Leveringen en diensten

Vergelijkbare documenten
TIPS. Internationaal zaken doen en BTW (deel 2)

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

2 Leveringen van goederen naar

Let op! Het drempelbedrag geldt per land en dus niet per afnemer!

In deze advieswijzer wordt op hoofdlijnen nader ingegaan op btw-verplichtingen waarmee u te maken kunt krijgen als u zakendoet met het buitenland.

Omzetbelasting II -- Deel 3

Thema s. Intracommunautaire levering ABC leveringen Overbrengingen Reparatie Call off/consignatie IC leveringen aan vrijgestelde afnemers

2 Levering van goederen

Wijziging regels plaats van dienst/ procedure teruggaafverzoeken per Onderwerp: EU BTW pakket per 1 januari Bestemd voor: alle ondernemers

INHOUDSOPGAVE. Lijst van afkortingen / XIII. Inleiding / XV

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

Hoe een btw- vraagstuk oplossen?

HRo - Omzetbelasting -- Deel 6

HRo - Omzetbelasting -- Deel 6

Levering van goederen naar andere EU-lidstaten / 13

ABC-transacties binnen de interne markt: geen koud kunstje

mr. T. (Ton) Verveer 4/15/2010

Masterclass 5 Administratie & verzekeringen: een goede basis voor ondernemen in Duitsland

De kleineondernemersregeling. Belastingdienst

BTW bij inkoop van goederen in het buitenland

Handel in gebruikte goederen

Administratieve verplichtingen. Marja van den Oetelaar

Btw-nieuwsbrief mei 2019

De BTW-administratie en de dossieropbouw van Fiscaal vertegenwoordiger moeten bevatten:

BTW-wijzigingen vanaf 1 januari 2010 VAT-PACKAGE

: 295 per persoon exclusief BTW, inclusief lesmateriaal en broodjes Locatie : Heelsum

Vanaf 1 januari 2010 worden de basisregels inzake het bepalen van de plaats van een dienst grondig veranderd in het Btw-Wetboek 1.

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

Vermindering van BTW voor kleine ondernemers

Vanaf 1 januari 2010 worden de basisregels inzake het bepalen van de plaats van een dienst grondig veranderd in het Btw-Wetboek 1.

Btw bij inkoop van goederen in het buitenland

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning

DE BTW IN 2019 EN Mevrouw N.W.A.M. (Nathasja) Elsbeek RB

Vermindering van btw voor kleine ondernemers

Afschaffing btw-landbouwregeling voor bosbouwers. 4 april 2018 Aart Bakker / Petra de Waal / Hessel Vliegen

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B

Vermindering van BTW voor kleine ondernemers

Informatie voor ondernemers

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel FISCALE ASPECTEN VAN DE ONDERNEMING DONDERDAG 5 MAART UUR

2 Administratieve verplichtingen

Vanaf 1 juni 2019 aanmelden voor toepassing nieuwe kleine ondernemersregeling BTW per 1 januari 2020 De eenmanszaak, maatschap en VOF die in Nederland

Omzetbelasting -- Deel 1

Niet-binnenlandse handelingen

BTW-wijzigingen vanaf 1 januari 2010 VAT-PACKAGE

Vragen en antwoorden over de btw-verhoging van 19% naar 21% per 1 oktober 2012

Besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2847M, Stcrt. nr. 24. De minister van Financiën heeft het volgende besloten.

21 mei 2019 BTW-nieuwtje : Vanaf 1 juni 2019 aanmelden voor toepassing nieuwe kleine ondernemersregeling BTW per 1 januari 2020

Niet-binnenlandse handelingen

De omzetbelasting. 1. Inleiding

Btw bij verkoop van goederen aan het buitenland

BTW. Academiejaar samenvatting - Jeroen De Mets 1

De kleineondernemersregeling

Vragen en antwoorden verhoging btw-tarief

PRAKTIJKNOTITIE BTW. 1. Inleiding. 2. Goederen transacties. 2.1 Intracommunautaire levering wordt export

Special wijziging BTW- factureringsregels Per 1 januari 2013

MKB Boekhouder in control

3.6 Aangifte, rubriek 5: Voorbelasting, kleineondernemersregeling en totaal 22

De kleineondernemersregeling

Vermindering van btw voor kleine ondernemers

BTW BIJ IN- en UITVOER. Marja van den Oetelaar/Samatha Speelman

STAATSCOURANT. Wijziging van de Uitvoeringsregeling accijns ARTIKEL I. 31 december 2009

Plaats van dienst en nieuwe teruggaafprocedure buitenlandse Omzetbelasting per 1 januari 2010

Toelichting. Aangifte Omzetbelasting

De kleineondernemersregeling

Vanaf 1 januari 2010 worden de basisregels inzake het bepalen van de plaats van een dienst grondig veranderd in het Btw-Wetboek 1.

MEMORIE VAN TOELICHTING. Inhoudsopgave I. ALGEMEEN. 1. Inleiding. 2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel. 9. Transponeringstabel

De kleineondernemersregeling

Inhoud. Inleiding belastingrecht 19. Deel 1 Inkomstenbelasting 26. Lijst van afkortingen 15. Studiewijzer 17

Omzetbelasting -- Deel 2

Antwoord op Kamervragen over de gevolgen van de BTW-verhoging op kunst

BTW-gevolgen verhoging verlaagd BTW-tarief van 6% naar 9% per 1 januari 2018

VRAAG 1 VRAAG 2. Intracommunautaire levering

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1

de Graaf + Plaisier accountants en belastingadviseurs NOTITIE

INHOUDSOPGAVE. VOORWOORD... v

Art. 39 Algemene wet inzake rijksbelastingen In de gevallen waarin het volkenrecht, dan wel naar het oordeel van Onze Minister het internationale

BTW en Brexit. 23 mei 2019 BTW-nieuwtje : BTW en Brexit (update)

Cliëntenbrief Nieuwe factureringsregels vanaf 1 januari 2013: alle wijzigingen op een rij

HRo - Omzetbelasting -- Deel 4

Overdrachtsbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 2

Nationale Administrateursdag Carola van Vilsteren

Beslissing ET van 19 december 2012 Nieuwe regels inzake opeisbaarheid van btw Overgangsbepalingen

Overdrachtsbelasting -- Deel 1

Als u vragen heeft over dit onderwerp of over de intrekking van mededeling 26, dan kunt u uiteraard contact opnemen

Betekenis vakken BTW-aangifte KADER II : UITGAANDE HANDELINGEN

Inhoud. Lijst van afkortingen 13. Studiewijzer 15. Inleiding belastingrecht 17. Deel 1 Inkomstenbelasting 24

Overgangsregelingen bij de btw-verhoging naar

8. De btw Aftrek van voorbelasting. De btw

Publicatieblad van de Europese Unie L 331/13

Omzetbelasting in Nederland

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND

Framework omzetbelasting

Welke gevolgen heeft de btw-verhoging van 19% naar 21% voor u?

De bijzondere btw-aangifte : omschrijving van de roosters

Transcriptie:

B2052^1 drs. A.T.Valkenburg 1 Inleiding B2052^ 3 2 Onderscheid tussen leveringen en diensten B2052^ 3 3 Levering B2052^ 3 3.1 Leveringen volgens art. 3 B2052^ 3 3.2 ABC-leveringen (art. 3.3) B2052^ 8 3.3 Veilingen en afslagen (art. 3.4) B2052^ 9 3.3.1 Veilingen van onroerende zaken B2052^ 9 3.4 Commissionairs (art. 3.5) B2052^ 9 3.5 Consignatie B2052^ 10 4 Intracommunautaire leveringen en verwervingen B2052^ 11 4.1 De hoofdregel B2052^ 11 4.2 Verkopen aan ondernemers met aftrekrecht B2052^ 11 (intracommunautaire verwerving) 4.3 Verwerving in een andere lidstaat B2052^ 14 4.4 Installatie of montage en oplevering B2052^ 14 4.5 Andere vormen van niet-belaste verwerving in B2052^ 15 Nederland 4.6 Vrijstellingen B2052^ 15 4.7 Overbrenging B2052^ 16 4.8 Intracommunautaire oplevering van goederen B2052^ 17 4.9 ABC-transacties binnen de EU B2052^ 17

B2052^2 4.10 Verkoop aan particulieren B2052^ 19 4.11 Verkopen aan vrijgestelde ondernemers B2052^ 19 4.12 Verkopen aan niet-belastingplichtige rechtspersonen B2052^ 20 4.13 Afstandsverkopen B2052^ 20 4.14 Nieuwe vervoermiddelen B2052^ 21 5 Plaats van levering B2052^ 22 6 Diensten B2052^ 22 7 Samengestelde prestaties B2052^ 22 8 Plaats van dienst B2052^ 23 9 Goederenvervoer binnen de EU B2052^ 24 10 Diensten samenhangend met intracommunautair B2052^ 25 vervoer 11 Bemiddeling bij intracommunautaire vervoersdiensten B2052^ 26 12 Personenvervoer binnen de EU B2052^ 26 13 Vergoeding B2052^ 26 Bijlage Bijlage 1Verklaring als bedoeld in onderdeel 4.3 van mededeling 38 B2052^ 29

B2052^3 1 Inleiding De volgende feiten leiden in het algemeen tot verschuldigdheid van BTW: ^ leveringen die een ondernemer in Nederland verricht in het kader van zijn onderneming; ^ diensten die een ondernemer in Nederland verricht in het kader van zijn onderneming; ^ intracommunautaire verwerving van goederen in Nederland door ondernemers en door rechtspersonen/niet-ondernemers; ^ invoer. In dit artikel gaan we nader in op de leveringen en diensten. De andere feiten komen in andere onderdelen aan de orde. 2 Onderscheid tussen leveringen en diensten De wetgever maakt een onderscheid tussen leveringen en diensten. Hij de nieert eerst wat leveringen zijn (zie paragraaf 3, leveringen van goederen) en vervolgens de nieert hij diensten als alle prestaties, niet zijnde leveringen van goederen, welke tegen een vergoeding worden verricht. Het onderscheid is niet zonder reden en voor een aantal gevallen zeer van belang, bijvoorbeeld voor beantwoording van de vraag: ^ ^ waar een bepaalde prestatie wordt verricht; welk tarief van toepassing is (in de bij de Wet omzetbelasting 1968 behorende tabellen voor de toepassing van het verlaagde BTW-tarief wordt een onderscheid gemaakt tussen leveringen en diensten). 3 Levering We zullen eerst de leveringen volgens art. 3 Wet omzetbelasting 1968 behandelen, waarna we enige speci eke leveringen de revue laten passeren. Tenslotte staan we stil bij de intracommunautaire leveringen. 3.1 Leveringen volgens art. 3 De wetgever bestempelt onder andere de navolgende prestaties tot levering van goederen, voor de liefhebbers te vinden in art. 3 van Wet omzetbelasting 1968: 1. Eigendomsoverdracht ingevolge een overeenkomst Dit is de meest voorkomende levering. Denk bijvoorbeeld aan de overeenkomst tot koop en verkoop of aan de overeenkomst van ruil.

B2052^4 2. Huurkoop Het bijzondere van de huurkoop is dat er zich bij de huurkoop een speci ek civiel-juridisch verschijnsel voordoet. Bij de huurkoop worden de goederen weliswaar aan de huurkoper ter beschikking gesteld, maar de eigendom van de goederen verwerft hij pas als alle huurtermijnen betaald zijn. He ngsmoment voor de scus inzake de BTW is echter het moment waarop de macht om als eigenaar over de goederen te beschikken van de (huur)verkoper op de (huur)koper overgaat. In de civiel-juridische benadering zou de schatkist enige tijd op de BTW-opbrengst moeten wachten. Dat doet de schatkist liever niet.vandaar dat terzake de huurkoop is bepaald dat reeds op het moment van afgifte van de goederen aan de huurkoper er al sprake is van een levering. Bij huurkoop is derhalve BTW verschuldigd op het moment van afgifte van de goederen en wel over het totaal van de (nog te betalen) huurtermijnen. Er zijn vier vormen van huurkoop te onderscheiden (we gaan in elke situatie uit dat A en B ondernemer zijn voor de BTW): a. A verkoopt goederen in huurkoop aan B, waarbij A zelf zorgt voor de nanciering van de huurkooptransactie. A verricht een levering bij de afgifte van het goed. b. B wil goederen in huurkoop kopen bij A. A verkoopt de goederen eerst aan nancieringsmaatschappij F. Dit is een levering van A aan F. F verkoopt de goederen vervolgens in huurkoop aan B. Dit is een levering van F aan B. Indachtig het systeem de BTW kan F de van A in rekening gebrachte BTW als voordruk verrekenen. c. A sluit een huurkoopovereenkomst met B en geeft hem de goederen. Dit is een levering van A aan B. Als volgende stap draagt A de voorbehouden eigendom van de goederen (met alle overige rechten) over aan nancieringsmaatschappij F. Dit is geen levering van het goed. Merk op dat het verschil in volgorde tussen situatie b en c dus leidt tot verschillende gevolgen voor de BTW. d. A verkoopt op reguliere wijze goederen aan B. Dit is een gewone levering. Bijvoorbeeld om aan geld te komen draagt B vervolgens deze goederen in eigendom over aan nancieringsmaatschappij F. F geeft deze goederen in huurkoop aan B. Dit is een zogenaamde sale and lease back constructie. Van een dergelijke constructie is goedgekeurd dat dit wordt aangemerkt als een vorm van verlenen van krediet. Dit betekent dat de overdracht van B aan F en het vervolgens door F in huurkoop geven aan B buiten de he ng van BTW kan blijven. Nu komt het in de praktijk ook wel eens voor dat de huurkoper niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet. De huurverkoper neemt dan de goederen terug. Dit is een levering van de huurkoper aan de huurverkoper. Als vergoeding (en dus grondslag voor de BTW) kan over het algemeen de door partijen aan de goederen toegekende waarde als grondslag worden genomen.

B2052^5 Bij de lease-constructies dient rekening te worden gehouden met het verschil tussen nancial lease en operational lease. Financial lease wordt voor de BTW gelijk behandeld als huurkoop. Dit geldt niet voor operational lease daar dit voor de BTW gezien wordt als een dienst en gelijk behandeld wordt als verhuur. Financial lease is de leasing waarbij de lessee bedrijfseconomisch de positie inneemt van iemand die een investering in een kapitaalgoed verricht en de lessor de positie van een nancier. Operational lease is de leasing waarbij de lessee bedrijfseconomisch dezelfde positie inneemt als iemand met een obligatoir gebruiksrecht, zoals een huurder. We zien dat ook bij leasing het onderscheid levering/dienst speelt. De vraag of de terbeschikkingstelling van een goed nu een levering (koop of huurkoop) of een dienst (verhuur) is, kan men uitgaan van het volgende onderscheid: ^ partijen zijn overeengekomen dat de lessee het goed uiterlijk bij betaling van de laatste termijn in eigendom zal verkrijgen! er is dan sprake van een levering (er is sprake van huurkoop); ^ partijen zijn niet overeengekomen dat lessee uiterlijk bij betaling van de laatste termijn de eigendom verkrijgt, maar de lessee heeft hoogstens een optie om het goed aan het eind van de lease-periode te kopen! er is dan sprake van een dienst; dit is slechts anders (en dus een levering) als de overige voorwaarden van het contract zodanig zijn dat de lessor geacht kan worden de macht om als eigenaar over het goed te beschikken te hebben verloren. 3. Oplevering van onroerende zaken door degene die de zaken heeft vervaardigd De oplevering van onroerende zaken door degene die de zaken heeft vervaardigd, wordt aangemerkt als een levering. Hierbij spelen twee zaken een rol en wel: a. er moet sprake zijn van goederen die door een ander ter beschikking zijn gesteld; e n b. de ondernemer die deze goederen oplevert moet met deze goederen een vervaardigingshandeling hebben verricht. Er moet iets nieuws tot stand gekomen zijn.van een vervaardigingshandeling is bijvoorbeeld sprake als bij de bouw van een onroerende zaak er een onroerende zaak ontstaat waarvan de functie volgens maatschappelijk opvattingen verschilt van de functie die de verstrekte materialen hadden. Van een eigendomsoverdracht van de goederen kan hier uit de aard der zaak geen sprake zijn. De materialen waren immers al eigendom van degene aan wie wordt opgeleverd (daarom spreken we ook van oplevering en niet van levering). De wet bepaalt echter dat de vervaardiger desalniettemin voor de BTW toch een levering verricht (de oplevering van roerende zaken wordt gezien als een dienst).

B2052^6 4. De rechtsovergang van goederen ingevolge een vordering door of namens de overheid Af en toe komt het voor dat de overheid (of iemand namens de overheid) goederen van ondernemers vordert, bijvoorbeeld een stuk landbouwgrond voor de aanleg van een snelweg. In zo n geval is sprake van een levering en moet over de ontvangen (schade)vergoeding BTW worden berekend en afgedragen (voorzover sprake is van ondernemerschap van de overdrager). 5. Overdracht en overgang van goederen uit het bedrijfsvermogen De overdracht en overgang van goederen uit het bedrijfsvermogen van de ondernemer wordt aangemerkt als levering. Over de vergoeding is volgens de gewone regels BTW verschuldigd. Overdracht doet zich voor als bijvoorbeeld de ondernemer goederen inbrengt in een VOF of waarbij de ene VOF goederen overdraagt aan de andere VOF waarbij beide VOF s dezelfde rmanten hebben. Civielrechtelijk gezien wordt in deze gevallen geen eigendom overgedragen, maar door deze bepaling in de Wet omzetbelasting 1968 is deze overdracht voor de BTW wel een levering. Overgang doet zich voor bij scheiding, onteigening en soortgelijke gebeurtenissen. 6. Aanbrengen van goederen aan andere goederen Indien een goed wordt aangebracht aan een ander goed (installatie of montage) wordt de eigenaar van het laatste goed, juridisch gezien, door natrekking automatisch eigenaar van het aangebrachte goed. Voor de omzetbelasting is dit een levering als een ondernemer met een leverancier schriftelijk of mondeling overeen is gekomen dat de leverancier en bepaald goed zal aanbrengen aan het goed van de ondernemer. Bijvoorbeeld A draagt zijn garage op een nieuwe bumper op zijn auto te monteren. Is er geen sprake van een dergelijke overeenkomst dan zal vaak sprake zijn van een dienst. Bijvoorbeeld A heeft zijn auto voor een onderhoudsbeurt naar de garage gebracht. Tijdens deze onderhoudsbeurt constateert de garage dat er bougies vernieuwd moeten worden en hij doet dit. Dit is geen levering, daar het aanbrengen van de bougies niet afzonderlijk is overeengekomen. Dit gaat op in de dienst: de onderhoudsbeurt. 7. Goederen naar prive Indien een ondernemer voor prive -gebruik goederen uit zijn onderneming haalt, wordt dit aangemerkt als een levering en is hierover BTW verschuldigd. Van een levering is overigens ook sprake als bij staking van een onderneming de ondernemer zelf goederen houdt die tot het bedrijfsvermogen behoorden. Als levering wordt immers aangemerkt elk beschikken over een goed voor andere dan bedrijfsdoeleinden, ten gevolge waarvan dit goed het bedrijfsvermogen van de ondernemer verlaat. Voor de bepaling van het bedrag waarover de BTW moet worden berekend gelden bijzondere regels. Er is immers sprake van een in-

B2052^7 terne levering ; de ondernemer levert aan zichzelf, er is dus geen aan derde in rekening gebrachte vergoeding. Het bedrag waarover de BTW moet worden berekend wordt als volgt bepaald: ^ de aankoopprijs van de goederen of van soortgelijke goederen; ^ dan wel als er geen aankoopprijs is: de kostprijs van de goederen (denk bijvoorbeeld aan zelfvervaardigde goederen). Voor beide gevallen heeft de staatssecretaris richtlijnen gegeven hoe hiermee dient te worden omgegaan. 8. Integratiehe ng Dit is niet de eenvoudigste vorm van levering waarvan de Wet OB 1968 bepaalt dat het een belastbaar feit is. Deze leveringsvorm heeft alles te maken met het feit dat ondernemers die vrijgestelde prestaties verrichten geen voorbelasting mogen aftrekken. Dit houdt in dat op een dergelijke ondernemer meer voorbelasting rust op goederen die hij (met BTW) inkoopt dan op goederen die hij zelf vervaardigt. Bij inkoop van goederen wordt de BTW berekend over de totale prijs, terwijl bij eigen vervaardiging over het algemeen slechts BTW betaald hoeft te worden over de materialen. Over door de ondernemer bij het zelf vervaardigen van de goederen ingezette arbeidskrachten behoeft geen BTW betaald te worden. Niet elke (vrijgestelde) ondernemer zal de keuze hebben tussen goederen inkopen of goederen zelf vervaardigen. Tussen ondernemers die dit wel kunnen en niet kunnen zou derhalve een ongelijkheid kunnen ontstaan. Vandaar dat de wetgever de zogenaamde interne levering heeft bedacht. Deze interne levering houdt in dat de ondernemer wordt geacht aan zichzelf een goed te leveren. Een dergelijke levering doet zich dan voor indien een ondernemer voor bedrijfsdoeleinden beschikt over door hem in zijn eigen bedrijf vervaardigde goederen in een situatie dat als hij deze goederen van een derde had gekocht hij de op deze goederen drukkende BTW niet of niet geheel als voordruk in aftrek had kunnen brengen. Doordat op het moment dat de interne levering plaatsvindt tevens een BTW-belaste levering wordt geacht plaats te vinden, kan een dergelijke ondernemer gedurende de vervaardiging alle inkoop BTW op bijvoorbeeld de materialen als voordruk in aftrek brengen en op het moment van interne levering van het in eigen bedrijf vervaardigde goed (ingebruikneming) dient hij over de volle kostprijs (derhalve inclusief de arbeidskosten) van het goed BTW af te dragen. De ondernemer kan de verschuldigde BTW ter zake van deze interne levering niet of niet geheel in aftrek brengen. De interne levering kan de (deels) vrijgestelde ondernemer echter wel een nancieringsvoordeel opleveren daar de BTW op de inkoop van materialen gedurende de bouw/vervaardiging kan worden teruggevorderd en de afdracht op een later moment plaatsvindt. Belangrijk element hierbij is de omvang van de arbeid (waarover bij de interne levering BTW dient te worden afgedragen).

B2052^8 Met in eigen bedrijf vervaardigde goederen wordt gelijkgesteld de door een andere ondernemer in opdracht vervaardigde goederen, als de opdrachtgever daarbij sto en aan de opdrachtnemer ter beschikking stelt. De integratiehe ng geldt zowel bij roerende als onroerende goederen (zaken). Bij interne diensten kennen we geen integratiehe ng. Dus de verzekeringsmakelaar die door zijn personeel het kantoorpand laat schilderen is over deze interne dienst geen BTW verschuldigd. Een tweetal begrippen spelen bij de integratiehe ng een grote rol: vervaardigen en sto en. Vervaardigen Sto en De integratiehe ng komt eerst aan de orde als in het eigen bedrijf of door een ander, onder terbeschikkingstelling van sto en, goederen zijn vervaardigd. Van vervaardigen is sprake indien uit de gebruikte materialen een, naar maatschappelijke opvattingen, nieuw goed is ontstaan. Van een nieuw goed is sprake indien de functie van dit goed naar maatschappelijke opvattingen verschilt van de functie die de verstrekte materialen hadden. Er wordt dus iets gecree«erd wat daarvoor niet bestond. Sto en wordt in de meest ruime zin verstaan. Onder het begrip sto en vallen niet alleen grondsto en en materialen maar ook grond. Laat een ondernemer bijvoorbeeld op een eigen stuk grond een gebouw bouwen dan stelt hij sto en ter beschikking, namelijk de grond. Het is voor het ter beschikking stellen van sto en niet noodzakelijk dat degene die de sto en ter beschikking stelt ook eigenaar is van die sto en. De erfpachter die bijvoorbeeld grond ter beschikking stelt om daar een gebouw op te laten bouwen stelt ook sto en ter beschikking, namelijk de gepachte grond. De integratiehe ng kan zich voordoen bij de navolgende ondernemers: ^ ondernemers die geheel of gedeeltelijk vrijgestelde prestaties verrichten; ^ landbouwers die onder de landbouwvrijstelling vallen; ^ ondernemers die zelf vervaardigde of onder terbeschikkingstelling van sto en hebben laten vervaardigen goederen weggegeven aan relaties of personeel. 3.2 ABC-leveringen (art. 3.3) Een bijzondere vorm van leveringen zijn de zogenaamde ABC-leveringen. Een ABC-levering werkt als volgt. Ondernemer A verkoopt een goed aan ondernemer B die dit goed weer verkoopt aan ondernemer C. A levert het goed (juridisch gezien) rechtstreeks aan C. Dit houdt in dat juridisch gezien de eigendom direct overgaat van A naar C. Voor de omzetbelasting is desalniettemin sprake van

B2052^9 twee leveringen. Een levering van A aan B en een levering van B aan C. Dit houdt dus ook in dat A een factuur met BTW uitreikt aan B die deze BTW als voordruk kan aftrekken en B reikt een factuur met BTW uit aan C, die deze BTW ook weer als voordruk kan aftrekken (we gaan ervan uit dat zowel A, B als C belaste prestaties verrichten). Uiteraard kunnen er ook meerdere personen bij het contract betrokken zijn; dan is er sprake van even zovele leveringen. 3.3 Veilingen en afslagen (art. 3.4) 3.3.1 Veilingen van onroerende zaken 3.4 Commissionairs (art. 3.5) Wanneer goederen via een veiling worden verkocht komen de verkoper en koper van de goederen in het algemeen niet met elkaar in contact. Goederen die via de veiling worden verhandeld vallen voor de BTW onder de zogenaamde veilingregeling. Dit houdt in dat verondersteld wordt dat de goederen worden geleverd aan en vervolgens door de veiling. De verkoper reikt een factuur met BTW (mits hij ondernemer is) uit aan de veiling voor het bedrag dat hij van de veiling ontvangt. De veiling kan deze BTW als voordruk aftrekken. De veiling reikt een factuur met BTW uit aan de koper voor het bedrag dat de koper aan de veiling moet betalen. De koper kan deze BTW (als hij een belaste ondernemer is) als voordruk weer aftrekken. Indien via een veiling gebruikte goederen, kunst en antiek wordt geveild door een particulier of een daarmee te vergelijken niet-btwaftrekgerechtigde, kan de veiling de zogenaamde marge-regeling toepassen. Dit houdt in dat de veiling alleen maar BTW verschuldigd is over zijn marge, in casu de veilingprovisie. Onder veilingen wordt ook afslagen verstaan. Bij veiling moet eigenlijk gedacht worden aan veilinghouders. Ook een notaris of notariskantoor en een deurwaarder kunnen bij verkopingen als veilinghouder optreden. Bij veilingen van onroerende zaken kunnen zich bijzondere problemen voordoen, waarover meer in paragraaf 3.3.1. Daar zich bij veilingen van onroerende zaken problemen kunnen voordoen bij de toepassing van de veilingregeling verband houdend met de bepalingen ten aanzien van de belastbaarheid van leveringen van onroerende zaken, mag de veilinghouder afzien van de toepassing van de veilingregeling. De veilinghouder is in dat geval omzetbelasting verschuldigd over het verschil tussen de vergoeding die de koper aan de veilinghouder betaalt en de vergoeding die de verkoper van de veilinghouder ontvangt. In de praktijk zal dit verschil vaak overeenkomen met de veilingprovisie. Merk op dat afzien van de veilingregeling voor de veilinghouder nadelig is indien het gaat om vrijgestelde leveringen. Indien in zo n geval wordt afgezien van de veilingregeling is de provisie van de veilinghouder belast met BTW, die dan vaak niet aftrekbaar is. Een commissionair is iemand die goederen koopt of verkoopt op eigen naam maar in opdracht van en voor rekening van een derde.

B2052^10 Deze eigendom van de goederen gaat rechtsreeks over tussen de koper en verkoper. De commissionair wordt derhalve juridisch gezien geen eigenaar van de goederen. Ook voor de aan- of verkoop van goederen via een commissionair heeft de Wet OB 1968 een aparte regeling getro en. De commissionair sluit wel de overeenkomst, maar verkrijgt de goederen niet voor zichzelf maar voor zijn opdrachtgever, die de eigendom van de goederen verkrijgt. De verkoper weet evenwel niet wie deze opdrachtgever is en kan hem dan ook geen factuur sturen. Om de he ng van BTW te vereenvoudigen worden er voor deze situaties voor de he ng van BTW twee leveringen geconstateerd. Een van de leverancier aan de commissionair en een van de commissionair aan de opdrachtgever. De leverancier stuurt (mits hij ondernemer is) een factuur met BTW aan de commissionair, die vervolgens een factuur met BTW aan de koper stuurt. Commissionair wordt voor de omzetbelasting ruim gezien. Dit is niet alleen de ondernemer die ook commissionair heet, maar elke soortgelijke ondernemer die overeenkomsten sluit op eigen naam in opdracht en voor rekening van een ander. Zoals wel vaker in de belastingwetgeving is het de inhoud die telt en niet de vorm. Zoals we bij de veilingregeling hebben gezien kan de commissionair de margeregeling toepassen als door zijn tussenkomst gebruikte goederen of kunst en antiek verhandeld worden die door een particulier of een niet-btw-aftrekgerechtigde aan de commissionair worden geleverd. De commissionair is dan alleen BTW verschuldigd over zijn marge. Onderscheid wel de guur van een commissionair van die van een bemiddelaar. Bij bemiddelen worden twee partijen bij elkaar gebracht die zelf een overeenkomst sluiten, denk bijvoorbeeld aan een makelaar die koper en verkoper bij elkaar brengt. Die verricht een bemiddelingsdienst. De commissionair daarentegen sluit zelf een overeenkomst als koper of verkoper en verricht derhalve zelf een levering of een dienst (BTW-technisch gezien). 3.5 Consignatie Consignatiehouders zijn ondernemers die goederen van een andere ondernemer onder zich hebben zonder dat zij hiervan eigenaar zijn. De eigendomsoverdracht vindt pas plaats aan de consignatiehouder indien hij deze goederen op eigen naam verkoopt aan een derde. Bij de levering aan deze derde wordt de consignatiehouder voor een ondeelbaar moment even zelf eigenaar van de goederen. Er doen zich hier ook weer twee leveringen voor. Een levering van de eigenaar/leverancier aan de consignatiehouder en van de consignatiehouder aan de klant. Goedgekeurd is dat indien de goederen in verband met de consignatie in Nederland zijn ingevoerd, de eerste levering buiten de he ng van BTW blijft als de leverancier een buitenlandse ondernemer van buiten de EG is. De bij invoer verschuldigde BTW kan de consignatiehouder aftrekken. Met betrekking tot consignatiegoederen afkomstig uit EG-landen is goedgekeurd dat de ctieve intracommunautaire verwerving (waar-

B2052^11 over meer in paragraaf 4) die plaatsvindt op het tijdstip van het binnenbrengen van de goederen in Nederland vanuit een van de lidstaten van de EG, buiten de he ng blijft. De intracommunautaire levering door de buitenlandse leverancier en de verwerving door de consignatiehouder vinden plaats op het moment dat de consignatiehouder de goederen levert aan de derde/klant. De omzetbelasting die drukt op kosten die de consignatiehouder moet maken ter zake van bijvoorbeeld transport, verhandeling, opslag, reclame en wat dies meer zij, kan hij gewoon aftrekken. Als in verband met deze kosten een verrekening plaatsvindt met de buitenlandse leverancier van goederen kan de he ng van BTW daarover achterwege blijven. 4 Intracommunautaire leveringen en verwervingen 4.1 De hoofdregel 4.2 Verkopen aan ondernemers met aftrekrecht (intracommunautaire verwerving) Voor de leveringen van goederen door de ene ondernemer in een EU-lidstaat aan de andere ondernemer in een EU-lidstaat gelden aparte regels. De hoofdregel is dat in plaats van invoer de verwerving van de goederen in de lidstaat van bestemming belast wordt. Onder verwerving wordt in dit verband verstaan het verkrijgen van de macht om als eigenaar over een goed te beschikken. Van belang hierbij is dat de verwerving alleen dan belast is, indien de goederen, in verband met de levering, naar een andere lidstaat worden verzonden of vervoerd. Indien de verwerving door de koper belast is, is de levering door de verkoper vrijgesteld, met behoud van recht op aftrek van voorbelasting. Deze terminologie hanteert de Zesde BTW-richtlijn. Nederland hanteert terzake het 0%-tarief, hetgeen in de praktijk hetzelfde uitwerkt. In het hierna volgende spreek ik uitsluitend nog over het nultarief. Dit is de hoofdregel en hier bestaan (uiteraard) een aantal uitzonderingen op, een aantal algemene en een aantal bijzondere. Of de hoofdregel dan wel een uitzondering van toepassing is, is in eerste instantie afhankelijk van de status van de afnemer. We zullen hierna een aantal van de meest voorkomende gevallen behandelen, waarna we aandacht zullen besteden aan een aantal volledig van de hoofdregel afwijkende regelingen. Indien een ondernemer goederen levert aan een ondernemer in een andere EU-lidstaat, die normaal gesproken recht heeft op aftrek van de aan hem berekende BTW heeft dit de volgende consequenties: ^ De ondernemer die de goederen levert is geen BTW verschuldigd (nultarief). ^ De ondernemer die de goederen koopt is ter zake van de verwerving BTW verschuldigd in zijn lidstaat ter zake van de zogenaamde intracommunautaire verwerving. Er wordt binnen de

B2052^12 EU dus maar e e n keer omzetbelasting geheven en wel in het land waar de intracommunautaire verwerving plaatsvindt. De koper (verwerver) vermeldt de BTW op zijn aangifte als verschuldigde BTW en kan deze in de regel op dezelfde aangifte als voordruk weer aftrekken. Van een intracommunautaire verwerving is sprake indien: ^ de goederen worden verworven ingevolge een ( ctieve) levering; en ^ de levering gebeurt door een ondernemer in het kader van zijn onderneming; en ^ de goederen worden vervoerd van het ene EU-land naar het andere EU-land. Wil een leverancier ter zake van de intracommunautaire levering (het spiegelbeeld van de intracommunautaire verwerving; de ene ondernemer levert, de andere ondernemer verwerft) het nultarief toepassen, dan moet hij wel aan voorwaarden voldoen: ^ hij moet aannemelijk maken dat de goederen zijn geleverd aan een ondernemer in een andere lidstaat; ^ hij moet aantonen dat de goederen naar de andere lidstaat zijn vervoerd; ^ hij moet aantonen dat hij er alles aan gedaan heeft zich ervan te overtuigen dat de ondernemer in de andere lidstaat aldaar ook BTW-belastingplichtig is. Hij zal zich er derhalve van moeten vergewissen dat die ondernemer een BTW-identi catienummer heeft. Hij kan dit BTW-identi catienummer veri e«ren bij de belastingdienst. Deze controle is raadzaam als aan het BTW-identi catienummer getwijfeld wordt, c.q. er redelijkerwijze aan getwijfeld moet worden. In de praktijk betekent dit dat het raadzaam is elke ondernemer die je niet kent te veri e«ren. Voorts is het raadzaam van elke veri catie een schriftelijke bevestiging van de scus te vragen. Voor het aantonen dat de goederen ook daadwerkelijk naar het andere EU-land zijn vervoerd zal de ondernemer/leverancier de nodige bescheiden moeten bewaren. Binnen het kader van de bedrijfsvoering van de leverancier kan dan gedacht worden aan de navolgende documenten en bescheiden: ^ een schriftelijke bestelling met een aanduiding dat de bestelde goederen op een bepaalde plaats in het buitenland geleverd moeten worden; ^ correspondentie met de koper; ^ bevestiging van de koper van ontvangst van de goederen; ^ de op naam van de buitenlandse koper gestelde kopie-factuur; ^ de betaling (vanuit het buitenland); ^ verzekeringspolis met betrekking tot internationaal transport; ^ exportvergunning; ^ douane-documenten;

B2052^13 ^ ^ bescheiden die rechtstreeks betrekking hebben op de verzending van de goederen; CMR en andere vervoersdocumenten. De Staatssecretaris van Financie«n heeft aangegeven dat een (Nederlandse) ondernemer die een combinatie van bovengenoemde (of andere) documenten en bescheiden in zijn administratie heeft bewaard, voldoende zorgvuldigheid heeft betracht om het nultarief te kunnen toepassen. Deze zorgvuldigheid dekt in beginsel de ondernemer ook indien later blijkt dat de afnemer de goederen niet in de lidstaat van bestemming als een intracommunautaire verwerving heeft aangegeven. Afhaaltransacties Een bewijsprobleem doet zich voor bij zogenaamde afhaaltransacties. Dit zijn goederen die worden geleverd aan een buitenlandse afnemer af fabriek of af magazijn. In dit geval zal de leverancier moeilijk kunnen bewijzen dat de goederen naar een ander EU-land zijn vervoerd. Mededeling 38, Besluit van 20 juni 1995, gewijzigd bij besluit van 10 november 1995, nr.vb95/3447: In dit besluit wordt aandacht gegeven aan de bewijsproblemen bij afhaaltransacties en wordt aangegeven dat er omstandigheden denkbaar zijn waaronder de leverancier zich ervan overtuigd mag weten dat de buitenlandse afnemer de goederen naar een andere lidstaat zal vervoeren. Het besluit geeft aan dat in aanvulling op het in de administratie al aanwezige samenstel van bescheiden en vastleggingen het dan moet gaan om een vaste afnemer, tenzij de leverancier weet dat door hem aan deze afnemer verrichte intracommunautaire leveringen tot problemen hebben geleid, welke afnemer bovendien een in het besluit gegeven model-verklaring heeft afgegeven. Deze, door degene die de geleverde goederen in ontvangst neemt, te ondertekenen schriftelijke verklaring zal ten minste moeten bevatten de naam van de afnemer en, indien de afnemer de goederen niet persoonlijk in ontvangst neemt, de naam van degene die dat namens de afnemer doet, het kenteken van het voertuig waarmee de goederen zullen worden vervoerd, het nummer van de factuur waarop de geleverde goederen zijn gespeci ceerd, de plaats waarheen de afhaler de goederen zal vervoeren, alsmede de toezegging dat de afnemer bereid is aan de belastingdienst desgevraagd nadere informatie te verstrekken omtrent de bestemming van de goederen. Een model van deze verklaring is als bijlage opgenomen. In gevallen van afhaaltransacties, waarin geen sprake is van een vaste afnemer en waarin de goederen contant worden betaald, terwijl de leverancier ook overigens niet over bescheiden beschikt die het intracommunautaire karakter van de levering ondersteunen, dat wil zeggen gevallen waarin er behalve een op naam van een buitenlandse afnemer gestelde factuur (waarop het buitenlandse BTW-identi catienummer van de afnemer is vermeld) geen andere bescheiden zijn waaruit het intracommunautaire ka-

B2052^14 rakter van de levering blijkt, zal de leverancier de aanspraak op toepassing van het nultarief niet zonder meer kunnen rechtvaardigen. Onder deze omstandigheden kan de leverancier het risico van nahe ng vermijden door Nederlandse BTW aan de koper in rekening te brengen. De koper zal, wanneer hij de goederen overbrengt naar een andere lidstaat, hiervan aangifte moeten doen bij de Nederlandse belastingdienst. Op deze aangifte zal hij de in rekening gebrachte Nederlandse BTW in aftrek kunnen brengen. 4.3 Verwerving in een andere lidstaat Voorbeeld In de praktijk komt het regelmatig voor dat een bedrijf in een ander land dan waar het gevestigd is de beschikking krijgt over bepaalde goederen. Een Nederlands bouwbedrijf bouwt in Duitsland een kantoorgebouw en krijgt Italiaans marmer geleverd vanuit Italie«. Op de factuur vermeld de Italiaanse leverancier de Nederlandse bouwer met het Nederlandse BTW identi catienummer als afnemer. De vraag is waar het Nederlandse bouwbedrijf een intracommunautaire verwerving verricht: in Nederland of in Duitsland. In dit geval worden goederen ter zake van een levering van het ene EU-land naar het andere EU-land vervoerd. De afnemer verricht een intracommunautaire verwerving in het land waar het vervoer eindigt, in casu Duitsland. Hij is aldaar omzetbelasting verschuldigd. Indien het Nederlandse bouwbedrijf aan zijn leverancier in Italie«zijn Nederlandse BTW-nummer opgeeft, verricht het bouwbedrijf ook in Nederland een intracommunautaire verwerving! Hij is dan ook in Nederland BTW verschuldigd wegens de intracommunautaire verwerving. Deze BTW kan hij niet als voordruk aftrekken. Wel kan hij voor deze BTW een verzoek om teruggaaf doen door middel van vraag 6b op zijn aangiftebiljet. Hij moet dan evenwel wel kunnen aantonen dat in dit geval in Duitsland omzetbelasting is geheven wegens de intracommunautaire verwerving. Hij zal zich derhalve in Duitsland moeten laten registreren, zodat hij een Duits BTW-nummer heeft waaraan in dit geval geleverd wordt. 4.4 Installatie of montage en oplevering Er bestaan diverse uitzonderingen op de hoofdregel dat bij intracommunautaire transacties tussen BTW-plichtige ondernemers de verwerving belast is. Een van de voornaamste uitzonderingen is de levering die gepaard gaat met montage- of installatie werkzaamheden. Indien de levering van goederen gepaard gaat met montage of installatie van die goederen in het land van de koper of in een door de koper aangewezen andere EU-lidstaat, vindt geen intracommunautaire verwerving plaats, maar wordt de levering verricht in het land van bestemming van de goederen en wordt deze als zodanig daar belast. Plaats van levering is het land van bestemming.

B2052^15 Voorbeeld Een Nederlandse vennootschap verkoopt een complete keukeninrichting voor een bedrijfskantine aan een Duits bedrijf. De keuken wordt door het Nederlandse bedrijf ge «nstalleerd. In het voorbeeld is geen sprake van een intracommunautaire verwerving. Het Nederlandse bedrijf verricht een levering in Duitsland die aldaar belast is. Dit houdt in beginsel in dat het Nederlandse bedrijf zich in Duitsland voor de BTW-he ng moet laten registreren en een scaal vertegenwoordiger moet aanstellen. Het is overigens niet zo dat het in elke lidstaat noodzakelijk is om tot daadwerkelijke berekening van buitenlandse BTW en tot registratie over te gaan. De wetgeving van de verschillende lidstaten loopt op dit punt nogal uiteen. 4.5 Andere vormen van niet-belaste verwerving in Nederland 4.6 Vrijstellingen Naast leveringen die gepaard gaan met montage of installatie is ook geen sprake van een intracommunautaire verwerving in de navolgende gevallen: ^ een Nederlandse ondernemer koopt in een ander EU-land goederen terwijl de goederen worden geleverd vanuit een vestiging in Nederland. De buitenlandse toeleverancier moet in beginsel Nederlandse BTW in rekening brengen. Dit is alleen anders als de vestiging in Nederland geen vaste inrichting vormt. Indien onverhoopt geen sprake is van een vaste inrichting, is de verleggingsregeling van toepassing op grond waarvan de Nederlandse koper de BTW moet aangeven op zijn aangifte en die hij overigens tegelijkertijd als voordruk op dezelfde aangifte kan aftrekken (opgemerkt zij dat uitsluitend opslag waarbij goederen besteld worden in het buitenland geen BTW-VI in Nederland is). ^ een belaste intracommunautaire verwerving is ook niet aan de orde in Nederland indien een Nederlandse ondernemer goederen in het ene EU-land koopt en deze laat a everen in een ander EU-land, niet zijnde Nederland. Een aantal intracommunautaire verwervingen zijn vrijgesteld van BTW. Dit betreft: ^ de verwerving van menselijke organen, menselijk bloed en moedermelk; ^ de verwerving in Nederland van goederen door in Nederland gevestigde ondernemers die uitsluitend in het buitenland prestaties verrichten; ^ de verwerving van goederen in Nederland door buiten Nederland gevestigde ondernemers die in Nederland geen prestaties verrichten, maar wel BTW in rekening gebracht krijgen. Voor de tweede en derde vrijstelling geldt wel een aantal voorwaarden: ^ de ondernemer moet een boekhouding voeren waarin de voor de vrijstelling benodigde gegevens duidelijk en overzichtelijk zijn vermeld;

B2052^16 ^ ^ de ondernemer moet beschikken over een Nederlands BTWidenti catienummer (anders kan de leverancier immers het 0%- tarief niet toepassen); de ondernemer moet op zijn aangiftebiljet aangifte doen van de vrijgestelde verwerving (rubriek 4b van het aangiftebiljet). Een bedrag aan verschuldigde BTW behoeft (uiteraard) niet te worden ingevuld. 4.7 Overbrenging In de praktijk komt het regelmatig voor dat ondernemers goederen naar andere EU-lidstaten overbrengen, zonder dat zij beogen deze goederen te verkopen aan derden. Denk hierbij aan goederen die overgaan naar een ander liaal of goederen die gebruikt worden voor tentoonstellingen en dergelijke. Deze goederenbewegingen worden veelal behandeld als intracommunautaire transacties. Dit houdt in dat als een Nederlandse ondernemer bijvoorbeeld goederen overbrengt naar Duitsland en ze daar opslaat hij een ( ctieve) levering aan zichzelf verricht, gevolgd door een ( ctieve) verwerving in Duitsland. De levering is 0%- BTW, de verwerving is belast in het land van aankomst, in casu Duitsland. Dit houdt dus in dat de Nederlandse ondernemer zich in casu in Duitsland moet laten registreren voor de BTW en aldaar aangifteplichtig wordt. Een dergelijke ondernemer stuurt geen facturen aan zichzelf. Als prijs wordt (daarom) genomen de aankoopprijs van de desbetreffende goederen, dan wel de aankoopprijs van soortgelijke goederen dan wel de kostprijs van de goederen. Indien de goederen gebruikt gaan worden voor belaste prestaties kan de ter zake van de ( ctieve) verwerving verschuldigde BTW direct weer als voordruk worden afgetrokken. Op deze regel bestaan een groot aantal uitzonderingen. Is er sprake van zo n uitzondering dan is de overbrenging geen ctieve levering en ctieve verwerving. Als uitzonderingen noemen we: ^ goederen worden geleverd om te worden gemonteerd of ge «n- stalleerd; ^ goederen worden als afstandsverkoop geleverd (zie paragraaf 4.13); ^ goederen worden overgebracht om aan boord van een schip, vliegtuig of trein op intracommunautair vervoer te worden geleverd; ^ goederen worden overgebracht naar een ander EU-land om aldaar afgeleverd te worden bij de buitenlandse koper. De overbrenging valt dan weg tegen de intracommunautaire levering; ^ goederen worden overgebracht naar een andere EU-lidstaat om daar een bewerking te ondergaan, en verlaten dat land vervolgens weer;

B2052^17 ^ ^ goederen worden overgebracht om bij een dienstverlening in de andere lidstaat te worden gebruikt door de ondernemer die de goederen overbrengt; goederen worden voor tijdelijk gebruik (maximaal 24 maanden) overgebracht naar een andere EU-lidstaat. Deze vrijstelling geldt onder voorwaarden. Deze uitzonderingen bekijkend zijn er in de kern maar twee gevallen waarin een ondernemer die eigen goederen overbrengt naar een andere EU-lidstaat in die lidstaat te maken krijgt met een belaste intracommunautaire verwerving als gevolg waarvan hij BTW in de lidstaat moet aangeven (en mag aftrekken). Dit doet zich voor: ^ wanneer voorraden worden overgebracht naar een ander liaal en van daaruit geleverd gaan worden (tenzij consignment stock, let op de voorwaarden in iedere lidstaat); ^ wanneer machines en/of bedrijfsinstallaties permanent naar een andere lidstaat overgebracht worden. 4.8 Intracommunautaire oplevering van goederen Oplevering van een werk in roerende staat/werkzaamheden aan roerende zaken Sinds 1996 worden (binnen de EU) alle werkzaamheden aan roerende zaken aangemerkt als diensten. Dit geldt ook voor veredelingswerkzaamheden, zelfs indien deze werkzaamheden zo ingrijpend zijn dat een nieuw goed ontstaat. Degene die de werkzaamheden verricht is BTW verschuldigd in het land waar de werkzaamheden werden verricht. Indien de opdrachtgever een BTW-identi catienummer heeft in een ander EU-land, de goederen het land waar de bewerking heeft plaatsgevonden verlaten en de dienst aan de betre ende afnemer onder dit nummer wordt verleend en voorts op de factuur word vermeld, hoeft geen BTW berekend te worden. De dienst vindt dan plaats in het land waar de opdrachtgever is gevestigd. De aldaar verschuldigde BTW wordt dan geheven van de opdrachtgever. De Nederlandse dienstverrichter moet hiertoe een factuur opmaken met vermelding van zijn eigen Nederlandse BTW-identi catienummer en dat van zijn opdrachtgever. Hij factureert zonder BTW. De dienst hoeft niet te worden vermeld in de aangifte, noch in de opgave intracommunautaire leveringen. Oplevering van een werk in onroerende staat De oplevering van een werk in onroerende staat is altijd belast in het land waar de onroerende zaak zich bevindt. 4.9 ABC-transacties binnen de EU Ook in de EU is het gebruikelijk dat er een keten van elkaar opvolgende transacties plaatsvindt met betrekking tot hetzelfde goed waarbij uiteindelijk maar e e n feitelijke levering plaatsvindt. Denk bijvoorbeeld aan de handel in bulkgoederen. Deze worden vaak meerdere malen verkocht alvorens ze daadwerkelijk worden afgeleverd.

B2052^18 Bij ABC-transacties gaat het om opeenvolgende transacties tussen meerdere kopers en verkopers, waarbij het verkochte goed uiteindelijk rechtstreeks van de eerste verkoper aan de laatste koper wordt geleverd. Bij ABC-transacties zijn er voor de BTW evenzoveel leveringen als er verplichtingen tot levering zijn. Verkoopt A aan B die doorverkoopt aan C, waarbij A rechtstreeks levert aan C, dan is er civiel-juridisch weliswaar alleen een levering van A aan C, voor de BTW is er een levering van A aan B en van B aan C. Om bij internationale ketentransacties te voorkomen dat B zich moet registreren in een andere lidstaat dan waar hij gevestigd is, heeft men in de EU de volgende regeling ontworpen. In de kern komt deze regeling erop neer dat in een aantal situaties de intracommunautaire levering c.q. verwerving van B in de lidstaten van A en C wegvalt en dat voor de levering van B aan C een verleggingsregeling geldt. In Nederland is dit de zogenaamde vereenvoudigde regeling en leidt dit voor B in een ABC-transactie niet tot belastingafdracht. B moet dan wel een aantal bijzondere administratieve verplichtingen in acht nemen. De vereenvoudigde regeling mag worden toegepast indien: ^ er drie partijen zijn in drie verschillende landen; ^ A en B de afspraak over het vervoer van de goederen maken; ^ A de goederen voor B rechtstreeks naar het EU-land van C brengt of laat brengen. Wordt niet voldaan aan deze voorwaarden dan geldt de gewone regeling. Laat ons de gewone regeling en de vereenvoudigde regeling als volgt illustreren: Duitsland Nederland België Factuur Factuur A B C De gewone regeling De gewone regeling is van toepassing indien de goederen worden vervoerd op grond van een afspraak tussen B en C. De consequenties zijn: ^ A verricht een binnenlandse levering aan B en zal Duitse BTW aan B in rekening moeten brengen; ^ B verricht vervolgens een intracommunautaire levering vanuit Duitsland en zal zich voor de BTW in Duitsland moeten laten registreren. B zal voor de levering aan C 0% in rekening mogen brengen onder de voorwaarde dat hij op de factuur zijn Duitse BTW-identi catienummer vermeldt en het BTW-identi catienummer van zijn afnemer. In Duitsland moet aangifte gedaan worden en moet een opgaaf internationale leveringen ingediend worden. Via de aangifte zal meteen de door A aan B berekende Duitse BTW in aftrek gebracht kunnen worden.

B2052^19 Vereenvoudigde regeling 4.10 Verkoop aan particulieren 4.11 Verkopen aan vrijgestelde ondernemers Deze regeling mag worden toegepast als A de goederen voor B rechtstreeks aan C verzendt op grond van een overeenkomst. Onder toepassing van de normale regels verwerft B de goederen dan eigenlijk in Belgie«, met alle BTW-consequenties van dien, en zal zich normaliter dus ook in Belgie«moeten laten registreren. Toepassing van de vereenvoudigde regeling voorkomt dit evenwel en leidt er nu toe dat: ^ A intercommunautair aan B levert en het 0%-tarief toepast. Op de factuur moet zowel het BTW-identi catienummer van A als het (nu Nederlandse) BTW-identi catienummer van B moeten worden vermeld. B geeft de verwerving op zijn aangiftebiljet aan en kan de BTW meteen weer als voordruk in aftrek brengen (levering is 0%, verwerving is BTW); ^ B kan vervolgens onder vermelding van zijn BTW-identi catienummer en dat van zijn afnemer C op de factuur het 0%-tarief toepassen. Daarnaast vermeldt B op de factuur 28 quarter, E, 3 waarmee hij aangeeft dat hij de Belgische BTW (die hij normaal verschuldigd zou zijn) verlegt naar C. ( 28 quarter, E, 3 verwijst naar het betre ende artikel in de Zesde EG-richtlijn). C moet de levering opnemen op zijn aangiftebiljet en in de Opgaaf intracommunautaire leveringen; ^ Tenslotte moet C de verwerving in zijn reguliere aangifte verwerken. Voor aankopen door particulieren is BTW verschuldigd in het land van aankoop. Hierop bestaan twee uitzonderingen: ^ aankoop van nieuwe vervoermiddelen zoals auto en boot. Hef- ng vindt plaats in het bestemmingsland. De belasting wordt geheven bij de koper; ^ afstandsverkopen (zie paragraaf 4.13). Normaliter zijn intracommunautaire leveringen belast in het bestemmingsland; dit geldt bij belaste ondernemers. Voor verkopen aan volledig BTW-vrijgestelde ondernemers, zoals ziekenhuizen, banken en dergelijke geldt een andere regeling. Leveringen aan volledig BTW-vrijgestelde ondernemers zijn in beginsel belast in het land waar de goederen worden aangeschaft: het oorsprongland. Dit betekent dat de leverancier BTW moet berekenen aan zijn afnemer. De verwerving in de lidstaat van aankomst van de goederen is dan niet belast. Indien evenwel in een lopend of vorig kalenderjaar de intracommunautaire aankopen door een niet-belastingplichtige ondernemer de A 10 000 (tot 1 mei 2001 ü 23 000) excl. BTW overschrijden is de verwerving weer belast (in plaats van de levering) en moet de leverancier het 0%-tarief toepassen op de levering. De niet-belastingplichtige ondernemer moet in dat geval in eigen land de verwerving op zijn aangiftebiljet met BTW aangeven en de BTW afdragen.

B2052^20 De A 10 000 heeft geen terugwerkende kracht, hetgeen wil zeggen dat intracommunautaire verwervingen tot A 10 000 belast zijn in de lidstaat van herkomst van goederen en voorzover zij meer belopen dan A 10 000 zijn zij belast in de lidstaat van bestemming. Vrijgestelde ondernemers kunnen verzoeken ook verwervingen onder het drempelbedrag in hun eigen land van vestiging belast te laten zijn. De keuze geldt voor twee jaren. Voordeel is dat voor zowel leverancier als afnemer een duidelijke situatie ontstaat. Ingeval van accijnsgoederen of nieuwe of daarmee gelijkgestelde vervoermiddelen die door een vrijgestelde ondernemer in een ander EU-land worden aangeschaft is de verweving in de lidstaat van bestemming belast. In het geval van franco-huis geleverde goederen geldt de afstandsverkopenregeling (zie paragraaf 4.13) en zal de levering belast zijn, tenzij door de verkoper een bepaald drempelbedrag aan verkopen in de lidstaat van de koper overschreden wordt. 4.12 Verkopen aan nietbelastingplichtige rechtspersonen 4.13 Afstandsverkopen Ingeval van verkopen aan niet-belastingplichtige rechtspersonen geldt in hoofdlijnen de regeling als in paragraaf 4.11 beschreven. Onder de term afstandsverkopen moet verstaan worden de levering van goederen door een ondernemer aan een particulier of daarmee gelijkgestelde, waarbij die goederen door de leverancier of voor zijn rekening worden vervoerd of verzonden naar een andere lidstaat. De regeling voor afstandsverkopen houdt in dat de verkoper in beginsel BTW moet berekenen naar het tarief van het land van aankomst van de goederen (het bestemmingsland). Hierop bestaat echter een uitzondering. Indien een afstandsverkoper in e e n kalenderjaar naar eenzelfde lidstaat voor minder dan een bepaald drempelbedrag (voor Nederland A 100 000) goederen levert, berekent hij de BTW van het land van waaruit de goederen worden verzonden. Afstandsverkopers kunnen ervoor kiezen altijd te vallen onder de BTW-he ng van het land van aankomst. Deze keuze kan per EUland gemaakt worden en moet verzocht worden aan de inspecteur die op het verzoek reageert bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het voordeel van het afzien van de toepassing van de drempelbedragen is dat men niet meer per EU-land (of voor het EU-land waarvoor men afziet van toepassing van het drempelbedrag) hoeft bij te houden wat de afstandsverkopen waren en zodra men de drempel overschrijdt niet meer de BTW van het oorsprongsland hoeft te berekenen, maar moet overschakelen op de BTW van het bestemmingsland.

B2052^21 De drempelbedragen luiden als volgt: Belgie«A 35 000 Denemarken Dkr 280 000 Duitsland A 100 000 Finland A 35 000 Frankrijk A 100 000 Griekenland A 35 000 Groot Brittannie 70 000 Ierland A 35 000 Italie«A 27 888,67 Luxemburg A 100 000 Oostenrijk A 100 000 Portugal A 31 424,27 Spanje A 35 000 Zweden SK 320 000 De achtergrond van bovenomschreven regeling inzake de afstandsverkopen is gelegen in het feit dat BTW-tarieven in de verschillende EU-lidstaten nog verschillen. Dit betekent dat het voor particulieren (of vrijgestelde ondernemers) interessant wordt om daar te kopen waar de BTW-tarieven het laagst zijn. Omdat het aankoopgedrag van particulieren geogra sch beperkt is, is het te verwachten dat kopen op afstand bij bijvoorbeeld postorderbedrijven een grote vlucht zou gaan nemen naar landen met de laagste tarieven. Om nu ongewenste e ecten voor de schatkist van de lidstaten met de hogere tarieven te voorkomen, is de regeling inzake de afstandsverkopen bedacht en ingevoerd. 4.14 Nieuwe vervoermiddelen In de Europese en nationale wetgevingen is bepaald dat bij nieuwe vervoermiddelen de verwerving is belast; met andere woorden geheven wordt in het land van bestemming. Onder vervoermiddelen vallen: ^ landvoertuigen met een motor van meer dan 48cc of een vermogen van meer dan 7,2 kilowatt. Denk hierbij aan auto s, motoren, tractoren, brom etsen en dergelijke; ^ schepen met een lengte van meer dan 7,5 meter die bestemd zijn voor het personen- of goederenvervoer; ^ luchtvaartuigen met een totaal opstijggewicht van meer dan 1550 kg. Als nieuwe vervoermiddelen worden ook aangemerkt: ^ landvoertuigen indien na het tijdstip van eerste ingebruikneming niet meer dan zes maanden zijn verstreken of indien het landvoertuig ten hoogste 6000 km heeft afgelegd; ^ schepen indien na het tijdstip van eerste ingebruikneming niet meer dan drie maanden zijn verstreken of indien het schip ten hoogste 100 uur heeft gevaren;