Thema Informatie vragen bij een instelling



Vergelijkbare documenten
Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Thema Op zoek naar werk

Thema In en om het huis.

Thema Op het werk. Les 16. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Thema In en om het huis

VERLENGEN KOPEN RUILEN BETALEN

Beginnerslessen. Lesbrief 42. Het inburgeringsexamen

Thema Informatie vragen bij een instelling

Les 35. Een nieuw paspoort

Les 2. Naar het ziekenhuis.

Lesbrief 35. AOW aanvragen.

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk. Les 7. Naar het uitzendbureau.

Thema Informatie vragen bij een instelling

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Thema Op zoek naar werk

Les 33. Zwangerschap

Thema Kinderen en school

Thema Gezondheid. Les 3. De huisarts

Les 6. Herhaling thema.

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Het functioneringsgesprek.

Lesbrief 40. Een nieuwe woning zoeken

Les 4. Naar de apotheek.

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Thema Kinderen en school

Thema Op het werk. Lesbrief 12. In de pauze.

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Thema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Les 5. In het ziekenhuis.

Herhalingsles van het thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang

Thema Op zoek naar werk

Thema Op het werk. Demet TV. Lesbrief 8. De eerste werkdag

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Thema Gezondheid. Les 2. De wachtkamer

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema In en om het huis

Thema In en om het huis

Thema In en om het huis

Thema Informatie vragen bij een instelling

Les 1. Bij de huisarts

Lesbrief 7. Leren & werken

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Thema Op zoek naar werk. Les 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Herhalingsles van het thema Op zoek naar werk

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Lesbrief 41. Verhuizen

Thema Gezondheid Beginnerslessen

Lesbrief 37. Aangifte doen bij politie

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. De huisarts

Les 34. Meedoen in het verpleeghuis

Les 4. De fysiotherapeut.

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Lesbrief 38. Aangifte doen van geboorte

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

Thema Kinderen en school. Les 21. Herhaling thema

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

Thema Op het werk. Les 13. Hoe werkt de machine?

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Thema Op het werk. Les 12. De eerste werkdag

Thema Gezondheid. Lesbrief 33. In gesprek met de leerkracht.

Actielessen. Lesbrief 3. Leren in de bibliotheek. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Thema Nederlandse cultuur en gewoontes

Lesbrief 6. Gezondheid

Thema In en om het huis.

Thema Kinderen en school. Les 18. Voor het eerst naar school

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Thema In en om het huis

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Thema Kinderen en school

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De huisarts

Les 4. Eten en drinken, boodschappen doen

Opstartlessen. Lesbrief 9. Muziek. Wat leert u in deze les? Veel succes!

Thema Op zoek naar werk

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Lesbrief 39. Vrije tijd en vakantie

Lesbrief 3. De fysiotherapeut.

Herhalingsles van het thema Gezondheid

Actielessen. Lesbrief 4. Samen op pad. Wat leert u in deze les? Veel succes!

U leert in deze les "om raad vragen". Als u niet weet wat u moet doen, kunt u iemand om raad vragen. U vraagt of iemand u kan helpen met advies.

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Thema Op zoek naar werk

Transcriptie:

http://www.edusom.nl Thema Informatie vragen bij een instelling Les 30. Herhaling thema Wat leert u in deze les? De woorden uit les 27, 28 en 29. Informatie vragen bij een instelling. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam

SPREKEN Opdracht 1. Wie zegt het? Zet een streep onder het goede antwoord. 1. Wij hebben verschillende cursussen NT2, voor beginners en gevorderden Wie zegt dit; de telefoniste van het ROC of de medewerker van de bank? 2. Is er een wachtlijst voor de cursus NT2? Wie zegt dit; de man van de vakbond of iemand die een cursus wil gaan doen? 3. Zal ik u een brochure toesturen? Daar staat alle informatie over de cursussen in. Wie zegt dit; de telefoniste van het ROC of iemand die een cursus wil? 4. Ik wilde graag geld lenen Wie zegt dit; de klant of de medewerker van de bank? 5. We hebben wat gegevens van u nodig. Wilt u even dit formulier invullen? Wie zegt dit; de klant of de medewerker van de bank? 6. Het spijt me, we kunnen u geen lening geven Wie zegt dit; de telefoniste van het ROC of de medewerker van de bank? 7. Ik heb een probleem met mijn baas Wie zegt dit; een werknemer of de medewerker van de vakbond? 8. Zullen we een afspraak maken? En neemt u dan ook uw arbeidsovereenkomst mee? Wie zegt dit; een werknemer of de medewerker van de vakbond? Bekijk de antwoorden op p. 11. 2

DE WOORDEN Opdracht 2. De woorden van les 27. Hieronder staan heel veel letters. Verbind de letters met elkaar zodat deze woorden vormen uit les 27. Kies uit de volgende woorden: Verschillende, programma, opleiding, beroep, techniek, post, vak, handel en overdag. Kijk naar het voorbeeld! Nu heb je een aantal letters over, maak van deze letters een woord.. Bekijk de antwoorden op p. 11. 3

DE WOORDEN Opdracht 3. De woorden van les 28. Zoek het woord dat op de moet komen. Kijk naar het voorbeeld. 1. Het geld dat je iedere maand krijgt door je werk of iets anders is je inkomen. 2. Het geld dat je moet betalen als je geld leent heet 3. Een bepaalde som geld is een 4. Een instelling waar je geld kunt lenen en sparen noem je een 5. Geld bewaren noem je ook 6. Een afspraak tussen mensen over hoe iets gaat is een 7. Als je iets leuk vindt dan ben je Kies uit: A Bedrag B Regel C Inkomen D Blij E Sparen F Bank G Rente Schrijf nu de goede letter op de Kijk naar het voorbeeld. Vul in: 1. C 2. 3. 4. 5. 6. 7. Bekijk de antwoorden op p. 12. 4

DE WOORDEN Opdracht 4. De woorden van les 29. Hieronder staan allemaal woorden aan elkaar vast. Zet streepjes tussen de woorden. Schrijf de woorden daarna op. Kijk maar naar het voorbeeld! normaal elkesomsoverwerkenextraarbeidsovereenkomstgewoon 1. Normaal 2. 3. 4. 5. 6. 7. Maak nu met elk woord een zin. En onderstreep het woord. Kijk maar naar het voorbeeld. 1. Het is heel normaal dat je op zaterdag en zondag vrij hebt. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Bekijk de antwoorden op p. 12. 5

DE WOORDEN Opdracht 5. De woorden van les 27, 28 en 29. Kruis het goede vakje aan. 1. Wat betekent verschillend? Verschillend is als iets hetzelfde is. Verschillend is als er twee van iets zijn. Verschillend is als iets niet hetzelfde is. 2. Wat betekent t hangt ervan af? Ik heb er geen zin in. Ik weet het nog niet. Het verschilt. 3. Wanneer zeg je helaas? Als je iets jammer vindt. Als je iets leuk vindt. Als je minder hebt. 4. Wat betekent Hij heeft genoeg? Hij heeft te weinig. Hij heeft te veel. Hij heeft niet te weinig. 5. Wat is een programma? In een programma staat wat er gaat gebeuren. In een programma staat wat er al is geweest. In een programma staat wat je graag wilt gaan doen. 6. Wat staat er in een brochure? Het programma. Informatie of reclame. Wat er gaat gebeuren. 7. Wat betekent extra? Minder dan gewoon. Genoeg. Meer dan gewoon. Bekijk de antwoorden op p. 12. 6

Opdracht 6. Wat kan je zeggen? Lees de zinnen. Probeer ze te gebruiken. 1 Als u een school belt voor informatie over een cursus, kunt u zeggen: - Ik wil een cursus gaan volgen. Kunt u me informatie over cursussen geven? - Kunt u me iets vertellen over de cursussen op uw school? - Ik wil graag een cursus, maar ik weet nog niet welke. Wat zijn de mogelijkheden? - Kunt u me een brochure toesturen? 2 Als u geld bij een bank wil lenen, kunt u zeggen: - Ik zou graag een bedrag willen lenen. - Ik wil een lening afsluiten. Is dat mogelijk? - Zou ik een lening kunnen krijgen? - Ik wil graag geld lenen. Kan dat? 3 Als u naar een bureau Rechtshulp belt over een probleem, kunt u zeggen: - Ik heb een vraag. Kan een huisbaas je zomaar de huur opzeggen? - Ik heb een probleem met mijn huisbaas. Kunt u me helpen? - Ik heb een probleem op mijn werk. Mijn baas wil me ontslaan. Kan ik daarover met u praten? - Ik wil iets weten over de rechten die je hebt als je ontslagen wordt. Opdracht 7. Wat kan je zeggen? Lees de zinnen. Probeer de zinnen te gebruiken. Bij het ROC 1. Goeiemorgen! Met het ROC, met Dieneke. Zegt u het maar - Goeiemorgen. Ik bel voor een cursus. - Met Hassan Farah. Ik wilde graag informatie over de cursussen. - Ik graag een cursus gaan volgen. 2. Wat voor cursus wilt u gaan doen? - Ik weet het nog niet. Wat voor cursussen zijn er? - Nederlandse Taal. - Ik weet het nog niet zeker, maar ik denk aan ICT 3. Het spijt me. Alle cursussen Nederlands zitten vol. We hebben een lange wachtlijst. - O, wat jammer. 7

- Hoe lang duurt het voor ik aan de beurt ben? - Wat gek! Bij de bank 3. U wilt geld lenen. Hoeveel wilt u lenen? - 200 Euro. - 2000 Euro. - 20000 Euro. 5. Wat is uw inkomen? - 800 Euro. - 1000 Euro. - 5000 Euro. 6. Dan hebben we gegevens van u nodig. Kunt u dit formulier invullen? - Ja natuurlijk. - Waarom? Waarvoor heeft u die gegevens nodig? - Gegevens? Wat bedoelt u? 7. Het spijt me. Wij kunnen u geen lening geven. - Waarom niet? - Wat gek! - Nou ja! Bij de vakbond 8. Met Ahmed Ali van de Vakbond! Wat is het probleem? - Ik ben ontslagen. - Ik verdien te weinig. - Ik moet altijd overwerken. 9. Wat staat er in uw arbeidsovereenkomst? - Arbeidsovereenkomst? - Eh ik weet het niet - Ik zal het opzoeken. 8

Opdracht 8. Kunt u het nu? Vul dit in voor uzelf. Ja, dat kan ik Nee, nog niet Ik kan - Actief zijn in de woonomgeving en informatie kunnen vragen - Kunnen meepraten in de buurt - Informatie kunnen vragen bij gemeentelijke instanties - Een huis kunnen huren - Kunnen verhuizen - Gesprekken kunnen voeren met verschillende instanties en personen. 9

Opdracht 9 MEER WOORDEN LEREN Lees de onderstaande woorden. Zoek de woorden op in het woordenboek. U kunt bijvoorbeeld het Basiswoordenboek Nederlands of het Nederlands als tweede taal - woordenboek gebruiken. Schrijf de betekenis van de woorden op de stippellijn. Les 27 Cursus... Folder... Les 28 Uitgaven... Verdienen... Les 29 Vaak... Afspraak... PRAKTIJKOPDRACHT De opdracht bij deze les is: - Welke woorden heeft u geleerd in dit thema? - Welke vijf woorden vindt u het belangrijkst? - Probeer de vijf woorden deze week te gebruiken in het Nederlands. Bekijk de antwoorden op p. 13. 10

ANTWOORDBLAD Opdracht 1. 1. De telefoniste van het ROC. 2. Iemand die een cursus wil. 3. De telefoniste van het ROC. 4. De klant. 5. De medewerker van de bank. 6. De medewerker van de bank. 7. Een werknemer. 8. Een werknemer. Opdracht 2. Het antwoord is: Brochure 11

Opdracht 3. 1. C (Inkomen) 2. G (Rente) 3. A (Bedrag) 4. F (Bank) 5. E (Sparen) 6. B (Regel) 7. D (Blij) Opdracht 4. 1. Normaal 2. Elke 3. Soms 4. Overwerken 5. Extra 6. Arbeidsovereenkomst 7. Gewoon Let op, andere zinnen kunnen ook goed zijn! 1. Het is heel normaal dat je op zaterdag en zondag vrij hebt. 2. Ka-Ping en Yukie gaan elke zaterdag boodschappen doen. 3. Hoi-Ying gaat bijna altijd op de fiets naar haar werk, maar soms gaat zij met de bus. 4. Ik kom vanavond laat thuis, ik moet tot tien uur overwerken. 5. Als u s avonds werkt, verdient u extra veel geld. 6. Als je als je een nieuwe baan hebt, moet je een arbeidsovereenkomst tekenen. 7. Op mijn werk draag ik mijn gewone kleren. Wij hebben geen werkkleding. Opdracht 5. 1. Wat betekent verschillend? Verschillend is als iets niet hetzelfde is. 2. Wat betekent t hangt ervan af? Het verschilt. 3. Wat betekent helaas? Dat je iets jammer vindt. 4. Wat betekent Hij heeft genoeg? Hij heeft niet te weinig. 5. Wat is een programma? In een programma staat wat er gaat gebeuren. 6. Wat staat er in een brochure? Informatie of reclame. 12

Opdracht 9 MEER WOORDEN LEREN Lees de onderstaande woorden. Zoek de woorden op in het woordenboek. U kunt bijvoorbeeld het Basiswoordenboek Nederlands of het Nederlands als tweede taal - woordenboek gebruiken. Schrijf de betekenis van de woorden op de stippellijn. Les 27 Cursus Een serie lessen over een bepaald onderwerp. Folder Een blad of boekje met informatie. Les 28 Uitgave Een bedrag dat je uitgeeft. Verdienen Iets ontvangen voor wat je hebt gedaan. Bijvoorbeeld geld ontvangen voor je werk. Les 29 Vaak Veel keer, op veel momenten. Afspraak Een gesproken of geschreven overeenkomst. 13

EXTRA OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN OEFENEN VOOR HET INBURGERINGSEXAMEN De lessen van dit thema gingen over informatie vragen aan instellingen. Dit past in het thema 6 Instanties van KNS van het Inburgeringsexamen. - Kijk nog eens terug naar de oefeningen in de lessen 27 t/m 29. Kijk voor meer informatie over het inburgeringexamen op: http://www.inburgeren.nl/inburgeraar/examen/examen.asp Maak de voorbeeldexamens. Beginnersles 42 van Station Nederlands gaat ook over het examen. 14

Hoe leer je Nederlands? Door veel te oefenen in de praktijk. Door de lessen van Edusom te volgen op radio, tv en internet. Door met deze lesbrieven te werken. En met Station Nederlands. Kijk ook eens op Oefenen.nl. Daar vindt u programma s over taal, maar ook over rekenen, gezondheid en nog veel meer. Kijk naar AT5 en Leef & Leer. Zoek een taalvriend om spreken en schrijven te oefenen. En zoek een taalcursus om nog meer te leren. U kunt ook naar het Taalspreekuur van de OBA gaan. Veel leerplezier! Meer oefenen? Kijk naar films van ETV en Leef & Leer 15