7 Wat vraag je op een oudercontact? OUDER? JUF / MEESTER? 1. Kan ze goed rekenen? - Ja, wiskunde is geen probleem. Heeft ze veel vrienden? 2. Praat ze goed Nederlands? - Nee, alles is oké. Zijn er nog problemen? 3. Let ze goed op? - Nee, ze is vlug afgeleid. Is mijn kind rustig of druk? 4. Vindt ze taal moeilijk? - Ja, het gaat steeds beter. Praat ze goed Nederlands? 5. Zijn de punten goed? - Ja, je kan interesse tonen voor het huiswerk. Hoe kan ik helpen? 6. Is mijn kind sociaal? - Nee, ze zit altijd alleen en is heel stil en verlegen. Welk vak vindt ze vervelend? 7. Hoe gaat het? - De punten voor wiskunde zijn niet zo goed. Welk vak is een probleem? 8. Werkt hij goed mee in de klas? - Nee, hij moet zijn jaar niet opnieuw doen. Moet hij blijven zitten? 9. Hoe is het gedrag van mijn kind? - Goed, hij is heel lief in de klas. Moeten de kinderen veel huiswerk maken? 10. Zijn er problemen met mijn kind? - Nee, hij moet meer belangstelling hebben voor de les. Let hij goed op?
8 Wat vraag je aan de leerkracht? Jouw dochter Leyla is een lief meisje. Je wilt van de juf weten of ze goed haar best doet op school. En of ze goede punten haalt voor de vakken en of ze goed met de andere kinderen kan samenwerken. Ook wil je weten welke dagen Leyla huiswerk heeft. Wat vraag je aan de leerkracht? Kleur het bolletje. O Doet Leyla goed haar best in de klas? O Hoe heet het buurmeisje van Leyla? O Wanneer krijgen de kinderen huiswerk? O Heeft Leyla goede punten? O Hoeveel jaar is de directeur? O Werkt Leyla goed samen met de andere kinderen? O Is Leyla goed in turnen en zwemmen? Jouw zoon Ali is een drukke jongen.leren vindt hij niet fijn. Hij speelt liever. Je wilt van de meester weten hoe Ali in de klas is (zijn gedrag) en of hij goede punten heeft voor de vakken. Vraag of er nog andere problemen zijn met Ali. Je wilt ook weten hoe je hem kan helpen met zijn lessen omdat hij zich niet lang kan concentreren. Wat vraag je aan de leerkracht? Kleur het bolletje. O Is Ali rustig of druk in de klas? O Kan Ali mooi kleuren en knippen? O Heeft Ali goede cijfers of niet? O Welke vakken krijgt Ali? O Hoe kan ik thuis helpen met huiswerk en lessen? O Heeft Ali veel vrienden in de klas? O Zijn er nog andere problemen met Ali?
9 Wat ga je vragen? Je gaat naar het oudercontact. Lees de situatie. Wat ga je vragen aan de juf / meester? 1. Mark Mark weent vaak als hij van school thuis komt. Hij gaat nooit spelen met vriendjes. Zijn rapport is goed. Maar hij heeft slechte punten voor turnen. 2. Lies Lies leert niet veel thuis. Haar huiswerk is altijd snel af. Haar rapport is niet goed. Ze kan zich niet goed concentreren. 3. Kani Kani heeft altijd een goed rapport. Hij praat thuis niet veel over de school. Hij spreekt nog niet goed Nederlands. Hij durft niet veel. Hij is heel stil en verlegen. 4. Seyhan Seyhan zit thuis vaak te dromen. En ze praat heel veel. Dat stoort soms. Ze heeft weinig punten voor rekenen. Ze maakt niet graag huiswerk.
10 En jouw kind? 1.. doet goed zijn/haar best in de school. O ja O soms O nee 2.. is snel in rekenen. O ja O soms O nee 3.. werkt goed mee in de klas. O ja O soms O nee 4.. let goed op. O ja O soms O nee 5.. knutselt niet graag. O ja O soms O nee 6.. heeft moeite met taal. O ja O soms O nee 7.. vindt godsdienst vervelend. O ja O soms O nee 8.. doet graag natuurkennis. O ja O soms O nee 9.. is druk in de klas. O ja O soms O nee 10.. moet blijven zitten. O ja O soms O nee 11.. heeft een beetje problemen met wiskunde. O ja O soms O nee 12.. werkt erg langzaam. O ja O soms O nee 13.. vindt huiswerk maken niet fijn. O ja O soms O nee 14.. is vlug afgeleid. O ja O soms O nee 15.. is een beetje lui. O ja O soms O nee 16.. zit vaak te dromen. O ja O soms O nee 17.. kan niet alleen werken. O ja O soms O nee 18.. is een beetje verlegen. O ja O soms O nee 19.. heeft interesse voor geschiedenis. O ja O soms O nee 20.. heeft goede punten op het rapport. O ja O soms O nee
11 Kijk naar de tekening. Stel een vraag aan de leerkracht. is druk / rumoerig is rustig / stil samenwerken alleen werken 5/10 18/20 7/10 12/20 86 % 5/10 18/20 7/10 12/20 86 % vlug afgeleid / niet lang concentreren moet blijven zitten heeft goede punten heeft slechte punten is vervelend toont interesse / let goed op vindt school fijn vindt school niet fijn heeft veel vrienden / is sociaal is niet sociaal / is altijd alleen is stout / maakt ruzie is lief / braaf vindt moeilijk vindt gemakkelijk heeft een goed rapport heeft een slecht rapport
?? bonjour hallo 5/10 18/20 7/10 12/20 86 %