Protocol Hoogbegaafdheid

Vergelijkbare documenten
Meer- of Hoogbegaafdheidsprotocol

Met ingang van het schooljaar hanteert de Vosseschans structureel beleid rond het omgaan met hoogbegaafdheid.

Protocol hoogbegaafdheid Protocol Hoogbegaafdheid

(Hoog)begaafde protocol OBS Prins Claus

R.-K. basisschool Leuvensbroek XN Nijmegen Beleidsplan Hoogbegaafdheid

Protocol Meer - en Hoogbegaafdheid Nutsschool Hertogin Johanna-Poolster

Maart Protocol (Hoog)begaafdheid. Doel van het protocol.

Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld CvB

1 Organisation for Economic Co-operation and Development (2010), PISA 2009 Results: What

Protocol begaafdheid op de Curtevenne

Plusklassen Dynamiek scholengroep

- school de Ontmoeting Jenaplanschool voor basisonderwijs

OBS De Hobbitstee Leerdam

Beleid voorsprongleerlingen/excellente leerlingen Juni 2014

KINDEREN DIE MEER KUNNEN

Plan van aanpak voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong of (hoog)begaafde kinderen

DE PLUSBUS. Informatiebrochure voor ouders

Protocol begaafdheid op de Curtevenne

Meerbegaafden protocol

Protocol Hoogbegaafdheid

Samenvatting Protocol Excellente leerlingen

Protocol leertijdverkorting

Beleid (hoog)begaafdheid. Hoe gaan we om met begaafde en hoogbegaafde kinderen op De Krommen Hoek

Protocol doubleren en versnellen (def. versie 5/1/2015)

Protocol Hoogbegaafdheid

3 Hoogbegaafdheid op school

Beleid hoogbegaafde en begaafde leerlingen KBS de Rietkraag

Visie en beleid ten aanzien van beter presterende leerlingen

(Hoog)begaafdenwijzer Lorentzschool.

plusbeleid CBS de Vrijenburg inhoud

Informatie Reflexis PlusKlas. De Wijzen uit het Oosten

2. Definitie. Inhoud. 1. Visie op het kind 2. Definitie 3. Doelgroep 4. Selectie&voortgang 5. Verantwoordelijkheid&communicatie

Overgangsprotocol OPO Ameland Groep 1 tot en met 4

Plusklas PWA Beusichem

De Ploeterklas* OG ZWeM

Beleidsnotitie. Onderwijsaanbod voor kinderen met hoge intellectuele vermogens. (hoog)begaafde leerlingen. Spolt Skom

Behandeld met HB specialist in de periode september november Besproken in pedagogisch team d.d Kwaliteitszorg Notitie Nobel

Beleid voorsprongleerlingen/excellente leerlingen Juni 2014

Beleid Meer - en Hoogbegaafdheid NUT Periode januari 2014 t/m januari 2016

Protocol (hoog)begaafden Prinses Julianaschool Versie 2, 2010

Visie: Zes typen hoogbegaafde leerlingen:

Protocol Meer- en hoogbegaafdheid Versie 1.0 september Het Kofschip Ouderkerk aan de Amstel

Beleidsplan Begaafdheid

Protocol Plusklas. Aanleiding

het fundament christelijke basisschool genderen Protocol Leerlingenzorg Speciale Leergroep ~ huidige situatie ~

Protocol Begeleiding cognitief getalenteerde leerlingen

BASISSCHOOL ST. RADBOUD SLIMPAD LB HEILOO TEL

Werkveld Datum Instemming/Advies GMR Vastgesteld CvB

Versnellen zonder drempels. Jo Verlinden, BCO onderwijsadvies Marloes Ottink, IJsselgroep

De kracht in jezelf. Hulpprogramma voor leren leren en onderpresteren. Jan Kuipers

Ouderavond Plusgroep Marc Houben Josephine Close Véronique Kaanen

Protocol (Hoog)begaafdheid B.S. Mikado

Doelgroep en toelatingscriteria Plusklassen Samenwerkingsverband Kop van Noord-Holland

Hoogbegaafdheid in de klas definities en herkenning

Passend Onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen in Noord- Nederland

Protocol (Hoog) Begaafdheid

Beleid VPCO - Plusklas

Aloysiusschool Amersfoort Datum: Status: definitief voor schooljaar

Talentbeleid vastgesteld

Plusklaswijzer. Koningin Beatrixschool en Koning Willem-Alexanderschool

Talmaschool afdeling Athena

Beleid VPCO-Plusklas

VALCKESTEYN Beleid Doubleren of Versnellen

Het jonge kind uitgedaagd!

Beleidsplan plusklas OBS de Botter Ridderkerk

De dolfijngroep: zorg voor (hoog)begaafde kinderen

Algemene inleiding. Twee voorbeelden van definities:

Hoogbegaafdenbeleid op de Waterspiegel

Den Dolder, Beleidsplan meer- en hoogbegaafde kinderen bijgesteld november 2013

Beleidsstuk. Beleidsstuk Meer- en hoogbegaafdheid

Protocol zittenblijven/doubleren

Plusgroep op De Zaaier Presenta1e aan ouders, september 2014

Wij geven het kind de ruimte. om hun talenten te ontwikkelen.

Plan van aanpak: werken met Acadin in je eigen groep en je school

Kwadraatonderwijs. Kwadraat, passend onderwijs voor begaafde leerlingen

(bijgewerkt ) Beleidsplan (hoog)begaafde leerlingen Megelsheim

ZITTENBLIJVEN OVERGAAN

Beleidsplan Meer- en Hoogbegaafdheid

Stimulerend signaleren

Beleid (meer )begaafdheid. Beleid meerbegaafdheid augustus 2013

BELEIDSPLAN PLUSKLAS

Verantwoord plus. Stichtingbeleidsnotitie Hoogbegaafden

qwertyuiopasdfghjklzxcvbnmq ertyuiopasdfghjklzxcvbnmqwer tyuiopasdfghjklzxcvbnmqwerty uiopasdfghjklzxcvbnmqwertyui

Richtlijnen voor de overgang naar de volgende groep. Doubleren of Versnellen; te nemen stappen

Protocol begaafdheid

RT+ ZORGPLAN. obs De Pijlstaart Pijlstaartlaan GR Vinkeveen

Hoogbegaafdheid info. Cijfers 3. Welk percentage van de hoogbegaafde leerlingen krijgt een VWO advies? Antwoord: Slechts 64% (Guldemont, 2003)

Protocol Doubleren 1

Passend Onderwijs en excellente en (hoog)begaafde leerlingen

Protocol Hoogbegaafdheid

Huiswerkbeleid Onderwijsteam 7 it Bynt Winsum

25 belangrijke feiten vooraf - kennisquiz passend onderwijs (hoog)begaafde leerlingen

Wat doet een kind op school? Leren! Verleggen van je grenzen en fouten maken.ook voor leerlingen die makkelijk leren!

Elk kind recht heeft op een doorgaande lijn van ontwikkeling in het onderwijs.

Beleid. (hoog)begaafde leerlingen

Protocol: Hoogbegaafdheid: Samenvatting protocol en ouderbrief

Beleidsstuk meer- /hoog begaafdheid

Protocol. overgang groep 1 2 groep 2 3 en verlengde kleuterperiode

Beleid hoog- en meerbegaafde leerlingen

Transcriptie:

Protocol Hoogbegaafdheid 2 e Montessorischool Holleblok 10 1273EG Huizen

1. Inleiding Op de 2e Montessorischool zijn we samen, kinderen, leerkrachten en ouders, veilig op weg naar zelfstandigheid in een school waar respect en waardering centraal staan. ( Missie 2e Montessorischool ) Respect en waardering voor elkaar en voor ieder kind in het bijzonder betekent ook dat wij grote waarde hechten aan onderwijs op maat: wij willen voor alle leerlingen een passend onderwijsaanbod realiseren. Juist het Montessorionderwijs biedt veel mogelijkheden om in eigen tempo en op eigen niveau te werken. Onze school wil een veilig, maar tevens uitdagend onderwijsklimaat bieden, waarin wordt voldaan aan die voorwaarden die nodig zijn voor ieder kind om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. De visie van Maria Montessori is leidraadgevend voor onze vorm van onderwijs. De kern van haar methode wordt meestal samengevat in de uitspraak : Help mij het zelf te doen. Alle opvoeding is in principe zelfopvoeding. Uitgangspunt is dat een kind een natuurlijke drang tot zelfontplooiing heeft. Opvoeding en onderwijs moeten onderkennen wat de behoeftes van een kind op een gegeven moment zijn en daarop inspelen, door de juiste omgeving en materialen te bieden. ( Visie 2e Montessorischool ) Het besef dat ( hoog ) begaafde kinderen hun eigen specifieke onderwijsbehoeften hebben, is sterk aanwezig in ons team en onderstreept het belang van een beleid dat speciaal op hen is afgestemd. In dit stuk zal worden uiteengezet op welke wijze wij deze begaafde kinderen in alle opzichten zo goed mogelijk willen begeleiden.

2. Begaafdheid Er is geen eenduidige wetenschappelijke definitie van hoogbegaafdheid. Om toch een zo goed mogelijke duiding te geven, kan de mate van intelligentie gemeten worden d.m.v. een intelligentietest en worden uitgedrukt in een IQscore. Gemiddeld ligt een IQ- score tussen de 90 en 110. Bij een IQ- score tussen de 111 en 120 spreken we van een bovengemiddeld niveau. Een IQ- score tussen de 121 en 130 laat een begaafd niveau zien. Er wordt van hoogbegaafdheid gesproken als een kind een IQ- score van 130 en hoger heeft. In onderstaande grafiek, de curve van Gauss, is deze verdeling van het IQ zichtbaar gemaakt.

2.1 Begaafdheidskenmerken Het is moeilijk om te spreken over dé eigenschappen van (hoog)begaafde leerlingen, omdat ook deze kinderen uniek zijn. Hun eigenschappen kunnen onderling erg verschillen. Hieronder staat een overzicht van veel voorkomende eigenschappen, zoals die in de literatuur genoemd worden. Een (hoog)begaafde leerling hoeft niet alle eigenschappen in onderstaand overzicht te bezitten. Het omgekeerde is ook het geval: als iemand één of meerdere van deze gedragsaspecten vertoont, hoeft dit niet automatisch te betekenen dat hij/zij (hoog)begaafd is. Kenmerken van (hoog)begaafde leerlingen: 1. Hoge intelligentie (Hoog)begaafde leerlingen beschikken over hoge intellectuele capaciteiten. Een hoge score op een intelligentietest (IQ > 130) of hoge prestaties op andere tests zijn hiervan een indicatie. 2. Vroege ontwikkeling (Hoog)begaafde leerlingen zijn geestelijk vroegrijp en worden gekenmerkt door een ontwikkelingsvoorsprong. Zij kunnen meestal op vroege leeftijd al lezen, praten, schrijven en hebben een vroege ontwikkeling van getalbegrip. Hierdoor kunnen zij zich gemakkelijk leerstof uit hogere leerjaren eigen maken. Ook stellen zij op jonge leeftijd al levensbeschouwelijke vragen en denken zij al vroeg na over de zin van het leven. 3. Uitblinken op één of meerdere gebieden Een bijzondere begaafdheid kan tot uitdrukking komen in motorische, sociale, artistieke en intellectuele vaardigheden. Vaak treden deze begaafdheidsvormen gecombineerd op en blinken (hoog)begaafde leerlingen uit in meerdere gebieden.

4. Gemakkelijk kunnen leren (Hoog)begaafde leerlingen hebben over het algemeen een zeer goed geheugen en kunnen hierdoor goed informatie onthouden en verwerken. Zij begrijpen nieuwe leerstof dan ook aanzienlijk sneller dan gemiddelde leerlingen en zijn daardoor sneller klaar met opdrachten en huiswerk. 5. Goed leggen van verbanden (Hoog)begaafde leerlingen kunnen gemakkelijk ( met name causale) verbanden leggen. 6. Het makkelijk kunnen analyseren van problemen (Hoog)begaafde leerlingen zijn snelle probleem-analyseerders. Zij kunnen snel vaststellen wat de aard van een probleem is. Daarnaast zijn (hoog)begaafde leerlingen vaak vindingrijk in het ontwikkelen van eigen oplossingsmethoden. Dit kan soms problemen opleveren als zij zich een verkeerde oplossingsmethode hebben aangeleerd, omdat zij deze methode moeilijk weer los kunnen laten. 7. Het maken van grote denk-sprongen Een (hoog)begaafde leerling maakt grotere leerstappen en heeft daarom minder tijd nodig. 8. Voorkeur voor abstractie (Hoog)begaafde leerlingen kunnen goed abstract denken. Zij generaliseren gemakkelijker dan hun andere klasgenoten en hebben een goed overzicht van de kennisgehelen. Zij hebben geen behoefte aan concretisering van de lesstof door het gebruik van voorbeelden.

9. Hoge mate van zelfstandigheid (Hoog)begaafde leerlingen willen liever niet geholpen worden en geven de voorkeur aan zelfstandig werken. Bij het werken in groepsverband vertoont de (hoog)begaafde leerling veel initiatief en neemt hij/zij vaak de leiding. Bovendien wil de leerling dingen graag op zijn/haar eigen wijze doen, zoals het zelf bedenken van een methode voor het uitrekenen van sommen. 10 Brede of juist specifieke interesse Een kenmerk van (hoog)begaafde leerlingen is dat zij zeer leergierig zijn. Als een onderwerp de leerling interesseert, dan pluist hij dit vaak tot op de bodem uit. Maar het tegenovergestelde geldt ook: als een (hoog)begaafde leerling geen interesse heeft voor een bepaald onderwerp, dan kan hij moeilijk de motivatie opbrengen om zich erin te verdiepen. 11 Creatief/origineel In de opdrachten laten (hoog)begaafde leerlingen vaak zien dat zij originele en creatieve ideeën en/of oplossingen hebben. Zij maken onverwachte zijsprongen en hebben grote verbeeldingskracht. 12 Perfectionistisch (Hoog)begaafde leerlingen zijn perfectionistisch aangelegd. Zij houden niet van half werk. 13 Apart gevoel voor humor (Hoog)begaafde leerlingen bezitten over het algemeen een apart gevoel voor humor.

14 Hoge mate van concentratie (Hoog)begaafde leerlingen kennen een hoge mate van concentratie en hebben daarbij een langere aandachtsspanne dan de gemiddelde leerlingen. Hoogbegaafde leerlingen beschikken over de potentie om hoge prestaties te leveren. Toch komt dit niet altijd tot uiting. Een rapport van de Onderwijsraad uit 2007: Presteren naar vermogen laat zien dat circa 30 procent van de kinderen met een IQ van 130, lager presteert dan verwacht zou mogen worden op grond van hun capaciteiten. Bij de kinderen met een IQ vanaf 150 ligt dit percentage nog hoger, nl. 60 %. Volgens de Onderwijsraad zijn de oorzaken hiervoor het ontbreken van een intellectueel klimaat op school: weinig waardering voor cognitieve prestaties, een weinig flexibel lesprogramma en weinig mogelijkheden om extra modules te volgen. In 2008 wees mevrouw Sharon Dijksma, destijds staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, op de noodzaak om meer aandacht te besteden aan excellerende leerlingen, die te weinig tot hun recht komen. Staatssecretaris Sander Dekker stelde in 2013: 'Ons onderwijs doet het gemiddeld genomen goed. Op één punt zijn we zelfs wereldkampioen: ervoor zorgen dat onze kwetsbare leerlingen niet door het ijs zakken. Maar onze beste leerlingen presteren onder de maat. Bij de top laten we talent onbenut. Dat moet anders. Ik wil dat ieder kind in staat wordt gesteld het maximale uit zichzelf te halen. Bovenstaande citaten benadrukken hoe belangrijk de rol van het onderwijs is inzake (hoog)begaafde leerlingen. Echter, het is zeker van belang om hier ook aandacht te besteden aan het kind zélf: in het voorgaande zijn de kenmerken van begaafdheid besproken, maar waarom komt de hoge intelligentie niet altijd tot uiting en wat heeft deze begaafdheid voor gevolgen voor het functioneren en welbevinden van het kind?

2.2 Sociaal emotionele ontwikkeling Vaak voelen kinderen met hoogbegaafdheid zich anders dan hun klasgenootjes. Hun belevingswereld sluit niet goed aan bij de andere kinderen en soms voelen ze zich niet begrepen, waardoor zij zich geïsoleerd kunnen gaan voelen. Dit kan uiteenlopende gevolgen hebben: deze kinderen gaan zich vervelen, ze vinden het niet leuk op school, willen zelfs soms niet meer naar school, ze laten negatief gedrag zien of gaan over op onderprestatie om niet op te vallen. Als je slim of (hoog)begaafd bent, kun je goed leren, is een veelgehoorde uitspraak. Ongeveer één op de vijf (hoog)begaafde kinderen levert prestaties die lager zijn dan wat er op grond van hun aanleg verwacht mag worden. Onderpresteren is daarmee één van de meest raadselachtige en frustrerende problemen van (hoog)begaafde kinderen. Het lijkt of deze kinderen twee gezichten hebben: op sommige momenten zie je de mogelijkheden, een briljante opmerking, een goed doordachte visie, maar daarna is het voorbij en wordt er een muur van apathie en onverschilligheid opgetrokken. ( Jan Kuipers: De kracht in jezelf ) Het is essentieel dat deze kinderen geholpen en gestimuleerd worden om succeservaringen op te doen en dat zij daarvoor gewaardeerd worden. Ook zal duidelijk zijn dat onze school er het belang van inziet en zich ten doel stelt om voor al deze kinderen een passend pedagogisch klimaat te scheppen, zodat zij de mogelijkheid krijgen om weer met plezier en op hun eigen niveau te gaan presteren.

3. Signalering Uiteraard kunnen goede schoolprestaties en een hoog werktempo goede indicaties zijn voor een hoogbegaafdheid, maar een begaafd kind hoeft niet altijd op een hoog niveau te presteren en kan ook probleemgedrag laten zien. Het is derhalve nodig dat elke leerkracht op de hoogte is van signalen die kunnen duiden op hoogbegaafdheid. Kennis binnen het team van de begaafdheidskenmerken en profielen is een voorwaarde voor het vroegtijdig signaleren van begaafdheid. Vroeg signaleren betekent dat een kind al in een vroeg stadium passend onderwijs aangeboden kan krijgen en dat er veel problemen voorkomen kunnen worden. Echter: signalering van hoogbegaafdheid is niet het einddoel: het doel is, het juiste pedagogische klimaat te creëren, waarin het kind zich veilig en gewaardeerd voelt, waarin het wordt uitgedaagd en het zich kan ontplooien. De signalering is de eerste stap om zo n leeromgeving te kunnen creëren en het onderwijs aan te passen aan de individuele mogelijkheden en behoeften van het kind.

3.1 Herkennen van hoogbegaafdheid Er zijn een aantal aanleidingen te onderscheiden die kunnen leiden tot het vermoeden van hoogbegaafdheid: * bij het eerste bezoek aan onze school, het eerste gesprek met de directeur of de leerkracht, of op het intakeformulier geven de ouders aan dat er hoogbegaafdheid in de familie voorkomt of dat het kind mogelijk een ontwikkelingsvoorsprong heeft * consultatiebureau, schoolarts of peuterspeelzaal maken melding van een ontwikkelingsvoorsprong; * de eerste indruk van de leerkracht n.a.v. observaties tijdens de eerste weken dat het kind op school is; * informatie van een andere school wanneer er sprake is van een overstap naar onze school; * tijdens de schoolloopbaan bemerkt de leerkracht signalen die op hoogbegaafdheid zouden kunnen wijzen.

4. Diagnosticeren Wanneer er een vermoeden is van hoogbegaafdheid ( een kind presteert goed in zijn of haar werk, haalt hoge scores bij de toetsen, is snel klaar met het werk, geeft aan meer uitdaging aan te kunnen of de leerkracht bemerkt in het gedrag van het kind anderszins signalen ), dan moet er actie worden ondernomen. De eerste stappen worden gezet binnen de groep: de leerkracht zal gebruik maken van de verrijkings- en verdiepingsstof die de methodes bieden en van ander en aanvullend materiaal dat in de groep aanwezig is. Er zal zeker ook gewerkt worden met het Montessorimateriaal dat veel mogelijkheden biedt om ontdekkingen te doen en kennis uit te breiden op het niveau van het individuele kind. Tegelijkertijd wordt het kind door de leerkracht besproken met de Intern Begeleider. In overleg wordt besloten of deze leerling in aanmerking komt voor: * begeleiding door de deskundige hoogbegaafdheid op school. ( deze begeleiding gebeurt zowel in als buiten de groep, hierover later ) * nader onderzoek om te weten te komen of er sprake is van hoogbegaafdheid. In beide gevallen wordt contact gezocht met de ouders. Wordt in dit gesprek besloten dat nader onderzoek gewenst is, dan kan dit op twee manieren geschieden: * extern een diagnostisch onderzoek door een deskundige buiten de school. Door middel van dit onderzoek dat door de ouders wordt aangevraagd en betaald wordt het IQ van de leerling vastgesteld en kan worden bepaald of het kind al dan niet (hoog)begaafd is. * op school - aan de hand van het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid wordt bekeken of het vermoeden van hoogbegaafdheid kan worden bevestigd en zullen passende maatregelen worden genomen. In beide gevallen is het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid de leidraad voor de hierna te ondernemen stappen. ( zie volgend blad )

4.1 Het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid (DHH). Dit is een geïntegreerd instrument voor signalering, diagnostiek en begeleiding van hoogbegaafde leerlingen. Het instrument is bedoeld voor leerkrachten en Intern Begeleiders van basisscholen. Het DHH bestaat uit een aantal modules: * Quick Scan * Signalering * Diagnostiek * Leerlingbegeleiding * Evaluatie De procedure voor het hanteren van het DHH is als volgt: o De leerkracht heeft een vermoeden van (hoog)begaafdheid en bespreekt het kind met de Intern Begeleider o In het DHH vult de leerkracht een signaleringslijst in o Ook de ouders van het kind vullen digitaal een vragenlijst in o Deze verzamelde gegevens worden ingevoerd en aangevuld met de didactische gegevens van de leerling uit het leerlingvolgsysteem Parnassys

o Alle overige informatie wordt ingevoerd, bijvoorbeeld de resultaten van onderzoeken die buiten de school hebben plaatsgevonden o Het DHH geeft aan het eind van het geautomatiseerde proces een advies voor een aanpak op maat. Dit advies betreft o.a. - het compacten van de gebruikte methodes ( zie punt 5.1 ) - een passend verrijkingsaanbod ( zie punt 5.2 ) - het traject voor eventuele vervroegde doorstroming ( zie punt 5.3 ) - diverse pedagogische handelingssuggesties Naast het DHH hebben wij inmiddels ook het SiDi 3 Protocol aangeschaft om met name de ontwikkelingsvoorsprong bij de jongste leerlingen beter in kaart te kunnen brengen.

5. Compacten / Verrijken / Versnellen 5.1 Compacten Leerlingen die (hoog)begaafd zijn, hebben minder behoefte aan instructie en aan herhalings- en oefenstof. Ze zijn in staat om zich leerstof in een hoog tempo eigen te maken en te verwerken. Door het vóórtoetsen dat door de leerkrachten op onze school systematisch wordt gedaan, wordt duidelijk welke stof de leerling al beheerst en wat niet meer hoeft te worden aangeboden en geoefend. Door de leerstof aan te passen aan het kind en niet andersom! - kan worden tegemoet gekomen aan de behoefte van het kind: de reguliere lesstof wordt beperkt tot de essenties. Voor deze manier van indikken wordt de term Compacting gebruikt. Het Digitaal Handelingsprotocol Hoogbegaafdheid dat op onze school wordt gehanteerd, geeft adviezen omtrent het compacten in de methodes die wij gebruiken. Compacten heeft enerzijds tot doel te voorkomen dat leerlingen zich gaan vervelen en gedemotiveerd raken wanneer zij steeds leerstof moeten oefenen en herhalen die ze al beheersen. Anderzijds komt door het indikken tijd vrij die anders gevuld kan worden, namelijk met leerstof die meer een beroep doet op de intellectuele capaciteiten van deze leerlingen: de verrijkingsstof.

5.2 Verrijken Verrijkingsstof is leerstof die tegemoet komt aan de specifieke behoeften van (hoog)begaafde leerlingen. In veel methoden is extra lesstof opgenomen die vaak wel wat moeilijker is, maar niet altijd uitdaging biedt voor (hoog)begaafde leerlingen. Verrijkingsstof is niet 'méér van hetzelfde of iets moeilijker - dan is het zeker niet zinvol. De projectgroep 'Omgaan met verschillen' van SLO heeft in 2001 een onderzoek uitgevoerd naar de criteria waaraan uitdagend lesmateriaal voor (hoog)begaafde leerling moet voldoen. Uit dit onderzoek blijkt dat verrijkingsstof aan de volgende criteria dient te voldoen: beroep doen op creativiteit open opdrachten hoog abstractieniveau hoge mate van complexiteit meerwaarde bieden ten opzichte van reguliere leerstof stimuleren van onderzoekende houding beroep doen op zelfstandigheid van de leerling uitlokken van een reflectieve houding beroep doen op metacognitieve vaardigheden uitlokken van interactie (Bronkhorst e.a., 2001) Ook in de wijze waarop deze leerstof is samengesteld en wordt aangeboden, kan een meerwaarde zitten: hoogbegaafden leren anders. Waar bij de reguliere leerstof sprake is van bottom-up leren, zal een hoogbegaafd kind kiezen voor de top-down methode. ( bij bottom-up-onderwijs wordt de leerstof in stapjes aangeboden, steeds iets moeilijker en met veel herhalingen. Hoogbegaafde leerlingen leren vanuit het geheel: top-down. Zij vullen zelf de details in en leggen verbanden. ) Alles omtrent het aanbod van de verrijkingsstof van de 2 e Montessorischool en de wijze waarop deze op onze school wordt aangeboden, zal worden besproken in punt 6: de Plusgroep.

5.3 Versnellen Versnellen betekent de basisschoolperiode korter dan gebruikelijk doorlopen en kent diverse vormen: Overslaan van een groep Doorlopen van meerdere groepen in één schooljaar Versnellen voor een bepaald vak Versnelling is een van de meest ingrijpende onderwijsaanpassingen voor (hoog)begaafde leerlingen. Wanneer bij een kind sprake is van een grote didactische voorsprong en maatregelen als compacten en verrijken onvoldoende zijn om 'onderwijs op maat' te bieden, is versnellen het overwegen waard. Omdat het een ingrijpende onderwijsaanpassing betreft, is het van belang dat de keuze voor (of tegen) versnelling bewust genomen wordt en alle betrokkenen achter de beslissing staan. Sociaal-emotionele gevolgen van versnelling Veel mensen zijn bezorgd dat versnellen problemen op zal leveren en wel met name op het sociaal emotionele vlak. Deze bezorgdheid is begrijpelijk, maar door deze bezorgdheid wordt wel eens een belangrijk punt over het hoofd gezien. (Hoog)begaafde leerlingen hebben door hun cognitieve voorsprong vaak heel andere interesses en sociale verwachtingen dan leerlingen van hun eigen leeftijd. Daarom kan het zijn dat leerlingen geïsoleerd raken in hun groep en kan de indruk ontstaan dat leerlingen achterlopen in hun sociaal-emotionele ontwikkeling. In veel gevallen blijkt in de praktijk echter dat leerlingen na een versnelling in dit opzicht juist beter gaan functioneren. Dit komt waarschijnlijk omdat het (hoog)begaafde kind in cognitief opzicht vaak makkelijker aansluiting vindt bij wat oudere leerlingen. Uit internationaal onderzoek bij (hoog)begaafde leerlingen die versneld waren naar een volgende groep, is gebleken dat dit voor hen een effectieve onderwijsaanpassing is. Versnelde hoogintelligente leerlingen functioneren zeker niet minder en soms zelfs beter op sociaal emotioneel gebied dan niet versnelde hoogintelligente leerlingen. Er blijken nauwelijks verschillen in zelfconcept te bestaan en versnelde leerlingen functioneren beter op cognitief gebied, hebben niet meer of minder contacten of andere activiteiten dan niet versnelde hoogintelligente leerlingen en worden door hun ouders en leerkrachten hetzelfde als of positiever beoordeeld dan niet versnelde hoogintelligente leerlingen wat betreft de meeste gedragskenmerken.

Versnellen is voor de grote groep (hoog)begaafde leerlingen een effectieve onderwijsaanpassing, maar dat betekent niet dat versnellen voor iedere individuele (hoog)begaafde leerling een positief effect heeft. De keus om te versnellen zal daarom voor iedere individuele (hoog)begaafde leerling apart en zeer weloverwogen genomen moeten worden. ( Stichting Leerplan Ontwikkeling ) Versnelling alléén is niet voldoende. Aanpassingen in de reguliere leerstof zijn nodig om tegemoet te komen aan de specifieke leerbehoeften van (hoog)begaafde leerlingen, ook na een versnelling! Als een school alleen versnelling toepast en verder geen aanpassingen maakt in het onderwijsaanbod is dit geen goede zaak. In dat geval moet de leerling zich alsnog aanpassen aan het onderwijsaanbod, in plaats van dat het onderwijsaanbod wordt aangepast aan de behoeften van de leerling. Versnellen moet plaatsvinden, indien het duidelijk in het belang van de leerling is en versnellen mag niet louter het gevolg zijn van de onmacht van de school om andere maatregelen te treffen (Doornekamp, Drent en Bronkhorst, 1999). Een leerling die vervroegd doorstroomt naar een volgende groep is dus niet geholpen met het volgen van het reguliere programma van die groep: het blijft een (hoog)begaafde leerling! Ook hier zal hij / zij in grote stappen door de leerstof gaan, eigen leerstrategieën gebruiken, analytisch denken, kortom: alle kenmerken die in punt 2.1 zijn beschreven, zal de leerling meenemen naar de volgende groep. Het is daarom noodzakelijk dat er goed overleg plaatsvindt tussen de leerkrachten van de beide groepen. De nieuwe leerkracht zal vooral in het begin goed op het kind moeten letten: vaak gebeurt het dat leerlingen die versneld hebben, opeens merken dat ze zich moeten inspannen en dat niet alles zo vanzelf gaat als zij gewend waren. Het is belangrijk dat de leerkracht hierover praat met het kind om te voorkomen dat hij / zij zich ongelukkig gaat voelen of faalangst ontwikkelt. Het is dan ook belangrijk om na de eerste weken met de ouders te bespreken hoe het kind zich thuis uit over de nieuwe situatie.

Op de 2 e Montessorischool wordt in enkele individuele gevallen besloten tot versnellen. Het kan hier zowel het overslaan van een groep betreffen als het doorlopen van twee groepen in één schooljaar. Uiteraard gaat hier veel overleg aan vooraf tussen de Intern Begeleider, de ouders en de betrokken leerkrachten ( zowel de huidige leerkracht als de ontvangende leerkracht ). Ook met de betreffende leerlingen wordt zowel thuis als op school gesproken. Leidraad bij deze overwegingen zijn het leerlingvolgsysteem Parnassys waarin alle toetsresultaten zijn vermeld, alsmede onderzoeken die hebben plaatsgevonden, observaties van de leerkracht, verslaggeving van gesprekken met de ouders, etc. Doorslaggevend voor de beslissing om te versnellen, is steeds het sociaalemotioneel welbevinden van het kind.

6. De Plusgroep. De wens om meerbegaafde kinderen meer aandacht en speciale begeleiding te kunnen bieden, is op onze school steeds aanwezig geweest. Dit leidde aanvankelijk tot het individueel begeleiden van enkele leerlingen. Al snel nam het aantal kinderen toe, alsook het besef dat de organisatie moest veranderen: de opzet van gesprekjes, instructies en opdrachten in korte tijd ( destijds 1 uur per week, later 2 uur per week ) en met ieder kind apart, was niet praktisch. Het bleek onmogelijk om alle kinderen optimaal te begeleiden, terwijl daarnaast steeds meer de overtuiging groeide dat het voor deze kinderen goed zou zijn om meer samen te doen. Om alle (hoog)begaafde leerlingen effectief te kunnen begeleiden en de tijd zo zinvol mogelijk in te vullen, werd besloten tot het starten van een Plusgroep. Plus - vanzelfsprekend vanwege het aanbieden van méér leerstof, méér verdieping, méér uitdaging, etc. Groep - omdat het Montessori-onderwijs altijd spreekt van groepen in plaats van klassen ( op een Montessorischool zitten immers kinderen van meerdere leerjaren bij elkaar ). Maar daarbij benadrukt het woord groep ook het bij elkaar horen en het samenwerken.

6.1 Wie komen in aanmerking voor de Plusgroep? Op voorstel van de leerkracht en in overleg met de Intern Begeleider worden in de Plusgroep geplaatst Kinderen die gediagnosticeerd zijn als hoogbegaafd Kinderen met hoge A-scores bij de toetsen Kinderen bij wie geen onderzoek heeft plaatsgevonden, maar bij wie de leerkracht signalen heeft opgevangen die een vermoeden geven van hoogbegaafdheid, bijvoorbeeld een grote algemene kennis en interesse, maar ook bij het vermoeden van onderpresteren. Vaak zijn deze kinderen al in eerdere leerjaren opgevallen en is de leerkracht op hen geattendeerd door de vorige leerkracht. Bij de overdracht tussen de leerkrachten wanneer een leerling naar een volgende groep gaat, moet het vermoeden van (hoog)begaafdheid dan ook een belangrijk aandachtspunt zijn Kinderen die altijd snel klaar zijn met hun werk, die dit werk ook afleveren op hoog niveau en die behoefte hebben aan meer uitdaging Om misverstanden te voorkomen, moeten bovenstaande voorwaarden niet alleen duidelijk zijn voor alle leerkrachten van de school, maar ook voor de ouders en de leerlingen. Momenteel komen de kinderen van de Plusgroep uit de groepen 3 t / m 8. Het streven is de Plusgroep mogelijk te maken voor álle kinderen van de school. Ook leerlingen uit groep 1 en 2 van wie het vermoeden van hoogbegaafdheid bestaat, kunnen dus door de leerkracht worden gemeld. Vervolgens zal de begeleider van de Plusgroep in de groep komen observeren en met de leerkracht deze kinderen bespreken, waarna een plan wordt opgesteld.

6.2 Het doel van de Plusgroep In de Plusgroep zitten kinderen bij elkaar die allen een hoge intelligentie hebben, die over het algemeen werken in een hoog tempo doordat ze met grote stappen door de leerstof gaan, die vaak een eigen oplossingsmethode hanteren bij vraagstukken, die abstract kunnen denken en die door al dit soort kenmerken niet altijd aansluiting vinden bij de andere kinderen in de eigen groep. Wanneer zij in de Plusgroep bij elkaar zijn, zullen zij kunnen werken met gelijkgestemden, wat de motivatie ten goede komt en het plezier in werken zal vergroten. Zo zullen de kinderen zich meer bewust worden van hun eigen kwaliteiten, een positief zelfbeeld ontwikkelen en dit durven uitdragen. Samenwerken is belangrijk in de Plusgroep, of beter: léren samen te werken. Deze kinderen zijn gewend om alleen hun werk te doen en op hun eigen manier. In de Plusgroep zullen zij veel opdrachten met andere kinderen moeten doen, zodat zij moeten leren om te luisteren naar elkaar, te overleggen met elkaar en rekening te houden met elkaar. Zij kunnen van elkaar leren en elkaar stimuleren. De leerstof die aangeboden wordt in de Plusgroep is van een hoog niveau en de opdrachten zijn niet eenvoudig. Hierdoor krijgen de kinderen weliswaar de uitdaging waar zij behoefte aan hebben, maar ook wordt er een beroep gedaan op hun doorzettingsvermogen: zij moeten gaan leren om een moeilijke opdracht niet uit de weg te gaan, dóór te zoeken naar oplossingen en leren om hulp te vragen als het niet lukt. Zij moeten leren om werk waaraan zij begonnen zijn, ook af te maken. Juist deze aspecten zijn het die later vaak problemen geven bij een studie. De kinderen moeten leren om te leren en in de Plusgroep worden zij hierin begeleid.

6.3 De Plusgroep in de praktijk: Het team van de 2 e Montessorischool vindt het heel belangrijk dat alle kinderen zoveel mogelijk binnen de groep werken, d.w.z. dat wij géén leerlingen apart lesgeven in een ander lokaal. Voor de Plusgroep is er wel een ruimte in de school, maar deze dient enerzijds voor de materialen voor hoogbegaafden en anderzijds voor gesprekken met kleine groepjes leerlingen. De samenstelling van de groepjes varieert per keer, afhankelijk van de opdracht. Kinderen die deel uitmaken van de Plusgroep krijgen in groepjes hun instructies en opdrachten. Daarna gaan zij weer naar hun eigen groep, want het is de bedoeling dat zij in de rest van de week dáár werken aan hun opdracht. De week erna komen zij terug om te laten zien wat ze gedaan hebben. Besproken wordt wat er goed gegaan is, wat er nog moet gebeuren, of er eventueel problemen zijn, wat zij misschien nog nodig hebben, hoe de samenwerking met anderen gaat, hoe ze van plan zijn verder te gaan, etc. Ook worden er afspraken gemaakt over het afronden van de opdracht: de controle die zo belangrijk is om te leren om te leren. Wanneer een opdracht klaar is, wordt deze beoordeeld en besproken. Ook dit gebeurt in een groepje, zodat de kinderen van elkaars werk kunnen leren en zij elkaar op ideeën kunnen brengen. Vaak ook wordt het werk gepresenteerd: op een groot vel papier of via een werkstuk of spreekbeurt, een PowerPointpresentatie of een tentoonstelling. Om te zorgen voor een zo breed mogelijk aanbod, zijn er mappen met opdrachten op zoveel mogelijk leerstofgebieden: rekenen en wiskunde, ruimtelijke vaardigheid, taal, natuur, proefjes, aardrijkskunde en geschiedenis, beeldende kunst en architectuur, denkpuzzels, enz. Ook de werkvormen zijn afwisselend, zodat de talenten van ieder kind aan bod kunnen komen: lezen, schrijven, werken op de computer, tekenen, handvaardigheid, een spel doen, iets bouwen, e.d. De kinderen maken zelf een keuze uit de opdrachten, zoals kinderen gewend zijn op een Montessorischool. Voor het aanbod van de opdrachten wordt gebruik gemaakt van projecten ( zowel op papier als online ) voor hoogbegaafden en van speciale uitgaven die diverse uitgeverijen aanbieden met opdrachten voor hoogbegaafden in les- en werkboeken. Daarnaast maken we veel gebruik van lessuggesties en voorbeelden die op verschillende sites op Internet worden aangeboden.

Naast de mappen met opdrachten staan en liggen er in de ruimte van de Plusgroep vele materialen: boeken over uiteenlopende onderwerpen, denkpuzzels, gezelschapsspelletjes, vergrootglazen, magneten, microscopen, poppen voor het onderzoeken van de organen van een mens en het skelet, constructiemateriaal, etc. De kinderen hebben altijd toegang tot deze ruimte en kunnen er op elk moment zelfstandig materiaal halen: zij lenen het materiaal door in een map hun naam te noteren, de naam van het materiaal en de datum van lenen en terugbrengen. Zo is er niet alleen duidelijk wie welk materiaal heeft, maar is er ook controle mogelijk. Bij veel van de materialen hoort een opdracht en ook hierbij wordt gecontroleerd of en hoe de opdracht is gedaan. Op de computers in de ruimte van de Plusgroep en in de eigen groepen kunnen de kinderen werken aan speciale programma s die geschikt zijn voor hoogbegaafden wat betreft interesse, niveau en uitdaging. Naast het werken met de computer, de materialen en de opdrachten heeft onze school er ook voor gekozen om deze leerlingen kennis te laten maken met een vreemde taal. Omdat hoogbegaafde kinderen al een voorsprong hebben, wordt afgeraden hiervoor Frans, Duits of Engels te kiezen: zij zouden dan op het Voortgezet Onderwijs weer de uitdaging missen, omdat zij al veel weten van deze taal. Wij hebben ervoor gekozen om deze kinderen te laten kennismaken met Italiaans. Aan de hand van de computercursus Talk now leren de kinderen woordjes en zinnetjes. Dit is een thematische methode, waarbij de leerlingen spelenderwijs woordjes leren die vervolgens worden uitgeprint en moeten worden geleerd. De kinderen worden overhoord en samen wordt daarna een nieuw thema gekozen. Bij het overhoren worden ook vaak weer groepjes samengesteld, zodat de kinderen van elkaar kunnen leren en elkaar kunnen stimuleren. Wanneer zij al veel woorden kennen, worden korte zinnen aangeboden en daarna worden er in groepjes kleine gesprekjes gevoerd. Alle kinderen van de Plusgroep doen ieder jaar op school mee aan W4Kangoeroe: de Wereld Wijde Wiskunde Wedstrijd van de Radboud Universiteit in Nijmegen.

6.4 Contact met de ouders van de Plusgroep. Tweemaal per jaar krijgen alle kinderen van onze school hun verslag en organiseren de leerkrachten gespreksavonden voor de ouders. Daarnaast zijn er veel momenten waarin ouders de leerkrachten spreken op hun verzoek of op uitnodiging van de leerkracht, wanneer daartoe aanleiding is. Over de kinderen die (hoog)begaafd zijn, is dus al meerdere keren met de ouders gesproken. Wanneer besloten wordt dat een kind gaat deelnemen aan de Plusgroep, dan wordt dit medegedeeld aan de ouders middels een brief. Uiteraard zal dit meestal aan het begin van een nieuw schooljaar zijn. Toch kan het voorkomen dat een leerkracht en de Intern begeleider tijdens het schooljaar besluiten dat het voor een bepaalde leerling goed zou zijn om ook deel te nemen aan de Plusgroep, namelijk wanneer er signalen zijn dat een kind hierbij gebaat is. Wij zijn van mening dat er ook dán een plaats moet zijn voor het kind. In het algemene verslag dat alle kinderen twee keer per jaar krijgen, is voor de leerlingen van de Plusgroep een bijlage gevoegd. Hierin wordt vermeld wat er in die periode is gedaan. Daarnaast worden alle ouders van de leerlingen van de Plusgroep ook tweemaal per jaar voor een koffie-ochtend uitgenodigd door de Intern Begeleider en degene die de Plusgroep leidt. De laatste geeft dan aan de ouders uitgebreid informatie over de opdrachten en projecten die in de Plusgroep zijn gedaan, hoe een en ander verlopen is, wat er opviel, hoe de planning verder is, etc.