,Bosch& Braet en Korrelboom & Ten Broeke, blz. 233) Functie-analyse (motiveer waarom je kiest voor deze specifieke FA; zie hiervoor A- Tjak. Hypotheses inz. oorzaak en/of in stand houding van probleemgedrag (Gebruik hiervoor de literatuur en je FA; meestal kun je hypotheses over de oorzaak van het probleemgedrag uit de literatuur halen. Als je dat doet, refereer dan aan de betreffende literatuur. Wat betreft je FA, de Sd of CS geven aan wat het probleemgedrag uitlokt en de +S+ en S- wat het probleemgedrag in stand houdt. Heb je een twee- of driefactorenmodel gebruikt dan kun je op basis van de COV, CER en CAR hypotheses formuleren over de relatie tussen dysfunctionele cognitie, emotie (angst, spanning, etc.) en vermijdings- of actietendens. Dit zelfde is het geval als je betekenisanalyses hebt gebruikt.). Registratie-opdracht; Geef aan welke registratie-opdracht je hebt gegeven (bv time-sampling) en waarom. Bedenk dat de registratie-opdracht zeer belangrijk is voor de kwaliteit van de data die je naderhand krijgt en waarop je je analyses moet doen. Zo kun je registraties die je niet kunt kwantificeren op minimaal ordinaal niveau niet gebruiken voor een time series-data-analyse. Wel kunnen deze registraties (bv bij wie was je toen het blozen zich voordeed?) inzicht geven in het probleemgedrag. Laat behalve de frequentie van het voorkomen van het probleemgedrag (= afhankelijke variabele) ook één en liefst meer specifieke kenmerken die volgens de

functie-analyse samenhangen met het probleemgedrag (antecedenten of consequenten) registreren, bijvoorbeeld de spanning op een schaal van 1-10 of de duur van het gedrag (in minuten). Zo is het ook zinvol om het gevoel (bv spanning, sociale angst) dat gekoppeld is aan het voorkomen van het gedrag (bv blozen) te registreren. Wil je afname van gedrag of gevoel als onafhankelijke variabele gebruiken, bij voorbeeld afname van spanning, laat de cliënt(e) dan spanning voorafgaand aan en na het voorkomen van het probleemgedrag registreren. Door spanning na af te trekken van spanning voor krijg je afname van spanning als resultaat en hiermee kun je dan verder rekenen. Bedenk dat het voor de time series analyses belangrijk is dat per dag registratiedata beschikbaar zijn. Mocht het gedrag zich op een bepaalde dag niet voordoen, dan is het belangrijk dat genoteerd wordt dat op die dag het probleemgedrag zich niet voordeed en dat de cliënt(e)wel de andere afgesproken registraties noteert, bv hoe hij/zij zich die dag (gemiddeld) voelde of de mate van spanning. Hierop kun je dan naderhand de auto- en crosscorrelaties maken. Toetsing hypotheses: Beschrijf de resultaten op basis van de visuele inspectie (verloop probleemgedrag, samenhang met onafhankelijke variabelen), de autocorrelatie en de crosscorrelatie. Bespreek in hoeverre de geformuleerde hypotheses behouden of verworpen moeten worden. De grafiek (ten behoeve van de visuele inspectie) moet opgenomen worden in het verslag onder de Toetsing van de hypotheses. Volgens de APA-regels moet boven de grafiek een toelichting (titel) staan over wat deze inhoudt (Figuur 1:..). Zorg ervoor dat de lijnen in de grafiek te onderscheiden zijn door stippellijntjes, strepen, etc te gebruiken (Dubbelklik hiervoor op de grafiek en vervolgens op de legenda van de variabelen. Je kunt dan de lijnen wijzigen). Zet in de Bijlage de gebruikte syntax en de resultaten van je analyses. Verwijs hiernaar in je tekst. (Aandachtspunten m.b.t. je data: Neem alle data in je file op, dus ook de dagen waarop het probleemgedrag niet geregistreerd is, omdat dit zich niet voordeed. De met het probleemgedrag samenhangende variabelen, bij voorbeeld mate van stress op de dag, kunnen dan wel geregistreerd worden. Zorg er voor dat je een variabele hebt aangemaakt die aangeeft of er wel (1) of niet (0) geregistreerd is. Op de dagen dat er niet geregistreerd is vul je hier een nul (0) in bij deze variabele. Indien je data hebt, waarop vaker op een dag geregistreerd is, kun je het beste de som frequentie nemen. Je krijgt dan een file waarin per dag de frequentie van het probleemgedrag wordt weergegeven plus het gemiddelde van bv de spanning op die dag. (Kijk ter vergelijking nog even naar de datafile m.b.t. de casus Sophia op BB.) Op deze file kun je vervolgens autocorrelaties en crosscorrelaties berekenen. Verandering van probleemgedrag van je cliënt: hier dient te worden beschreven of je cliënt op de vragenlijst die je bij aanvang van het practicum hebt afgenomen bij je cliënt en die je hebt afgenomen bij beëindiging van het practicum bij je cliënt, een statistisch significante verandering heeft ten aanzien van het gedrag wat je hebt gemeten met die vragenlijst (Reliable Change Index berekening). Behandelingsvoorstel: O.g.v. literatuur, FA, hypothese(s) en resultaten tijdreeksanalyses onderbouwen (met verwijzing naar minimaal 2-3 wetenschappelijke artikelen inzake onderzoek en evidence based behandeling). (Het behandelingsvoorstel moet specifiek zijn, dwz dat niet volstaan mag worden met bv de

benaming cognitieve gedragstherapie, maar gespecificeerd moet worden welke cognitieve gedragstherapie, bv cognitieve therapie volgens Beck, stress inoculatietraining.) Gebruik hiervoor ¾ A4. Evaluatie ervaringen cliënt(e): korte samenvatting van de ervaringen van cliënt(e) (hoe ervaren om cliënt(e) te zijn, wat geleerd, welke inzichten opgedaan?). Zelfreflectie therapeut(e): Reflectie van therapeut over eigen ervaringen/handelen in gesprekken met cliënt(e) (wat ging goed, wat kon beter; wat geleerd, welke inzichten) (Reflectie therapeut over eigen functioneren betreft een samenvatting van het functioneren over de hele periode.). Discussie, waarin gevonden resultaten gerelateerd worden aan de literatuur en aan de in de introductie uitgelegde theorie/theoretisch achtergrond.. Gebruik hiervoor minimaal ½ A4. Referenties (in APA-stijl). De referenties mogen in lettertype 10 staan). Bijlagen. Nummer de bijlagen en zorg dat je hiernaar in je tekst verwijst. In de bijlage moet in ieder geval: de registratiedata, een print screen van de data file, de gebruikte syntax, eventuele extra grafieken (ten minste één grafiek t.b.v. de visuele inspectie moet in het verslag zelf zijn opgenomen), ingevulde RCI vragenlijsten (met hierop duidelijk aangegeven hoe je tot de somscores bent gekomen).