Raadsvergadering d.d. 13 december 2011 Nr. : Aan de raad van de gemeente Lopik. Onderwerp: Regionaal Convenant Bedrijventerreinen Utrecht-West Behandelend ambtenaar: R.C. Gerritsen Voorstel: 1. kennisnemen van de inhoud van het convenant; 2. instemmen met het voornemen van het college tot het ondertekenen van het Regionaal Convenant Bedrijventerreinen Utrecht-West. Inleiding In de provinciale ruimtelijke structuurvisie 2005-2015 (voorheen: streekplan) van de provincie Utrecht is aan de westkant van Woerden een zoeklocatie opgenomen voor een bedrijventerrein dat niet alleen bestemd is voor de opvang van vraag van het bedrijfsleven uit Woerden, maar ook voor de accommodatie van een groot gedeelte van de vraag naar bedrijventerreinen uit Lopik, Montfoort en Oudewater. In overeenstemming met het landelijke beeld heeft het regionale bedrijfsleven een duidelijke voorkeur voor hervestiging in de eigen gemeente / kern. Bovendien zijn er tussen de deelregio s Noordwest en Zuidwest in Utrecht- West nauwelijks bedrijfsverplaatsingen. Uit analyses komt naar voren dat Woerden nauwelijks in beeld is als vestigingslocatie voor bedrijven uit de regio. Dit blijkt zowel uit de recente bedrijfsverplaatsingen, als uit de voorkeur van ondernemers met verplaatsingsplannen. Woerden speelt bovendien maar een beperkte rol als werkgemeente voor de inwoners van Lopik, Montfoort en Oudewater (5% van de beroepsbevolking uit deze gemeenten werkt in Woerden). Het streekplanbeleid om de vraag uit Lopik, Montfoort en Oudewater op te vangen in Woerden vindt geen steun bij de huidige voorkeuren vanuit het bedrijfsleven en bij de oriëntatie van de beroepsbevolking. De voorkeur van het bedrijfsleven vraagt om een beleid dat de vraag naar ruimte zoveel mogelijk opvangt in de eigen dorpskern / gemeente. Naar aanleiding van de Samenwerkingsagenda Mooi Nederland waarin afspraken worden gemaakt om de ruimtelijke kwaliteit in Nederland te verbeteren, hebben het Rijk, IPO en VNG eind 2009 een akkoord bereikt over de nieuwe aanpak van bedrijventerreinen middels regionale samenwerking en dit in het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 vastgelegd. Het doel is om te komen tot een efficiënter ruimtegebruik en verbetering van de kwaliteit van bedrijventerreinen. Eén van de belangrijkste afspraken in het Convenant Bedrijventerreinen is het realiseren van een regionale samenwerking in: - planning en programmering van nieuwe bedrijventerreinen; - aanpak en financiering van de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen.
Centraal daarbij staat de SER-ladder, die uitgaat van het principe dat, voordat nieuwe terreinen worden aangelegd, eerst gekeken moet worden in hoeverre de vraag kan worden opgevangen op bestaande terreinen of door middel van herstructurering geschikt te maken terreinen. Onder herstructurering wordt ook revitalisering verstaan. In Lopik is de revitalisering van het openbaar gebied op het bedrijventerrein De Copen al enige tijd in uitvoering. Op 25 oktober 2011 heeft u voor de uitvoering in de 3 e fase krediet beschikbaar gesteld. Uitgangspunt voor de regionale convenanten is de planningsopgave die in het landelijke convenant is afgesproken voor de provincie Utrecht. Deze heeft de provincie verdeeld in regio s, waarvan verwacht wordt dat een convenant bedrijventerreinen wordt opgesteld. Dit convenant levert input voor de nieuwe provinciale ruimtelijke structuurvisie 2015-2025 (PRS) en geeft uiteindelijk de (nieuwe) ruimtelijke mogelijkheden aan voor bedrijventerreinen in deze regio. Na vier jaar vindt in de PRS een herijking plaats en kunnen eventueel nieuwe locaties worden toegevoegd of huidige voorgestelde locaties worden afgevoerd. Argumenten 1. Convenant is noodzakelijk voor bedrijventerreinenbeleid Het convenant bedrijventerreinen is verplicht. Wanneer er geen convenant is in een regio, wordt ruimtelijk niet meegewerkt aan eventuele noodzakelijke uitbreidingen om de vraag te accommoderen. Het convenant behoort tot het verplichte instrumentarium om het bedrijventerreinenbeleid gestalte te geven. 2. Vraag is onderbouwd door STOGO-onderzoek In 2010 is door middel van een enquête onder het bedrijfsleven en modelberekeningen de vraag bepaald voor de regio Utrecht Zuidwest. Inmiddels is ook eenzelfde vraagonderzoek voor Utrecht Noordwest uitgevoerd. IJsselstein had al een onderzoek Bedrijven onder Dak uitgevoerd waarin ook de vraag naar bedrijventerreinen onderzocht is. Bovenstaande uitkomsten zijn verwerkt en in één rapport samengevoegd. Dit rapport De vraag naar bedrijventerreinen in Utrecht-West ligt voor u in portefeuille ter inzage. De onderzoeken en het proces zijn bekostigd door de provincie. 3. Zorgvuldig ruimtegebruik Het convenant gaat uit van een zorgvuldig ruimtegebruik, mede gelet op de toepassing van de SER-ladder. Dit stimuleert gemeenten zorg te dragen voor de kwaliteit van bestaande bedrijventerreinen en deze waar nodig te herstructureren. Wanneer aangetoond is dat herstructurering geen soelaas biedt om de vraag op te vangen, wordt uitbreiding pas mogelijk. Deze vindt alleen plaats wanneer het bedrijventerrein goed ruimtelijk is in te passen. Dit is zeker van belang in het open landschap in het Groene Hart. 4. Potentiële ontwikkellocatiess De belangrijkste argumenten om uitbreiding en een nieuw bedrijventerrein te ontwikkelen zijn dat lokale en regionale economie en werkgelegenheid een impuls moeten krijgen om onze voorzieningen en leefbaarheid op peil te houden. In de regio Utrecht-West is in Zuidwest industrie en bouw sterker vertegenwoordigd dan in de andere deelgebieden. In het convenant wordt dit getypeerd als Modern-gemengd en functioneel. In dit segment zitten over het algemeen lokale ondernemers. Deze bedrijven zijn verankerd in de lokale werkgelegenheidsstructuur. Zij zorgen voor werkgelegenheid met veel lokale werknemers. Uit het STOGO-onderzoek blijkt dat er in de gemeente Lopik tot 2015 behoefte is aan 4,5 hectare nieuw bedrijventerrein. Deze gegevens over de lokale ruimtebehoefte zijn door de bedrijven aangeleverd. 2
In het regioconvenant worden voor de gemeente Lopik geen andere zoeklocaties voor de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen opgenomen dan het MOB-complex Lopik. Tot 2020 bedraagt de potentiële ontwikkelingsruimte voor de gemeente Lopik circa 21 ha: Op korte termijn (tot 2015) het noordwestelijke gedeelte van De Copen (circa 4 ha) en op lange termijn het MOB-complex Lopik (circa 17 ha). 5. Draagvlak bedrijfsleven Het bedrijfsleven heeft in een manifest aangedrongen op dit regioconvenant. Door de Kamer van Koophandel, de Ondernemersvereniging Lopik en de Copen is actief input geleverd en meegedacht over dit regioconvenant. Het manifest Groei op maat, een toekomst voor lokale en regionale bedrijven ligt voor u in portefeuille ter inzage. 6. Businesscase OMU De regio heeft in het convenant extra aandacht gevraagd voor bepaalde businesscases die wellicht interessant kunnen zijn voor de nieuw opgerichte ontwikkelingsmaatschappij Utrecht (OMU). Deze OMU richt zich voornamelijk op het investeren in het opknappen van verouderde en verrommelde private gedeelten van bedrijventerreinen. Deze nieuwe maatschappij neemt het initiatief waar de markt het laat liggen en zoekt private partners en gemeenten om private gedeelten van de bedrijventerreinen weer aantrekkelijk te maken. In totaal negen locaties zijn door gemeenten en provincie ingebracht voor de OMU voor herstructurering in de periode tot 2014. De door Lopik ingebrachte locatie heeft daarin nog niet de hoogste prioriteit. Grondwaarde In het regioconvenant is opgenomen dat de gemeenten een uniforme rekenmethode toepassen voor het bepalen van de grondwaarde; de residuele grondwaardemethode. Bij de residuele grondwaardemethode wordt de gronduitgifteprijs bepaald door de marktwaarde van het te realiseren vastgoedobject en de kosten die met het vastgoedobject gemoeid zijn. De kosten bestaan uit bouwkosten (aanneemsom) en bijkomende kosten (stichtingskosten), zoals: ontwikkel- en architectenkosten, aansluitkosten nutsvoorzieningen en renteverlies gedurende de ontwikkeling en de bouw. Door de bouwkosten en de bijkomende kosten in mindering te brengen op de marktwaarde van het vastgoedobject resteert de grondwaarde (het residu) die door het vastgoedobject kan worden gedragen. Verder is in het regioconvenant opgenomen, dat een gedeelte van de meeropbrengsten uit grondverkoop van nieuw uit te geven bedrijventerreinen wordt ingezet voor de herstructurering van oude bedrijventerreinen (verevening). Hierdoor is het mogelijk om bestaande bedrijventerreinen kwalitatief zo optimaal mogelijk te houden en wordt verpaupering in de toekomst tegengegaan. Monitoring en evaluatie In het regioconvenant is vastgelegd dat de gemeenten op een uniforme manier de ruimtebehoefte blijven monitoren. De deelnemende gemeenten stellen daartoe een stuurgroep (bestaande uit in ieder geval de portefeuillehouders economische zaken) en een ambtelijke werkgroep samen, die twee à drie keer per jaar voor overleg bijeenkomen. De stuurgroep zal vanuit een roulerende secretariaatsfunctie ambtelijk worden ondersteund. De ambtelijke werkgroep voert de onderwerpen uit het convenant concreet uit. Aan dit overleg wordt ook deelgenomen door de accountmanager van de Kamer van Koophandel en, naar gelang de agenda, de provincie Utrecht. 3
Jaarlijks wordt geëvalueerd of de afspraken worden nageleefd en of de werking overeenkomt met het doel en de verwachtingen. Indien de evaluatie of andere externe omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan het convenant tussentijds worden bijgesteld. Kanttekeningen Alle gemeenten moeten dit convenant ondertekenen om de regionale afspraken vast te leggen. Wanneer een gemeente niet ondertekent, kan niet verder worden gegaan met de uitvoering van het bedrijventerreinenbeleid en uitwerking van bepaalde afspraken en loopt de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen verder vertraging op. Ondertekening van het regioconvenant vindt plaats eind 2011 / begin 2012. Het convenant moet beschikken over een heldere prioritering van de herstructureringsopgave en een goed onderbouwde regionale planning van bedrijventerreinen, zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin. Alleen regio s die aan deze voorwaarden voldoen komen in principe in aanmerking voor de inzet van de OMU voor de herstructurering van bedrijventerreinen en mogen nieuwe bedrijventerreinen ontwikkelen of bestaande bedrijventerreinen uitbreiden, mits de behoefte zorgvuldig is aangetoond. Samenwerking Voor dit convenant is samengewerkt met de gemeenten De Ronde Venen, Stichtse Vecht, Woerden, Lopik, Montfoort, Oudewater en IJsselstein. IJsselstein valt formeel onder het Bestuur Regio Utrecht (BRU-gebied), maar heeft begin 2011 te kennen gegeven voor wat betreft bedrijventerreinen te willen samenwerken met de gemeenten in Utrecht-West. Of de gemeente Stichtse Vecht dit convenant mee ondertekent hangt af van de keuze die bestuurlijk nog moet worden gemaakt over de regionale samenwerking van deze nieuwe gemeente. Financiële toelichting In principe zijn op dit moment geen financiële consequenties bekend. Samenwerking vindt plaats binnen de huidige ambtelijke capaciteit. Wel moet nog worden bezien of op termijn middelen beschikbaar moeten worden gesteld voor het monitoren van de vraag. Deze kosten worden dan wel gedeeld over de gehele regio. Lopik, 22 november 2011 Het college van burgemeester en wethouders van Lopik; de secretaris, de burgemeester, H. CAPEL MW. MR. R.G. WESTERLAKEN-LOOS 4
De volgende gegevens liggen voor u ter inzage: 1. Op de gebruikelijke wijze in de raadsportefeuille: a. De vraag naar bedrijventerreinen in Utrecht-West, STOGO rapport d.d. 6 oktober 2011 b. Manifest Groei op maat, een toekomst voor lokale en regionale bedrijven, van het bedrijfsleven Utrechtse Waarden en Woerden d.d. april 2011 2. VERTROUWELIJK, alleen voor raadsleden via de Griffier in te zien: Het Regionaal convenant Bedrijventerreinen regio Utrecht-West met de volgende bijlagen: a. Herstructureringsopgave b. Regionale voorkeurslocaties voor de OMU c. Regionaal protocol voor de SER-ladder d. Opgave nieuwe terreinen e. Segmentatie van bedrijventerreinen f. Samenvatting rapportage STOGO 5