Hieronder volgt een gedeelte uit mijn boek voor een eerste indruk. Het leerboek telt 64 pagina s, het antwoordenboek 47 pagina s

Vergelijkbare documenten
IN DRIE STAPPEN NAAR EEN FOUTLOZE WERKWOORDSPELLING. werkwoordspelling.com M.Kiewit

Indien je de regels uit dit bestand kunt toepassen en je kent de stappen die je in het schema moet maken, dan beheers je de werkwoordspelling goed.

W E R K W O O R D E N

(ZAKELIJKE) TAALVERZORGING 1 NEDERLANDS

D of T Bingo! Hoe heette dat meisje dat daar zo veel tijd aan besteedde? Wie heeft de tv uitgezet?

Spellingchecker .?. Voor de juiste spelling. Nicole Neels. hoorwoorden. net als woorden. weetwoorden. regelwoorden

D of T Bingo! Ik denk dat de bemoeienis van de VS met dat land de stabiliteit ondermijnt.

Toelichting bij de kaartjes die in het opzoekboekje spelling en werkwoordspelling zijn opgenomen

D of T Bingo! De aan sinaasappels verknochte man kon die kraam maar moeilijk voorbijlopen.

Klankzuivere werkwoorden vervoegen Methode voor beelddenkers Juf Kitty 2016

Hoe spel ik een werkwoord?

DPS. Communicatie. Werkblad: werkwoordspelling

Kun je dit nog? Spelling. Kaartjes met schrijfaanwijzingen. Kaartje bij woordpakket 1. Voorbeeld

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

Overzicht Dit project wordt ontwikkeld door Harry Hendriks Muziek & Onderwijs i.s.m. basisschool De Mussenberg in Horn en stichting SIEN.

Wegwijs in de werkwoordspelling

PV? tt of vt stam+t? of + niets. PV? tt of vt te/ten of de/den ( t ex kofschip) PV? VD? t of d ( t ex kofschip)

Samenvatting Nederlands Grammatica en Spelling blok 2

Spelling. A. Kijk voor de vormen van de tegenwoordige tijd naar het volgende schema:

De spelling van de werkwoorden

Deel 1: Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Werkwoorden: hele werkwoord, ik-vorm, jij-vorm en hij/zij-vorm. werkwoorden

Werkwoordspelling Leer- en oefenboek (2) Spellingsoefeningen verleden tijd en voltooid deelwoord Groep 7

Grammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.

Spiekkaart. Persoonsvorm - p.v.

D of T Bingo! Welke regels hebben jullie gehanteerd? Omdat hij werd gestoord, wendde hij zijn gezicht naar de deur.

instapkaarten spelling

Ursula Nederlands brugklas havo werkwoordspelling

Inhoud. Hoe is uw zoekwoord gebruikt? 4 Let op het naamwoordelijk deel van een gezegde 4. Het zoekwoord is zelfstandig gebruikt 5

Samenvatting Nederlands Hoofdstuk 2: lezen, woordenschat en spelling

Werkwoordspelling Leer- en oefenboek (2) Spellingsoefeningen verleden tijd en voltooid deelwoord Groep 6

Ezel- en kikkerwoorden Groep 7 Week 1

1 Werkwoorden. Voor deze aanbieding geld: op = op!!!

Lesdoelen De kinderen herkennen het werkwoord in een zin. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal. Lesduur 25 minuten

Thema 10. We ruilen van plek

In elke zin staat een werkwoord. Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat.

Benodigde voorkennis spelling groep 5

Spelling Werkwoorden. Doelgroep Spelling Werkwoorden. Omschrijving Spelling Werkwoorden

Werkwoordspelling. Zomercursus Taal. Bijzondere gevallen 1. Bijzondere gevallen 1. De drie strategieën

Visuele Leerlijn Spelling

SPELLINGBOEK 5 DEEL A

Het Major Systeem uitgewerkt

Dit programma is gemaakt voor leerlingen vanaf groep 6 van de basisschool, alle niveaus van het vmbo en mbo 1 en 2.

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.

Toets: Lees vaardig Blok 1+2 en Nieuwsbegrip

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

Kernwoord Uitleg Voorbeeld

Melkweg. Een dak boven je hoofd. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Het huis

Basis. letter a b c hoofdletter A B C woord appel banaan citroen zin Ik eet een appel. cijfer getal

BEGINNERSCURSUS DAG 6

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

tip! in leerjaar 1, is nog weinig verschil; mavo mag deze samenvatting ook gebruiken

Samenvatting Nederlands NL Blok

Inleiding 7. Deel 1 BASISVAARDIGHEDEN SPELLING 9

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Hoe leer ik uit... Naam: Klas:

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Ontkenning niet of geen

Hoe werk ik een opdracht uit?

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 1 Het huis

Spelling - Engelse werkwoorden HV12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Werkwoorden in uitvoering - Werkwoorden schrijven - leerboek - 1

Ontkenning niet of geen

Basisgrammatica. Doelgroep Basisgrammatica

Nooit meer fouten tegen -d, -t of -dt.

instapkaarten taal verkennen

1 keer beoordeeld 4 maart 2018

LESBRIEF. Laat uw leerlingen 10 minuten lezen in 7Days. Uw leerlingen mogen zelf weten welke artikelen ze deze 10 minuten lezen.

Als je woorden goed uit wilt spreken, is het belangrijk dat je weet waar een lettergreep begint en waar hij eindigt.

zelfstandig naamwoord

KAPSTOK SPELLING WERKWOORDEN

Overzicht toetsen en oefeningen Grammatica I. Grammatica I

Werkwoordspelling Leer- en oefenboek (1) Spellingsoefeningen tegenwoordige tijd, onvoltooide tijd en bijzondere werkwoorden Groep 8

Het Muiswerkprogramma Grammatica op maat bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

als iets niet letterlijk is bedoeld.

Werkwoordspelling Leer- en oefenboek (3) Spellingsoefeningen gemengd Groep 6

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

Online cursus spelling en grammatica

Werkwoordspelling Leer- en oefenboek (3) Spellingsoefeningen gemengd Groep 7

Inhoudsopgave LES 1: NAAR SCHOOL LES 2: VRIJE TIJD LES 3: THUIS LES 4: NEDERLAND LES 5: TOEKOMST 126

Bijbelstudie 1 Leer ons bidden Lukas 18:9-14

Annie van Gansewinkel. Vast

Spelling & Formuleren. Week 2-7

1. morgen krijgen we duitsers op bezoek. 2. in onze klas zitten ook kinderen uit irak, somalië en marokko. 3. ik doe boodschappen bij de aldi.

Andere werkwoordsvorm (infinitief, voltooid of onvoltooid deelwoord) schrijf je zo simpel mogelijk. Op t- klank = verlengen, d-klank = verlengen.

Score 22 Percentiel 64 Niveau I-V II Niveau A-E B DLE 45 T-score 53,7 Vaardigheidsscore 8,5

Werkwoordpakket thema 1 (Taal Actief 3 groep 7) roepen beginnen begrijpen breken buigen drinken duiken klimmen kruipen roepen ruiken

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Werkwoordspelling Leer- en oefenboek (3) Spellingsoefeningen gemengd Groep 8

Werkwoordspelling Leer- en oefenboek (2) Spellingsoefeningen verleden tijd Groep 5

Bijbellezing: Johannes 14 vers 1 tot 12. Tom, Tom is altijd goed Kom, kom nou zeg, is dat zo?

Werkwoordspelling op maat

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

NEDERLANDS Taalverzorging 1F Woord/zin Deel 1 van 3

instapkaarten spelling

Taal Spelling & leestekens

Transcriptie:

Hieronder volgt een gedeelte uit mijn boek voor een eerste indruk. Het leerboek telt 64 pagina s, het antwoordenboek 47 pagina s 2 Werkwoorden waarvan de IK-VORM eindigt op een D De IK-VORM van een werkwoord is de vorm met IK. Ik word Ik vind Ik antwoord Ik raad Ik onthoud Hier komen een paar D-werkwoorden: worden vinden branden leiden lijden bloeden kleden verkleden antwoorden bieden verbieden ontleden zenden verzenden verbreden braden raden verraden onthouden ontvreemden verbranden bereiden berijden spelden Je ziet dat deze werkwoorden eindigen op den. De IK-VORM van deze werkwoorden eindigt op een d. Het eerste trucje is: Een D gaat altijd mee! Als er in het werkwoord een D zit gaat hij nooit meer weg! 4 Gebiedende wijs De gebiedende wijs is een vorm van een werkwoord. Het is altijd de persoonsvorm. Er wordt meestal de IK -VORM gebruikt. Loop door! Word wakker! Kleed u om! Red de tijger! Brand een kaarsje! Beklad de muur niet! Houd de deur dicht! Glijd niet uit! Mijd de A6! Wanneer wel een t? 5

ontleden Piet ontlee (loopt) de zin goed. bloeden Mijn neus bloe (loopt). houden Hij hou (loopt) daar niet van. houden Hou (loop) jij er wel van? 6a De verleden tijd - zwakke werkwoorden Wat zijn zwakke werkwoorden? Werkwoorden waarbij in de verleden tijd de of te achter de IK-VORM komt noemen we zwakke werkwoorden. De IK-VORM van spelen is: speel. De IK-VORM van zuchten is: zucht. spelen Ik speel Ik speel de zuchten Ik zucht Ik zucht te dromen fietsen horen werken ik droom ik fiets ik hoor ik werk ik droom de ik fiets te ik hoor de ik werk te wij droom den wij fiets ten wij hoor den wij werk ten Je ziet dat in de verleden tijd achter de IK-VORM soms de of te komt. De werkwoorden hieronder zijn allemaal zwakke werkwoorden. 7

't werkwoord IK-VORM verleden tijd zet ten verpot ten pra ten zet verpot praat zet te verpot te praat te k pak ken ko ken buk ken pak kook buk pak te kook te buk te o f bof fen blaf fen besef fen bof blaf besef bof te blaf te besef te s mis sen verlos sen kus sen mis verlos kus mis te verlos te kus te ch ku chen la chen po chen kuch lach poch kuch te lach te poch te i p stap pen opschep pen knip pen stap schep op knip stap te schep te op knip te Hoe kun je nu onthouden welke letters dat zijn? Als je in de woorden een s-klank hoort, zit hij ook in 't kofschip. Kijk maar naar de volgende woorden: s Ik dans ik brunch ik coach ik smash ik fax Ik relax Ik race ik douch Ik roetsj jij danst jij bruncht jij coacht jij smasht hij faxt hij relaxt hij racet hij doucht hij roetsjt jij dans te jij brunch te jij coach te jij smash te hij fax te hij relax te hij race te hij douch te hij roetsj te van de glijbaan. 9

Je kunt ook voltooide deelwoorden gebruiken als bijvoeglijk naamwoord. werkwoord verleden tijd voltooid bijvoeglijk naamwoord deelwoord bouwen bouwde gebouwd de gebouwde huizen vluchten vluchtte gevlucht de gevluchte gevangenen vergroten vergrootte vergroot de vergrote foto binden bond gebonden de gebonden boeken Misschien zie je al wat er aan de hand is: vluchtte heeft 2 x een t gevluchte heeft 1 x een t Dus: Is het een bijvoeglijk naamwoord? Houd het dan éénvoudig. één klinker één medeklinker De vergrote foto Bijvoeglijk naamwoord? 1 voudig Behalve als je het verkeerd uit zou spreken: De beklade muren: de bekladde muren Ik vergrootte de foto. De vergrote foto. (persoonsvorm) (bijvoeglijk naamwoord) De persoonsvorm is blauw, het voltooid deelwoord is oranje. Jan vertel een verhaal. Jan heeft een verhaal vertel. Kees heeft het mooie gebouw bewonder. Kees bewonder het mooie gebouw. Dat beteken veel voor mij. Dat heeft voor mij veel beteken. Mijn vader verzeker zijn auto goed. Mijn vader heeft zijn auto goed verzeker. Wat gebeur daar? Wat is daar gebeur? Het eten is snel verteer. Het eten verteer snel. vertellen bewonderen betekenen verzekeren gebeuren verteren 12

Wees je er steeds van bewust wat voor soort fout je maakt. Daar leer je van. Succes! persoonsvorm tegenwoordige tijd je vindt persoonsvorm verleden tijd voltooid deelwoord onvoltooid deelwoord (altijd een d) bijvoeglijk naamwoord brandde spoelt aan geaaid Oefening 2 1. Wat (betekenen) dat woord? 2. Het (stranden) schip werd door de bemanning verlaten. 3. Die kachel (verwarmen) het hele huis. 4. Waarom (veranderen) hij steeds zijn kamer? 5. Vorige week (overnachten) ik bij mijn oma. 6. De fotograaf (vergroten, [vt]) de foto. 7. Hij (uitspreiden) de deken uit over de grond. 8. De gids (rondleiden) ons gisteren rond in het Muiderslot. 9. Het (neerstorten) vliegtuig is gisteren gevonden. 10. Nora (staan, [vt]) al een kwartier op je te wachten. Oefening 45 1. Jan is aan het elftal (toevoegen). 2. Zij heeft daar drie jaar (wonen). 3. De (bekladden) muren zijn gelukkig weer schoon. 4. Op de marktkraam lag alles netjes (uitstallen). 5. De opnieuw (bekleden) bank ziet er netjes uit. 6. Daarna is hij (wegwandelen). 7. Hardop (denken) kwam hij de klas binnen. 8. De klas was prachtig (versieren). 9. Michel (versieren, [vt]) het raam. 10. De fotograaf (ontwikkelen, [vt]) de foto s. Oefening 51 1. Heb je mij al (e-mailen)? 2. Hij (e-mailen) mij elke dag wel vier keer. 3. (e-mailen) jij gisteren wel terug? 4. Ik heb jou toch vorige week (sms'en)? 15