Het beroepsprofiel van de fysiotherapeut



Vergelijkbare documenten
VAN ZORG NAAR PREVENTIE

Beroeps- en Competentieprofiel van de kinesitherapeut in België

Het ICF schema ziet er als volgt uit. (Schema uit hoofdtekst hier opnemen)

Beroeps- en Competentieprofiel van de kinesitherapeut in België

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

Kerncompetenties psychotherapeut

Bij de MSF (verwijzers) is het verplicht minimaal 3 verwijzers een vragenlijst te sturen, voor de

Functieprofiel van de fysiotherapeut met aanvullende scholing binnen de BeweegKuur

Gelet op artikel 8, tweede lid, onderdeel b, en zevende lid, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg;

Body of Knowledge. Kwalificatiedossier Verpleegkundige mbo. Werkversie /12 Verpleegkundige mbo v0.1

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

Hart voor je patiënt, goed in je vak, trots op je werk

Peer review Het elektronisch Kinesitherapeutisch dossier

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot oncologie verpleegkundige

Zorgprogramma voor mensen met gerontopsychiatrische problematiek in het verpleeghuis

Model Beroepsprofiel Cliëntondersteuner voor mensen met een beperking

Verklarende woordenlijst

Landelijk Opleidingscompetentieprofiel. Master Physician Assistant

Domeinbeschrijving manuele therapie NVMT

Inhoud. Voorwoord 11 DEEL 1 HET BEROEP VAN DE MBO-VERPLEEGKUNDIGE 13

Foto: halfpoint. 123rf.com. methodisch werken

Toelichting De kerncompetentie vakinhoudelijk handelen vormt de rode draad van elke leerweg. De andere kerncompetenties zijn daarbij ondersteunend.

Factsheet Verpleegkundig Specialisten

Bijlage Beroepscompetenties Fysiotherapeuten

WELKOM. Dorien Gerards (Zuyd hogeschool)

Visie Dimence Groep op VerpleGinG en VerzorGinG

KWALITEITSONTWIKKELING GGZ

De opleiding tot Restauratief Tandarts van de Nederlands Vlaamse Vereniging voor Restauratieve Tandheelkunde

Generalisten Specialisten

Integrale lichaamsmassage

Competentieprofiel. kaderlid LGB Beroepsinhoud Zorg

Eindtermen vervolgopleiding intensive care verpleegkundige

Competentieprofiel van de genetisch consulent

HET WERKEN met GEZONDHEIDSPROFIELEN in de MANUELE THERAPIE

DE DOMEINBEPALING VAN HET BEROEP

Beroepsprofiel FT, KNGF 2005 Competentieprofiel, SROF Wat doen we ermee? Prof.dr. Rob A.B. Oostendorp

Meerjarenplan KFTU

Opleiding Verpleegkunde Stage-opdrachten jaar 3

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

Visie op verpleegkundige professionaliteit

Samenvatting leerstof Geriatrie opleiding

Keuzedeel mbo. Zorg en technologie. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0137

Raamplan Artsopleiding 2009

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

Herregistratie BIG-register

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot kinderverpleegkundige

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot dialyse verpleegkundige

De CBP: Competentie Beoordeling Praktijk

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

6 Kern van de verpleegkundige en verzorgende beroepen

Nota van toelichting. Algemeen

Visitatie: 6 indicatoren Feedbackformulier Kwaliteit praktijkvoering

Methodiek en systematiek voor de verpleegkundige beroepsuitoefening

Marike van der Schaaf Juultje Sommers. Evidence statement voor fysiotherapie op de intensive care

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Stewardessen doen het beter

Onderscheid door Kwaliteit

Samenvatting. Welk type zorg is PDL?

Concept zorgprotocol Beweeginterventies in de chronische ketenzorg 2014

Kwalificatieprofiel NGS Wellnessmasseur

Functieomschrijving Circulation Practitioner

PROGRAMMA SPECIALISTISCHE OPLEIDING TOT KLINISCH NEUROPSYCHOLOOG THEORETISCH ONDERWIJS. Algemene inleiding

Eindtermen. Eindtermen Praktijk: Eindtermen Voetreflextherapeut.doc 1

2 ALGEMENE BESCHRIJVING VAN DE OPLEIDING Naam

Beleidsregels indicatiestelling AWBZ Bijlage 7. Behandeling

WAT NEMEN WE MEE NAAR HUIS

Kwaliteitsprofiel Verloskundige Echoscopist maart 2011

Motivatie voor FT en voor het volgen van een masteropleiding (MRCA)

OPLEIDING INTENSIVE CARE VERPLEEGKUNDIGE

Begrippenlijst. Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & Verzorgenden. Register Zorgprofessionals. Uitvoeringsregelingen

! Introduc)e Project. 5 maart 2015

Begrippenlijst. Kwaliteitsregister Verpleegkundigen & Verzorgenden. Register Zorgprofessionals. Uitvoeringsregelingen

Onderwerp: Afbakening groep volwassen zwaar lichamelijk gehandicapten in verband met een nieuwe AWBZ-aanspraak voor 24-uurszorg op afroep

Inhoud. Deel I Het verpleegkundig beroep in beeld. Deel II Methodisch werken

Eindtermen voor de vervolgopleiding tot spoedeisende hulp verpleegkundige

- kiezen voor het gebruik van goede digitale informatiesystemen in de zorgpraktijk.

Project SO 2020 Medisch handelen Professionaliteit Kennis en wetenschap Samenwerking O et patiënt ppelijk unicatie m and Com elen

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Deskundig, respectvol & optimistisch ONZE GROEPSVISIE

Plannen van zorg Niveau 4

Bedoeling van dit werkcollege:

Methodisch handelen: graag nog SMARTER!

Competentieprofiel MZ Opleider. Competentieprofiel voor mz-opleider.

Functiebeschrijving VERZORGENDE GEZINSZORG C1-C2 / D1-D3

ADDENDUM 2 bij HAND-OUTS I

Algemeen Beroepskader Revalidatiegeneeskunde

Nederlandse Vereniging voor Manuele Therapie. Zicht op de toekomst. 22 september 2014

Zorg uit de Zvw. Wijkverpleging, ELV, GRZ. Judith den Boer

Paramedisch OnderzoekCentrum

Naar toekomstgericht opleiden in zorg en welzijn. Commissie Innovatie Zorgberoepen & Opleidingen Kete Kervezee December 2015

Beleidsdocument

Praktijkopdracht Klinisch Redeneren

1 Samenvatting: een nieuw beroepenhuis V&V

Toeleg Meedoen & Samenwerken in Breda

Beroepscode voor technisch geneeskundigen

Wat is Positieve gezondheid en wat kan het voor ouderen betekenen?

De rol van HR diensten in de beweging naar meer eigenaarschap van onderwijsteam over onderwijskwaliteit

Besluit van. Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, kenmerk ;

Transcriptie:

Het beroepsprofiel van de fysiotherapeut

Het beroepsprofiel van de fysiotherapeut 3

Bezoekadres: Stadsring 159b, Amersfoort Correspondentieadres: Postbus 248, 3800 AE Amersfoort E-mail hoofdkantoor@kngf.nl Internet www.kngf.nl Vormgeving en drukwerk: Drukkerij De Gans, Amersfoort 2006 Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het KNGF. Het KNGF heeft als doel om de voorwaarden te scheppen waardoor fysiotherapeutische zorg van goede kwaliteit gerealiseerd wordt, die toegankelijk is voor de gehele Nederlandse bevolking, met erkenning van de professionele deskundigheid van de fysiotherapeut. Het KNGF behartigt voor ruim 20.000 aangesloten fysiotherapeuten de belangen op beroepsinhoudelijk, sociaal-maatschappelijk en economisch gebied. 4

Voorwoord Voor u ligt het beroepsprofiel van de fysiotherapeut anno 2005. In dit beroepsprofiel is de huidige stand van zaken van het vakgebied beschreven en zijn de benodigde competenties van de fysiotherapeut uitgewerkt, zodat de opleidingen studenten kunnen voorbereiden op het huidige werkveld. Het beroepsprofiel anno 2005 vervangt daarmee de eerste versie van het beroepsprofiel uit 1998. Het vakgebied fysiotherapie is enorm in ontwikkeling. Als specialist in bewegen heeft de fysiotherapeut een professionaliseringsslag doorgemaakt. Wetenschappelijk onderzoek toont nu onmiskenbaar de positieve effecten van de werking van fysiotherapie aan. De zorgvraag naar fysiotherapeutische expertise neemt toe en de fysiotherapeut speelt een belangrijke rol in de veranderende gezondheidszorg. Het experiment met vrije tarieven, de invoering van Diagnose Behandel Combinaties (DBC) en de directe toegankelijkheid van de fysiotherapie vanaf 1 januari 2006 zijn daar expliciete voorbeelden van. Ook andersoortige mondiale ontwikkelingen vragen hun plaats, zoals die van het competentiemanagement. Om binnen alle snelle veranderingen de samenhang van het vakgebied te bewaken is het van belang dat de beschrijving van het vakfysiotherapie adequaat is, zodat we een gezamenlijk vertrekpunt hebben om de fysiotherapie binnen de gezondheidszorg te positioneren. Het beroepsprofiel vormt de basis voor vele uitwerkingen. Het positioneert de fysiotherapie binnen de gezondheidszorg en vormt de sleutel voor de aansluiting tussen opleiding en werkveld.voor het KNGF is het beroepsprofiel van belang om binnen de beroepsgroep consensus tehebben over de kern van het vakgebied en om de Nederlandse situatie te kunnen vergelijken met internationale ontwikkelingen. Voor de opleidingen is het beroepsprofiel niet alleen van belangom de opleiding tot fysiotherapeut in te richten, maar ook voor de invulling van na- en bijscholing van fysiotherapeuten. Voor de beroepsinhoudelijke verenigingen binnen het KNGF vormt het beroepsprofiel de basis om hun specialisaties te ontwikkelen en te beschrijven in beroepscompetentieprofielen. Voor de beroepsbeoefenaar zelf en leidinggevenden biedt het beroepsprofiel steun voor het uitzetten van het persoonlijke ontwikkelingsplannen, voor het invullen van de scholingsbehoefte en voor het voeren van het personeelsbeleid. Het beroepsprofiel doet recht aan de breedte van het werkveld en biedt ruimte voor ontwikkelingen. Ook voor externe partijen is het beroepsprofiel relevant om de positie van de fysiotherapeut te kunnen plaatsen in de gezondheidszorg. Werkwijze Net als bij de eerste versie is het beroepsprofiel ontwikkeld in samenwerking tussen het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en het StudieRichtingsOverlegFysiotherapie (SROF), waarbinnen de opleidingen fysiotherapie zijn vertegenwoordigd.voor de ontwikkeling van dit beroepsprofiel zijn twee werkgroepen samengesteld. De eerste werkgroep was voor de ontwikkeling van het competentieprofiel. Voordat deze werkgroep aan haar taak begon waren er drie hogescholen die een eigen competentieprofiel hadden. In de werkgroep competentieprofiel zaten de drie auteurs van deze profielen. De tweede werkgroep heeft zich bezig gehouden met het schrijven van alle andere onderdelen van het beroepsprofiel. Deze werkgroep beroepsprofiel is zodanig samengesteld dat een zo breed mogelijk spectrum van deskundigheid uit de dagelijkse praktijk van de fysiotherapie vertegenwoordigd was. De werkgroepen hebben zich ten doel gesteld een makkelijk leesbaar beroepsprofiel te schrijven. Uitgangspunt hierbij was om te schrijven vanuit de zelfstandigheid van de beroepsgroep door te focussen op datgene wat de fysiotherapeut doet. Producten en diensten van de fysiotherapeut zijn hierbij geborgd vanuit wetenschappelijke vakontwikkeling. Naast het feit dat de inhoudelijke ontwikkelingen een plaats hebben gekregen is invulling gegeven aan een differentiatie in het competentieniveau, n.l. start- en gevorderd niveau. Ook is een verkenning gemaakt naar een, in de toekomst verder in te vullen, differentiatie tussen het bachelor en masterniveau. De werkgroep is zich ervan bewust van het feit dat de beschrijving een momentopname is van de situatie anno 2005 met een vooruitblik naar de toekomst en van de beperkingen die dit met zich meebrengt. Gedurende het schrijfproces zijn het competentieprofiel en het beroepsprofiel steeds zorgvuldig met elkaar afgestemd. Uiteindelijk is een samenvatting van het competentieprofiel opgenomen in het beroepsprofiel (hoofdstuk 4). Het volledige competentieprofiel is in juni 2005 vastgesteld door het SROF. In de begeleidingscommissie van het project zaten vertegenwoordigers van het KNGF bestuur, de beleidscommissies van het KNGF, de wetenschap, het onderwijs, de intra- en de extramurale werksetting, en de auteurs van het beroepsprofiel uit 1998. Tijdens het ontwikkeltraject zijn de conceptteksten in twee interne valideringsbijeenkomsten voorgelegd aan, en besproken met, een 60-tal fysiotherapeuten en vertegenwoordigers van diverse geledingen in en rond de fysiotherapie. Het concept is twee maal voorgelegd aan de Wetenschappelijke Raad Fysiotherapie, twee maal aan de beleidscyclus van het KNGF en tenminste één maal aan iedere beleidscommissie van het KNGF. Tenslotte is het concept voor een externe valideringsronde voorgelegd aan een 15-tal organisaties die betrokken zijn bij de fysiotherapie, waaronder de Inspectie voor de Gezondheidszorg en het Ministerie van VWS, maar ook de Orde van Medisch Specialisten en de Landelijke Huisartsen Vereniging. Leeswijzer Het beroepsprofiel begint in hoofdstuk 1 met een beschrijving van het domein van de fysiotherapie, als korte samenvatting van de diverse onderdelen van het beroepsprofiel. Hoofdstuk 2 geeft een beeld van de positie van de fysiotherapie in de gezondheidszorg. Hoofdstuk 3 beschrijft de deskundigheid van de fysiotherapeut en datgene wat een fysiotherapeutfeitelijk doet. Hoofdstuk 4 is een samenvatting van het competentieprofiel fysiotherapeut. Het beschrijft de verschillende rollen die een fysiotherapeut bij de uitoefening van zijn vak heeft en de competenties die hiervoor nodig zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft de organisatie van het KNGF, de kwaliteitsborging in de fysiotherapie en het opleidingscontinuüm. Hoofdstuk 6 is een samenvat 5

ting van de voor de fysiotherapie relevante wet- en regelgeving. Hoofdstuk 7 werpt een blik op de geschiedenis van de fysiotherapie en op ontwikkelingen in de toekomst. Hoofdstuk 8 is een weergave van de geraadpleegde literatuur. Tot slot geeft hoofdstuk 9 een overzicht van de betrokken personen in het project dat heeft geleid tot dit geactualiseerde beroepsprofiel. Voor de leesbaarheid van de tekst geven we alleen de mannelijke vorm aan zonder daarmee de vrouwelijke fysiotherapeut uit te sluiten. Dit geldt ook voor de patiënt: er staat hij maar we bedoelen uiteraard ook de vrouwelijke patiënt. Overigens leest u overal patiënt. Daarmee bedoelen we ook de cliënt en de wettelijke vertegenwoordiger. Dit onderscheid is voor het leesgemak weggelaten. 6

Inhoud Voorwoord 1 1 Het domein fysiotherapie 5 1.1 Plaats in de gezondheidszorg 5 1.2 Fysiotherapeut: specialist van het menselijk bewegen 5 1.3 Doelstellingen fysiotherapeutische zorg 5 1.4 Werkwijze fysiotherapeut 5 1.5 Professionele en wetenschappelijke attitude en ethiek 6 2 Fysiotherapie in de gezondheidszorg 7 2.1 Gezondheid en menselijk bewegen 7 2.2 Gezondheidszorg 7 2.3 Fysiotherapeutische hulpverlening 7 2.4 Afstemming en samenwerking 8 3 Deskundigheidsontwikkeling 9 3.1 Deskundigheid 9 3.2 Methodische werkwijze 9 3.2.1 Fasen in het methodisch handelen 9 3.2.2 Klinisch redeneren 10 3.3 Verrichtingen 10 3.3.1 Bevragen (anamnese) 10 3.3.2 Testen, meten en analyseren 10 3.3.3 Begeleiden en informeren 10 3.3.4 Sturen en oefenen 10 3.3.5 Fysische therapie i.e.z. 10 3.3.6 Manuele verrichtingen 11 3.4 Van praktijk naar theorie 11 3.4.1 Theorievorming 11 3.4.2 Fysiotherapiewetenschap 11 4 Competentieprofiel fysiotherapeut 12 4.1 Het competentieprofiel op hoofdlijnen 12 4.1.1 Reikwijdte profiel 12 4.1.2 Beroepsrollen 12 4.1.3 Professionaliteit 12 4.1.4 Niveaus 13 4.2 Overzicht van rollen en competenties 13 4.2.1 Rollen 13 Hulpverlener 13 Manager 13 Beroepsontwikkelaar 13 4.2.2 Competenties 13 4.3 Normen van professionaliteit 13 4.3.1 Omgang met werk en taken 13 4.3.2 Omgang met anderen 21 4.3.3 Omgang met het eigen functioneren 21 5 Organisatie, kwaliteitsborging en opleidingscontinuüm 22 5.1 Het KNGF 22 5.1.1 De structuur 22 5.1.2 De beroepsinhoudelijke verenigingen 22 5.1.3 Visie 22 5.2 Kwaliteitsborging 22 5.3 Opleidingen 23 5.4 Vernieuwingen in het onderwijs 23 5.5 BaMa-structuur 24 7

6 Wettelijk kader 25 6.1 Wet BIG 25 6.2 BIG-register 25 6.3 Kwaliteitswet Zorginstellingen 25 6.4 Wet tarieven gezondheidszorg 25 6.5 Klachtrecht 25 6.6 Tuchtrecht 25 6.7 Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO) 25 6.8 Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) 26 6.9 Beroepsethiek 26 7 Geschiedenis, ontwikkeling en toekomst 27 7.1 Geschiedenis 27 7.2 Ontwikkelingen en toekomst 27 7.2.1 Vraag naar fysiotherapie 27 7.2.2 Marktwerking 27 7.2.3 Bewegen en gezondheid 28 7.2.4 Directe toegankelijkheid 28 7.2.5 Arbeidsrelevante fysiotherapie 28 7.2.6 Nieuwe beroepen en taakverschuiving 28 7.2.7 Transparantie en benchmarking 28 Geraadpleegde literatuur 29 Betrokkenen actualisatie beroepsprofiel 30 8

Het beroepsprofiel van de fysiotherapeut 2005 1 Het domein fysiotherapie 1.1 Plaats in de gezondheidszorg Fysiotherapeuten zijn werkzaam in zowel de extramurale (eerstelijns) als de intramurale gezondheidszorg. In de extramurale (eerstelijns) zorg werken fysiotherapeuten als solist, in een maatschap of in loondienst. In de intramurale zorg werken fysiotherapeuten voornamelijk in ziekenhuizen, revalidatiecentra en verpleeghuizen. Ook werken er fysiotherapeuten in het bedrijfsleven, het onderwijs, het wetenschappelijk onderzoek, de psychiatrie en de zwakzinnigenzorg. Van de ruim achttien duizend werkzame fysiotherapeuten in Nederland werken ongeveer dertienduizend extramuraal en vijfduizend intramuraal. Ze werken multiprofessioneel en onderling samen in transmurale ketens en netwerken. Fysiotherapeutische zorgverlening wordt gerekend tot de curatieve somatische zorg. Ook op andere terreinen ontplooien fysiotherapeuten activiteiten. Aandacht voor preventie in de zorg bijvoorbeeld heeft de afgelopen jaren een grotere plaats ingenomen in het belang van gezond en verantwoord bewegen. Er vinden verschillende ontwikkelingen en veranderingen in de zorg plaats. Zo is de fysiotherapeut met ingang van 1 januari 2006 direct toegankelijk; er is dan geen verwijzing meer nodig. Directe toegankelijkheid past binnen de opvattingen over taakherschikking en een efficiënte organisatie van de gezondheidszorg. 1.2 De fysiotherapeut: specialist van het menselijk bewegen Fysiotherapie is het vakgebied van het menselijk bewegen: de fysiotherapeut houdt zich bezig met het bewegen van mensen in hun dagelijkse omgeving en maatschappelijke participatie. De fysiotherapeutische zorg richt zich op de oorzaken van gezondheidsproblemen en op de gevolgen van ziekten, aandoeningen en syndromen, met als doel het bevorderen van de gezondheid met betrekking tot het bewegen in relatie tot participatie in de samenleving. Voortbouwend op het zoeken naar oorzaken schenkt de fysiotherapeut veel aandacht aan preventie. De fysiotherapeut legt de bewegings(on)mogelijkheden van de patiënt vast. Hij onderzoekt op welke wijze het bewegen plaatsvindt om te analyseren waarom de patiënt juist op deze manier beweegt. In de analyse zoekt de fysiotherapeut naar oorzakelijke en beïnvloedbare factoren opbasis waarvan hij in samenspraak met de patiënt de doelen en het behandelplan opstelt. Het doel van de behandeling is het optimaliseren van het bewegen van de patiënt uitgaande van zijn vermogens en binnen de mogelijkheden die er zijn. 1.3 Doelstellingen fysiotherapeutische zorg In de keuze van de doelstellingen van de behandeling staan de belangen van de patiënt centraal. Gezondheidsproblemen en hulp vragen met betrekking tot het bewegen hangen sterk samen met de individuele leefwereld van de patiënt. De fysiotherapeut streeft ernaar de fysiotherapeutische hulpverlening af te stemmen op de hulpvraag. Hieruit volgen de volgende specifieke doelstellingen van de fysiotherapie: creëert mogelijkheden tot het verbeteren of het instandhouden van het participatieniveauvan de patiënt voorkomt hulpvragen, gezondheidsproblemen en herhaling van gezondheidsproblemen op het gebied van het bewegen heft gezondheidsproblemen op (benoemd in functies, activiteiten en participatie), vermindert deze of helpt deze te compenseren biedt begeleiding en ondersteuning gedurende het lijden van de patiënt beïnvloedt attitude, gedrag en leefstijl van de hulpvrager voor zover ze een relatie hebben met de hulpvraag en/of het gezondheidsprobleem beïnvloedt de woon- en werkomstandigheden voor zover deze een relatie hebben met de hulpvraag en/of het gezondheidsprobleem 1.4 Werkwijze fysiotherapeut De werkwijze van de fysiotherapeut kenmerkt zich door een bewuste, procesmatige, systematische en doelgerichte aanpak. Deze aanpak wordt omschreven als het methodisch fysiotherapeutisch handelen. Door deze werkwijze is de fysiotherapeut in staat zorg op maat te leveren die transparant en toetsbaar is. Invoering van directe toegankelijkheid maakt het mogelijk om de fysiotherapeut te raadplegen zonder verwijzing van de arts. Aan het methodisch handelen is daarom het screeningsproces toegevoegd. Dit screeningsproces houdt in: het herkennen van symptomen die binnen of buiten het fysiotherapeutische domein liggen. Na het onderzoek verwoordt de fysiotherapeut het gezondheidsprobleem in een fysiotherapeutische diagnose. Hij baseert zich op gangbare en daartoe aangewezen en onderbouwde diagnostische vaardigheden. Met behulp van de ICF (Internationale Classificatie van het menselijk Functioneren) wordt het functioneringsprobleem van de patiënt beschreven. De term menselijk functioneren in de ICF verwijst naar functies, anatomische eigenschappen, activiteiten en participatie. De term functioneringsprobleem verwijst naar stoornissen, beperkingen en participatieproblemen. Daarnaast bevat de ICF een verwijzing naar externe factoren die van invloed kunnen zijn op het gezondheidsprobleem (WHO-FIC CC Netherlands 2002). In de behandeling past de fysiotherapeut diverse verrichtingen toe. De keuze voor verrichtingen maakt hij op basis van klinische expertise en de voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt. Daarnaast baseert hij zijn keuze op het best beschikbare en wetenschappelijk onderbouwde bewijs (waaronder richtlijnen). 9

Binnen de fysiotherapie spreken we van oudsher over bewegingstherapie of oefentherapie als kern van het fysiotherapeutisch handelen, al dan niet gecombineerd met massagetherapie enfysische therapie in engere zin (i.e.z.). De voorlopige Classificatie Verrichtingen Paramedische Beroepen (CVPB) hanteert de volgende lijst van verrichtingen: begeleiden/informeren, sturen/ oefenen, fysische therapie i.e.z. en manuele verrichtingen. 1.5 Professionele en wetenschappelijke attitude en ethiek Van de fysiotherapeut wordt verwacht dat hij gezondheidsproblemen van de patiënt in het perspectief van bewegen en bewegingsproblemen plaatst. Hierin is een essentiële ontwikkeling gaande van evidence based practice. Fysiotherapeutische deskundigheid kenmerkt zich door het kunnen toepassen van vakkennis incomplexe en concrete situaties. De fysiotherapeut integreert patiëntspecifieke gegevens, epidemiologische informatie en tal van randvoorwaarden. Van de fysiotherapeut wordt verwacht dat hij deze heterogene gegevens als professional methodisch weegt, ordent en integreert bij de onderbouwing van zijn klinische beslissingen. Indien beschikbaar zijn daarbij uitgekristalliseerde inzichten behulpzaam, neergelegd in de vorm van richtlijnen. Vaak gebruikt de fysiotherapeut klinische expertise als informatiebron. 10

2 Fysiotherapie in de gezondheidszorg 2.1 Gezondheid en menselijk bewegen Gezondheid is een abstract, meerduidig begrip dat is gekleurd door opvattingen vanuit een historisch, sociaal en cultureel perspectief. De World Health Organization (WHO) definieerde in 1947 gezondheid als een toestand van welbevinden:...a state of complete physical, mental andsocial well-being and not merely the absence of disease or infirmity. De waarde van deze definitie is dat gezondheid ook als iets persoonlijks van de betrokkene wordt gezien. Hagenaars en Verduin (2001) verwoordden het als volgt: een mens is gezond wanneer hij als vrij en verantwoordelijk persoon een in zijn visie zinvol en waardig leven leeft in de omstandigheden die zijn bestaan vormen. De fysiotherapie houdt zich bezig met het bevorderen van gezondheid en gezond gedrag met betrekking tot het bewegen. Gezondheid wordt dan opgevat als een proces van menswording dat gedragen wordt door een harmonieuze verhouding tussen de mens en zijn menselijke situatie (Kuiper 1975). In het verlengde van de formulering door Hagenaars en Verduin kan de mate van gezondheid vanuit een biologisch, psychologisch, sociaal en persoonlijk perspectief worden gezien als een interactie tussen de belasting en de belastbaarheid van de persoon. Functioneringsproblemen worden uitgedrukt in termen van stoornissen, beperkingen en participatieproblemen (WHO-FICCC Netherlands 2002). Voor de ontwikkeling van de fysiotherapeutische theorievorming en de body of knowledge zijn twee gezichtspunten op gezondheid van belang: een biologisch gezondheidsbegrip waarbij gezondheid smal gedefinieerd wordt als het goed functioneren van het organisme in fysieke zin een brede en positieve beschrijving (die van de WHO) waarbij gezondheid geassocieerd wordt met de waardering van het functioneren dat onder andere afhankelijk is van de omstandigheden waarin het individu zich bevindt, en de doeleinden die het zich stelt. In de smalle omschrijving kan er zonder medische diagnose niet gesproken worden over een ziekte, aandoening of syndroom. Uitsluitend wetenschappelijke inzichten rechtvaardigen immers het gebruik van de term ziekte, aandoening of syndroom. Zo wordt spierweefsel gedefinieerd als een subsysteem dat chemische energie in mechanische energie omzet ten behoeve van beweging van (delen van) het organisme. Wetenschappelijk onderzoek levert inzicht in pathofysiologie en pathogenese. Daardoor kunnen aandoeningen die zich uiten in stoornissen beter worden opgespoord. Ziekte is vanuit de smalle omschrijving beredeneerd ongewenst. Bij de breed geformuleerde omschrijving is het lastig om grenzen aan te geven. Elke menselijke activiteit valt namelijk onder het gezondheidsbegrip. Ieder onderscheid tussen politieke, morele of culturele problemen enerzijds en gezondheidsproblemen anderzijds valt weg. Gezondheid is daarmee niet voor iedereen hetzelfde maar verschilt naar uitgangssituatie en gestelde doelen. Mensen bewegen binnen hun vermogens en vaardigheden, met een doel en in interactie met hun omgeving. Het waargenomen bewegen kan worden beschreven in termen van kracht, snelheid, lenigheid, uithoudingsvermogen en coördinatie als men bewegen beschouwt als een verplaatsing van het lichaam of van lichaamsdelen. Het menselijk bewegen geeft ook uitdrukking aan de wijze waarop mensen in hun leefwereld zijn. De fysiotherapeut gebruikt bewegen als aangrijpingspunt om een (dreigend) gezondheidsprobleem op te lossen. 2.2 Gezondheidszorg De gezondheidszorg omvat het geheel van organisaties, beroepsgroepen, maatregelen en middelen dat erop gericht is de volksgezondheid in positieve zin te beïnvloeden. De gezondheidszorg wordt onderverdeeld in enkele elkaar deels overlappende zorgterreinen, zoals curatieve somatische zorg, verpleegkundige zorg, geestelijke gezondheidszorg, zorg voor gehandicapten, zorg voor ouderen, kinder- en jeugdzorg, thuiszorg en preventieve zorg. Fysiotherapeutische zorgverlening wordt gerekend tot de curatieve somatische zorg met veel aandacht voor preventie. Curatieve zorg wordt benoemd naar de plaats waar de hulpverlening wordt aangeboden: intramurale en extramurale hulpverlening. De intramurale zorg omvat onder meer patiëntenzorg in ziekenhuizen, verpleeghuizen en revalidatiecentra. Extramurale of eerstelijns hulpverlening omvat de zorg die zich buiten de instellingen afspeelt. Deze zorg wordt grotendeels geleverd door vrije beroepsbeoefenaars. Deze historisch gegroeide indeling wordt aangevuld met ketenzorg en transmurale zorg. De intenties van deze ontwikkelingen zijn duidelijk: men wil samenhang en een continuüm in de zorg bewerkstelligen zodat de patiënt de beste zorg krijgt op de juiste plaats, op het juiste tijdstip en tegen de laagst mogelijke kosten. Niet de plaats waar de zorg gegeven wordt, staat centraal maar het belang en de vraag van de patiënt. De zorg wordt verleend op basis van afspraken over samenwerking, afstemming en regie tussen generalistische en specialistische hulpverleners. Daarbij is sprake van een gemeenschappelijk doel en een gedragen verantwoordelijkheid met expliciete deelverantwoordelijkheden. 2.3 Fysiotherapeutische hulpverlening De fysiotherapeut richt zich op het menselijk bewegen, geplaatst in de context van het gezond functioneren. Het fysiotherapeutische domein wordt daarbij ondersteund en gedragen door de medische wetenschappen en de gedragswetenschappen. Het hulpverleningproces van de fysiotherapeut is onder meer gericht op het menselijk (afwijkend) bewegen en beoogt de kwaliteit van leven te vergroten dan wel te behouden door functies, activiteiten en participatie te bevorderen en door invloed uit te oefenen op persoonlijke factoren en omgevingsfactoren. Daartoe werkt de fysiotherapeut samen met de patiënt aan het herstel van en leren omgaan met zijn gezondheid in dagelijkse situaties. De fysiotherapeutische hulpverlening houdt zich daarbij bezig met de functionele aspecten van gezondheid, wat doorgaans vraagt om inbedding in multiprofessionele zorg. Bewegingsproblemen met rug, nek, schouder en knie vormen het merendeel van alle verwijzingen in de eerste lijn (NIVEL/ Prismant 2003). 11

De mensen die door fysiotherapeuten in ziekenhuizen behandeld worden, zijn met name verwezen door de neuroloog, de neurochirurg, de cardioloog, de intensivist, de algemene chirurgen en de orthopeed. In de verpleeghuizen en revalidatiecentra gaat het vooral om mensen met gevolgen van neurologische aandoeningen (beroerte, de ziekte van Parkinson en MultipleSclerose), bewegingsarmoede en orthopedische aandoeningen (vooral aan heup en knie). Fysiotherapie is een specifiek beroep met een brede reikwijdte. Het heeft toepassing bij mensen in verschillende leeftijden, levensfasen, hulpbehoeften en zorgzwaarten, en houdt rekening met maatschappelijke ontwikkelingen als bewegingsarmoede en overgewicht. Fysiotherapie wil er zo aan bijdragen dat mensen blijven participeren in het arbeidsproces. Ook richten fysiotherapeuten zich op kinderen met ontwikkelingsstoornissen zodat ze binnen hun eigen groep van leeftijdsgenoten kunnen (blijven) functioneren. Daarnaast maken fysiotherapeuten het mogelijk dat (oudere) mensen langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen en ze verlichten het lijden van patiënten met pijn. De epidemie van bewegingsarmoede en overgewicht heeft grote invloed op het ontstaan en beloop van (chronische) ziekten, aandoeningen en syndromen. Er is bovendien een toename van arbeidsgerelateerde aandoeningen en psychische problemen, alle met gevolgen voor de kwaliteit van bewegen. De vraag naar fysiotherapeutische hulpverlening neemt daardoor toe. Daarnaast neemt door de vergrijzing van de samenleving ook een ander domein in omvang toe: bewegingsproblemen bij ouderen. Tot slot begeleidt en adviseert de fysiotherapeut hulpverleners en verzorgend en in de wijze waarop de zorgzwaarte gereduceerd kan worden. De fysiotherapie levert zo een belangrijke bijdrage aan de volksgezondheid, aan de overgang van een intramuraal verblijf naar de thuissituatie, aan de kwaliteit van leven van grote groepen (chronisch zieke) mensen en aan het beheersbaar houden van de kosten. Fysiotherapie draagt daarmee binnen en ook buiten de gezondheidszorg bij aan het beperken van de kosten voor ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. 2.4 Afstemming en samenwerking Het werk van de fysiotherapeut vraagt om samenwerking met zowel collega-fysiotherapeuten als andere beroepsbeoefenaars. Optimale zorg aan de patiënt impliceert dat hulpverlening in onderlinge samenhang wordt aangeboden, ook als de middelen beperkt beschikbaar zijn. Bij specifieke diagnosegroepen werkt de fysiotherapeut samen in transmurale ketens en netwerken. De formele werkverhouding tussen medicus en fysiotherapeut is decennialang geregeld door de wettelijk bepaalde verwijsrelatie. Veranderde regelgeving maakt het vanaf 1 januari 2006 mogelijk dat de fysiotherapeut ook direct toegankelijk is. De noodzaak tot samenwerken blijft dan zeker bestaan; het besef van de waarde van goede samenwerking neemt eerder toe dan af. Binnen de zorgverlening hebben medici en fysiotherapeuten ieder hun eigen aangrijpingspuntenen rollen. Verschillen in aangrijpingspunten impliceren dat de fysiotherapeutische zorg en demedische zorg elkaar wederzijds aanvullen. 12

3 Deskundigheidsontwikkeling Deskundigheidsontwikkeling in de fysiotherapie speelt zich af op twee niveaus: op het niveau van het beroep en op het niveau van de individuele professional. Op het niveau van het beroepverwijst het naar een proces van beroepsontwikkeling met specifieke kenmerken als de ontsluiting en vorming van een body of knowledge. Daarnaast verwijst het naar de bewustwording en erkenning van het eigen deskundigheidsdomein. Op het niveau van de individuele professional verwijst het naar het proces waarin de individuele fysiotherapeut zijn kennis, kunde en professioneel oordeel verder ontwikkelt en nieuwe inzichten integreert in zijn professioneel handelen. Beide processen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden maar richten zich op verschillende doelen. De processen komen samen in het beroepsprofiel dat voor iedere fysiotherapeut van kracht is. Deskundigheid wordt daarbij niet meer opgevat als de optelsom van kennis, vaardigheden en attitudes maar als geïntegreerde gehelen, tegenwoordig aangeduid met de term competenties. 3.1 Deskundigheid De fysiotherapeutische hulpverlening heeft betrekking op het gebied van cure en care: het gaat om een benadering gericht op het verminderen van problemen bij het bewegen en van gevolgen van ziekten, aandoeningen en syndromen. De fysiotherapeut beoordeelt het gezondheidsprobleem van de patiënt aan de hand van termen uit de ICF. De ICF biedt een structuur om vanuit een breder perspectief van het menselijk functioneren gegevens op zinvolle wijze en in onderlinge samenhang te ordenen en te presenteren. Zo kunnen problemen worden onderscheiden naar aard en reikwijdte (eigenschappen, functies, deelname aan maatschappelijk verkeer etc.) maar ook naar factoren (extern, persoonlijk) die van invloed zijn op het functioneren. Het menselijk functioneren en eventuele problemen daarin worden dan opgevat als de uitkomst van een dynamische wisselwerking tussen iemands gezondheidsproblemen (ziekten, aandoeningen, ongevallen, trauma s etc.) en de context waarin die problemen zich voordoen (WHO-FIC CC Netherlands 2002). De fysiotherapeut heeft zich de afgelopen decennia het denken in termen van de ICF eigengemaakt. Daarnaast heeft evidence based practice (EBP) zijn intrede gedaan, wat onder andere tot uitdrukking komt in het gebruik van richtlijnen om het fysiotherapeutisch handelen op klinisch niveau te ondersteunen. EBP is een manier van werken die leidt tot de integratie van het beste bewijs uit wetenschappelijk onderzoek met de klinische deskundigheid van de therapeut en de waarden van de patiënt. Dit vergt een kritisch-constructieve houding van de fysiotherapeut waarbij gestreefd wordt naar de meest effectieve behandeling (Offringa et al. 2003). Het gaat bij EBP om het toepassen van wetenschappelijke gegevens met inachtneming van wat de professional vanuit klinische ervaring aan betekenisvolle overwegingen inbrengt in relatie tot de voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt. Voor de afstemming tussen de voorkeuren, wensen en verwachtingen van de patiënt en de professionele verantwoordelijkheid van de fysiotherapeut is goede communicatie noodzakelijk. De fysiotherapeut komt in samenspraak met de patiënt tot de inhoud van zijn professioneel handelen. Vanuit deze visie neemt de fysiotherapeut het gezondheidsprobleem van de patiënt als aangrijpingspunt, zich daarbij realiserend dat zowel het uiten van een gezondheidsprobleem als het interpreteren van een ziektegeschiedenis plaatsvindt in een samenspel van biologische (conditie en constitutie), psychische en sociale (omgeving) factoren. De fysiotherapeut vraagt zich daarbij af of de beleving van de patiënt van invloed is op het gezondheidsprobleem. De fysiotherapeut onderzoekt wat voor de patiënt de betekenis is van het probleem met betrekking tot het bewegen en bij welke taken, vaardigheden en activiteiten de intentie van de patiënt onvoldoende tot uitdrukking kan komen. Het meewegen van deze gegevens levert therapeutische variabelen op. De fysiotherapeut maakt gebruik van geaccepteerde theorieën en inzichten ten aanzien van etiologie, diagnostiek en therapie, van gezond verstand en van algemeen menselijke communicatieve vermogens. De fysiotherapeut neemt de verantwoordelijkheid voor zijn interpretaties en legt deze voor aan de patiënt. Hij wijst de patiënt daarbij op eventuele risico s. Samen besluiten ze hoe het gezondheidsprobleem wordt aangepakt. 3.2 Methodische werkwijze De professionele benadering van de fysiotherapeut wordt gekenmerkt door een methodische werkwijze. Door deze werkwijze is de fysiotherapeut in staat zorg op maat te leveren. Daarbij blijft de patiënt geïnformeerd over de overwegingen, redeneringen en argumenten die ten grondslag liggen aan de beslissingen van de fysiotherapeut. 3.2.1 Fasen in het methodisch handelen In het fysiotherapeutisch methodisch handelen worden de volgende fasen onderscheiden: 1 aanmelding, oriëntatie op de hulpvraag, screening en informatie aan de patiënt 2 anamnesegesprek 3 fysiotherapeutisch onderzoek 4 formulering van de fysiotherapeutische diagnose en indicatiestelling 5 behandelplan 6 uitvoering van de behandeling 7 evaluatie 8 afsluiting Deze fasen hebben een cyclisch karakter. Tussen de verschillende fasen vindt een terugkoppeling plaats die gebaseerd is op beslismomenten: na elke fase besluit de fysiotherapeut of hij doorgaat naar de volgende fase of dat hij terug moet naar een eerdere fase. Met de feitelijke behandeling gaat de fysiotherapeut van start nadat hij een behandelplan heeft opgesteld. Na evaluatie van de behandeling besluit hij aan de hand van het behaalde resultaat of de behandelperiode kan worden afgesloten. In het methodisch handelen vervult de interactie tussen fysiotherapeut en patiënt een belangrijke rol. Mede dankzij het 13

methodisch handelen kan de zorgverlening van de fysiotherapeut zowel intern als extern worden getoetst. Ook terugkoppeling naar de verwijzer is hierbij van belang. 3.2.2 Klinisch redeneren Klinisch redeneren omvat de mentale processen van verzamelen, interpreteren en structureren van de informatie waardoor de fysiotherapeut in staat is op grond van zijn biomedische, gedragswetenschappelijke en fysiotherapeutische kennis een probleem te verhelderen en op te lossen. Bij het nemen van beslissingen zal de fysiotherapeut naast vele vakinhoudelijkeoverwegingen ook maatschappelijke en financieel-economische aspecten in samenhang moeten wegen. In de gevolgde lijn van redeneren worden er twee fasen onderscheiden (Hagenaars et al. 2003): een fase van oriëntatie en analyse die leidt tot het ontrafelen van het gezondheidsprobleem van de patiënt een fase van synthese en ontwerp die in samenspraak met de patiënt leidt tot het formuleren van een behandelplan om het gezondheidsprobleem op te lossen Richtinggevende vragen in de oriëntatie op en analyse van het probleem zijn onder meer: Wat zijn de aard en mogelijk de gevolgen van de ziekte, de aandoening of het syndroom voor het bewegen van de patiënt? Welke factoren waren bepalend voor het ontstaan ervan en de mogelijke gevolgen voor het bewegen van de patiënt? Welke factoren zijn bepalend voor het gezondheidsprobleem van de patiënt? Is het beloop van (de gevolgen van) de ziekte, de aandoening ziekte of het syndroom normaal of afwijkend? Waaruit bestaat een eventuele afwijking in het beloop en welke factoren zijn hierop van invloed geweest? Richtinggevende vragen in de fase van synthese en ontwerp zijn onder andere: Is de verwijzing voor/vraag naar fysiotherapie terecht? Welke fysiotherapeutische doelstellingen gelden voor de patiënt? Door middel van welke strategie zijn deze doelen te bereiken? Welke fysiotherapeutische verrichtingen worden toegepast? Wie wordt de behandelende fysiotherapeut? Fysiotherapeutische hulpverlening is probleemoplossend. Daarbij baseert de fysiotherapeut zich op de kennisfundamenten van de fysiotherapie en transformeert hij deze inzichten tot klinisch toepasbare kennis. Brouwer en collega s (1995) beschouwen die transformatie als de basis van het klinisch redeneren ( clinical reasoning ). Ze definiëren het als volgt: Klinisch redeneren kan worden omschreven als het toepassen van relevante kennis (feiten, procedures, concepten en principes of regels) en vaardigheden om een (beroepsspecifiek) oordeel te geven over het probleem van de patiënt, dit te diagnosticeren en te behandelen. 3.3 Verrichtingen In het onderzoek en in de behandeling past de fysiotherapeut diverse verrichtingen toe. De keuze die hij maakt, baseert hij op wetenschappelijke inzichten, ervaringskennis en in de beroepsgroep ingevoerde richtlijnen en protocollen. Het geheel van diagnostische en therapeutische verrichtingen is beschreven in de Classificatie Verrichtingen Paramedische Beroepen (CVPB). Voor de fysiotherapie gaat het vooral om: bevragen (anamnese) testen, meten en analyseren begeleiden en informeren sturen en oefenen fysische therapie i.e.z. manuele verrichtingen Karakteristiek voor de fysiotherapie zijn vooral verrichtingen: begeleiden en informeren, sturen en oefenen, fysische therapie i.e.z. en manuele verrichtingen. De verrichtingen kunnen in combinatie worden toegepast. Het onderzoek en de behandeling van de fysiotherapie kenmerken zich juist door deze combinatie van verrichtingen bij patiënten met gezondheidsproblemen van het bewegen. De begeleiding maakt daarbij altijd onderdeel uit van de activiteiten van de fysiotherapeut. De fysiotherapeut combineert in een behandelreeks de begeleiding met een of meer verrichtingen uit de andere drie groepen. 3.3.1 Bevragen (anamnese) De fysiotherapeut legt een basis voor zijn fysiotherapeutische diagnose en het behandelplan door de patiënt te vragen naar het ontstaan en beloop van zijn ziekte/aandoening en de gevolgen/ betekenis voor zijn functioneren. 3.3.2 Testen, meten en analyseren Bij het bepalen van zijn fysiotherapeutische diagnose en het behandelplan en bij het evalueren van de behandeldoelen maakt de fysiotherapeut zo veel mogelijk gebruik van ontwikkelde en gevalideerde meetinstrumenten. Deze meetinstrumenten passen bij de gevonden ziekte/aandoening en zijn geschikt om de gevolgen van het fysiotherapeutisch handelen te evalueren. 3.3.3 Begeleiden en informeren Wanneer de fysiotherapeut de patiënt begeleidt, dan informeert en adviseert hij en biedt hij ondersteuning. Informeren en adviseren definiëren we als het overdragen van feitelijke en relevante gegevens aan de patiënt of aan personen die voor de patiënt relevant zijn. Dit min of meer bindende, persoonlijke advies is gericht op het optimaliseren van de gezondheidstoestand van de patiënt en zijn omgeving. Het advies wordt gegeven aan de hand van feitelijke en relevante gegevens. Het bieden van ondersteuning kunnen we omschrijven als het procesmatig bijstaan van de patiënt en relevante personen tijdens het aanleren, verwerven en toepassen van activiteiten, het gebruikmaken van de mogelijkheden van de gezondheidszorg en het accepteren en verwerken van het gezondheidsprobleem. Deze ondersteuning omvat ook het controleren en stimuleren van de patiënt in zijn leer- en acceptatieproces. 3.3.4 Sturen en oefenen Wanneer we spreken van het sturen/oefenen als verrichting van de fysiotherapeut, dan bedoelen we het direct of indirect beïnvloeden van een functie of vaardigheid die de patiënt uitvoert als middel tot het verbeteren van die functie of vaardigheid. 14

3.3.5 Fysische therapie i.e.z. Tot de fysische therapie in engere zin behoort het toedienen van natuurkundige prikkels via apparatuur die gebruikt wordt in de fysiotherapeutische praktijk. De toegediende energievormen zijn van elektrische, elektromagnetische, thermische en mechanische aard en combinaties van deze prikkelvormen. 3.3.6 Manuele verrichtingen De CVPB maakt binnen de manuele verrichtingen een verschil tussen het teweegbrengen van een articulaire beweging en masseren. Een articulaire beweging is het manueel veranderen van de positie van het lichaam of van lichaamsdelen van de patiënt. Dit is niet hetzelfde als massage. Massage is volgens de CVPB het toedienen van mechanische prikkels aan het lichaam van de patiënt door middel van de handen van de therapeut, eventueel ondersteund door een hulpmiddel dat de aard van de prikkel niet verandert. 3.4 Van praktijk naar theorie Het adequaat oplossen van gezondheidsproblemen vraagt om een flexibele grondhouding van de fysiotherapeut in zijn denken. Hij moet laveren tussen verschillende heterogene kennisdomeinen en kennisbronnen. Enerzijds moet de fysiotherapeut aandoeningen, ziekten en syndromen analyseren, anderzijds moet hij in staat zijn psychologische en sociale factoren te herkennen. Al deze factoren moeten gewogen worden bij het opstellen van een behandelplan. Om het afwegen te vereenvoudigen zijn fysiotherapeutische richtlijnen ontwikkeld. Deze richtlijnen beschrijven de best beschikbare aanpak bij een bepaald gezondheidsprobleem. In de opbouw van de richtlijnen zijn de heterogene kennisbronnen vertegenwoordigd. Het stroomlijnen van de verschillende bronnen is de essentie van EBP en beoogt het succes van de behandeling te optimaliseren. De fysiotherapeut heeft in de praktijk een oordeelsvermogen ontwikkeld waarmee hij in staat is aspecten van de individuele patiënt te toetsen aan aspecten van de richtlijn. Dit oordeelsvermogen is een normatieve, niet-wetenschappelijke competentie die onder meer omvat: het kunnen vaststellen welke informatie in een specifieke situatie nuttig, waardevol, relevant, geschikt, aangepast, betrouwbaar en adequaat is. Praktisch fysiotherapeutisch handelen vereist van de fysiotherapeut een waardeoordeel over de geschiktheid, relevantie, adequaatheid en bruikbaarheid van het wetenschappelijke kennisaanbod; in dat geval is er sprake van wetenschapstoepassing. 3.4.1 Theorievorming Voor de klinische praktijk is het lange tijd richtinggevend geweest om therapeutische keuzes op uitsluitend biomedische (pathofysiologische en anatomische) inzichten te baseren. De fysiotherapie heeft zich ontwikkeld in de slipstream van de bestaande geneeskundige praktijk en biomedische inzichten. Inzicht in pathofysiologische mechanismen resulteerde in therapeutische verwachtingen over effecten op zogenaamde fysiologische en anatomische eindpunten. In de fysiotherapeutische theorievorming is dan ook lange tijd nadruk gelegd op de beïnvloedbaarheid van pathofysiologische mechanismen. Fysiologische en anatomische parameters fungeerden als indicator voor ziekte en herstel. Stoornissen zouden zich snel en adequaat laten vaststellen en therapeutisch te beïnvloeden zijn. Therapie zou leiden tot normalisatie van de verstoorde fysiologische/anatomische stoornis en tot vermindering van de activiteit van het ziekteproces. Inmiddels kan de effectiviteit van veel gebruikte diagnostische tests en toegepaste interventies worden geduid. Daarbij is helder geworden dat herstel van een fysiologische/anatomische ontregeling niet simpelweg het omgekeerde is van het veroorzaken ervan. De patiënt hoeft daar ook niet automatisch beter van te worden. Er zijn immers ook andere klinisch relevante parameters op het vlak van het menselijk functioneren, participatie en kwaliteit van leven. 3.4.2 Fysiotherapiewetenschap De medische wetenschap richt zich primair op het wetenschappelijk onderzoek van ziekten, aandoeningen en syndromen. Fysiotherapiewetenschap richt zich op: het onderzoek van behandelbare gevolgen van aandoeningen, ziekten en syndromen voor het bewegen in het dagelijkse leven van de patiënt en zijn rolvervulling binnen zijn omgeving de effectiviteit van fysiotherapeutische interventies het onderzoek naar de legitimering en innovatie van fysiotherapeutische hulpverlening, vanuit het perspectief van behoud van het bewegen en de autonomie van de patiënt de (wetenschappelijke audit van) implementatie van fysiotherapeutische zorginnovaties De body of knowledge van de fysiotherapie wordt gevoed door kennis en inzichten uit: de bèta- en gammawetenschappen (ook wel: Life Sciences, Movement Sciences en HealthSciences) uit met name de medisch-biologische, gedragswetenschappelijke, kennistheoretische en epidemiologische domeinen (Commissie Spreeuwenberg 2001) de zich ontwikkelende body of knowledge van de fysiotherapie als authentieke, zelfstandige professie binnen de gezondheidszorg (RGO 2003) de innovatiewetenschappen 15

4 Competentieprofiel fysiotherapeut 4.1 Het competentieprofiel op hoofdlijnen Een competentieprofiel beschrijft alle competenties waarover een professional beschikt om de taken en werkzaamheden van zijn beroep te kunnen uitvoeren. Een competentieprofiel dient een tweeledig doel: het vormt binnen een organisatie een basis voor de beschrijving van de functie met taken en verantwoordelijkheden het geeft voor opleidingen richting aan de minimaal te behalen einddoelen (inhoud enniveau) Het begrip competentie verwijst naar het vermogen om bepaalde taken uit te voeren en daarbij optredende vraagstukken of problemen op te lossen. Het begrip slaat een brug tussen taken en werkzaamheden enerzijds en de daarvoor benodigde deskundigheid anderzijds. 4.1.1 Reikwijdte profiel Het competentieprofiel fysiotherapeut beschrijft het geheel aan competenties waarover de fysiotherapeut beschikt om de taken en werkzaamheden uit te voeren die verbonden zijn aan de uitoefening van het beroep anno 2005. Het competentieprofiel gaat uit van de grootste gemeenschappelijke deler aan taken van fysiotherapeuten, ongeacht de specifieke omstandigheden en werksettings. In de realiteit hebben die omstandigheden en werksettings grote invloed op het werk van de fysiotherapeut. Bovendien zal elke fysiotherapeut door het opdoen van ervaring en verdere scholing competenties op een hoger niveau en op andere terreinen hebben verworven dan wat in het profiel beschreven staat. Het profiel is dan ook vooral te beschouwen als een gemeenschappelijke basis en als zodanig niet dekkend voor de grote verscheidenheid aan competenties van iedere fysiotherapeut in Nederland in zijn specifieke werksetting. Per competentiedomein worden eerst de competenties beschreven en alle direct gerelateerde aspecten. Vervolgens wordt per domein het niveau beschreven van de competenties van de fysiotherapeut aan het einde van de initiële opleiding/bij intrede in het werkveld. Deze competenties worden ook wel startcompetenties genoemd. Ten slotte worden indicatoren voor het gevorderde niveau beschreven. Competenties van fysiotherapeuten die werkzaam zijn op een bijzonder terrein (met specifieke doelgroepen of therapeutische middelen), worden aanvullend beschreven in de functie- en competentieprofielen van de verschillende verbijzonderingen binnen de beroepsgroep. 4.1.2 Beroepsrollen De competenties zijn geordend aan de hand van drie rollen die de fysiotherapeut in zijn werk vervult en combineert: hulpverlener, manager en beroepsontwikkelaar. De rol van hulpverlener heeft betrekking op het primaire proces. De rollen van manager en beroepsontwikkelaar staan ten dienste van het primaire proces; ze maken kwalitatief hoogwaardige dienstverlening mogelijk. Het zijn geen gescheiden rollen: ze zijn complementair en lopen in de dagelijkse praktijk soms zodanig in elkaar over dat hooguit gesproken kan worden van te onderscheiden rollen en competenties. Op individueel niveau verschilt per werksituatie de mate waarin elk van die rollen wordt vervuld en de bijbehorende competenties worden aangesproken. Binnen elke rol is een onderscheid gemaakt in competenties die het karakter hebben van oriëntatie, oordeelsvorming, beslissen en plannen en in competenties waarbij het uitvoeren, realiseren en evalueren, op de voorgrond staan. De combinatie van rollen en categorieën van competenties levert de volgende competentiedomeinen op: de fysiotherapeut als hulpverlener: - screenen, diagnosticeren, plannen - therapeutisch handelen - preventief handelen de fysiotherapeut als manager: - organiseren - ondernemen de fysiotherapeut als beroepsontwikkelaar: - onderzoeken - innoveren Screenen diagnosticeren plannen therapeutisch handelen preventief handelen onderzoeken organiseren innoveren ondernemen Fig. 1. Samenhangende competentiedomeinen. De precieze verhouding tussen de rollen kan per werksituatie verschillen. Hoewel preventief en therapeutisch handelen van vergelijkbare orde zijn, worden ze toch in het profiel onderscheiden. Het onderscheid doet recht aan de verschillen in de aard van beide soorten taken, werkzaamheden en contexten. Als er sprake is van aandoeningen, ziekten en syndromen en de gevolgen ervan, dan zijn de competenties ondergebracht in het domein therapeutisch handelen. Wanneer er competenties bedoeld worden op het terrein van dienstverlening, consultatie en advisering gericht op het voorkomen van gezondheidsproblemen en aandoeningen, dan zijn ze ondergebracht in het domein preventief handelen. 4.1.3 Professionaliteit Professionaliteit in het handelen van de fysiotherapeut is niet alleen verankerd in wat hij doet maar ook in de wijze waarop hij dit doet. Een professionele uitvoering wordt onder meer gekenmerkt door de doelmatigheid van het handelen, het tijdsbestek waarbinnen taken kunnen worden vervuld, het terugkerend zoeken naar afstemming met de patiënt en betrouwbaarheid in het nakomen van afspraken en toezeggingen. Omwille van de helderheid van het profiel worden in 4.2.2 de kenmerkende aspecten van het professioneel handelen niet bij 16

elke competentie opnieuw aangegeven. Ze worden uitsluitend vermeld wanneer extra aandacht gewenst is. 4.1.4 Niveaus Bij de competenties is telkens onderscheid gemaakt in het niveau van de beginnende fysiotherapeut ( startbekwaam als eindniveau van de initiële opleiding) en dat van een gevorderde fysiotherapeut. Er is niet gedifferentieerd in termen die aangeven op basis waarvan het gevorderde niveau is bereikt. Sommige fysiotherapeuten zullen door praktijkervaring en aanvullende scholing een gevorderd niveau bereiken. Anderen zullen dat vooral ontlenen aan een gerichte, langduriger scholing, bijvoorbeeld in de vorm van een opleiding op het niveau van master. Ongeacht de route die fysiotherapeuten individueel volgen, competent handelen op gevorderd niveau veronderstelt een combinatie van zowel ervaring als gerichte scholing. Hoewel voor initiële opleidingen in de eerste plaats de competenties op het startniveau relevant zijn, hechten ze ook aan het perspectief op langere termijn (het gevorderde niveau). Een adequate voorbereiding op de beroepsuitoefening is immers niet strikt begrensd tot het bereiken van dat startniveau maar strekt zich uit tot ontwikkeling van het vermogen om binnen het beroep ook op een langere termijn te kunnen blijven functioneren en competenties uit te bouwen. 4.2 Overzicht van rollen en competenties In dit overzicht worden per rol de vereiste competenties nader gespecificeerd. In de praktijk zijn de rollen en competenties geen geïsoleerde entiteiten maar zijn ze met elkaar verweven en maken ze integraal onderdeel uit van de beroepsuitoefening. Samen geven de verschillende rollen en competenties een indicatie van de breedte van het beroep; de benodigde diepte komt tot uitdrukking in het beschreven niveau van de competenties. Competenties worden aldus afgebakend door een combinatie van inhoud en niveau. 4.2.1 Rollen Hulpverlener In de rol van hulpverlener biedt de fysiotherapeut professionele hulp in de vorm van behandeling en begeleiding. Ook verleent hij diensten in de vorm van advies, voorlichting, training en coaching. Voorafgaand vormt hij zich een vakkundig oordeel over de situatie in bredere zin en bespreekt en weegt hij de (on)mogelijkheden voor fysiotherapeutische hulp met de patiënt (en eventueel andere direct betrokkenen). Karakteristiek voor die hulpverlening zijn: een methodische werkwijze handelen in overeenstemming met de principes van EBP gericht op het vergroten dan wel behouden van de zelfredzaamheid van de patiënt Manager De rol van manager heeft betrekking op de organisatie van de eigen werkzaamheden waarmee de fysiotherapeut bijdraagt aan het functioneren van de organisatie intern en in relatie tot de omgeving. IJkpunten daarbij zijn: effectiviteit en doelmatigheid van de organisatie en werkprocessen continuïteit van zorg en de coördinatie met derden, zoals collega s en andere hulpverleners afstemming van behoefte en aanbod positionering van de eigen organisatie verantwoord ondernemen in relatie tot kwalitatief hoogwaardige hulp- en dienstverlening Beroepsontwikkelaar De rol van beroepsontwikkelaar betreft de verantwoordelijkheid ten aanzien van het behoud en/of de verbetering en borging van de kwaliteit van de eigen hulp- en dienstverlening, en het leveren van bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het beroep. Karakteristieken hierbij zijn: het relateren van de praktijk aan onderzoek, en van onderzoek aan de praktijk systematische monitoring/registratie van eigen werk en transparantie gericht op kwaliteitsborging en -verbetering ontwikkeling en disseminatie van nieuwe inzichten door middel van onderzoek, onderwijs en voorlichting 4.2.2 Competenties Competenties zijn in belangrijke mate inhoud- en contextspecifiek. Of iemand competent is in een specifieke situatie, is afhankelijk van de mate waarin hij over de deskundigheid en ervaring beschikt die relevant is om problemen op te lossen in de context waarbinnen die problemen zich voordoen. Daarom omvat de beschrijving naast een korte, compacte formulering van de competenties ook een toelichting met typerende en kritische beroepssituaties en resultaten. Deze beroepssituaties zijn vooral bedoeld als illustratie; het geheel aan problemen en contexten is zo gevarieerd dat het niet haalbaar is een beschrijving te geven die recht doet aan alle situaties die in de praktijk voorkomen. 17

Beroepsrol De fysiotherapeut als hulpverlener: screenen, diagnosticeren, plannen Competentie(s) De fysiotherapeut brengt op basis van de hulpvraag op methodische wijze de (dreigende) gezondheidsproblemen in kaart en relateert deze mede aan het bewegen en bewegend participeren. Afhankelijk van de resultaten van de eerste screening en de bevindingen in het fysiotherapeutisch onderzoek neemt de fysiotherapeut in samenspraak met de patiënt besluiten over de in te stellen behandeling, dan wel advisering of verwijzing. Toelichting Screenen, diagnosticeren en plannen omvatten een oriëntatie op de hulpvraag, een fysiotherapeutische exploratie en beoordeling van (dreigende) gezondheidsproblemen in relatie tot het bewegen, het bepalen van de fysiotherapeutische diagnose en het vaststellen van een behandel- of preventieplan, in samenspraak met de patiënt en op methodische wijze (doelgericht, systematisch, procesmatig en bewust). Waar nodig vraagt of gebruikt de fysiotherapeut aanvullende informatie van andere, bij de hulpverlening betrokken professionals. Bij directe toegang bepaalt de fysiotherapeut in de eerste screening of een verdere fysiotherapeutische analyse zinvol is. Afhankelijk van de uitkomsten wordt vervolgens diagnostisch fysiotherapeutisch onderzoek verricht of wordt de patiënt verwezen. Het behandel- of preventieplan beschrijft minimaal: aanleiding, diagnose, doelen,strategie, overeengekomen fysiotherapeutische interventies en tijdsplanning. Richtinggevend zijn: de hulpvraag, de mogelijkheden voor fysiotherapeutische hulp, de verwachtingen en ervaringen ten aanzien van de resultaten (evidence based) en bestaande richtlijnen voor de te volgen aanpak. Kritische/typerende beroepssituaties Patiënten die zonder verwijzing de fysiotherapeut rechtstreeks consulteren (bij directe toegang). Het is dan niet vooraf uitgesloten dat het om andere aandoeningen gaat. In dat geval moet de fysiotherapeut eerst screenen in hoeverre er een indicatie is voor verder fysiotherapeutisch onderzoek. Patiënten bij wie sprake is van complexe gezondheidsproblemen (meervoudige pathologie, recidiverende of persisterende gezondheidsproblemen) en een langdurige herstelperiode. In relatie tot werk of sport kan de fysiotherapeutische beoordeling van de situatie ook een diepgaande analyse van werkomstandigheden, (fysieke) omgeving en/of sportspecifieke activiteiten omvatten en verheldering van verwachtingen en waarden van de patiënt in relatie tot het bewegen. Resultaten Fysiotherapeutische diagnose, advies, verwijzing, behandelplan, registratie, correspondentie naar derden Niveauindicatoren Startniveau Beheerst alle aspecten van de rol van hulpverlener integraal Bij een variatie aan patiënten Voert taken vloeiend uit in een werktempo dat bij de beroepsuitoefening hoort Kan gemaakte keuzes verantwoorden Gevorderd niveau Geeft op karakteristieke wijze invulling aan de rol van hulpverlener Voert bij verschillende patiënttypen de taken bij complexe problematiek vloeiend uit Is goed tot zeer goed ingevoerd in één beroepscontext dan wel ervaren in meerberoepscontexten Functioneert als vraagbaak voor collega s en andere, bij de hulpverlening betrokken professionals 18

Beroepsrol De fysiotherapeut als hulpverlener: therapeutisch handelen Competentie(s) De fysiotherapeut voert op methodische wijze en in samenwerking met de patiënt het behandelplan uit. Hij evalueert periodiek de effecten van de interventies op het bewegenen de gezondheidstoestand van de patiënt, en stelt het plan zonodig bij om tot optimale resultaten te komen. Toelichting Het therapeutisch handelen omvat: uitvoering van fysiotherapeutische interventies, begeleiding/ ondersteuning van de patiënt, (tussentijds) evalueren, informeren van de patiënt en rapporteren (aan derden), in nauwe samenwerking met de patiënt en op methodische wijze (doelgericht, systematisch, procesmatig en bewust). Therapeutisch handelen is veelal individueel gericht maar kan ook plaatsvinden in groepen.de samenwerking met de patiënt is erop gericht hem te begeleiden, coachen en activeren ten aanzien van het gezondheidsprobleem. De fysiotherapeut stemt daarom voortdurend af, gaat regelmatig na hoe de patiënt het probleem en de behandeling ervaart, en stuurt op basis daarvan het eigen handelen bij. Evaluatief worden de effectiviteit en efficiëntie van het behandelplan beoordeeld: zijn de doelen en de kwaliteit optimaal gerealiseerd, afgezet tegen een aanvaardbare inzet, (materiële en immateriële) kosten en tijdsperiode? Optimale resultaten kunnen variëren van volledig herstel van gezondheidsproblemen tot en met aanpassing aan en adequate omgang met blijvend verlies van functie(s), bij acceptatie en tevredenheid van de patiënt. De gekozen aanpak is afgestemd op de therapeutische doelen, zowel curatief als ten behoeve van secundaire en tertiaire preventie. Kritische/typerende beroepssituaties Eerstelijns zorg kan een brede inzetbaarheid van de fysiotherapeut vergen om aan devariatie van hulpvragen tegemoet te komen. Klinische zorg waarbij patiënten binnen een beperkt tijdsbestek aan de hand van behandelprotocollen intramuraal worden behandeld. Situaties waarbij sprake is van langdurige en veelal multiprofessionele zorgprocessen die onderlinge afstemming vergen of waarbij andere professionals geïnstrueerd moeten worden in bijvoorbeeld transfers, mobiliteit en ADL-gerichte handelingen. Resultaten Uitgevoerd behandelplan, behaalde behandeldoelen, voorlichting, advies, verslaglegging,rapportage en verantwoording aan derden Niveauindicatoren Startniveau Beheerst alle aspecten van de rol van hulpverlener integraal. Bij een variatie aan patiënten. Voert taken vloeiend uit in een werktempo dat bij de beroepsuitoefening hoort Kan gemaakte keuzes verantwoorden. Gevorderd niveau Geeft op karakteristieke wijze invulling aan de rol van hulpverlener Voert bij verschillende patiënttypen de taken bij complexe problematiek vloeiend uit Is goed tot zeer goed ingevoerd in één beroepscontext dan wel ervaren in meer beroepscontexten Functioneert als vraagbaak voor collega s en andere, bij de hulpverlening betrokken professionals 19

Beroepsrol De fysiotherapeut als hulpverlener: preventief handelen Competentie(s) De fysiotherapeut geeft voorlichting en advies over gezondheidsbevorderend gedrag en maatregelen gericht op het voorkomen van gezondheidsproblemen. Hij verzorgt vormen van training en coaching, individueel en in groepen, gericht op gezondheidsbevorderend gedrag in het dagelijkse leven, werk en vrijetijdsbesteding. Toelichting Het preventief handelen omvat een verscheidenheid aan vormen voor zowel individuele cliënten als groepen: het informeren, adviseren en consult verlenen, het uitvoeren van trainingsprogramma s en cursussen, begeleiding of coaching van cliënt(en), het geven van voorlichting en presentaties. Indien gewenst werkt de fysiotherapeut samen met andere professionals. Preventieve verrichtingen hebben vooral betrekking op primaire en secundaire preventiemet als oogmerk: gezondheidsbescherming (verminderen van risicofactoren), gezondheidsbevordering (gezond gedrag en leefstijl), vroegtijdige signalering of opsporingen behandeling (van dreigende gezondheidsproblemen), in relatie tot bewegen en pijn. Daarbij kan het accent van fysiotherapeutische hulpverlening liggen op: adviseren over maatregelen en aanpassingen ter vermindering van risico s, bijvoorbeeld bij eenzijdige vormen van belasting bieden van gelegenheid voor en ondersteuning aan cliënten bij het aanleren/trainen van gezondheidsbevorderende activiteiten en gedrag cliënten inzicht bieden in de relatie tussen hun gezondheid en de factoren die tot gezondheidsproblemen leiden cliënten bewustmaken van hun eigen mogelijkheden tot het voorkomen, oplossen of stabiliseren van gezondheidsproblemen en het stimuleren van een actieve houding hierbij In samenspraak met de cliënt(en) worden preventieve activiteiten en programma s (tussentijds) geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Kritische/typerende beroepssituaties Enkelvoudige consultverlening bij een cliënt die een second opinion wil over bepaaldeactiviteiten of risico s Ontwikkelen en uitvoeren van beweegprogramma s voor (specifieke doel) groepen Plannen en uitvoeren van individuele coachingstrajecten Toegankelijk maken van betrouwbare informatie over gezondheidsproblemen en de mogelijkheden dan wel beperkingen van fysiotherapeutische hulpverlening, bijvoorbeeld via een informatieve en interactieve website Resultaten Advies, consult, preventieplan, uitgevoerde trainingen, presentaties, behaalde doelen, verslaglegging, rapportage en verantwoording aan derden Niveauindicatoren Startniveau Beheerst alle aspecten van de rol van hulpverlener integraal Bij een variatie aan cliënten Voert taken vloeiend uit in een werktempo dat bij de beroepsuitoefening hoort Kan gemaakte keuzes verantwoorden Gevorderd niveau Geeft op karakteristieke wijze invulling aan de rol van hulpverlener Voert bij verschillende cliënttypen de taken bij complexe problematiek vloeiend uit Is goed tot zeer goed ingevoerd in één beroepscontext dan wel ervaren in meer beroepscontexten Functioneert als vraagbaak voor collega s en andere, bij de hulpverlening betrokken professionals 20