Farmaceutisch bedrijf (EUMEDICA) 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL IMPROMEN Decanoas 50 mg/ml, oplossing voor injectie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING 1 ml Impromen Decanoas bevat 68,35 mg bromperidol decanoaat (= bromperidol 50 mg). Impromen Decanoas bevat 15 mg/ml benzylalcohol. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Oplossing voor injectie. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties Onderhoudsbehandeling van schizofrene psychosen, vooral als: - resocialisatie een belangrijk doel van de behandeling is; - de psychose zich, naast waandenkbeelden en hallucinaties, uit in een apathisch, teruggetrokken en inactief gedrag. 4.2 Dosering en wijze van toediening De aflevering gebeurt op medisch voorschrift. Dosering Impromen Decanoas wordt diep intramusculair ingespoten. De normaal toe te dienen dosis wordt berekend aan de hand van de orale dagdosis van bromperidol en/of de equivalente dosis van andere neuroleptica. Die orale dagdosis wordt het best bepaald wanneer na een voldoende periode van dosisaanpassingen de behandeling gestabiliseerd is. Men geeft om de 4 weken 20-maal de orale dagdosis van bromperidol in mg. Bijvoorbeeld: een gestabiliseerde orale behandelingsdosis van 5 mg bromperidol wordt een in te spuiten dosis van 5 x 20 = 100 mg Impromen Decanoas (2 ml). Indien er, ten gevolge van het nog niet bereiken van de "steady state"-waarde op het einde van de eerste (en eventueel de tweede) maand onvoldoende therapeutisch effect vast te stellen is, is het aangewezen tijdelijk een supplementaire dosis oraal bromperidol (b.v. 2 tot 5 mg per dag) of Impromen Decanoas (b.v. 1 ml I.M.) toe te dienen (zie ook rubriek 5.2). Men kan ook de volgende inspuiting van Impromen Decanoas (zelfde dosis) vervroegen. N.B.: Ook cocktails van diverse neuroleptica kunnen gemakkelijk door een Impromen Decanoas -injectie worden vervangen. Bijvoorbeeld: een orale "cocktail" van 5 mg Impromen en 150 mg chloorpromazine kan worden omgezet in zijn bromperidolequivalent: 5 + 3 = 8 mg bromperidol (50 mg chloorpromazine = ± 1 mg bromperidol). De maanddosis van Impromen Decanoas bedraagt dan: 8 x 20 = 160 mg (± 3 ml). Wijze van toediening De parenterale toediening gebeurt diep intramusculair. 4.3 Contra-indicaties - Overgevoeligheid voor de werkzame stof (of andere butyrofenonen) of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstof. - De ziekte van Parkinson. Aangezien de ziekte van Parkinson het gevolg is van een onvoldoende secretie of activiteit van dopamine, zal een neurolepticum die toestand nog verergeren. - Comateuze toestanden en onderdrukking van het centraal zenuwstelsel. - Impromen Decanoas in monotherapie is eveneens tegenaangewezen bij depressieve patiënten. 4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Het is raadzaam om patiënten bij wie een behandeling met Impromen Decanoas wordt overwogen eerst oraal te behandelen met Impromen om het risico op overgevoeligheid voor bromperidol uit te sluiten.
- Zelden is bij psychiatrische patiënten die werden behandeld met antipsychotische geneesmiddelen waaronder Impromen Decanoas, plotse onverklaarbare dood vastgesteld. De aard van de gegevens maakt het niet mogelijk uit te maken of Impromen Decanoas daartoe heeft bijgedragen. - Bij patiënten met epilepsie of een anamnese van in het verleden doorgemaakte aanvallen zal, wegens de eventuele verlaging van de convulsiedrempel, een aanpassing of instelling van preventieve anti-epileptische medicaties moeten worden overwogen. - Preventieve maatregelen tegen het ontstaan van tardieve dyskinesie zijn ingegeven door de bestaande hypothesen rond de etiologie. Zo raadt men aan de onderhoudsdosis van het neurolepticum regelmatig bij te sturen, zodat de dosis zo dicht mogelijk het niveau van de laagste effectieve dosis benadert (zie ook rubriek 4.8). - Om het maligne neuroleptisch syndroom te voorkomen, zal bijzondere aandacht worden besteed aan symptomen zoals niet onmiddellijk verklaarbare koortsopstoten, abnormale of plots verergerende spierrigiditeit, orofaciale repetitieve bewegingen, speekselvloed, mutisme enz. (zie ook rubriek 4.8). - De metabolisatie van Impromen Decanoas vindt voornamelijk plaats in de lever. Daarom is voorzichtigheid geboden bij patiënten met leverstoornissen. - Impromen Decanoas wordt niet aanbevolen bij kinderen jonger dan 12 jaar, bij gebrek aan gegevens.oudere personen zijn gevoeliger voor de werking van dergelijke geneesmiddelen. Het is derhalve raadzaam de dosis bij hen te reduceren (bijvoorbeeld door te starten met een halve dosis). - Bij een intensieve of langdurige behandeling kan zeer uitzonderlijk een lichte hypotensieve werking voorkomen, met orthostatische hypotensie. - Hoewel er geen onomstootbare evidentie bestaat over de rol van prolactine bij borsttumoren bij vrouwen, kan hyperprolactinemie, zoals wordt veroorzaakt door het gebruik van Impromen Decanoas, de prognose van een voorbestaande borstkanker negatief beïnvloeden. Het geneesmiddel zal daarom in dergelijke omstandigheden met voorzichtigheid worden toegediend. - Enkele gevallen van veneuze trombo-embolie (VTE) werden gemeld na het gebruik van antipsychotica. Vermits patiënten die worden behandeld met antipsychotica vaak verworven risicofactoren voor VTE vertonen, dienen alle mogelijke risicofactoren voor VTE te worden geïdentificeerd voor en tijdens de behandeling met Impromen Decanoas en preventieve maatregelen te worden getroffen. Pediatrische patiënten Impromen Decanoas wordt niet aanbevolen bij kinderen jonger dan 12 jaar, bij gebrek aan gegevens. 4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie Impromen Decanoas kan de sedatieve activiteit van andere geneesmiddelen (zoals barbituraten, benzodiazepines, antihistaminica en morfinomimetica) en alcohol potentiëren en het bloeddrukverlagend effect van antihypertensiva versterken. Impromen Decanoas inhibeert de werking van dopamine-agonisten, zoals bromocriptine en lisuride, en van L-dopa. Geneesmiddelen (b.v. fenobarbital, carbamazepine en fenytoïne), roken en alcohol, die in de lever metaboliserende enzymen stimuleren, kunnen het metabolisatieproces van de neuroleptica versterken. Dat kan noodzaken tot een aanpassing van de medicatie. 4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding Zwangerschap Hoewel bij dieronderzoekingen geen teratogene of embryotoxische effecten werden waargenomen, bestaan er onvoldoende gegevens om de mogelijke schadelijkheid bij de mens te beoordelen. Neonaten die tijdens het derde trimester van de zwangerschap zijn blootgesteld aan antipsychotica (waaronder Impromen Decanoas), lopen risico op bijwerkingen na de bevalling waaronder extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen die kunnen variëren in ernst en in duur. Er zijn meldingen van agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, ademnood of voedingsstoornis. Pasgeborenen moeten daarom nauwlettend worden gecontroleerd. Men dient derhalve de mogelijke risico's tegen de potentiële voordelen af te wegen alvorens dit geneesmiddel tijdens de zwangerschap toe te dienen. Borstvoeding Impromen Decanoas kan overgaan in de moedermelk. Indien het gebruik van Impromen Decanoas noodzakelijk wordt geacht, mag geen borstvoeding worden gegeven. 4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Impromen Decanoas heeft geringe invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. Daarom moet de patiënt worden aangeraden geen voertuigen te besturen of machines te bedienen tot zijn individuele gevoeligheid gekend is. 4.8 Bijwerkingen Algemeen is het profiel van bijwerkingen dat van Impromen. Zoals voor alle inspuitbare geneesmiddelen werden lokale weefselreacties gemeld. Zenuwstelselaandoeningen: Deze mogelijke bijwerkingen, als gevolg van de dopamineblokkerende activiteit, zijn (individueel bekeken) sterk dosisgebonden. Acute extrapiramidale verschijnselen kunnen vooral bij het begin van de behandeling optreden. De meest voorkomende klinische beelden van extrapiramidale symptomen zijn: - acute dystonieën: torticollis, trismus, oculogyrische crisissen, spierkrampen; - acathisie: onvermogen om stil te blijven;
- parkinsonisme: bradykinesie, akinesie, spierstijfheid, moeilijkheden bij het gaan, afwezigheid van mimiek, micrografie, beven, hypersalivatie enz. Het aanwezig zijn van extrapiramidale symptomen bij een chronische behandeling is bijna steeds een teken van overdosering. Indien na het aanpassen van de dosering die symptomen blijven bestaan, is een anticholinergicum aangewezen.een anticholinergische medicatie doet de parkinsonismesymptomen verdwijnen. Benzodiazepines kunnen nuttig zijn bij spierkrampen. Tardieve dyskinesie: Na langdurig gebruik of bij stopzetting van neuroleptica kan een syndroom optreden, dat meestal bestaat uit onvrijwillige en repetitieve bewegingen van de orofaciale spieren (het "bucco-linguo-masticatoir syndroom"). Het syndroom kan gemaskeerd worden wanneer de behandeling opnieuw wordt ingesteld, wanneer de dosis wordt verhoogd of wanneer op een ander antipsychoticum wordt overgeschakeld. Het risico op tardieve dyskinesie neemt toe met de leeftijd en vooral vrouwen zouden er gevoelig voor zijn. Volgens de huidige hypothese ligt een aanhoudend te hoge dosering (meer dan de dosis die nodig is om de psychose te onderdrukken) mede aan de basis van het ontstaan van het syndroom. De preventie en behandeling kunnen door de volgende houdingen worden bepaald: Indien een antidopaminemedicatie absoluut vereist is: - Men kan heel langzaam (over een periode van maanden) de dosis verlagen tot de laagste effectieve dosis voor de behandeling van de psychose. - Men kan de antidopaminemedicatie verhogen (het best met een geneesmiddel met een krachtige en selectieve antidopaminewerking, zoals Impromen, haloperidol, fluspirileen, pimozide, benperidol, penfluridol enz.) tot de hinderlijkste symptomen bedwongen zijn. Daarna moet de dosis, over maanden gespreid, progressief worden verlaagd. Indien een antidopaminemedicatie kan worden weggelaten: Men dient de toediening van Impromen decanoas stop te zetten. In veel gevallen zal de toestand zich heel langzaam normaliseren. Sommige symptomen kunnen blijven bestaan. Het maligne neuroleptisch syndroom (MNS): Dit zeldzaam voorkomende syndroom, dat geassocieerd wordt met alle neuroleptica, bestaat uit een acute, centraal vegetatieve ontregeling, met als gevolg ernstige stoornissen van de belangrijkste vegetatieve functies, zoals thermoregulatie, ademhaling, cardiovasculaire automatismen e.a. Het klinisch beeld bestaat vooral uit algemene spierrigiditeit, zware hyperthermie, bewustzijnsstoornissen, neurovegetatieve ontregeling, coma en verhoogde CPK (creatinefosfokinase)-spiegels. Het syndroom heeft een fatale afloop in meer dan 15% van de gevallen. De behandeling in een vroeg stadium biedt de meeste kansen op succes. Die vroege fase wordt gekenmerkt door de volgende symptomen: verhoogde spierrigiditeit, akinesie, sterke agitatie, mutisme, speekselvloed, slikmoeilijkheden, een intens bucco-linguo-masticatoir syndroom, zweten, tachycardie en hoge koorts zonder aanwijsbare oorzaak. De behandeling dient in een intensieveverpleegafdeling te worden uitgevoerd en is, buiten het stopzetten van de neuroleptische medicatie, vooral symptomatisch: afkoelen, herstellen van het elektrolytenevenwicht, bestrijden van de spierhypertonie met bijvoorbeeld natriumdantroleen (1 tot 10 mg/kg, eventueel te herhalen volgens het bekomen resultaat). Ook bromocriptine, anticholinergica, amantadine en elektroshock worden als behandeling van MNS gebruikt. Andere centrale neveneffecten: Werden occasioneel gemeld: depressie, sedatie, lethargie, agitatie, sufheid, insomnia, hoofdpijn, vertigo, tonisch-clonische epileptische aanvallen. Maagdarmstelselaandoeningen: Nausea, braken, constipatie en verlies van eetlust werden gemeld. Endocriene aandoeningen: Hormonale effecten ten gevolge van neuroleptica zijn o.a. hyperprolactinemie, waardoor galactorree, gynaecomastie en oligo en/of amenorree kunnen optreden. Bij de man kan dat mechanisme mede aan de basis liggen van diverse seksuele veranderingen: daling van de libido, ejaculatiestoornissen enz. Zeldzame gevallen van S.I.A.D.H. (Syndrome of Inappropriate ADH secretion), hyponatriëmie en hypoglycaemie kunnen voorkomen. Hartaandoeningen en bloedvataandoeningen: Occasioneel werden tachycardie, (orthostatische) hypotensie en ECG-wijzigingen gemeld. Zwangerschap, perinatale periode en puerperium: Neonataal geneesmiddelontwenningssyndroom (zie rubriek 4.6): frequentie niet bekend. Diversen: Zeer zelden werden werden lichte anemie, trombopenie, agranulocytose, leukopenie of leukocytose gemeld. Geïsoleerde gevallen van gewijzigde leverfunctie of cholestatische hepatitis werden gerapporteerd. Overgevoeligheidsreacties zoals exantheem en pruritus zijn uitzonderlijk. Andere occasioneel gemelde effecten zijn: troebel zicht, droge mond, urinaire retentie, excessief zweten en speekselvloed en ontregeling van de lichaamstemperatuur. Enkele gevallen van veneuze trombo-embolie, waaronder ook gevallen van longembolie en diepe veneuze trombose, werden gemeld na het gebruik van antipsychotica Frequentie onbekend.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via: Voor België : Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, Afdeling Vigilantie, Eurostation II, Victor Hortaplein, 40/40 B-1060 Brussel, door internet : www.fagg.be of door e-mail : adversedrugreactions@fagg-afmps.be. Voor Luxembourg, door internet : http://www.ms.public.lu/fr/activites/pharmacie-medicament/index.html 4.9 Overdosering De dosis waarbij tekenen van overdosering zullen voorkomen, is individueel sterk verschillend. De symptomen van overdosering zijn: verlaging van de bloeddruk, oculogyrische crisissen, speekselvloed, spierrigiditeit, akinesie, acathisie, neiging tot slaap e.a. Enige excitatie is mogelijk. Behandeling: De behandeling is vooral ondersteunend. Wanneer parkinsonachtige symptomen zich voordoen, kan een anticholinergicum worden toegediend. Men moet ook bedacht zijn op het risico van ventriculaire aritmieën. Benzodiazepines kunnen nuttig zijn bij spierkrampen. 5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN 5.1 Farmacodynamische eigenschappen Farmacotherapeutische categorie: Psycholeptica, Antipsychotica, Butyrofenon afgeleide, Bromperidol antipsychotica, butyrofenonderivaten, ATC-code: N05AD06 Impromen Decanoas is een ester van bromperidol en decaanzuur en als zodanig een depotneurolepticum dat behoort tot de groep van de butyrofenonen. De onwerkzame ester wordt in het lichaam geleidelijk enzymatisch gehydrolyseerd, waardoor het werkzame bromperidol vrijkomt. Bromperidol is een krachtige dopamine-antagonist en dus te rangschikken onder de sterk incisieve neuroleptica. Een matig α1-adrenolytisch en een licht antiserotonerg effect (op de S2-receptoren) maken eveneens deel uit van het farmacologisch profiel. Bromperidol vertoont geen antihistaminerge, noch een anticholinergische activiteit. De directe gevolgen van het dopamineblokkerende effect zijn, wat de hersenen betreft: een incisieve activiteit op waandenkbeelden en hallucinaties (vermoedelijk door een interactie ter hoogte van de mesocorticale en limbische weefsels) en een activiteit ter hoogte van de basale ganglia (nigrostriatale banen). Die laatste werking ligt vermoedelijk aan de basis van de motorische extrapiramidale bijwerkingen (dystonie, acathisie en parkinsonisme). De perifere antidopaminerge effecten zijn onder andere verantwoordelijk voor: de werking tegen misselijkheid en braken (via de chemoreceptor-triggerzone), de relaxatie van de maag- en darmsfincters en de verhoging van de prolactinevrijkoming (door inhibitie van de activiteit van de "prolactin inhibiting factor" (PIF) ter hoogte van de adenohypofyse). In de kliniek vertoont bromperidol het profiel van een incisief neurolepticum, dat weinig of geen hypnosedatieve of psycholeptische effecten veroorzaakt. Het inhibeert niet. Dat verklaart de geschiktheid van bromperidol om enerzijds negatieve symptomen (autisme, teruggetrokkenheid, affectvervlakking, anergie) gunstig te beïnvloeden en anderzijds de resocialisatie op een opvallende manier in de hand te werken. Impromen Decanoas heeft de volgende bijzondere eigenschappen: - Met één aangepaste dosis kan een stabiel therapeutisch effect gedurende minstens 4 weken worden verkregen. - Bromperidol komt snel en regelmatig vrij, waardoor de bloedspiegel een breed plateau zonder onregelmatige pieken vertoont. - Het resocialiserende of desinhiberende effect dat reeds aanwezig was in het profiel van bromperidol, wordt nog versterkt tijdens een behandeling met Impromen Decanoas. 5.2 Farmacokinetische eigenschappen Na de diep intramusculaire inspuiting komt het actieve bromperidol langzaam vrij, zodat de maximale bloedspiegels binnen de zes dagen worden bereikt. De eliminatiehalveringstijd (t1/2ß) bedraagt gemiddeld 25 dagen. Het stabiele plasmapatroon (en de stabiele activiteit ter hoogte van de receptoren) verklaart waarschijnlijk voor een groot deel de resultaten van de behandeling met de decanoaatvorm (zie rubriek 5.1). Na een drietal maanden bereiken de gemiddelde plasmaspiegels "steady state"-waarden. Tijdens de eerste maand (en soms ook tijdens de tweede maand) kan, vooral naar het einde toe en ten gevolge van het nog niet bereiken van die onderhoudsspiegel, een onvoldoende neuroleptische activiteit worden vastgesteld (zie rubriek 4.2). De kinetiek van het vrijgekomen bromperidol verloopt zoals bij bromperidol: de eiwitbinding in het bloed bedraagt meer dan 90%. Bromperidol wordt gemetaboliseerd door ketonreductie, N-dealkylatie (gekatalyseerd door CYP3A4) en glucuronidatie. De uitscheiding gebeurt voor 60% via de feces en voor 40% via de urine. Slechts 1% van het in het lichaam aanwezige bromperidol is in onveranderde vorm in de urine terug te vinden. De metabolieten zijn inactief als neurolepticum. 5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek
Niet van toepassing. 6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS 6.1 Lijst van hulpstoffen Benzylalcohol, sesamolie. 6.2 Gevallen van onverenigbaarheid Niet van toepassing. 6.3 Houdbaarheid 5 jaar 6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Voor dit geneesmiddel zijn er geen speciale bewaarcondities. De afkorting "EXP" op de verpakking betekent dat het geneesmiddel vervalt op de eerste dag van de maand die na de afkorting vermeld staat (maand en jaartal). 6.5 Aard en inhoud van de verpakking Verpakking met 1 of 5 ampullen van 1 ml. 6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies Al het ongebruikte geneesmiddel of afvalmateriaal dient te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften. 7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Registratiehouder EUMEDICA N.V. Winston Churchill Avenue, 67 BE-1180 Brussels BELGIUM 8. NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN BE 130295 9. DATUM VAN EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING Datum van eerste verlening van de vergunning: 22 januari 1985 Datum van laatste hernieuwing: 30 november 2010 10. DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST 11/2014 Goedkeuringsdatum: 12/2014 ATC5 rangschikking Klasse N05AD06 Omschrijving ZENUWSTELSEL PSYCHOLEPTICA ANTIPSYCHOTICA (NEUROLEPTICA) BUTYROFENONDERIVATEN BROOMPERIDOL Prijs Naam Verpakking CNK Prijs Tb Type Cat. Voors. IMPROMEN Decanoas 1 AMP.INJ 50MG/1ML 0869-073 12,44 B Origineel OR Ja