De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Vergelijkbare documenten
van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van het Belgische Rode Kruis ontvangen op 11/10/2011;

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 39 / 2006 van 27 september 2006

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Gelet op de aanvraag van het Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ontvangen op 15/10/2013;

Sectoraal comité van het Rijksregister

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (A/2008/010)

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Sectoraal Comité van het Rijksregister. Advies RR nr. 01/2013 van 11 december 2013

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding ontvangen op 15/03/2012;

Gelet op de aanvraag van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid ontvangen op 28/03/2012;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin ontvangen op 04/02/2011;

Gelet op de aanvraag van de Federale Overheidsdienst Financiën (hierna de FOD Finanaciën) ontvangen op 17/11/2008;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (hierna "de Commissie");

Gelet op de aanvraag van de Vlaamse Toezichtcommissie (ten behoeve van Vlabel) ontvangen op 21/01/2014;

Sectoraal comité van het Rijksregister

tot de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVG ); Advies nr. 120/2019 van 19 juni 2019

bepaalde instrumenterende ambtenaren tot de registratieformaliteit en tot de hypothecaire openbaarmaking (CO-A )

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het comité");

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Energieagentschap ontvangen op 18/08/2017;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016

ADVIES Nr 10 / 2006 van 3 mei 2006

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 6 april 2006;

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie ontvangen op 25/10/2011;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; Advies nr 28/2013 van 17 juli 2013

BERAADSLAGING RR Nr 12 / 2006 van 24 mei 2006

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het Comité");

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het Comité");

BERAADSLAGING RR Nr 32 / 2005 VAN 15 JUNI 2005

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van de Vlaamse Landmaatschappij ontvangen op 03/11/2011;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ;

Sectoraal comité van het Rijksregister. Beraadsiaging RR nr 62/2013 van 31 juli 2013

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; Advies nr 10/2013 van 28 maart 2013

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van het Autonoom Provinciebedrijf Provinciaal Onderwijs Antwerpen, ontvangen op 15/01/2014;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het comité"); Gelet op de aanvraag van van de FOD Financiën, ontvangen op 23 maart 2017;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ;

voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (RN/MA/2010/130)

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Betreft: aanvraag van de Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn tot uitbreiding van de beraadslaging RR nr. 39/2007 (RN-MA )

Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 11/01/2013;

Gelet op de aanvraag van de provincie Luik ontvangen op 11/02/2013;

Gelet op de aanvraag van de Vlaamse Vervoersmaatschappij De Lijn, ontvangen op 14/07/2014;

BERAADSLAGING RR Nr 26 / 2007 van 12 september 2007

Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 11/09/2013;

Gelet op de aanvraag van Vlaamse Radio- en Televisieomroep (VRT), ontvangen op 08/11/2012;

BERAADSLAGING RR Nr 25 / 2007 VAN 18 JULI 2007

Gelet op de aanvraag van het Fonds voor bestaanszekerheid van de metaalverwerkende nijverheid, ontvangen op 02/10/2014;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Betreft: aanvraag van het Departement Financiën en Begroting tot aanpassing van de beraadslaging RR nr. 45/2009 van 15 juli 2009 (RN-MA )

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Betreft: Ontwerp van Koninklijk besluit betreffende de Centrale voor Kredieten aan Ondernemingen (CO-A )

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Gelet op de aanvraag van de Directie-generaal Personen met een handicap van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid ontvangen op 24/01/2015;

Gelet op de aanvraag van de Chef Defensie ontvangen op 23/08/2010; Gelet op de bijkomende informatie ontvangen op 16 en 24/11/2010;

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER BERAADSLAGING RR Nr 51 / 2005 van 21 december 2005

Betreft: aanvraag van de FOD Justitie om het Rijksregisternummer te gebruiken met het oog op het e-deposit pilootproject (RN-MA )

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Gezondheid

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Energieagentschap ontvangen op 06/04/2012;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Energieagentschap ontvangen op 5 augustus 2016;

Betreft: aanvraag tot herziening van de beraadslaging RR nr. 34/2012 (RN-MA )

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het comité");

Gelet op de aanvraag van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid ontvangen op 08/07/2011;

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ;

Gelet op de bijkomende inlichtingen, ontvangen op 17/02/2014;

Gelet op de aanvullende informatie ontvangen op 18 april 2017, 8 juni 2017, 26 en 28 september 2017;

Gelet op de aanvraag van het Universitair Medisch Centrum Sint-Pieter ontvangen op 28/10/2013;

Gelet op de aanvraag van het Beroepsinstituut van erkende boekhouders en fiscalisten, ontvangen op 19/03/2014;

Gelet op de aanvraag van het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen cvba ontvangen op 27/06/2011;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Gelet op de aanvraag van de Algemene Directie Civiele veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken ontvangen op 13/08/2012;

Betreft: wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke (CO-A )

Gelet op de aanvraag van de Orde van Vlaamse Balies, ontvangen op 31/07/2015;

Gelet op de bijkomende informatie, ontvangen op 18 mei, 5 en 9 juni 2015;

Brussel, De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Gelet op de aanvraag van de Polder van het Land van Waas, ontvangen op 29/03/2016;

Sectoraal comité van het Rijksregister

ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid art. 29 ;

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid de artikelen 31bis en 36bis;

Gelet op de bijkomende informatie ontvangen op 11/06/2009 en 13/07/2009;

Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het comité");

Betreft: Adviesaanvraag betreffende de oprichting van een Centraal Register voor de invordering van onbetwiste geldschulden (CO-A )

Advies nr 18/2015 van 10 ju uni 2015 Betreft:

Gelet op de aanvraag van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid ontvangen op 28/07/2010;

SCSZ/06/083. Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 27 april 2006; Gelet op het verslag van de heer Michel Parisse.

Transcriptie:

1/7 Advies nr 18/2012 van 23 mei 2012 Betreft: advies betreffende een voorontwerp van wet inzake het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen door de personen bedoeld in artikel 174/1, 2, eerste lid, van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 (CO-A-2012-019) De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; Gelet op het verzoek om advies van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, ontvangen op 15/05/2012; Gelet op het verslag van de Voorzitter; Brengt op 23 mei 2012 het volgend advies uit:.

Advies 18/2012-2/7 I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG 1. Met ingang van het aanslagjaar 2013, inkomsten 2012, is krachtens artikel 174/1, 1, Wetboek van Inkomstenbelastingen, hierna WIB, een bijkomende heffing verschuldigd op roerende inkomsten ten laste van belastingplichtigen die intresten en dividenden ontvangen waarvan het totale netto bedrag hoger is dan 13.675 euro. 2. De informatie m.b.t. deze inkomsten wordt verstrekt aan het centraal aanspreekpunt (artikel 174/1, 2, WIB) door 1 : de schuldenaars van de roerende voorheffing bedoeld in artikel 261 voor de effecten op naam; in de andere gevallen, de uitbetalende instanties bedoeld in artikel 2, 1, 2, van het koninklijk besluit van 27 september 2009 ter uitvoering van artikel 338bis, 2, WIB; en dit voor de verkrijgers van de inkomsten die niet kiezen voor een inhouding van de bijkomende heffing op roerende inkomsten bovenop de roerende voorheffing. Voor hen wordt in voorkomend geval indien de drempel van 13.675 euro wordt overschreden - de heffing gevestigd op het moment van de berekening van de personenbelasting op basis van de informatie die door het centraal aanspreekpunt aan de bevoegde fiscale administratie wordt meegedeeld. 3. Dit voorontwerp strekt er onder meer toe om de in punt 2 omschreven doelgroep die verplicht is om het centraal aanspreekpunt informatie m.b.t. fysieke personen te verstrekken, de mogelijkheid te bieden om daarbij het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken, wat de juridische zekerheid van de belastingplichtige moet ten goede komen. II. ONDERZOEK VAN DE TEKST 4. Artikel 16, eerste lid, 1, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, hierna WRR, bepaalt dat het Sectoraal comité van het Rijksregister machtigingen verleent om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken. De Commissie stelt vast dat de door artikel U1 van het voorontwerp voorgestelde toevoeging aan artikel 174/1 WIB, een uitzondering invoert op artikel 16, 1, WRR. 1 Dit is de actuele tekst. Het is de intentie om deze als volgt aan te passen: a) wat de effecten aan toonder en de gematerialiseerde effecten betreft, elke in België gevestigde marktdeelnemer die dividenden of interesten toekent of betaalbaar stelt in het onmiddellijk voordeel van de verkrijger, ongeacht of deze deelnemer de schuldenaar van de voormelde roerende inkomsten is of door de schuldenaar of de genieter belast is met de toekenning of betaalbaarstelling van deze inkomsten; b) of in de andere gevallen, de personen bedoeld in artikel 261.

Advies 18/2012-3/7 5. In de mate dat deze uitzondering ertoe strekt om alle instanties die aan het centraal aanspreekpunt moeten melden welke intresten en dividenden natuurlijke personen ontvangen hebben, te verplichten om het identificatienummer te gebruiken, dan lijkt een wetgevend ingrijpen nuttig gelet op het feit dat: het iemand die in aanmerking komt om een machtiging om het identificatienummer te gebruiken aan te vragen, vrij staat om dit al dan niet te doen; een gemachtigde hoe dan ook kan beslissen om zijn machtiging niet te gebruiken of om af te zien van het gebruik. 6. De Commissie stelt evenwel vast dat het wetsontwerp zo is geformuleerd dat het een toelating inhoudt om het identificatienummer te gebruiken en dus geen verplichting. 7. In de mate dat het gebruik van het identificatienummer erop gericht is het centraal aanspreekpunt in staat te stellen zijn rol bijdragen tot een correcte inning van de bijkomende heffing naar behoren te vervullen, lijkt het cruciaal dat alle meldingen m.b.t. de ontvangers van roerende inkomsten deze laatsten nauwkeurig identificeren, zodat niet alleen de meldingen m.b.t. eenzelfde persoon kunnen worden samengevoegd maar ook vergissingen m.b.t. de identiteit van de ontvanger worden uitgesloten. Om dat te bewerkstelligen is het identificatienummer inderdaad het meest geschikte instrument. 8. Zoals reeds aangestipt wordt in de voorgestelde tekst het gebruik van het identificatienummer niet verplicht gesteld. Rekening houdend met de rol van het centraal aanspreekpunt is het voorstel eigenlijk een maat voor niets. Heel wat informatieplichtigen zullen immers geen gebruik maken van die toelating. Dit betekent dat het centraal aanspreekpunt wordt opgezadeld met heel wat opzoekwerk om iedereen nauwkeurig te identificeren en de relevante informatie samen te brengen. 9. Rekening houdend met wat hiervoor werd uiteengezet, komt het de Commissie voor dat een aanpassing van de tekst van het voorontwerp van wet zich opdringt en dat meer in het bijzonder het gebruik van het identificatienummer op ondubbelzinnige wijze verplicht moet worden gesteld. 10. Indien de bedoeling van het wetsontwerp en dus de uitzondering erin bestaat om alle bij het proces betrokken instanties op hetzelfde ogenblik en volgens dezelfde modaliteiten een gelijkaardige machtiging te verschaffen, dan wordt er via een rechtsnorm gederogeerd van de procedure opgelegd door de WRR, en wordt er dus afgeweken van de principiële bevoegdheid van het sectoraal comité van het Rijksregister.

Advies 18/2012-4/7 11. Artikel 8, 1, tweede lid, WRR voorziet reeds in de mogelijkheid om af te wijken van de in artikel 16, 1, WRR geformuleerde principiële bevoegdheid van het sectoraal comité van het Rijksregister: De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en na advies van het sectoraal comité, in welke gevallen geen machtiging vereist is. 12. Met betrekking tot een gelijkaardige afwijking op de principiële bevoegdheid van het Sectoraal comité Federale Overheid merkte de Commissie in haar advies nr.15/2006 van 14 juni 2006 op: stelt de Commissie toch vast dat, zoals voor elke uitzondering, zij wat betreft haar toepassingsgebied een restrictieve interpretatie aanhangt, a fortiori van zodra wanneer zij leidt tot een verschil in behandeling tussen het geheel van begunstigde of betrokken personen door voormeld artikel 36bis. In voorkomend geval komt het toe aan de Koning om zijn intentie om beroep te doen op deze uitzondering op expliciete wijze te bepalen en te motiveren, met dien verstande dat de mogelijkheid om zich aldus vrij te stellen van de machtiging door voormeld sectoraal comité in niets de verplichting in de weg staat om de overige materiële bepalingen van de WVP te respecteren, en meer bepaald het artikel 4. Indien hiertoe aanleiding bestaat, kan het nut van een voorafgaande consultatie van de Commissie, voorafgaand aan de aanvaarding van dergelijk koninklijk besluit, worden overwogen. 13. De wetgever kan via een rechtsnorm van gelijke rang afwijken van de procedure opgelegd door de WRR, en dus afwijken van de principiële bevoegdheid van het sectoraal comité van het Rijksregister. Dit neemt niet weg dat de hierboven door de Commissie geformuleerde vuistregels inzake restrictieve interpretatie van de uitzondering en de motivering, mutatis mutandis van toepassing zijn op onderhavig voorontwerp. 14. Het doeleinde van de voorgestelde tekstaanpassing lijkt erin te bestaan ervoor de zorgen dat de informatieplichtigen de natuurlijke personen m.b.t. dewelke zij meldingen doen nauwkeurig identificeren teneinde de correcte inning van de bijkomende heffing te verzekeren. 15. Dit laatste vereist dat: alle betrokken instanties over een machtiging beschikken om het identificatienummer te gebruiken; alle betrokkenen op hetzelfde ogenblik over een dergelijke machtiging kunnen beschikken.

Advies 18/2012-5/7 16. De Commissie moet vaststellen dat zulks via aparte machtigingsaanvragen bij het Sectoraal comité van het Rijksregister moeilijk zal kunnen worden bewerkstelligd. In het licht hiervan is een afwijking op de bevoegdheid van het Sectoraal comité van het Rijksregister in casu aanvaardbaar. 17. Verder wordt vastgesteld dat de door het voorontwerp geformuleerde uitzondering welomschreven en afgelijnd is (zie punten 3 en 4). 18. Het identificatienummer van het Rijksregister is een persoonsgegeven in de zin van de WVP. Het voormelde artikel 3 van het voorontwerp van wet stelt dus een verwerking van persoonsgegevens in en moet bijgevolg conform zijn aan de beginselen van de WVP. 19. Artikel 5 WVP somt de gevallen op waarin persoonsgegevens mogen verwerkt worden. Er dient dus onderzocht te worden of de voorgestelde verwerking daarin kan ondergebracht worden. 20. Artikel 174/1, 1, WIB, bepaalt dat personen die intresten en dividenden ontvangen waarvan het totale netto bedrag hoger is dan 13.675 euro bijkomende heffing verschuldigd zijn bovenop de roerende voorheffing. Om te bepalen wie deze heffing verschuldigd is, verwerkt het centraal aanspreekpunt persoonsgegevens waaronder het identificatienummer. Het is tevens met het oog daarop dat de informatieplichtigen verplicht zijn om persoonsgegevens te verwerken. 21. De beoogde verwerkingen beantwoorden aan het gestelde in artikel 5, eerste lid, c, WVP : persoonsgegevens mogen verwerkt worden wanneer de verwerking noodzakelijk is om een verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke van de verwerking is onderworpen door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie. 22. Persoonsgegevens dienen voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden te worden verkregen en niet verder te worden verwerkt op een wijze die, rekening houdend met alle relevante factoren, met name met de redelijke verwachtingen van de betrokkene en met de toepasselijke wettelijke en reglementaire bepalingen, onverenigbaar is met die doeleinden (finaliteit - artikel 4, 1, 2, WVP). 23. In de voorgestelde tekst wordt het gebruik van het identificatienummer door de informatieplichtigen uitsluitend toegestaan met het oog op het vervullen van hun informatieplicht ten overstaan van het centraal aanspreekpunt zoals opgelegd door artikel 174/1WIB. De voorgestelde tekst voldoet bijgevolg aan de vereiste van artikel 4, 1, 2, WVP. 24. Persoonsgegevens dienen toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of waarvoor zij verder worden verwerkt

Advies 18/2012-6/7 (artikel 4, 1, 3, WVP). Dit betekent dat in onderhavig geval moet onderzocht worden of - rekening houdend met de opgegeven finaliteit - deze beginselen bij het gebruik van het identificatienummer inzake in acht worden genomen. 25. De vermelding van het identificatienummer bij de melding verschaft alle in het proces betrokken instanties de zekerheid dat men het over dezelfde persoon heeft. Vergissingen waartoe homoniemen en schrijffouten in de naam aanleiding kunnen geven, worden vermeden. Dit is niet zonder belang: de meldingsplichtige kan precies aantonen voor welke betrokkene hij heeft gemeld welk bedrag aan intresten en dividenden deze ontving en dat hij dus zijn plicht nauwgezet heeft vervuld; het centraal aanspreekpunt kan voor elke persoon m.b.t. dewelke meldingen gebeurden berekenen of hij de drempel bereikt boven dewelke de bijkomende heffing verschuldigd is; gelet op de eventuele financiële repercussies heeft de belastingplichtige er belang bij dat alleen maar de bedragen die op hem betrekking hebben worden samengebracht. 26. De voorgestelde tekst voldoet bijgevolg aan de vereiste van artikel 4, 1, 3, WVP. III. VOLLEDIGHEIDSHALVE 27. De Commissie benadrukt volledigheidshalve het feit dat ingevolge het voorontwerp van wet wordt afgeweken van de procedure voorzien in de WRR om het identificatienummer van het Rijksregister te mogen gebruiken, de instanties die ingevolge deze tekst gemachtigd worden om het identificatienummer te gebruiken, niet ontslaat van de verplichting om de andere bepalingen van de WRR na te leven zoals o.a. de artikelen 10 en 11 die onverminderd van toepassing zijn. 28. Dit betekent onder meer dat de geviseerde instanties die het identificatienummer daadwerkelijk zullen gebruiken, de identiteit van hun consulent inzake informatiebeveiliging zullen moeten meedelen aan het Sectoraal comité van het Rijksregister (artikel 10). Deze persoon zal vanzelfsprekend een beveiligingsbeleid moeten uitstippelen en een beveiligingsplan opstellen. 29. Zoals de andere gemachtigden zullen de door dit voorontwerp van wet geviseerde instanties desgevallend door het Sectoraal comité van het Rijksregister verzocht worden om periodiek een evaluatieformulier in verband met de informatiebeveiliging in te vullen. 30. Artikel 8, 1, vierde lid, WRR verplicht het Sectoraal comité van het Rijksregister tot de publicatie van een kadaster van de netwerkverbindingen. Daartoe moet in de aanvraag melding

Advies 18/2012-7/7 gemaakt worden van de netwerkverbindingen die voortvloeien uit het gebruik van het identificatienummer. Aldus wordt de burger geïnformeerd welke instanties mogelijks over hem informatie uitwisselen op basis van het identificatienummer (transparantie). 31. Voor zover de Commissie kan vaststellen, zullen er momenteel geen netwerkverbindingen tot stand komen. Zij vestigt er echter de aandacht op dat indien in de toekomst dergelijke verbindingen zouden tot stand komen, de betrokkenen het Sectoraal comité van het Rijksregister daarvan onmiddellijk moeten informeren. Het is immers dit comité dat zal beoordelen of dergelijke verbindingen, rekening houdend met de finaliteiten, geoorloofd zijn of niet. 32. Zoals reeds werd opgemerkt mag het identificatienummer van het Rijksregister slechts gebruikt worden voor zover men daartoe gemachtigd is. Dit betekent dan ook vanzelfsprekend dat men dit in contacten met een derde - die niet de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger is - slechts mag gebruiken voor zover deze eveneens gemachtigd is om dit nummer te gebruiken en voor zover het kadert in de doeleinden met het oog op dewelke hij gemachtigd werd om dit nummer te gebruiken. OM DEZE REDENEN, de Commissie brengt een gunstig advies uit voor zover rekening wordt gehouden met de opmerking geformuleerd in punt 9 en vestigt er de aandacht op dat de door het voorgelegde wetsontwerp gemachtigden de punten 28-32 van dit advies in acht moeten nemen. De Wnd. Administrateur, De Voorzitter, (get.) Patrick Van Wouwe (get.) Willem Debeuckelaere