Dynamiek door de regio

Vergelijkbare documenten
Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Concentratie allochtonen toegenomen

Factsheet Demografische ontwikkelingen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Bijstand in Amsterdam: weinig concentraties, relatief grote spreiding

Bevolkingsprognose van Amersfoort Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Fact sheet Overige niet-westerse allochtonen in Amsterdam Groei overige niet-westerse allochtonen, (procenten)

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Fact sheet. Autochtonen in Amsterdam. Helft Amsterdammers is autochtoon. nummer 2 maart 2007

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Arbeidsmarktontwikkelingen 2016

Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht.

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Beroepsbevolking 2005

Demografische gegevens ouderen

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking

PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose voor provincies

RESULTATEN WOONONDERZOEK PURMEREND UPDATE MAART 2015

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Migratie en pendel Twente. Special bij de Twente Index 2015

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

Demografische ontwikkeling Gemeente Drechterland

DE ETNISCHE SAMENSTELLING VAN DE BEVOLKING

TOENAME SPANNINGEN TUSSEN BEVOLKINGSGROEPEN IN AMSTERDAMSE BUURTEN

Auteur: Onderzoek en statistiek gemeente Dronten Datum: 28 januari 2016 Voor vragen: Feiten en cijfers 2015 Bevolking

Woningmarktrapport 4e kwartaal Gemeente Amsterdam

Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. In 2025 fors meer huishoudens in de Randstad

Uit huis gaan van jongeren

Werkloosheid 50-plussers

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtonen en allochtonen

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer Augustus 2014

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

Bevolkingsprognose Purmerend

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn Augustus 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: Feiten en cijfers 2018 Bevolking

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Bijlage bij brief Modernisering Huurbeleid

Diversiteit in Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en Eerste Kamer in 2011

2. Groei allochtone bevolking fors minder

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland Augustus 2014

8. Werken en werkloos zijn

Allochtonen, 2013 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Scholen in de Randstad sterk gekleurd

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Fact sheet. Bevolkingsprognose. Jaarlijks Amsterdammers erbij. Amsterdam blijft groeien. nummer 4 mei 2014

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Gemiddeld kindertal per vrouw,

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Hypotheek Index Q1 2018

Demografische ontwikkeling Gemeente Wervershoof

Demografische ontwikkeling Gemeente Medemblik Augustus 2014

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%)

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec

Bijlage Visie Oost : Cijfers & trends bevolking en woningvoorraad Hilversum

Vooronderzoek: Foto van Haaksbergen

Atlas voor gemeenten 2013: de positie van Utrecht. notitie van Onderzoek.

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Planbureau voor de Leefomgeving PERSBERICHT. Bevolking daalt in kwart Nederlandse gemeenten. Nieuwe regionale bevolkingsprognoses tot 2040:

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen

Monitor Woningproductie Noordvleugel 2016 Woningvraag, Plancapaciteit en Productie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Analyse van de markt voor (bestaande) huurwoningen in de Gemeente Steenwijkerland

Demografische ontwikkeling Gemeente Enkhuizen Augustus 2014

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop

Gemiddeld kindertal per vrouw, 2014

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Langdurige werkloosheid in Nederland

Bevolkingsprognose Schiedam Schiedam, juli 2004

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart?

Bijlage 1, bij 3i Wijkeconomie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

4. Kans op echtscheiding

Pensioenaanspraken in beeld

Achterblijvers in de bijstand

Diversiteit in de Provinciale Staten

Een blik over de Grens: Profielschets Regierungsbezirk Münster

Regionale arbeidsmarktprognose

Vergrijzing, verkleuring en individualisering. Voor wie verstandig handelt!

Transcriptie:

Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 22 maart 2007 in het stadhuis van Almere

Wonderen zijn wonderen krachtens onze onwetendheid omtrent de natuur, niet krachtens het wezen van de natuur. Door gewenning verliest ons kenvermogen zijn waakzame blik. Michel de Montaigne Toen ik de Regiomonitor voor het eerst onder ogen kreeg, of beter gezegd toen de monitor op de muur werd gebeamd, was duidelijk dat die andere blik op de regio, leidt tot vernieuwd inzicht in ontwikkelingen in en tussen de regio gemeenten. De Montaigne heeft gelijk: de werkelijkheid onttrekt zich door gewenning aan het oog. Uit de bijdragen in deze bundel blijkt de meerwaarde van de Regiomonitor: een frisse wind waait door de hoofden en brengt nieuwe beelden op het netvlies. De Regiomonitor komt tot stand in samenwerking tussen de gemeenten in de Noordvleugel van de Randstad en de Universiteit van Amsterdam. Die samenwerking is aangenaam en inspirerend. Een aantal jaren al verschijnt de publicatie Regio in beeld. Naast de nodige statistische cijferreeksen presenteren de regiogemeenten daarin de resultaten van hun gezamenlijk onderzoek. De Regiomonitor is eveneens een loot aan de stam van de regionale samenwerking. Hopelijk ontstaan er meer initiatieven uit deze regionale liaison! Het symposium en deze bundel ontspruiten uit de behoefte aan kruisbestuiving. De O&S bureaus in de regio kennen en benutten de Regiomonitor in hun werk. Maar erkennen anderen de waarde van het instrument? Met het symposium en deze bundel worden zij verleid met een blik op de dynamiek in de regiogemeenten. Henk-Jan Bodewitz Onderzoek en Statistiek Gemeente Almere

Programma Seminar Regiomonitor Donderdag 22 maart 2007 in het Stadhuis te Almere Dagvoorzitter: Henk Jan Bodewitz, Hoofd Onderzoek & Statistiek gemeente Almere Dynamiek door de regio 14.30 Ontvangst met koffie en thee 15.00 Welkom en introductie Johan Bouwmeester, adjunct directeur Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling 15.15 Naar een Complementaire Vitale Amsterdamse Regio Prof. dr. Sako Musterd, Hoogleraar Stadsgeografie aan de Universiteit van Amsterdam 15.45 Groei en bloei: een nieuwe fase voor de regio Amsterdam? Prof. dr. Jan Latten, Bijzonder hoogleraar demografie aan de Universiteit van Amsterdam en demograaf bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) 16.15 Nut van de Regiomonitor voor beleidsmedewerkers Drs. Willeke Koops, beleidsmedewerker Wonen bij de gemeente Zaanstad 16.45 Discussie 17.00 Afsluiting en borrel

Dynamiek in de regio Seminar Regiomonitor 22 maart 2007 Inhoudsopgave 01 Sociale mobiliteit in Almere de allochtone middenklasse... 9 02 Ouderen in Amstelveen... 13 03 Creatieve industrie in de regio... 15 04 Segregatie in Haarlem... 17 05 Waar zijn de 18 t/m 24 jarigen gebleven?... 20 06 De Regiomonitor: nuttig analyse-instrument voor lokaal beleid?... 23 07 Ruimtelijke integratie in de regio Groot-Amsterdam... 26 08 Nederland in 2025 sterk geprofileerd... 33 09 Grenzenloze dynamiek in stad en regio... 39

01 Marian Huisman Gemeente Almere DBZ, afdeling Onderzoek & Statistiek Sociale mobiliteit in Almere de allochtone middenklasse De vestiging van allochtonen vanuit de regio naar Almere heeft de laatste 10 jaar een grote vlucht genomen. Dacht men aanvankelijk dat het hierbij vooral ging om mensen met een lagere sociaal economische positie, de laatste jaren lijkt men niet meer zo zeker of dit beeld wel klopt. Is het niet veeleer een allochtone middenklasse die naar Almere verhuisd? Zijn op deze groep niet veel meer de klassieke kenmerken van suburbanisatiestromen van toepassing, net zoals dit twintig jaar gelden bij de autochtone instroom gold? Suburbanisatiestroom Traditioneel wonen de grootste groepen allochtonen in de grote steden. Het blijkt echter dat Amsterdamse allochtonen in toenemende mate suburbaniseren. In het afgelopen decennium koos een steeds groter deel van de allochtonen die in Amsterdam wonen voor een bestemming in de regio. In 2003 was de suburbanisatiestroom van allochtonen vanuit Amsterdam 2,5 maal zo groot als in 1994. Waren het aanvankelijk vooral Surinamers, de laatste jaren is er ook sprake van een suburbanisatiestroom van mensen uit Turkije en Marokko. Antillianen blijven achter in vergelijking met de eerder genoemde groepen. Allochtonen verhuizen vooral naar de grootste regiogemeenten: Surinamers en Antillianen naar Almere, Turken en Marokkanen verhuizen vaker naar Purmerend of Zaandam. 1 Keuze voor Almere De keuze voor Almere kan ingegeven zijn door de diverse factoren, zoals bijvoorbeeld de gunstige huizenprijzen of door de aantrekkingskracht van reeds aanwezige groepen allochtonen (kettingmigratie). Het ruimtelijk assimilatiemodel lijkt van toepassing; dit model veronderstelt dat allochtonen naar betere buurten verhuizen als zij stijgen op de sociaal-economische ladder en er sprake is van toenemende integratie. De opwaartse mobiliteit betreft verhuizing naar een wijk waar minder mensen van de eigen etnische groep wonen en waar een kwalitatief betere woningvoorraad is. 2 Onderzoek onder Surinaamse verhuizers van Amsterdam naar Almere wijst uit dat deze groep vooral kiest 1 C. de Groot (2005): Zwarte vlucht. De (sub)urbane locatiekeuze van klassieke allochtonen in Amsterdam 2 C. de Groot (2005): Zwarte vlucht. De (sub)urbane locatiekeuze van klassieke allochtonen in Amsterdam Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 9

voor een huis met een tuin: ruimte voor de kinderen om te spelen. Maar eveneens is er sprake van een hoge mate van sociaal-culturele integratie van Surinamers in de Nederlandse samenleving. 3 Ontwikkeling instroom allochtonen in Almere Sinds het jaar 2000 neemt het aandeel allochtonen in de bevolking toe: van 28% in begin 2001 naar 35% in begin 2007. Almere kent daarmee in toenemende mate een etnisch diverse bevolking. Vooral de groep niet westerse allochtonen is in die jaren gegroeid. Tussen de Vaarten - Zuid, Regenboogbuurt en de Indische buurt, eveneens vrij nieuwe wijken van Almere. Deze wijken kenmerken zich door een hoog aandeel koopwoningen. Antillianen vormen hierop een uitzondering, zij komen veelal in Stedenwijk terecht, een oude wijk met veel sociale huurwoningen. Als daarnaast gekeken wordt naar de inkomensverdeling over de Almeerse wijken 4 (zie onderstaand kaartje), dan is te zien dat de oude wijken rond de centrumgebieden de wijken met de laagste inkomens zijn. 5 De nieuwe wijken en de centrumgebieden kennen een hoger inkomensniveau. Figuur: Ontwikkeling Almeerse bevolking naar etniciteit Wijken De nieuwe wijk Eilandenbuurt is populair voor Amsterdamse allochtonen om zich te vestigen, evenals 3 Dagevos en Schellingerhout (2003): Sociaal-culturele integratie. Contacten, cultuur en oriëntatie op de eigen groep. In: C. de Groot (2005): Zwarte Vlucht 4 Gemeente Almere: Almere in kaart. Thematische kaart met inkomensgegevens van CBS/RIO 2004 5 De meest actuele inkomens van het CBS/RIO dateren van 2004, derhalve konden de gegevens van de nieuwste wijken in Almere Buiten en de laatste uitbreiding van Tussen de Vaarten Zuid helaas niet in dit inkomensoverzicht opgenomen worden. 10 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

Sociaal-economische positie Een belangrijk deel van allochtone huishoudens in Almere behoort tot de midden inkomens. Daarnaast is er echter ook een groep die tot de lage inkomens behoort, maar ook een, zij het iets kleinere, groep die tot de hogere inkomens behoort. overgrote deel van de verhuisde Surinamers tot de middenklasse gerekend worden. Het is niet uitgesloten dat redenen voor Surinamers om naar Almere te verhuizen ook gelden voor andere allochtone groepen, hoewel, zoals eerder gesignaleerd, voor Antillianen dit patroon niet geheel opgaat. Inkomensklassen Almeerse huishoudens 2006! 4000 of meer! 3500 tot! 4000! 3050 tot! 3500! 2250 tot! 3050! 1750 tot! 2250! 1200 tot! 1750! 850 tot! 1200 minder dan! 850 Geen antw oord 0 5 10 15 20 25 30 autochtoon allochtoon Bron: Wijkpeiling 2006 Suburbane spreiding Vanuit de veronderstelling dat huishoudens met een hoger inkomen vaker kiezen om in een koopwoning te gaan wonen lijkt het erop dat de Surinaamse bevolking van Almere voor een belangrijks deel tot ten minste de middenklasse gerekend kan worden. De Regiomonitor laat zien dat in 2006 concentraties van Surinaamse bewoners beduidend vaker overlappen met concentraties van koopwoningen dan in 2002. Surinamers blijken zich dan vooral te vestigen in koopwoningen in de midden WOZ-klasse. 7 Surinamers vs koopwoningen 2002 Surinamers versus koopwoningen 2006 Qua opleidingsniveau lijkt de allochtone Almeerders niet lager opgeleid dan de autochtone Almeerders. 6 Surinamers die van Amsterdam naar Almere verhuizen blijken echter niet vaker een hogere opleiding te hebben dan de achterblijvers in Amsterdam. Hun inkomen is echter wél hoger dan die van de achterblijvers in Amsterdam. Dit is te verklaren door het grote deel van deze verhuisde Surinamers dat betaald werk als hoofdactiviteit heeft. Al met al kan het Blauw = bewoners / geel = woningen Blauw = bewoners / geel = woningen 6 Gemeente Almere (2006): Wijkpeiling 2006 7 C. de Groot (2005): Zwarte vlucht. De (sub)urbane locatiekeuze van klassieke allochtonen in Amsterdam Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 11

Toch is het vestigingspatroon van verschillende etni sche groepen niet gelijk, zoals we hierboven zagen bij Antillianen. Maar ook bij Marokkanen, een veel kleinere etnische groep in Almere dan Surinamers, is de overlap van concentraties bewoners en van concentraties koopwoningen veel minder aanwezig. Marokkanen die naar Almere verhuizen komen vaker in een huurwoning te wonen dan in een koopwoning. De Regiomonitor geeft in dit geval duidelijk inzicht in de diversiteit van de sociale mobiliteit van verschillende allochtone groepen in Almere. Marokkanen vs koopwoningen 2002 Marokkanen vs koopwoningen 2006 Blauw = b ewoners / geel = woningen Blauw = b ewoners / geel = woningen 12 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

02 Celina Mensinga Gemeente Amstelveen Staf, sectie Statistiek en Onderzoek Ouderen in Amstelveen Op 1 januari 2007 telde Amstelveen 79.010 inwoners. De Amstelveense bevolking is relatief vergrijsd. De gemiddelde leeftijd van de Nederlander is 39,2 jaar (2006), de Amstelvener is gemiddeld 41,3 jaar. Daarnaast telt Amstelveen relatief veel ouderen: 19% van de bevolking is 65 jaar of ouder, in Nederland is dat 14%. De wijk Groenelaan (zuidoost t.o.v. A9) is al sinds jaar en dag de meest vergrijsde wijk van Amstelveen. De gemiddelde leeftijd is 50,8 en het aandeel 65 plussers is 35%. Dit wordt grotendeels verklaard door de aanwezigheid van drie verzorgings- en/of verpleeghuizen. Daarnaast zijn de wijken Keizer Karelpark (ten zuiden van de A9) en Elsrijk (ten noorden van de A9) bovengemiddeld vergrijsd. De regiomonitor is behulpzaam bij het lokaliseren van concentraties ouderen, in dit geval 55 jaar en ouder. Het plaatje laat sterke concentraties ouderen (50% of meer) zien in de jaren 2000 (blauwe) en 2006 (oranje). Inderdaad vinden we in de wijken Groenelaan, Keizer Karelpark en Elsrijk concentraties ouderen, maar dat geldt met name voor bepaalde delen van de wijk. Daarnaast zien we concentraties in andere wijken en kunnen we constateren dat in de wijken Waardhuizen en Bovenkerk een grijze golf op komst is. Wat de Regiomonitor in feite doet, is het nuanceren van de feiten. Het verdient aanbeveling om dit bij het plannen van de voorzieningen mee te nemen. Bij de voorzieningen voor ouderen wordt rekening gehouden met het bovenstaande. De doelstelling van het ouderenbeleid, thans opgenomen in de WMO is om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten functioneren. Door voorzieningen dicht bij de doelgroep te brengen dragen we bij aan die doelstelling. Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 13

Figuur 1 Zeer sterke concentraties (>50%) van ouderen en in Amstelveen 2006 (geel) en 2000 (blauw) 14 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

03 Carine van Oosteren Gemeente Amsterdam Dienst Onderzoek en Statistiek Creatieve industrie in de regio De regiomonitor is een geschikt hulpmiddel om de ruimtelijke dynamiek binnen een bepaalde bedrijfstak zichtbaar te maken. Dit hulpmiddel is gebruikt in de Monitor creatieve industrie 2006. 8 Deze monitor is de tweede uitgave van een jaarlijkse publicatie, die de ontwikkeling van de creatieve industrie in de regio beschrijft. Concentraties werkzame personen in creatieve industrie 2005 1996 Het belang van de sector kan op verschillende manieren worden uitgedrukt, onder andere in het aantal vestigingen en werkzame personen. De regio Amsterdam is het belangrijkste centrum van creatieve bedrijvigheid in Nederland. Eén op de vier banen is hier te vinden. Tussen 2002 en 2005 is het totaal aantal creatieve banen ongeveer gelijk gebleven. Ook het aandeel van de regio Amsterdam in de totale creatieve industrie bleef met 26% onveranderd. 8 Monitor creatieve industrie 2006, O+S, 2006 Figuur 1 Concentraties van creatieve werknemers in de regio in 1996 (geel) en 2005 (blauw) (Bron: LISA/O+S) Figuur 1 laat concentraties zien van werknemers in de creatieve industrie in 1996 en 2005. In de concentratiegebieden is ten minste 18% van de werkzame personen actief in de creatieve industrie, minimaal 25 werkzame personen per gebied. Er zijn vooral concentraties Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 15

zichtbaar in Amsterdam en Hilversum. De creatieve industrie is Amsterdam goed voor 7% van het aantal banen. Een vergelijking tussen 1996 en 2005 wijst uit dat er in Amsterdam een uitwaaiering van de bedrijvigheid plaatsvindt vanuit Amsterdam-Centrum en Oud- Zuid, onder andere richting Amsterdam-Noord. In Hilversum is 23% van het totale aantal werkzame personen actief in de creatieve industrie. Terwijl in Amsterdam het totale aantal creatieve banen redelijk gelijk verdeeld is over kunsten, media en entertainment, moet Hilversum het vooral hebben van de media en entertainment. Deze bedrijfstak groeide in Hilversum met 8,5%, tussen 2002 en 2005, ondanks een afname in 2005. Verder zijn er concentraties zichtbaar in Haarlem, Zaanstad, Amstelveen en Haarlemmermeer. Behalve gegevens over werkzame personen per bedrijfstak bevat de regiomonitor ook gegevens over het aantal bijbehorende vestigingen, naar een aantal grootteklassen. De media en entertainmentbedrijven zijn de grootste creatieve bedrijven. De volgende figuur laat zien waar media en entertainment bedrijven zich bevinden met minimaal 50 werkzame personen. Deze zijn vooral aanwezig in Hilversum, Amsterdam, Haarlem en Haarlemmermeer. In Hilversum is er sprake van een concentratie van grote media en entertainmentbedrijven. Amsterdam telt de meeste vestigingen in media en entertainment maar deze zijn veelal kleiner van omvang. Aantal grote bedrijven in media en entertainment 1 vestiging 2 tot 5 vestigingen 5 tot 10 vestigingen Figuur 2 Het aantal grote media- en entertainmentbedrijven (vanaf 50 wp) in 2005 en de mate van Concentratie (Bron: LISA/O+S) 16 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

04 Willem Boterman Gemeente Haarlem Afdeling Beleidscoördinatie en -communicatie Segregatie in Haarlem In deze casestudy zal een korte beschrijving worden gegeven van processen van segregatie van allochtone groepen in Haarlem. Met behulp van de Stadsmonitor Haarlem zal er worden gekeken naar ruimtelijke concentraties van Turkse en Marokkaanse allochtonen in de periode 2000-2005. Door middel van berekeningen ten opzichte van de totale bevolking van deze groepen in Haarlem kan worden bepaald welk percentage van deze groepen woont in gebieden met een concentratie van dezelfde groep. Hierbij worden verschillende niveaus van concentratie gehanteerd. Anders dan het statistische begrip concentratie (gemiddelde + (twee keer) standaardafwijking) is er in deze studie gekozen voor drie concentratie niveaus: 10%; 20% en 30%. Dit maakt het berekenen van fracties van de totale aantallen van deze groepen een beter vergelijkbaar proces. Kaart 1: Kaart 2: niet-westerse allochtonen in Haarlem 2005 Turkse allochtonen in Haarlem 2005 Concentratie In Haarlem zijn de niet-westerse allochtone groepen (vooral Marokkanen en Turken) vooral geconcentreerd in het zuidoostelijk stadsdeel. Andere delen waar rela- Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 17

tief veel allochtonen wonen zijn Haarlem-Oost, Haarlem-Noord (Delftwijk), en ten noorden van het station (Kaart 1). Wanneer uitsluitend wordt gekeken naar concentraties van Turkse allochtonen in Haarlem, geeft dit een bijna identiek beeld: met name Schalkwijk en Haarlem-Oost laten concentraties zien (kaart 2). Bovendien zijn de concentraties ten noorden van het station nog duidelijker zichtbaar. Voor Marokkaanse allochtonen geldt ongeveer hetzelfde beeld. De wijken Schalkwijk, Oost en Noord laten concentraties zien, terwijl andere delen van de stad nauwelijks concentraties kennen. concentraties even zichtbaar blijven. Dit betekent dat er niet alleen veel concentratiegebieden in Schalkwijk gelegen zijn, maar ook dat het de concentratiegraad van die gebieden groter is dan in de andere concentratiegebieden in de stad. Processen Segregatie is een proces. Het is daarom van belang om te kijken naar ruimtelijke concentraties door de tijd heen. De periode 2000-2005 laat een toename van concentratiegebieden zien in het zuidoosten van de stad en een afname van concentratiegebieden in de meer centraal gelegen stadswijken. Op kaart 3 is de ontwikkeling van de concentraties van Turken ( 10%) afgebeeld voor de periode 2000-2005. Hierin is te zien dat de concentraties van Turken in Schalkwijk in 2005 (paars) zijn toegenomen ten opzichte van 2000 (geel). Tevens zijn concentraties in het centrum verdwenen en vertoont de rest van de concentraties geen grote verschuivingen. Als er voor een andere concentratiegraad wordt gekozen ( 20%), blijft het beeld uiteraard grotendeels hetzelfde. Echter, van de concentraties in de binnenstad en Noord blijft vrijwel niets over. Terwijl in Schalkwijk de Kaart 3: Kaart 4: Turkse concentraties ( 10%) in 2000 Turkse concentraties ( 20%) in 2000 (geel) en 2005 (paars) (geel) en 2005 (paars) Concentratie fracties Om een maat voor segregatie te maken met behulp van deze kaarten kan er worden berekend welk deel van het totale aantal Haarlemse Turken in concentratiegebieden met andere Turken woont. Deze fractie geeft nu een beeld van de mate van segregatie in de stad en 18 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

eventueel ook voor een stadsdeel of wijk. In de volgende tabel zijn de gegevens voor Turkse haarlemmers samengevat. Uit deze tabel blijkt dat in gebieden met minimaal 10% Turken in 2005 70,5% van de Turkse Haarlemmers woonde. Anders gezegd: ruim zeventig procent van de Turkse Haarlemmers woont in concentratiegebieden waar de bevolking minimaal 10% Turkse allochtoon is. Als de drempel wordt verhoogd naar 20% woont nog maar 38,2% van de Turkse Haarlemmers in een concentratiegebied en als de 30% grens wordt gehanteerd daalt het percentage naar 6,8%. omdat er minder concentraties bestaan, maar dat de concentratiegebieden steeds meer in één deel van de stad voorkomen. Een conclusie ten aanzien van segregatie van Turkse Haarlemmers is dus afhankelijk van de definitie van segregatie. De segregatie neemt toe als er wordt gekeken op stadsdeelniveau, maar neemt af als er wordt gekeken naar het aantal Turken dat woont in concentratiegebieden, onafhankelijk van de concentratie-eis. Concentratiegraad % van totale Turkse groep 2000 (5808) % van totale Turkse groep 2005 (6132) Turken 10% Turken 20 % Turken 30% 74,5% 44,3% 8,2% 70,5% 38,2% 6,8% Tabel 1: Percentage Turkse Haarlemmers dat woont in concentratiegebieden Conclusie Het valt op dat in concentratiegebieden, onafhankelijk van de gekozen concentratiegraad, de fractie van de totale Turkse groep afneemt. Dit duidt dus op een kleiner aantal Turkse Haarlemmers dat samen in één gebied woont met andere Turkse Haarlemmers. Deze afname is opmerkelijk gezien de toename van het aantal concentratiegebieden in Schalkwijk. Het lijkt erop dat er steeds minder Turken in concentratiegebieden wonen Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 19

05 Jan van Poorten Gemeente Purmerend Afdeling Onderzoek & Statistiek Waar zijn de 18 t/m 24 jarigen gebleven? Kaartbeelden vragen om een verklaring Eind 2005 waren wij bezig met de rapportage over een onderzoek onder Purmerendse jongeren. We wilden de lokale GISmonitor gebruiken om te laten zien waar in Purmerend verhoudingsgewijs veel 18 t/m 24 jaar wonen en welke veranderingen zich daar de afgelopen jaren in hadden voorgedaan. Beginnend met 1 januari 1993 en eindigend met 1 januari 2005, hebben we toen concentratiekaarten voor de 18 t/m 24 jarigen gemaakt. Het beeld dat hieruit naar voren kwam verraste ons zeer. UvA->G&P/O+S; 21-9-2005 *** Purmerend - concentratiegebieden van 18-24 jarigen (basis inwoners) op 1-1-1997. UvA->G&P/O+S; 21-9-2005 *** Purmerend - concentratiegebieden van 18-24 jarigen (basis inwoners) op 1-1-1993. 1993 1997 UvA->G&P/O+S; 21-9-2005 *** Purmerend - concentratiegebieden van 18-24 jarigen (basis inwoners) op 1-1-2005. UvA->G&P/O+S; 21-9-2005 *** Purmerend - concentratiegebieden van 18-24 jarigen (basis inwoners) op 1-1-2001. 2001 2005 In 1993 komen, met uitzondering van de dan nog niet bestaande wijk Weidevenne, in alle Purmerendse wijken concentraties van 18 t/m 24 jarigen voor. De wijk Wheermolen laat de meeste concentraties zien. Dit hadden we ook min of meer verwacht omdat deze wijk veel flatwoningen telt die toegewezen worden aan starters. In de jaren hierna zien we het aantal concentraties sterk verminderen. Dit kan alleen maar betekenen dat de 18 t/m 24 jarigen gelijkmatiger gespreid over de stad zijn gaan wonen. In 2005 is eigenlijk alleen nog maar sprake van een sterke aanwezigheid van jong volwassenen rond de centrale as in Purmer-Noord. 20 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

We vroegen ons af wat hier de oorzaak van kon zijn en noemden direct al een aantal mogelijke verklaringen die te maken hebben met ontwikkelingen op de vraag- en aanbodzijde van de woningmarkt. Het zou kunnen zijn dat er jaarlijks minder woningen beschikbaar komen voor toewijzing aan starters. Ook zou het kunnen zijn dat jongeren langer thuis blijven wonen omdat zij het zich financieel nog niet kunnen permitteren om de al maar stijgende woonlasten op te brengen. Als een of beide veronderstellingen juist zijn, dan moet het percentage thuiswonenden onder de 18 t/m 24 jarigen de afgelopen jaren zijn gestegen, met als gevolg dat de concentraties 18 t/m 24 jarigen op de giskaarten verminderen. Wellicht zou ook kunnen meespelen dat de 18 t/m 24 jarigen, als zij eenmaal zelfstandig zijn gaan wonen, minder snel doorstromen naar een andere woning. Binnen enkele jaren schuiven zij dan door uit de leeftijdsgroep 18 t/m 24 jaar naar de volgende leeftijdsgroep. Hierdoor verdwijnt de concentratie 18 t/m 24 jarigen vanzelf. En tot slot werd aan de mogelijkheid gedacht dat wanneer Purmerendse starters minder snel woonruimte in Purmerend kunnen krijgen, zij vaker hun geluk buiten Purmerend gaan zoeken. Dit laatste zou kunnen blijken uit oplopende vertrekcijfers onder jongeren. Aan de hand van informatie uit de Gemeentelijke Basis Administratie hebben we onderzocht of twee hierboven gedane veronderstellingen juist zijn: Blijven jongeren langer thuis wonen dan voorheen en neemt het vertrek van jongeren uit Purmerend toe. In de volgende figuur ziet u de ontwikkeling van het percentage thuiswonende 18 t/m 24 jarigen sinds 1993. Daaruit blijkt dat dit percentage de afgelopen jaren spectaculair is gestegen: in 1993 woonde 54% nog thuis en in 2006 bedraagt het vergelijkbare percentage maar liefst 71%. Percentage thuiswonende kinderen van 18 t/m 75 70 65 60 o / o 55 50 45 40 1993 1997 2001 2005 1 januar Voor alle afzonderlijke leeftijden binnen de groep 18 t/m 24 jaar zien we eigenlijk hetzelfde beeld, maar de toename is groter naarmate de leeftijd stijgt. Onderstaande tabel laat dit duidelijk zien. Het al hoge percentage thuiswonenden onder de 18 jarigen nam toe van 89% in 1993 naar 93% in 2005, terwijl dit voor de 24 jarigen steeg van 22% naar 39%. Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 21

Leeftijd 1-1-1993 1-1-1997 1-1-2001 1-1-2005 18 89 88 92 93 19 81 84 87 90 20 70 75 78 81 21 58 64 69 71 22 43 51 50 60 23 32 39 40 51 24 22 31 33 39 Totaal 54 60 64 70 Tabel: Purmerend, ontwikkeling percentage thuiswonende kinderen naar leeftijd Aan de hand van de mutatiebestanden van de Gemeentelijke Basisadministratie hebben we nagegaan of het vertrek van de 18 t/m 24 jarigen uit Purmerend aan het toenemen is, zoals hierboven verondersteld werd. Hiertoe hebben we het jaarlijkse vertrek van jongeren in de leeftijd van 18 t/m 24 jaar gerelateerd aan het totaal aantal personen van die leeftijd dat aan het begin van het betreffende jaar in Purmerend woonde. vertrekpercentage 18 t/m24 jarigen sinds In de volgende figuur ziet u de ontwikkeling van deze vertrekpercentages sinds 1994. Hieruit blijkt dat de vertrekcijfers in de eerste 8 jaar sterk fluctueren. Van een ononderbroken stijging is geen sprake. In 2001 was het vertrekpercentage het laagst (7,4%). Pas daarna lopen de vertrekcijfers sterk op. In 2005 vertrok 10,3% van alle 18 t/m 24 jarigen uit Purmerend. In absolute aantallen gaat het om een stijging van het vertrek van ca. 400 18 t/m 24 jarigen in 2001 naar ca. 600 in 2005. Conclusie De kaartbeelden van de GISmonitor lieten ons een verschijnsel zien dat we nog niet eerder hadden opgemerkt, namelijk dat de 18 t/m 24 jarigen gelijkmatiger over de stad zijn gaan wonen. Ze waren voor ons reden om een aantal veronderstellingen over de achtergronden van dit verschijnsel te toetsen. De meer gelijkmatige spreiding van de 18 t/m 24 jarigen over de stad gaat vooral samen met het langer thuis wonen van jongeren. 12,0 11,0 10,0 o / o 9,0 8,0 7,0 6,0 5,0 1994 1996 1998 2000 2002 2004 J a a r 22 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

06 Drs. Willeke Koops Gemeente Zaanstad Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling/Wonen Drs. Renée Kuit Gemeente Zaanstad Statistiek en Onderzoek De Regiomonitor: nuttig analyse-instrument voor lokaal beleid? De kaartjes van de Regiomonitor zijn mooi en maken nieuwsgierig. Maar is de Regiomonitor echt zo n nuttig analyse-instrument voor lokale beleidsmakers? In Zaanstad wordt de monitor nog niet veel gebruikt. In deze bijdrage laten we zien welke zinvolle beleidstoepassingen er zijn, zowel op lokaal als op regionaal niveau maar tegelijk stippen we aan tegen welke beperkingen we aanlopen. Geschikt bouwen voor senioren Zaanstad is een gemeente met een omvangrijke bouwproductie. Tal van grote en kleine locaties worden opgevoerd om in de komende vijf jaar tot een productie van 5.500 woningen te komen. Eén van de speerpunten van het woonbeleid is om de doorstroming te bevorderen, bijvoorbeeld door senioren vanuit eengezinswoningen door te laten stromen naar appartementen. Bouwprojecten met middeldure en dure appartementen op centraal gelegen locaties kunnen ouderen uit laagbouwkoopwoningen verleiden om door te stromen. De vraag is: waar wonen ouderen in koopwoningen? De Regiomonitor kan daarbij als explorerend instrument bruikbaar zijn. We weten uit de Zaanpeiling (voorheen omnibusenquête van de gemeente Zaanstad) dat bijna de helft van de 55-plussers eigenwoningbezitter is. Gebruikmakend van de monitor blijkt dat de geproduceerde kaart echter weinig overlap laat zien tussen concentraties van 55-plussers en koopwoningen. Daardoor biedt het weinig handvatten om locatiegericht te werk te gaan. Het roept ook de vraag op waar de grenzen voor concentraties precies worden gelegd. Ook wijken met veel koopwoningen komen niet automatisch als concentratiegebied naar voren. Verder is het jammer dat de monitor ons dwingt met een grens van 55 jaar te werken. Dat is weliswaar een relevante grens (empty nesters), maar we hadden graag bekeken of er ook concentraties van 65- plussers en 75-plussers waren om de vraag naar zorgwoningen beter te kunnen lokaliseren. Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 23

Signalering verval of opbloei buurten Een heel ander thema waar de Regiomonitor informatie over kan verschaffen is de positie van wijken en de veranderingen daarin. Eén van de variabelen die daarvoor bruikbaar is, is de WOZ-waarde. In welke gebieden stijgt de WOZ-waarde en zijn er ook gebieden waar misschien een daling is te zien? De variabele is ingedeeld in de waarden laag, middellaag, middellaag en hoog. Het blijkt dat de categorie hoog niet in geconcentreerde vorm bestaat in Zaanstad en dat de lage en middellage categorieën voor onze gemeente het meest interessant zijn. In de concentraties lage WOZ-waarden zijn tussen de twee jaren 2003 en 2005 enige verschillen in het kaartbeeld te zien. Soms zijn deze ook verklaarbaar. De oude woningen in het wijkje Vissershop aan de zuidoostkant van de Zaan zijn vervangen door nieuwbouw. Daar is dan ook een daling van de concentraties lage WOZ-waarden te zien. Maar er zijn ook plekken waar de concentraties toenemen. Dat geeft aanleiding voor nadere analyse. Is het een potentieel nieuwe buurt die aan het afglijden is? De Regiomonitor heeft dus ook een signaalfunctie. Maar ook in deze analyse stuiten we op enkele tekortkomingen van het systeem. We missen informatie over de gehanteerde variabele. Wat zijn bijvoorbeeld de exacte grenswaarden van deze categorieën en hoe komen ze tot stand? En het zou wenselijk zijn om een eigen indeling te kunnen maken, die direct aansluit op de lokale situatie. Kaart 1: concentraties 55 plus (oranje) en koopwoningen (blauw) (Zaandam Zuid) (Rosmolenwijk) Kaart 2: Ontwikkeling concentraties lage WOZ-waarden, 2003 (oranje) en 2005 (blauw) Regionale blik Zaanstad is onderdeel van de Stadsregio Amsterdam. Naast lokaal woonbeleid is er regionaal woonbeleid én een regionale onderzoeksgroep die de ontwikkelingen op de woningmarkt volgt en beleidseffecten meet. De 24 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

Regiomonitor is tot nu toe nog niet gebruikt, maar een eerste kennismaking vindt binnenkort plaats. Een van de thema s uit de woonvisie is Starters laten starten. Daar zou een kaartje met concentraties van jongeren bij passen. Echter, voor woonbeleid is dit nog weinig bruikbaar. Het kaartbeeld zegt immers niets over de woonsituatie van jongeren. Zijn het concentraties van studenten? Of zijn het jongeren die nog thuis wonen en geen woning kunnen vinden? Ook binnen Zaanstad is behoefte aan een regionaal perspectief, met name in relatie tot vestiging vanuit Amsterdam die verreweg de belangrijkste donorgemeente is. Een interessant kaartje zou zijn welke buurten in Zaanstad populair zijn bij vestigers uit de hoofdstad en hoe dit zich verhoudt tot andere bouwgemeenten als Almere en Haarlemmermeer. Dit is uiteraard een wensbeeld, maar wellicht inspireert het de bouwers van de Regiomonitor tot méér. Conclusie De Regiomonitor is een waardevol instrument, dat bruikbaar kan zijn in samenhang met bestaande statistieken. De informatie in de monitor zelf is op dit moment nog te beperkt. Het aantal variabelen is niet groot, bovendien heeft de voorafgemaakte klasse-indeling zijn beperkingen. Met de uitbreidingen van het afgelopen jaar is de monitor op de goede weg. Wellicht kan het systeem daarmee de interesse wekken van corporaties en ontwikkelaars die minstens zo geïnteresseerd zijn in doelgroepen als gemeenten. Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 25

07 Sako Musterd Universiteit van Amsterdam AMIDSt Ruimtelijke integratie in de regio Groot-Amsterdam Migratie uit de niet-westerse wereld is in Nederland altijd gericht geweest op grote steden. Aan het eind van de twintigste eeuw is evenwel een kentering te zien. Ruimtelijke dynamiek van allochtonen vereist tegenwoordig ook een regionaal perspectief, al blijken er nog interessante verschillen te bestaan tussen uiteenlopende categorieën migranten en tussen verschillende milieus in de regio. Deze nieuwe dynamiek is te interpreteren als een volgende stap in het proces van integratie. Onlangs verscheen een handzame gezamenlijke uitgave van het Ruimtelijk Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek (2006), getiteld De Regionale bevolkings- en allochtonenprognose 2005-2025. Bij de presentatie gaven de bureaus aan dat het nu voor het eerst mogelijk is om ook prognoses op te nemen van het aantal allochtonen in de gemeentelijke bevolking. Er wordt tevens vastgesteld dat er een opvallende trend uit de prognoses naar voren komt: de niet-westerse allochtonen zullen in de komende twintig jaar naar verwachting vaker dan in het verleden de grote stad voor de omliggende gemeenten verruilen. Voor insiders was het nieuwsgehalte van deze vaststelling gering, maar outsiders leken erg verrast. In deze bijdrage zal ik toelichten waarom de nieuwswaarde inderdaad beperkt is, maar dat er desondanks aanleiding is om de recente bevolkingsdynamiek nader te bezien. Ik richt me in het bijzonder op ontwikkelingen in de regio Amsterdam. Een verrassing? Veel immigranten die zich in de voorbije decennia in Nederland vestigden, blijken inmiddels ook de weg naar de groeikernen en andere suburbs te hebben gevonden. Deze bevinding vormde de basis voor de prognose dat het aandeel allochtonen in gemeenten buiten de grote steden de komende jaren duidelijk zal toenemen. Hoewel sommige politici door dit bericht lichtelijk in paniek raakten (Wilders in de NRC van 20 juni 2006) en de prognose zelfs op prime-time in het journaal terechtkwam, was er voor veel anderen niet veel nieuws onder de zon. Al in de jaren tachtig, maar met name in de jaren negentig, werd door bijvoorbeeld Van Amersfoort (1992) en Van Amersfoort & Cortie (1996) gewezen op de voortschrijdende integratie van categorieën immi- 26 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

granten in de grote steden in Nederland. Wel is er sinds Pim Fortuyn ook een flinke categorie ontstaan die het tegendeel beweert. De aanhangers van het idee dat de integratie voortschrijdt lijken de overhand te hebben. Zij stellen dat veel van de immigranten inmiddels posities hebben bereikt die hen in staat stellen vergelijkbaar ruimtelijk gedrag te vertonen als vele meer gevestigde inwoners voor hen hebben gedaan. Binnen eigen kring uitgevoerd onderzoek kan steun leveren aan deze bewering. In de later beschreven statistische analyse beperk ik me tot de afgelopen decennia. De eerste categorieën gastarbeiders/immigranten, die vanaf de jaren zestig werden aangetrokken, waren sterk op de grote steden gericht. Zo n 40 procent van de Turkse en Marokkaanse immigranten kwam in één van de vier grote steden terecht. Voor Surinamers gaat het zelfs om 70 procent. De eerste generatie was dikwijls nog aangewezen op pensions en tijdelijke onderkomens; zij maakten onder slechte omstandigheden een start in de nieuwe samenleving. Pas in volgende fasen kon men toegang krijgen tot de particuliere huursector. Dat was al een verbetering, maar veel particuliere eigenaren bleken zich in die tijd rond 1970 te ontpoppen als ware huisjesmelkers ; zij eisten hoge huren voor weinig en dikwijls slecht onderhouden vierkante meters. Het wonen in deze sector was dan ook voor velen niet optimaal. De daaropvolgende fase in de woon carrière van veel migranten wordt gekenmerkt door toegang tot de sociale huursector. Die fase startte al vanaf het midden van de jaren zeventig, maar is tot op de dag van vandaag dominant, vooral in steden met een grote voorraad sociale huurwoningen. Voor velen betekende de stap naar de sociale huursector een aanzienlijke vooruitgang in hun woonsituatie. De geschetste fasen van ontwikkeling zijn ook ruimtelijk terug te vinden. In de meeste steden gaat het om een beweging vanuit centraal gelegen buurten naar meer perifere woonmilieus. Tot de eerste helft van de jaren negentig vinden we evenwel nauwelijks Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen in de groeikernen en suburbane gemeenten van de vier grote steden (Musterd & Muus 1995). De kentering lijkt net voor de eeuwwisseling op te treden (Musterd & Ostendorf 2003). Wat de woningvoorraad betreft blijkt de ruimtelijke dynamiek van binnen naar buiten samen te gaan met een beweging van slecht naar goed, van goedkoop naar duurder, van klein naar groot en zij het nog in beperkte mate van huur naar koop (Musterd & De Vos 2006). Kortom, de nieuwe prognose komt niet als verrassing, maar maakt duidelijk dat we tegenwoordig een regionaal perspectief nodig hebben. Een nadere inspectie is evenwel op zijn plaats want in detail is nog niet zo veel van de nieuwe bevolkingsdynamiek bekend. Gaat het om een algemeen proces onder immigranten of om een selectief proces? Dit met zowel betrekking tot de categorie als naar de plaatsen die men op het oog heeft? Leiden de ontwikkelingen tot verminderde segregatie van sommige categorieën, of juist tot sterkere? Deze vragen spelen ook in het politieke debat. Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 27

De Regiomonitor en de Stadsmonitor De regiomonitor en de eerder ontwikkelde stadsmonitor kunnen helpen bij een nauwkeuriger inspectie van de bevolkingsdynamiek (zie ook Deurloo 2003; Pfeffer e.a. 2005). Wat zijn de feiten met betrekking tot de regionale dynamiek? Figuur 1 toont voor 2004 het aandeel per bevolkingscategorie dat in de regio Groot-Amsterdam woont, maar niet in de stad Amsterdam. Marokkanen zijn het duidelijkst geconcentreerd in Amsterdam. De categorie Nederlanders loopt terug. De regiobevolking is tussen 2000 en 2004 met 4 procent gestegen tot net iets boven 1,5 miljoen inwoners. Amsterdam groeide licht en de regio wat harder. In figuur 2 is de recente dynamiek weergegeven per bevolkingscategorie uitgesplitst naar kernstad en rest van de regio. Terwijl voor de gehele regiobevolking geldt dat net iets meer dan de helft in de rest van de regio woont, blijkt slechts 17 procent van de Marokkanen in de rest van de regio te wonen. Bij de Turkse bevolking is evenwel 36 procent in de rest van de regio te vinden en bij de Surinamers ruim 30 procent. Uiteraard is het interessanter om te bezien welke processen zich voordoen. Tabel 1 laat zien dat in de gehele regio de bevolking van Turkse en Marokkaanse origine, evenals de categorie niet-industrieel, relatief het duidelijkst zijn toegenomen. Het aantal Turkse Groot-Amsterdammers is met 14 procent toegenomen; niet-industriëlen zelfs met 26 procent; Marokkanen met 18 procent, Surinamers en 28 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

Antillianen met respectievelijk 8 en 13 procent en westerse migranten met 7 procent. Het aantal Nederlanders in de regio is relatief gedaald, maar in absolute zin gelijk gebleven. Het aandeel Nederlanders in Amsterdam neemt verder af, met gemiddeld 1 procent per jaar. De relatieve toename van Surinamers en Antillianen in de rest van de regio is aanzienlijk; bij Surinamers gaat dat gepaard met een afname in Amsterdam. Woonde in 2000 nog slechts één op vier Surinamers in de rest van de regio, in 2004 is dat al bijna één op drie. Ook migranten uit een niet-industriële omgeving nemen sterker toe in de rest van de regio dan in Amsterdam. De trek naar overige delen van de regio is dus niet alleen een verschijnsel dat inwoners uit voormalige koloniën aangaat. Dit beeld wordt bevestigd door bewoners van Marokkaanse origine. Hoewel hun aandeel in de rest van de regio gering is, is de toename er omvangrijker dan in de kernstad. Feitelijk is alleen het beeld bij de bewoners van Turkse herkomst opvallend. Er wonen weliswaar al veel inwoners van Turkse origine in de rest van de regio, maar de groei blijft er duidelijk achter bij de groei in de kernstad. Kon de zojuist geschetste bevolkingsontwikkeling ook nog uit andere bronnen gedestilleerd worden, de nu volgende gegevens, die een aanscherping en ruimtelijke detaillering bieden, zijn uitsluitend met de genoemde monitoren te vervaardigen. Ik presenteer de dynamiek voor concentraties van Surinamers, Turken en Marokkanen (figuur 3-5). Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 29

Een concentratie is gedefinieerd als een gebied waarin het aandeel van een bepaalde bevolkingscategorie tenminste vier standaarddeviaties boven het gemiddelde van de regio ligt. Ook is de eis gesteld dat een concentratie tenminste 25 bewoners van de bedoelde categorie moet hebben. Tabel 2 bevat de concentratiegrenzen en gemiddelde percentages in de concentraties die uit deze eisen voortvloeien. Te zien is dat er een snelle ontwikkeling van Surinaamse concentraties in de regio plaatsvindt tussen 2000 en 2004. Amsterdam Zuidoost blijft een belangrijke rol spelen, maar opvallend is de opkomst van de groeikern Almere, terwijl we elders nauwelijks nieuwe concentraties van Surinamers vinden. De herstructurering van de Amsterdamse Bijlmermeer en de nabije ligging van bereikbare woningen in Almere heeft ongetwijfeld een rol gespeeld in een turbulent verlopend suburbanisatieproces. Overigens is er geen sprake van het ontstaan van één nieuwe bevolkingsconcentratie. De ruimtelijke spreiding van concentraties met inwoners van Turkse komaf vertoont een ander beeld, evenals de dynamiek. Hier zien we aanvankelijk een patroon met concentraties in de negentiende eeuwse wijken van Amsterdam en specifieke clusters nabij industrie gebieden in Zaanstad en Haarlem; dat patroon is evenwel aan verandering onderhevig. De Westelijke Tuinsteden in Amsterdam worden relatief belangrijker, terwijl de concentraties in Amsterdam Oost lijken af te nemen. Tegelijkertijd is er ook sprake van een nieuw patroon in Haarlem (waar Schalkwijk steeds meer bereikbaar is) en in Zaanstad, waar wat grotere concentraties ontstaan in het oosten van de stad. Het aantal aaneengesloten concentraties nam er tussen 2000 en 2004 af van 43 naar 33, terwijl het gemiddelde percentage Turken in Zaanse concentraties licht toenam van 33,6 procent tot 34,5 procent. Kernconcentraties blijven vooral in Amsterdam te vinden, waar ook de omvangrijkste toename te vinden is. Er is zelfs sprake van sterkere concentratie binnen Amsterdam. Tussen 2000 en 2004 nam het aantal aaneengesloten concentraties in Amsterdam af van 128 naar 76; het gemiddelde percentage inwoners van Turkse herkomst in deze concentraties nam toe van 17,8 procent tot 21,3 procent. Tegelijkertijd neemt het percentage Turken dat in Turkse concentraties woont enigszins af. De Marokkaanse ruimtelijke concentraties vertonen weer een ander beeld. Industriegebieden in Zaanstad of Haarlem spelen hier geen rol van betekenis, hetgeen waarschijnlijk een gevolg is van de rekruteringsactiviteit in de jaren zestig en zeventig. Amsterdam spant de kroon. Toch is een significant suburbanisatieproces op gang gekomen. Opvallend is dat daarbij alle grotere gemeenten in de regio betrokken zijn, behalve Amstelveen. In vergelijking met de dynamiek van Turkse inwoners, is die van Marokkanen in ruimtelijke zin veel wijder van aard. Interpretatie De rest van de regio wint aan belang voor bijna alle bevolkingscategorieën, hetgeen kan duiden op toenemende integratie. Er worden nieuwe verhuisstappen gezet die, met uitzondering van de Turkse bevolking, 30 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

veel herkenning oproepen. Veel autochtone Nederlanders vertonen immers al enige tijd soortgelijk ruimtelijk gedrag. De betekenis van gebieden waar veel nieuw gebouwd wordt, blijkt ook voor bewoners met niet- Nederlandse wortels van betekenis. De Turkse uitzondering is mogelijk het gevolg van het feit dat een aanzienlijke Turkse gemeenschap zich al vroeg in de regio heeft gevestigd in een aantal industriegebieden buiten de kernstad; door de problemen die zich in de afgelopen decennia hebben voorgedaan in de industrie is mogelijk de groeipotentie van dergelijke gebieden nog altijd relatief zwakker dan de mogelijkheden die zich elders aandienen. De dynamiek in de regio onthult dat er geen sprake is van een algemene toename van concentraties in eigen kring. Weliswaar blijkt uit berekeningen dat voor Turken en Marokkanen het percentage van de eigen categorie in respectievelijk Turkse en Marokkaanse concentraties wat toeneemt, maar die toename moet voornamelijk worden toegeschreven aan de groei in de regio als geheel. Voor Surinamers geldt zelfs dat er sprake is van een afname van hun aandeel in Surinaamse concentraties. Wat betreft het aandeel van een bepaalde categorie dat in een concentratie van die groep woont, blijkt dat het percentage van alle Surinamers dat in een Surinaamse concentratie woont, ongeveer stabiel blijft (rond 31 procent). Voor de regio als geheel is er zowel bij de Turkse als bij de Marokkaanse gemeenschap sprake van een toenemende vermenging met andere bevolkingscategorieën. Steeds meer Turkse en Marokkaanse huishoudens vestigen zich buiten Turkse, respectievelijk Marokkaanse concentratiegebieden. Dit is opnieuw een aanwijzing voor ruimtelijke integratie. Detailanalyse per gemeente wijst wel uit dat in Amsterdam in de periode 1998-2000 eveneens sprake was van daling van het percentage inwoners van Turkse en Marokkaanse origine dat in een eigen concentratie woonde. Echter, vanaf 2001 is er weer sprake van een lichte stijging, die doorloopt tot 2004. Een speculatieve verklaring voor dit patroon, dat afwijkt van de dynamiek in de gehele regio, is dat in de hoofdstad een meer gespannen klimaat is ontstaan na 9-11 en na de moord op Theo Van Gogh. De op extremistische moslims gerichte reacties zijn door sommigen verbreed naar alle moslims. Dat leidde tot spanningen. Mogelijk hebben die ertoe geleid dat veel Turken en Marokkanen hun woonoriëntatie (tijdelijk?) meer in eigen kring zijn gaan zoeken. Beleid Een vraag die veel gesteld wordt, is wat deze dynamiek nu betekent voor het regionale beleid? Ik ben geneigd te antwoorden: veel voor degenen die verantwoordelijk zijn voor maatschappelijke participatie en integratie in ruime zin en weinig voor bijvoorbeeld ruimtelijke planners en stadsontwikkelaars. De eerste categorie krijgt nog eens onder ogen dat integratieprocessen zich ook voltrekken in ruimtelijke zin en dat er over het algemeen geen sprake is van een ontwikkeling van worlds apart, van toenemende segregatie of van separatie, mogelijk met uitzondering van een aantal gebieden in Amsterdam, waar de ontwikkeling reactief van aard lijkt te zijn. De tweede categorie kan feitelijk zonder veel specifieke Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 31

aandacht voor etnische achtergrond verdergaan met het ontwikkelen van duurzame woonmilieus passend bij de toekomstige vraag. In de praktijk heeft er tot nu toe weinig specifieke stadsontwikkeling voor aparte herkomstgroepen plaatsgevonden; dat blijkt geen belemmering voor de getoonde dynamiek. LITERATUUR Amersfoort, J.J.M. van (1992) Ethnic Residential Patterns in a Welfare State: Lessons from Amsterdam, 1970-1990. New Community 18, p. 439-456 Amersfoort, J.J.M. van & C. Cortie (1996) Social Polarisation in a Welfare 2000 2001 2002 2003 2004 Turks 3,6 3,7 3,7 3,8 3,9 Marokkaans 4,5 4,6 4,8 4,9 5,1 Surinaams 6,6 6,7 6,7 6,8 6,9 Antilliaans 1,2 1,3 1,3 1,3 1,3 Niet-industrieel 6,2 6,8 7,1 7,7 7,5 Industrieel 11,4 11,4 11,5 11,4 11,7 Nederlands 66,3 65,5 64,8 64 63,5 Totaal 100 100 100 100 100 Tabel 1 Ontwikkeling van de bevolking van de regio Groot-Amsterdam, naar herkomstcategorie, percentages, 2000-2004 (bron: Regiomonitor; http://mapinfoserver.fmg.uva.nl) Surinamers Turken Marokkanen 2000 ondergrens 22,2 8,2 17,4 2000 gemiddelde 34,2 20 25 2004 ondergrens 22,6 16 18,7 2004 gemiddelde 32,5 23,6 28,2 Tabel 2 Concentratiegrenzen en gemiddelde per concentratie per bevolkingscategorie per jaar, gebruikt in Figuren 3-5, percentages (bron: Regiomonitor; http://mapinfoserver.fmg.uva.nl) State? Immigrants in the Amsterdam Region. New Community 22, p. 671-687 Deurloo, M.C. (2002) Stadsmonitor Amsterdam en ruimtelijke plannen, Rooilijn, nr. 10, p. 517-522 Pfeffer, K., T.Bouchier & W.Bosveld (2005) Grenzenloze dynamiek in stad en regio, Rooilijn, nr. 9, p. 436-443 Musterd, S. & P. Muus (1995) Immigration: Mismatches in Labour, Housing and Space; the effects of immigration of several nationalities with regard to the Netherlands. Applied Geography, nr. 3, p. 279-296 Musterd, S. & W. Ostendorf (2003) Understanding Segregation in the Metropolitan Area of Amsterdam, S. Musterd & W. Salet Amsterdam Human Capital, Amsterdam University Press, Amsterdam, p. 181-197. Musterd, S. & S. de Vos (2006) Woondynamiek in Concentratiewijken, C. H. Mulder en F. Pinkster, Onderscheid in wonen; het sociale van binnen en buiten, Amsterdam University Press, Amsterdam, p. 123-138. Ruimtelijk Planbureau/Centraal Bureau voor de Statistiek (2006) Regionale bevolkings- en allochtonenprognose 2005-2025, Den Haag BRON: Dit artikel is in december 2006 verschenen in ROOILIJN (www.rooilijn.nl), Rooilijn is een tijdschrift voor wetenschap en beleid in de ruimtelijke ordening en komt 6 keer per jaar uit. 32 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

08 Prof.dr.J.J.Latten Centraal Bureau voor de Statistiek, Universiteit van Amsterdam dr.d.manting Ruimtelijk Planbureau Nederland in 2025 sterk geprofileerd De Nederlandse bevolking groeit de komende 20 jaar niet zo hard meer. Naar verwachting komen er 600.000 mensen bij. Toch staat ons land op de drempel van grote demografische veranderingen. De bevolkingsgroei zal zich namelijk vooral in de Randstad voordoen. Daar neemt de congestie toe. Andere streken worden leger, zoals Limburg en Zeeland.Niet-westerse allochtonen zullen geconcentreerd blijven wonen in en rond de grote agglomeraties in de Randstad. Westerse allochtonen wonen niet alleen in de grote steden en omliggende suburbs maar ook in de grensstreken. De grensregio s zullen weinig verkleuren maar wel sterk vergrijzen. Een derde van de gemeenten wordt geconfronteerd met een kwart 65-plussers. Ruim 400.000 van de bevolkingsgroei van 600.000 mensen komen tot 2025 in de beide Hollanden terecht, vooral ook in Randstedelijke gebieden, en nog eens 100.000 in Flevoland, vooral in Almere. Het inwonertal van de provincie Utrecht groeit met circa 75.000. De schamele rest van de aanwas is over alle andere provincies verdeeld. Twee provincies hebben straks minder inwoners dan nu. In Limburg en Zeeland neemt het inwonertal af met resp. bijna 90.000 en 15.000 (zie figuur 1). Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 33

Binnen de Randstad zijn het vooral de steden en de aangrenzende gemeenten die in omvang zullen toenemen. Met alle waarneembare trends op een rij lijken de steden een nieuwe periode van groei, en misschien zelfs lichte bloei, tegemoet te gaan. Amsterdam zal in 2025 meer dan 800.000 inwoners tellen, nu is dat minder dan 750.000. Den Haag nadert de 500.000, Rotterdam komt weer ruim boven de 600.000 uit. En Utrecht groeit met bijna 60.000 inwoners. De agglomeraties worden ook omvangrijker. Daarmee neemt het totale inwonertal van de Randstad met enkele honderd duizenden toe en zal de Randstad de komende 20 jaar een groeipool blijven met gevolgen voor de mobiliteit, verkeerscongestie, woningmarkt en de bedrijvigheid. Buiten de Randstad groeit een aantal steden ook nog licht. De Randstad wordt voller, allochtoner en internationaler terwijl de grensregio s grijzer worden. Dat alles blijkt uit de voor het eerst gepubliceerde Regionale Bevolkings- en Allochtonenprognose van het Ruimtelijk Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Forse allochtone suburbanisatie in de Randstad In Noord- en Zuid-Holland wonen nu al relatief veel nietwesterse allochtonen, vooral in de grote steden. In Rotterdam, Amsterdam en Den Haag maken zij een derde van het aantal inwoners uit. Daarnaast zijn er ook concentraties in andere grote steden zoals Eindhoven, Tilburg en Enschede. Onder jongeren is het aandeel nietwesterse allochtonen zelfs hoger. De omvangrijke tweede generatie is binnenkort toe aan gezinsvorming. Een deel van hen zal naar de randgemeenten van de grote steden trekken. De concentratie van de nietwesterse bevolking in het westen van het land daalt dan ook nauwelijks, maar zal zich wel uitbreiden naar andere gemeenten. Zo is er onder andere al een verhuisstroom van Surinamers op gang gekomen van Amsterdam naar Almere. Die suburbanisatie zal naar verwachting doorzetten. Daardoor zal er tot 2025 vooral in het westen sprake zijn van een forse suburbanisatie van niet-westerse allochtonen. Rond de vier grote steden ontstaan nieuwe concentratiezones met 20 tot 30 procent niet-westerse allochtonen, zoals Diemen, Almere, Delft en Zwijndrecht, Lelystad en Vlaardingen (zie figuur 2). In grote delen van het noorden, oosten en zuiden van het land blijft de kans om een niet-westerse landgenoot te ontmoeten in de woonbuurt, op het werk of in de klas vrijwel onveranderd. Verdere internationalisering Randstad Het aantal westerse allochtonen zal tot 2025 toenemen. Een groot deel van hen trekt naar de Randstad. Deze internationalisering zal zich in het westen dan ook vooral voordoen in en rond de grote steden. In het westen zullen straks verder relatief veel westerse allochtonen wonen op eigen suburbane plekken, zoals Wassenaar en kleinere gemeenten rond Haarlem en Leiden, zoals Bloemendaal, Bennebroek, Haarlemmerliede, Noordwijk en Zoeterwoude (zie figuur 3). Westerse allochtonen wonen niet alleen in de Randstad, maar ook van oudsher in de grensstreken. Het zijn vooral Duitsers en Belgen die net over de grens in Nederland zijn komen wonen. In sommige gemeenten, zoals in Heerlen, Hulst, Landgraaf en Terneuzen gaat 34 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

het om één op de vijf inwoners. Kerkrade spant met een op de drie inwoners de kroon. Ook in het noorden van het land wonen in de grensgemeentes iets meer westerse allochtonen. Hun aandeel per gemeente ligt in het noorden echter wat lager, zo tussen de 10 en 14 procent. Van internationalisering, als gevolg van een grote instroom van westerse allochtonen zoals die zich voordoet in de Randstad, is in lang niet alle gemeenten in de grensstreken sprake. Tot 2025 vertoont de ontwikkeling van het percentage westerse allochtonen aldaar een grillig beeld. In sommige gemeenten neemt het toe, in andere blijft het stabiel of daalt het juist. Wel verspreiden westerse allochtonen zich van de grensregio s wat verder landinwaarts. Grensstreken:concentratie van ouderen Naast groei van de Randstad, internationalisering en allochtone suburbanisatie zal vergrijzing een forse bijdrage leveren aan de demografische en ruimtelijke profilering van Nederland. Vrijwel alle gemeenten zullen vergrijzen, maar in de grensstreken én in het Noorden des Lands treedt vergrijzing meer op de voorgrond dan in de rest van het land. Nu al wonen er verhoudingsgewijs veel ouderen in de grensgebieden van Noord- Brabant en Limburg, aan de oostelijke en noord oostelijke randen van Nederland en in de kustgebieden van Zeeland, Zuid- en Noord-Holland. In sommige gemeenten aan de randen ligt het aandeel 65-plussers nu al ruim boven het landelijke gemiddelde van 14 procent, zoals in Sluis, Kerkrade, Stadskanaal en Coevorden. In deze steden ligt het aandeel tussen de 17 en 21 procent. Dat in de grensgebieden veel oude- Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 35

ren wonen, hangt samen met het feit dat jongeren voor studie of eerste baan wegtrekken naar de grote stad. Als jongvolwassenen in een latere levensfase een gezin krijgen of zich anderszins settelen, dan vertrekken ze vaak naar nieuwbouwwijken in de buurt van die stad. Meestal gaan ze niet terug naar hun geboortestreek. Daar komt bij dat ouderen achterblijven omdat ze niet zo graag verhuizen. Verder hebben verschillen in regionale geboorte- en sterftecijfers invloed op het tempo en de mate van vergrijzing. Zo werkt de ongunstige Limburgse levensverwachting de vergrijzing tegen maar versterken de lage Limburgse geboortecijfers deze juist weer. plussers, in 2025 komt deze unieke situatie alleen nog in de gemeente Urk voor. Over heel Nederland gerekend zullen 65-plussers 21 procent van de bevolking uitmaken. Op allerlei terreinen zorg, wonen, werken, mobiliteit, recreatie zal de geschetste ontwikkeling ingrijpende gevolgen hebben voor de buurt, de wijk en de gemeente. Vooral de grensregio s zullen daar antwoorden op moeten vinden. De combinatie van selectieve verhuisstromen en verschillen in geboorte- en sterftecijfers maakt dat gemeenten aan de randen van Nederland in 2025 veel meer zijn vergrijsd dan het midden van het land. Daardoor zullen de grensregio s die nu al relatief meer zijn vergrijsd er ook in 2025 uitspringen. In heel veel grensgemeenten is het aandeel 65-plussers dan opgelopen tot een kwart tot 30 procent zoals in Sluis, Kerkrade, Coevorden en Stadskanaal. Ook de andere delen van Nederland krijgen echter te maken met een forse vergrijzing. In 2025 zal in bijna een derde van alle gemeenten in Nederland het aandeel ouderen naar verwachting ten minste 24 procent bedragen (zie figuur 4). In 2005 was dit nog in slechts drie gemeenten het geval (Bennebroek, Laren en Rozendaal). Verder zullen gemeenten waar ouderen slechts een zeer kleine minderheid vormen zeldzaam worden. Hadden in 2005 nog ongeveer 80 gemeenten minder dan 12 procent 65- De vier grote steden: relatief jong en toch veel ouderen Het aandeel 65-plussers zal naar verwachting ook in de vier grote steden toenemen, maar net als in 2005 lager blijven dan gemiddeld. In Amsterdam bijvoorbeeld neemt het percentage ouderen tussen 2005 en 2025 toe van 11 tot 16 procent, terwijl het gemiddelde voor 36 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

Nederland stijgt van 14 procent naar 21 procent. Hoewel de steden dus relatief gezien jonger blijven, neemt ook daar het aandeel 65-plussers iets toe en groeit het absolute aantal wel degelijk fors, in Amsterdam met circa 50.000 tot ruim 130.000 65-plussers in 2025 (zie figuur 5). In zowel Den Haag, Rotterdam als Utrecht neemt het aantal 65-plussers met 19.000 toe. Het verschil tussen Amsterdam en de andere steden is onder meer een gevolg van de leeftijdsopbouw van de huidige bevolking. In toenemende mate komt dat ook doordat de immigrantenpopulatie in de vier grote steden vergrijst. In de komende 20 jaar zullen immers vooral de jongere allochtonen, vaak hier geboren en getogen, wegtrekken, en de oudere westerse en niet-westerse allochtonen, onder wie steeds meer 65-plussers, achterblijven. Het aantal niet-westerse allochtone 65- plussers verdrievoudigt naar verwachting in Amsterdam en in Den Haag (zie figuur 6). Dit zijn vooral allochtonen van de eerste generatie, dus de mensen die zelf in het buitenland zijn geboren. Ook in Almere zal het aantal allochtone ouderen toenemen met ruim 4.000 personen. Met betrekking tot de woon- en zorgbehoefte komen de vier grote steden dus op termijn wel degelijk voor grote uitdagingen te staan. Een nieuwe era voor de grote steden? De bevolkingssamenstelling van de vier grote steden zal sterk veranderen: veel meer inwoners, een minder vergrijsde bevolking dan elders in het land, meer oudere allochtonen, een omvangrijke niet-westerse uitstroom, versterkte internationalisering door toestroom van westerse allochtonen: het zal alles bij elkaar het karakter van de grote steden veranderen. Bijzonder in de prognose is de verwachte daling van het aandeel niet-westerse allochtonen. Dit is een voortzetting van de trend van de afgelopen jaren waarin de terugloop van de niet-westerse immigratie naar Nederland, die zich sterk op de grote steden richtte, begon. Tegelijkertijd zal doorstroom vanuit de steden naar andere gemeenten in het land verder op gang komen, vooral van Surinamers en Antillianen. De combinatie van deze twee trends zorgt voor een verschuiving in bevolkingsgroepen: een geringe daling van het aandeel niet-westerse allochtonen zal worden gecompenseerd door een stijgend aandeel autochtonen of westerse allochtonen. Verder blijft mede door de uitstroom van jongere allochtonen en het achterblijven van ouderen in Amsterdam en Den Haag de totale omvang van de allochtone bevolking vrijwel gelijk. In Rotterdam daalt deze licht en alleen in Utrecht zal het aantal nog met ongeveer 10.000 toenemen. Het aandeel westerse allochtonen in Den Haag neemt fors toe van 13 naar 21 procent. Het is niet uitgesloten dat dit heeft te maken met inspanningen van de gemeente Den Haag om zich te profileren als internationale stad. In de afgelopen jaren hebben zich er al vele internationale organisaties gevestigd. De stad telt momenteel ten minste 70 internationale organisaties en meer dan 80 ambassades en consulaten. Daarnaast zijn er tien internationale scholen en tal van hoofdvestigingen van grote multinationals. Ook voor Amsterdam is het toekomstbeeld dat een minder groot niet-westers Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 37

bevolkingsaandeel samen gaat met een iets groter aandeel westerse allochtonen (zie figuur 7). Uit onderzoek blijkt dat westerse allochtonen per hoofd van de bevolking meer koopkracht de steden in brengen dan niet-westerse allochtonen. Dat kan uiteindelijk gunstig werken op het economisch potentieel van die steden maar brengt misschien ook nieuwe competitie op de woningmarkt met zich mee. Het is niet uitgesloten dat wanneer de koopkrachtiger westerse allochtonen op een beperkte markt indringen mede daardoor autochtonen en niet-westerse allochtonen elders een woning zoeken. Ook de laatstgenoemden zullen sociale klimmers zijn die suburbaniseren, maar voor een deel kan het ook gaan om economisch minder sterken voor wie de stedelijke woningmarkt te duur wordt en die verhuizen naar oudere sociale woningbouw in omringende gemeenten. LITERATUUR Duin, C. van, A. de Jong en R. Broekman (2006), Regionale bevolkings- en allochtonenprognose. NAi Uitgevers, Rotterdam, Den Haag: RPB/CBS. Jong, A. de, M. Alders, P. Feijten, P. Visser, I. Deerenberg, M. van Huis en D. Leering (2005), Achtergronden en veronderstellingen bij het model PEARL. Naar een nieuwe regionale bevolkings- en allochtonenprognose van het RPB en CBS, NAi Uitgevers, Rotterdam, Den Haag: RPB/CBS. BRON: Dit artikel is in 2006 verschenen in DEMOS. (www.nidi.knaw.nl/nl/demos/), DEMOS is een bulletin van het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut, een onderzoeksinstituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. DEMOS beoogt de kennis en de meningsvorming over bevolkingsvraagstukken te bevorderen. 38 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio

09 Tineke Bouchier Willy Bosveld Karin Pfeffer Gemeente Purmerend Gemeente Haarlemmermeer Universiteit van Amsterdam Hoofd Onderzoek & Statistiek Onderzoeksadviseur Strategisch beleid AMIDSt Grenzenloze dynamiek in stad en regio De monitoren voor stad en regio helpen informatie toegankelijk te maken. Juist door heel specifiek in te zoomen op bepaalde gebieden, bijvoorbeeld in de regio Amsterdam, kunnen ontwikkelingen goed gevolgd worden. Aangezien het ruimtelijke schaalniveau en het instellen van selectiecriteria een belangrijke invloed heeft op de informatie die door de monitoren wordt getoond, is het aan onderzoekers en beleidsmakers de taak die informatie te interpreteren en te verklaren. Beleidsmakers en planners hebben inzicht nodig in de ontwikkelingen van gemeente, stad of regio op diverse terreinen van sociale integratie en maatschappelijke participatie van de bevolking. Het gaat daarbij niet alleen om het sociale verschijnsel, zoals bijvoorbeeld onderwijsdeelname of arbeidsmarktparticipatie, maar ook hoe dergelijke verschijnselen verschillen per locatie. Makkelijk toegang tot kleinschalige informatie over opvallende fenomenen zou ondersteunend zijn in het beslechten van deze soort beleidsvragen en het maken van plannen. Opvallende fenomenen Tot voor kort baseerden beleidsmakers en planners zich op gegevens op het schaalniveau van steden, wijken, buurtcombinaties en in de beste gevallen buurten. Deze gegevens werden veelal gepresenteerd in tabellen en grafieken of in thematische kaarten van het onderzochte fenomeen met weinig geografisch detail. Om twee redenen is dit geen ideale manier om kleinschalige ontwikkelingen in stad of regio te presenteren en te monitoren. Ten eerste presenteren gebruikelijke thematische kaarten een gemiddelde per bestuurlijke eenheid en bieden dus geen gelegenheid in te zoomen op kleinschalige extremen. Ten tweede zijn de patronen vaak grensoverschrijdend en moeten dus niet beperkt worden tot een bepaalde bestuurlijke eenheid. Men zou verwachten dat met een lager schaalniveau gedetailleerder en doelgerichter informatie kan worden weergegeven. Zo kunnen individuele personen of huishoudens met een bepaald kenmerk bijvoorbeeld als punt of vierkantje op het werk- of woonadres worden weergegeven. Voor het analyseren van ruimtelijke fenomenen zegt dit echter te weinig omdat slechts gelokaliseerde individuen worden weergegeven en niet in Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio 39

samenhang worden gebracht met de directe omgeving (Martin, 1996). Weergave van informatie op de basis van individuen of huishoudens zou ook niet worden toegestaan vanwege privacy redenen. huishoudens, woningen of bedrijven doelgericht geaggregeerd kunnen worden weergegeven. Afwijken van bestaande bestuurlijke grenzen is geen illusie meer. De meeste organisaties met een enigszins ruimtelijk oriëntering maken gebruik van geografische informatiesystemen (GIS). Ook de dataverzameling vindt plaats op een zeer laag schaalniveau, bijvoorbeeld op het niveau van een zespositie postcode, een gebiedje dat in Nederland gemiddeld niet groter is dan vijftig bij vijftig meter. Gestuurd door dergelijke gegevens kunnen specifieke gebiedjes worden gevormd waarvan de grootte en vorm bepaald worden door onderliggende gegevens (Deurloo, 2002; Martin, 2001). Een voorbeeld van deze benadering zijn de thematische kaarten van de monitoren voor stad en regio van het regionale samenwerkingsverband Amsterdam (RSA), die ruimtelijke concentraties van demografische, sociale en sociaal-economische verschijnselen in beeld brengen. Figuur 1 Percentage huishoudens met kinderen en ruimtelijke clusters van huishoudens met kinderen (percentage > 30%), 2004 Voor het in kaart brengen van maatschappelijke verschijnselen streeft men tegenwoordig naar een compromis tussen het aggregatieniveau van bestuurlijke eenheden en puntlocaties. Het gaat dan om geografische eenheden die een iets groter object vormen dan een woon- of werkadres, zodat groepen personen, Postcodeclusters Er is sprake van een ruimtelijke concentratie als een verschijnsel binnen een postcodegebied opvallend vaak voorkomt. Dit wordt gemeten door middel van percentages. Er wordt gesproken van een ruimtelijke concentratie als het percentage binnen een post codegebied meer dan twee standaarddeviaties boven het gemiddelde percentage van de stad of regio ligt. De grens van een postcodegebied wordt gevormd door het leggen van een convex omhulsel, een soort samenbindend elastiekje, rond alle woonadressen die bij de betreffende postcode horen. Op 40 Seminar Regiomonitor Dynamiek door de regio