De principes van de Wmo in de praktijk



Vergelijkbare documenten
Betekenis voor praktijk en onderwijs. Theo Roes

Betekenis voor beroepsonderwijs

Wmo-werkplaats Groningen-Drenthe Overzicht. Aanleiding Wmo-werkplaatsen. Opzet, bevindingen en resultaten. Aanleiding Wmo-werkplaatsen

Onderzoeksopzet Vrijwilligers in de Wmo Wmo-werkplaats Noord Jolanda Kroes Hanzehogeschool Groningen

eflectietool Reflectietool Reflectietool Reflectietool Test jezelf op professioneel ondersteunen

Ambtenaren / managers Ambtenaren die werken met moeilijk bereikbare groepen

Wmo-werkplaats Groningen-Drenthe

E-learning-module Interculturele Sensitiviteit. Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl I

Geef inhoud aan gemeentelijk beleid

Globaal project- en stappenplan WMO Werkplaats Noord

Regionale visie op welzijn. Brabant Noordoost-oost

Workshop Introductie Wmo. Lesprogramma. Ontwikkelingen

Bijlage Overzicht onderwerpen en thema s

Sociale wijkteams de sleutel in de participatiesamenleving?

Zelfregie en professionele toerusting. Kennis en advies: praktisch en toepasbaar

Het zou het beste zijn als maatschappelijke steunsystemen georganiseerd werden door de gemeente.

Integrale wijkaanpak voor kwetsbare ouderen

Wmo en de professional

Wmo-werkplaats Twente. Scholingshandleiding voor cursist en trainer. Samenwerken met vrijwilligers

Startbijeenkomst Wmowerkplaats. 20 mei Wil van der Steuijt, VWS

Met elkaar voor elkaar

Wmo-werkplaatsen: nieuwe werkvormen voor zorg en welzijn. Interventies, methodieken en onderwijsmodules

informatie boekje METHODIEK SIJN

informatie boekje METHODIEK SIJN

E-learning-module Interreligieuze Sensitiviteit. Intercultureel Vakmanschap en Welzijn Nieuwe Stijl II

Een verkenning van de toeleiding van vluchtelingen naar de reguliere zorg Praktijkervaringen uit 5 gemeenten

'Voor mekaar, actieprogramma gericht op het bestrijden van eenzaamheid'

Sociale (wijk)teams en de sociale deltawerken Congres Toegang en Teams, 7 april 2015, Nieuwegein

Onderzoeksvoorstel wijkzorgteam gemeente Oldambt. WMO-werkplaats door Ronald Schurer

Beleidsaanbevelingen

t Marheem is een brede welzijnsinstelling die gemeentelijk beleid op het gebied van maatschappelijke ondersteuning uitvoert.

Keuzedeel mbo. Wijkgericht werken. gekoppeld aan één of meerdere kwalificaties mbo. Code K0186

Theorie & Praktijk Sociale wijkteams

Thema s voor diversiteitsbeleid. In de maatschappelijke opvang voor dak- en thuislozen

Overzicht trainingsaanbod GGZ

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

Achtergrondinformatie. Man 2.0. Programma ter bevordering van emancipatie en participatie van sociaal geïsoleerde mannen

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

Plan voor een scholingsaanbod CJG: in en vanuit het CJG

Ambitie: de doelgroep maatschappelijke zorg woont passend en zo zelfstandig mogelijk, heeft passende ondersteuning en participeert naar vermogen.

HULPDIENST NIJMEGEN. Beleidsnotitie

Het V.O.S.-model. De maatschappelijke rol van vrijwilligerscentrales

Ontwikkelingen. in zorg en welzijn. Wij houden daarbij onverkort vast aan de Koers ,

Visie op TripiO

Van theorie naar de dagelijkse praktijk van de Wmo, De Kanteling en Welzijn Nieuwe Stijl in Wielwijk

Welkom. Presentatie wijkteams in de gemeente Leeuwarden en hoe zij de financiële hulpverlening hebben ingericht

SAMENVATTING BOUWSTENEN ZELFMANAGEMENT EN PASSENDE ZORG

Competentiemanagement in zorg en welzijn Als kwaliteit van medewerkers telt

Vrijwilligers in de zorg voor en ondersteuning van ouderen in de nieuwe Wmo. Mieke Biemond

Het Signalerend. Toegankelijke. Activerende. Netwerk

Van Kooten en de bie. De rol van de vrijwilliger en de betekenis van de Kanteling

Overzicht trainingsaanbod GGZ

Werken aan de nieuwe sociaal werker

Instituut voor Sociale Opleidingen

Bijlage 1 Vragenlijst websurvey

DE AANPAK VAN SOCIAAL ISOLEMENT. KNELPUNTEN EN DILEMMA S.

Toetsingskader Wmo-toezicht Gelderland-Zuid

SAMENSPEL FORMELE EN INFORMELE ZORG

Rapportage doelstellingen 2009 Kadernota Wmo.

Participatiewiel: een andere manier van kijken

Alle diensten hebben tot doel te stimuleren dat gebruikers meedoen aan de samenleving en het opruimen van eventuele participatieblokkades.

sociale teams In de stad Groningen

De krachtgerichte methodiek

Werkplan. Versie 30 september 2015

Korte schets over wat de Kanteling inhoudt, samenhang met Welzijn Nieuwe Stijl Kanteling in beleid en verordening Kanteling in de uitvoering

Model Beroepsprofiel Cliëntondersteuner voor mensen met een beperking

Aanpak: Casusregie en inzet gezinscoaching. Beschrijving

Visie Jongerenwerk Leidschendam-Voorburg

nieuwe werkvormen voor zorg en welzijn

De Wmo Ontwikkelingen en uitdagingen voor de Wmo-raad

Beleid en implementatie aanpak ouderenmishandeling.

Sociale wijkteams en wijkpilots in Nijmegen

Ondernemend werken in welzijnsorganisaties

WMO Rotterdam. Van verzorgingstaat naar - stad en - straat

Gemeenten en de kwaliteit van sociale interventies

Sociale wijkteams. Wensen en ervaringen van bewoners en zorgvragers centraal

Zienn gaat verder. Jaarplan 2014

Ook de wensen en eisen aan de professionele organisaties veranderen door de kanteling.

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Startnotitie. Vrijwilligerswerk Vrijwilligers maken het verschil! Versie: 21 april

Samen voor een sociale stad

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

opdrachtformulering subsidiëring MEE 2017

Ontwikkelingen. Cliënten van de AWBZ naar de Wmo. Mensen met beperkingen participeren in de wijk (en daar buiten)

De rol van ervaringsdeskundigen in cliëntondersteuning

Integraal samenwerken in de wijk: wat betekent dit voor toezicht?

Gluren bij de 3D buren Een kijkje in het huis van sociaal werk

Opleidingsprogramma DoenDenken

Aanpak: WIJ Eindhoven. Beschrijving

5 april Actie(f) voor ouderen.

Dagbesteding in ontwikkeling: hoe de vernieuwing doorzet

REACTIE OP HET ADVIES VAN DE WMO ADVIESRAAD DE BILT INZAKE CONCEPT GEZONDHEIDSNOTA

De Effectenarena brengt vier ingrediënten met elkaar in verband:

Zelftest clie ntondersteuning voor gemeenten

STAND VAN ZAKEN ONTWIKKELING SOCIALE WIJKTEAMS GEMEENTEN IN DRENTHE

Doel. Inleiding. De mantelzorger als samenwerkingspartner MANTELZORGBELEID VIERSTROOM

Meer info over Prisma en WMO?

Sociale Wijkteams Zaanstad

Nieuwe arrangementen. Workshop 5

WAT ZIJN DE UITGANGSPUNTEN

Transcriptie:

De principes van de Wmo in de praktijk Verslag Wmo-werkplaatsen 2009-2012 Theo Roes

Colofon Auteur: Theo Roes Uitgave: MOVISIE voor de Wmo-werkplaatsen Mei 2013 Deze publicatie is tot stand gekomen dankzij financiering van het ministerie van VWS. De Wmo-werkplaatsen zijn regionale samenwerkingsverbanden van hogescholen, zorgen welzijnsinstellingen en gemeenten. Zij zijn in 2009 opgericht om de noodzakelijke vernieuwingen in zorg en welzijn tot stand te brengen en beroepskrachten te scholen. De activiteiten omvatten het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van activiteiten, interventies en methodieken, gericht op de uitvoering van de Wet maatschaelijke ondersteuning (Wmo). Meer informatie is beschikbaar via www.wmowerkplaatsen.nl. De kennisproducten van de Wmo-werkplaatsen worden uitgegeven en beheerd door MOVISIE. MOVISIE is hét landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, sociale zorg en sociale veiligheid. Onze activiteiten zijn georganiseerd in vijf actuele programma s: effectiviteit en vakmanschap, participatie en actief burgerschap, sociale zorg, huiselijk en seksueel geweld en gebiedsgericht werken. Onze ambitie is het realiseren van een krachtige samenleving waarin burgers zoveel mogelijk zelfredzaam kunnen zijn. Bestellen of downloaden via www.movisie.nl of www.wmowerkplaatsen.nl. Alles uit deze uitgave mag, mits bronvermelding, worden vermenigvuldigd en openbaar gemaakt. Een digitale versie van deze uitgave is gratis te downloaden via onder meer www.wmowerkplaatsen.nl.

De principes van de Wmo in de praktijk Verslag Wmo-werkplaatsen 2009-2012 Theo Roes

Inhoudsopgave Voorwoord 3 Hoofdstuk 1: Kader Wmo-werkplaatsen 5 Hoofdstuk 2: Missie en programma 7 Hoofdstuk 3: Organisatie 9 Hoofdstuk 4: Programma s en hun opbrengsten 10 Hoofdstuk 5: Governance 23 Hoofdstuk 6: Wmo-competenties 26 Hoofdstuk 7: Leren en opleiden 28 Hoofdstuk 8: Disseminatie en kenniscirculatie 30 Bijlagen 33 De principes van de Wmo in de praktijk 3

Voorwoord Voor u ligt de brochure over de Wmo-werkplaatsen. Deze werkplaatsen zijn regionale samenwerkingsverbanden van hogescholen, zorg- en welzijnsinstellingen en gemeenten. Zij zijn in 2009 opgericht om de noodzakelijke vernieuwingen in zorg en welzijn tot stand te brengen en beroepskrachten te scholen. De activiteiten omvatten het ontwerpen, uitvoeren en evalueren van activiteiten, interventies en methodieken, gericht op de uitvoering van de Wet maatschaelijke ondersteuning (Wmo). De werkplaatsen ontvingen een subsidie van het ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport. Deze brochure geeft u informatie over het kader, het programma en de organisatie van de Wmo-werkplaatsen (hoofdstuk 1-3). De werkplaatsen hebben in de periode 2009-2012 dertig praktijken ontworpen en onderzocht. Hiervan wordt verslag gedaan aan de hand van kwaliteitskenmerken die typerend zijn voor de Wmo-praktijken, zoals vraaggericht werken, outreachend werken, eigen kracht en regie en integraal en wijkgericht werken (hoofdstuk4). Daarnaast is er onderzoek verricht naar de wijze van besturen door gemeenten (hoofdstuk 5). In het verlengde van de praktijkvernieuwingen hebben de Wmo-werkplaatsen geïnventariseerd welke competenties managers, beroepskrachten, vrijwilligers en ambtenaren nodig hebben om te werken volgens de principes van de Wmo (hoofdstuk 6). Om de mensen die betrokken zijn bij maatschaelijke ondersteuning deze competenties te laten verwerven, ontwikkelden de werkplaatsen leermateriaal en onderwijsmodulen, zowel voor het initiële als post-initiële (hoger) onderwijs (hoofdstuk7). De Wmo-werkplaatsen hebben zich zeer ingespannen om de verworven kennis en ervaringen te delen met de opleidingen, instellingen en gemeenten in de regio. Ook op landelijk niveau is de kenniscirculatie op gang gebracht via conferenties, publicaties en websites (hoofdstuk 8). Deze brochure geeft u een eerste indruk van wat de zes Wmo-werkplaatsen in hun eerste subsidieperiode hebben bereikt. Voor meer gedetailleerde informatie verwijs ik naar de publicaties en websites die in de bijlage zijn opgenomen. Inmiddels heeft het ministerie van VWS besloten de Wmo-werkplaatsen voor een tweede periode van drie jaar subsidie te verstrekken om de werkzaamheden te continueren. Daarnaast zal nog een aantal hogescholen worden uitgenodigd om werkplaatsen op te richten. Op deze manier ontstaat een landelijk dekkende infrastructuur voor kwaliteitsbevordering en professionalisering op het terrein van de Wmo. Theo Roes Voorzitter van het Overleg Wmo-werkplaatsen 4 De principes van de Wmo in de praktijk

Hoofdstuk 1 Kader Wmo-werkplaatsen Onder invloed van maatschaelijke en politieke veranderingen zijn er ingrijpende veranderingen nodig in de sectoren Zorg en Welzijn. De invoering van de Wmo in 2007 en de (voorgenomen) veranderingen in de AWBZ vragen om een versnelling in het veranderingsproces. De Wmo beoogt de redzaamheid van burgers te bevorderen, de participatie te vergroten, actief burgerschap te stimuleren en de sociale samenhang te verbeteren 1. De overheid i.c. de gemeente ondersteunt de burger via het bieden informatie en advies, bevordering van vrijwilligerswerk en mantelzorg, preventie en dienstverlening op het terrein van wonen, welzijn en zorg. De wetgever verwacht dat de burger zich op basis van wederkerigheid ook actief inzet om de maatschaelijke doelstellingen van de wet te realiseren. Er is een paradigmawisseling nodig: burgers en beroepskrachten moeten zich heroriënteren om invulling te geven aan een nieuwe verdeling van verantwoordelijkhheden tussen overheid en samenleving inzake ondersteuning. Trefwoorden om de richting van het veranderingsproces te karakteriseren zijn: vraaggericht werken, meer preventie, outreachend werken, integrale dienstverlening, ketensamenwerking, wijkgericht werken, lokaal maatwerk, zorg in en door de buurt, enz. Deze omslag in werken wordt algemeen aangeduid als Welzijn nieuwe stijl (Wns). In de gelijknamige brochure hebben het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de MO-groep en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een en ander uitgewerkt in acht bakens. 2 Een dergelijke omslag vergt gerichte investeringen in de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Bij de behandeling van de begroting van VWS 2009 heeft de Tweede Kamer een amendement aangenomen van PvdA-kamerlid Agnes Wolbert 3, waarin extra financiële middelen beschikbaar werden gesteld om met medewerking van hogescholen de noodzakelijke vernieuwingen in zorg en welzijn tot stand te brengen en beroepskrachten te scholen. In het bijzonder vraagt de Kamer de samenwerking te versterken tussen (professionele) zorg en welzijn enerzijds en informele zorg anderzijds. Dit amendement gaf de stoot tot de oprichting in 2009 van zes Wmo-werkplaatsen (zie bijlage met naw-gegevens en websites van Wmo-werkplaatsen). In de periode 2009-2012 hebben de werkplaatsen zich ontwikkeld tot omvangrijke regionale samenwerkingsverbanden die een impuls geven aan de vernieuwing van het welzijnswerk en aan de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Bij de begrotingsbehandeling 2012 heeft de Tweede Kamer via de motie-wolbert/voortman 4 de regering verzocht om de Wmo-werkplaatsen te continueren. De staatssecretaris van VWS, mevr. M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner, heeft in een brief van 3 september 2012 (TK 2011-2012, 29538, nr. 138) de kamer meegedeeld middelen te hebben gereserveerd voor voortzetting van de Wmo-werkplaatsen en de oprichting van een zevende werkplaats in Rotterdam. Zij heeft de werkplaatsen gevraagd een tweeledige De principes van de Wmo in de praktijk 5

strategie te volgen, namelijk enerzijds voortbouwen op de innovaties die in de eerste periode zijn gerealiseerd en anderzijds nieuwe werkwijzen ontwikkelen voor vraagstukken die gemeenten, burgers en instellingen op de agenda hebben gezet. Het is de bedoeling te komen tot een structurele transformatie van het professionaliseringsproces in de sector Zorg en Welzijn. Vernieuwingsprocessen gaan zichzelf in stand houden en versterken. Voorkomen moet worden dat gemeenten en instellingen terecht komen in een projectencarrousel, waarvan weinig beklijft. De staatssecretaris heeft in deze tweede fase de werkplaatsen meegegeven te investeren in de volgende onderwerpen: het tijdig signaleren, voorkomen en bestrijden van eenzaamheid, zoals in de motie Wolbert/Voortman gevraagd; de begeleiding van mensen met ernstige beperkingen voor wie herstel van zelfredzaamheid geen haalbaar doel is, maar wel een zo hoog mogelijke graad van welbevinden; de samenwerking formeel-informeel, waaronder de inzet van mensen met ervaringsdeskundigheid; het wijkgericht werken in sociale wijkteams en de ontwikkeling van een nieuw beroepscompetentieprofiel voor de sociale professional nieuwe stijl; dit is de breed inzetbare beroepskracht, ook wel frontlijnwerker of generalist genoemd; de verdere verdieping van outreachend werken in de ondersteuning van moeilijk bereikbare doelgroepen; en de verbetering van governance, door onderzoek naar de bestuurlijke aanpak die het best de betrokkenheid en inbreng van burgers garandeert. 6 De principes van de Wmo in de praktijk

Hoofdstuk 2 Missie en programma Een Wmo-werkplaats is te omschrijven als een regionaal kenniscentrum, waarin een hogeschool i.c. lectoraat, instellingen, beroepsbeoefenaren en gemeenten samenwerken voor onderzoek, praktijkontwikkeling, implementatie en opleiding op de terreinen van zorg en welzijn en meer in het bijzonder gericht op community care (zorg en dienstverlening in en door de gemeenschap). Op deze manier worden het evidence- en practice-based werken in de sector zorg en welzijn bevorderd. De ontwikkeling van praktijkkennis - prescriptieve kennis voor het handelen - staat centraal in de Wmo-werkplaats. Vragen vanuit de praktijk - gemeenten en instellingen - sturen de activiteiten. Elke werkplaats ontwikkelt aan de hand van de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de Wmo en Wns zijn eigen programma, bestaande uit praktijkonderzoeken waarin de maatschaelijke vraag in de regio wordt vertaald naar interventies die voorzien in de vraag van cliënten. In zo n praktijkonderzoek wordt bijvoorbeeld nagegaan of de maatschaelijke participatie van mensen met beperkingen - een belangrijke doelstelling van de Wmo - kan worden bevorderd via de inrichting van een wijksteunpunt, van waaruit professionals en vrijwilligers cliënten en hun sociale netwerk ondersteunen. De projecten zijn volgens een min of meer vast patroon opgezet, namelijk: verkennen van de maatschaelijke vraag en de achtergronden ervan; samen met instellingen ontwerpen van een plan van aanpak c.q. interventie; begeleiden van de uitvoering via (actie)onderzoek; evalueren van de resultaten (output) en maatschaelijke effecten, mede tegen de achtergrond van de uitgangspunten van de Wmo; in kaart brengen van de vereiste (beroeps)competenties en ontwikkelen van leermateriaal voor het verwerven van de noodzakelijke competenties. In de periode 2009-2012 zijn in totaal zo n dertig projecten uitgevoerd. De resultaten zijn vastgelegd in raortages, onderzoeksverslagen en leermateriaal. Omdat het programma van de werkplaats geënt is op de regionale maatschaelijke vraag, laten de projecten op het eerste gezicht een grote verscheidenheid zien. Bij nadere beschouwing blijkt elke werkplaats wel een min of meer overkoepelend thema te hebben gekozen waarvan aspecten zijn terug te vinden in de afzonderlijke projecten. Ook blijken de zes programma s nogal wat gemeenschaelijke elementen te bevatten. Het is dan ook mogelijk gebleken gemeenschaelijke thema s te ontwikkelen ten behoeve van de gezamenlijke landelijke publicaties en onderwijsmodulen. In hoofdstuk 4 staat een overzicht van de onderwerpen die tot nu toe aan bod zijn gekomen. In de tweede De principes van de Wmo in de praktijk 7

periode wordt geprobeerd in een vroegtijdig stadium afspraken te maken over inhoudelijke afstemming en een gemeenschaelijke onderzoeksopzet ten behoeve van gezamenlijke thema s. Op deze wijze kunnen de empirische basis en de toepasbaarheid van de ontwikkelde praktijkkennis worden verbeterd. De Wmo impliceert niet alleen een inhoudelijke vernieuwing van zorg en welzijn, maar beoogt ook een innovatie in de besturing. De verhoudingen tussen gemeenten, instellingen en burgers worden opnieuw gedefinieerd. Onderzoek naar de bestuurlijke relaties tussen enerzijds gemeenten en anderzijds instellingen, vrijwilligersorganisaties en burgers maakte in de eerste fase dan ook deel uit van het werkplaatsprogramma en zal in de komende jaren worden gecontinueerd. Het ontwikkelen en daadwerkelijk aanbieden van opleidingsmodulen is het sluitstuk van het traject; het wordt ook wel aangeduid als de empirisch-regulatieve cyclus die de Wmo-werkplaatsen doorlopen. De werkplaatsen hebben aan de hand van hun onderzoek de competenties in kaart gebracht waarover beroepskrachten en vrijwilligers dienen te beschikken om de ontwikkelde innovaties op een (professioneel) verantwoorde wijze uit te voeren. Met andere woorden: welke specifieke kennis, inzichten, vaardigheden, houdingen en persoonseigenschaen zijn nodig om Welzijn nieuwe stijl inhoud te geven en de doelstellingen van de Wmo te realiseren. Om de beoogde competenties over te dragen aan professionals, vrijwilligers en studenten zijn vervolgens leermateriaal en opleidingsmodulen ontwikkeld en in de praktijk beproefd, voor zowel beroepskrachten als vrijwilligers. Het gaat daarbij niet alleen om traditioneel lesmateriaal, maar ook om nieuwe vormen van praktijkleren, zoals verderop in deze verantwoording wordt geïllustreerd. Op deze manier vertalen de werkplaatsen de opgedane praktijkkennis naar (initiële) opleiding, bijscholing en praktijkleren. Samengevat: de werkplaats verkent maatschaelijke problemen, ontwerpt nieuwe praktijken, onderzoekt de uitvoering en evalueert de effecten ervan. Op basis van deze nieuwe praktijkkennis ontwerpt de werkplaats competentieprofielen voor beroepskrachten en vrijwilligers en bijbehorende opleidingsmodulen, als ook bestuurlijke modellen voor de onderlinge relaties in het veld van zorg en welzijn. 8 De principes van de Wmo in de praktijk

Hoofdstuk 3 Organisatie De hogeschool is de initiator van de Wmo-werkplaats, biedt een bestuurlijk kader voor het samenwerkingsverband en faciliteert de werkzaamheden. Daarvoor ontvangt de hogeschool een subsidie van het ministerie van VWS. De lector is de inhoudelijk trekker van de Wmo-werkplaats en het eerste aanspreekpunt voor het ministerie en de deelnemende partijen. Hij is de spil in het regionale netwerk en hij zorgt dat het samenwerkingsverband goed functioneert. Hij onderhoudt de contacten met de deelnemende partijen. Hij is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en aansturing van het programma en de projecten, de kwaliteit van het onderzoek, de opleiding en de kenniscirculatie. Ook draagt hij zorg voor afstemming met relevante andere regionale en landelijke programma s. Hij neemt deel aan het landelijk overleg van Wmo-werkplaatsen. De organisatie van de werkplaatsen is volgens een vast stramien opgezet. De partijen - hogeschool, instellingen en gemeenten - hebben voor de periode 2009-2012 een bestuurlijke overeenkomst gesloten waarin bindende afspraken zijn opgenomen over de inrichting van de werkplaats, het uit te voeren programma en de inhoudelijke, personele en financiële inbreng van de partijen. Een stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de belangrijkste regionale partijen, bepaalt het programma en bewaakt de uitvoering van de afspraken. In aanvulling hierop beschikken de meeste werkplaatsen over een breed samengestelde adviesraad, waarin inhoudelijk deskundigen en direct betrokken professionals en vrijwilligers zitting hebben. Ook rond de projecten hebben de werkplaatsen netwerken georganiseerd. Elk project kent een projectgroep en/of uitvoerend (onderzoeks)team, bestaande uit praktijkonderzoekers van de hogeschool veelal docenten, deelnemende professionals, studenten of vrijwilligers. Ook functioneren rond specifieke thema s bredere kenniskringen ( communities of practice ). In dergelijke kringen wordt gereflecteerd op de ervaringen en wordt kennis gedeeld. Op deze wijze zijn de werkplaatsen stevig in het veld verankerd, zowel op bestuurlijk en beleidsmatig als op uitvoerend niveau. Op landelijk niveau is sprake van een lichte vorm van coördinatie. De lectoren komen regelmatig bijeen onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. Zij bespreken de voortgang van de werkzaamheden en raorteren aan VWS. Ook dragen ze zorg voor inhoudelijke afstemming van de programma s en maken ze afspraken over de verspreiding van de resultaten via (gezamenlijke) publicaties, lesmateriaal, werkconferenties, enz. Ook leveren zij een bijdrage aan de landelijke discussies over kwaliteitsstandaarden, competentieprofielen, enz. De principes van de Wmo in de praktijk 9

Hoofdstuk 4 Programma s en hun opbrengsten Zoals eerder gemeld hebben de werkplaatsen in de periode 2009-2012 elk een regionaal geaccordeerd programma uitgevoerd, in totaal zo n dertig innovatieprojecten. Deze zijn uitvoerig beschreven in de verantwoordingen per werkplaats en aparte raortages. Ze kunnen worden geraadpleegd op de regionale websites (zie bijlage). Hier volgt een beknopt thematisch overzicht om een beeld te geven van de activiteiten en behaalde resultaten. De meeste projecten zijn vanuit verschillende, deels elkaar overlaende invalshoeken te beschrijven, bijvoorbeeld: aard van de dienstverlening, doelgroep, methodiek, professionele kwalificaties of kwaliteitskenmerken. Hier kiezen we voor een selectie van kwaliteitskenmerken die samen een beeld geven van Wns. 4.1 Vraaggericht werken Het welzijnswerk is bezig een omslag te maken van aanbod- naar vraaggericht werken. De concrete vraag moet aanleiding zijn voor een gesprek over wensen en behoeften van burgers en de mogelijke oplossingen. Hierbij dient ook het netwerk van de cliënt/burger te worden betrokken. De Wmo-werkplaats Nijmegen heeft de narratieve onderzoeksmethode 5 (verder) ontwikkeld om systematisch de vragen, behoeften en wensen van kwetsbare burgers als uitgangspunt te nemen voor de ontwikkeling van de dienstverlening. De werkplaats heeft deze methodiek bijvoorbeeld toegepast bij het ontwikkelen van beleid voor wonen, welzijn en zorg voor ouderen en voor opvoedondersteuning voor migranten. De essentie ervan is, dat de via open interviews verkregen verhalen zorgvuldig worden opgetekend, gebundeld en geanalyseerd. De resultaten worden gevalideerd door deze terug te leggen bij de ondervraagden en na te gaan wat zij zelf kunnen en willen bijdragen. De gevonden vraagpatronen worden geadresseerd : een groep of een individuele burger wordt eigenaar van het vraagpatroon en deze gaat, in dialoog met zijn sociale omgeving, aan de slag met de maatschaelijke organisaties en gemeente. Deze aanpak brengt inderdaad een omkering van het perspectief op dienstverlening tot stand: eerst wordt gekeken naar behoeften van burgers en hun onderliggende vragen en dan pas wordt op basis van die analyse door zoveel mogelijk betrokkenen samen beslist wat er moet gebeuren. Het in dialoog zoeken naar oplossingen leidt ertoe, dat iedereen - zowel vanuit de formele als de informele dienstverlening - vanuit zijn eigen kracht en competentie een aandeel levert. Ook komt er als gevolg van het gezamenlijk onderzoek meer ruimte voor vernieuwingen 6. 10 De principes van de Wmo in de praktijk

1. Opvoedsteun zelf organiseren De Wmo-werkplaats Nijmegen heeft de methode van narratief onderzoek naar vraagpatronen ontwikkeld om zo goed mogelijk aan te sluiten bij de vraagstukken die onder burgers leven. Blijkens dit onderzoek onder bewoners van de gemengde Nijmeegse wijk Hatert was opvoeden en kinderen een hot item. Ouders hadden behoefte aan opvoedondersteuning, op school, op straat en ook in het gezin. Een groep allochtone vrouwen startte met een zelforganisatie Moeders voor elkaar. In themabijeenkomsten bespraken zij de opvoedvragen, organiseerden activiteiten en stimuleerden andere vrouwen om deel te nemen. Op deze manier zijn netwerken van wijkbewoners ontstaan, waarin informele opvoedondersteuning wordt geboden. De rol van beroepskrachten verschuift van sturend naar faciliterend. De werkplaats gebruikt actieleren als instrument om de samenspraak tussen ouders en facilitators te organiseren. Actieleren is een proces waarbij de deelnemers samen vraagstukken inventariseren en analyseren, mogelijke oplossingsrichtingen bedenken, vervolgens actie ondernemen en ten slotte reflecteren op wat is geleerd en gedaan. De ouders worden via deze aanpak ervaringsdeskundigen, die kennis uitwisselen en meer bij elkaar en elkaars kinderen betrokken raken. Op deze manier ontstaat er meer samenhang in de wijk. De deelnemers waren positief over het project, maar de werkplaats verwacht dat het duurzaam inzetten van allochtone vrouwen als vrijwilligers continue aandacht vergt en adviseert autochtone vrouwen bij het opvoedproject te betrekken. 4.2 Signaleren In veel beroepsprofielen is het signaleren van burgers met problemen en maatschaelijke vraagstukken als belangrijke opdracht voor welzijnswerkers geformuleerd. VWS en VNG formuleren in Wns een aanscherping van de outreachende opdracht door principes van privacy en zelfbeschikking in crisissituaties nadrukkelijk te relativeren. Breder geformuleerd gaat het er om, dat de sociaal werker naar de burgers in hun eigen leefsituatie toegaat om latente of door anderen gesignaleerde vragen en behoeften te achterhalen 7. In het verlengde hiervan ligt het opsporen van risicofactoren en misstanden, als eerste stap in de preventie. Een (literatuur)verkenning van de Wmo-werkplaats Twente heeft laten zien, dat de invulling van de signaleringsfunctie vooral plaatsvindt op professioneel niveau en binnen de eigen organisatie. De rol van burgers en vrijwilligersorganisaties wordt buiten beschouwing gelaten, elke instelling ontwikkelt zijn eigen methodiek en er is geen samenwerking tussen organisaties om gezamenlijk de signalering ter hand te nemen en zorg te dragen voor een adequate follow-up. De principes van de Wmo in de praktijk 11

De Wmo-werkplaatsen hebben in de afgelopen jaren vooral onderzoek gedaan naar de inrichting van de signaleringsfunctie binnen netwerken van instellingen en naar de instrumenten om het signaleringsproces doelmatig en effectief te laten verlopen. Zo heeft de werkplaats Utrecht in Veenendaal de structuur en het functioneren van een apart netwerk voor de signalering van eenzaamheid en sociaal isolement van ouderen doorgelicht en begeleid (zie kader 2). In Amsterdam zijn met cliënten die veelvuldig en oneigenlijk sociaal raadslieden bezoeken loketverslaafden open, persoonlijke, nietprobleemgerichte gesprekken gevoerd om in samenspraak met de cliënt een hulpaanbod op maat te formuleren. De hulpverlener die een dergelijk gesprek voert wordt competentiemakelaar genoemd. De Wmo-werkplaats Twente heeft een ondersteuningsinstrument ontwikkeld waarmee een wijkteam van professionals uit zorg en welzijn op een meer systematische wijze signalen uit een wijk kan opvangen, de urgentie ervan beoordelen en vertalen naar een gerichte vervolgactie. De onderzoeken laten zien dat signaleringsnetwerken nuttige instrumenten zijn om sociale problemen op te sporen en actie te ondernemen. Ook bevordert een signaleringsnetwerk dat er een aanbod op maat komt. De onderzoeken geven aanwijzingen hoe dergelijke signaleringsnetwerken kunnen worden ingericht, hoe de routing van meldingen en vervolgacties kan verlopen, hoe de koeling aan tweedelijns instellingen kan worden gewaarborgd, welke instrumenten voor registratie, bepaling van urgentie e.d. kunnen worden gehanteerd en hoe burgers kunnen worden betrokken bij de signalering 8. Verder zijn er belangrijke nevenopbrengsten te raorteren. Deze betreffen de deskundigheidsbevordering van de deelnemers: zij voelen zich beter toegerust om adequate ondersteuning te bieden en tijdig andere professionele en vrijwillige dienstverleners in te schakelen. De knelpunten blijken betrekking te hebben op de organisatie van de samenwerking tussen instellingen, de implementatie van een overeengekomen werkwijze in de dagelijkse routine en de publieksinformatievoorziening. 12 De principes van de Wmo in de praktijk

2. Signaleringsnetwerk ouderen Veenendaal Het signalerings- en oplossingsnetwerk ouderen in Veenendaal heeft als doel: bewust, actief en structureel de eenzaamheid en het sociaal isolement onder ouderen in Veenendaal aan te pakken. Er zijn ruim twintig kern- en schilpartners bij betrokken. Het proces van signaleren en oplossen is vastgelegd in een signaleringsprotocol. Er worden diverse instrumenten gehanteerd, zoals een signaleringskaart, een registratieformulier, de inzet van huisbezoek door vrijwilligers of een ouderenadviseur. De professionals van de kernpartners vormen samen het signaleringsnetwerk, waar de aanmeldingen binnenkomen die door de kern- of schilpartners niet zelf kunnen worden behandeld. In dat soort gevallen gaat het meestal om complexe problematiek. Gebruikelijke interventies zijn: ontmoetingsactiviteiten, persoonlijke activering, cursussen, gespreksgroepen, therapie, rouwverwerking en meer in het algemeen zorg- en hulpverlening. In de complexe situaties was meestal sprake psychogeriatrische en psychiatrische problematiek, waarvoor medische zorg en verpleging moesten worden ingezet. 4.3 Outreachend werken Het algemeen maatschaelijk werk en de ambulante GGZ kennen van oudsher een outreachende aanpak onder de naam bemoeizorg. De cliënt vraagt niet om hulp, maar er zijn signalen uit de omgeving dat een cliënt in ernstige problemen verkeert en/of een gevaar is voor zichzelf en zijn omgeving. De Stichting Erop af in Amsterdam experimenteert reeds jaren met een vergelijkbare aanpak, ontwikkeld om huisuitzetting vanwege huurschulden te voorkomen. Outreachend helpen gaat dus een stap verder dan signaleren en is veelal de follow-up van de signalering in acute en ernstige probleemsituaties. De Wmo-werkplaatsen hebben samen met uitvoerende instellingen, cliënten en ervaringsdeskundigen in diverse projecten de bestaande interventies toegespitst op specifieke groepen zorgwekkende burgers, zoals daklozen, tienermoeders, overlast gevende jongeren, geïsoleerd levende ouderen en mensen met psychische of verstandelijke beperkingen, die allen vaak buiten beeld van reguliere hulp- en dienstverlening blijven. De Wmo-werkplaats Groningen-Drenthe heeft een bekende methodiek, activerend huisbezoek, verder ontwikkeld voor de doelgroep van zelfstandig wonende mensen met psychische en verstandelijke beperkingen (zie kader). Er was een tweeledig doel: sociale behoeften opsporen en de participatie bevorderen. Dat bleek geen gemakkelijke opgave. Er werden diverse knelpunten gesignaleerd. Deze hebben te maken met de uitwisseling van cliëntinformatie tussen instellingen, de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerde vrijwilligers en de gastvrijheid van de samenleving. De principes van de Wmo in de praktijk 13

De Amsterdamse werkplaats stelde als centrale onderzoeksvraag: hoe kunnen outreachende sociale professionals zorgwekkende burgers effectief begeleiden richting zelfredzaamheid; hoe kunnen ze daarbij beter gebruik maken van de kracht van de cliënten zelf en hun sociale netwerken; welke competenties hebben zij nodig en aan welke bestuurlijke en manager-technische randvoorwaarden moeten worden voldaan om een dergelijke methodiek succesvol te implementeren? Om deze vragen te kunnen beantwoorden ontwikkelde en begeleidde de Amsterdamse werkplaats vijf praktijken die gericht waren op het verder ontwikkelen van een outreachende werkwijze voor moeilijk bereikbare doelgroepen en op de transformatie van de hulpverlening. Bij de keuze van de praktijken heeft de werkplaats gelet op spreiding over stadsdelen en gemeenten, doelgroepen en individu versus groepsgerichte benaderingen. De praktijk bleek weerbarstig. Drie praktijken staan anno 2012 op een laag pitje of zijn gestopt. De twee overblijvende projecten - Dak- en thuislozen in zelfbeheer (DIZ, zie kader 4) en de inrichting van een maatschaelijk steunsysteem in de buurt - worden vervolgd en verder ontwikkeld. De vijf onderzoeken van de werkplaats Amsterdam hebben handelingsmodellen opgeleverd voor het effectief helpen en faciliteren van zorgwekkende burgers en voor het aansturen van deze outreachende praktijken door management en bestuur. Essentieel is dat de hulpverlening uit de systeemwereld treedt en aansluiting zoekt bij de leefwereld van de cliënten. De belangrijkste randvoorwaarde blijkt het bottom-up organiseren van werkprocessen. Deze lopen goed, wanneer er een goed samenspel is in de vorm van cocreatie tussen zorgwekkende burgers, professionals en informele krachten; tussen professionals en managers; tussen managers, ambtenaren en bestuurders; en tussen onderzoekers, opleiders en professionals. Zo n cocreatieve benadering van complexe praktijken vraagt om een kanteling in gedrag van alle betrokkenen 9. Vervolgonderzoek loopt nog naar het soort leer- en ontwikkelprocessen dat daarvoor nodig is. 14 De principes van de Wmo in de praktijk

3. Activerend huisbezoek De Wmo-werkplaats Groningen-Drenthe heeft de methodiek activerend huisbezoek aangepast voor de doelgroep van zelfstandig wonende mensen met psychische en verstandelijke beperkingen. Een vrijwilliger gaat eenmalig bij een wijkbewoner op bezoek, met een tweeërlei doel: signaleren en inventariseren van de vragen die de wijkbewoner heeft en stimuleren tot participatie. De bewoner wordt niet benaderd als cliënt of patiënt. Met dit initiatief beogen de gemeente Groningen en de instelling voor Maatschaelijke dienstverlening Wns in praktijk te brengen door de eigen kracht en het sociaal netwerk van bewoners te benutten en de samenwerking tussen de instellingen te bevorderen. De praktijk bleek ook hier weerbarstig. Er zijn diverse knelpunten gesignaleerd. Veel vrijwilligers haakten af en het niveau was wisselend. Om deze redenen heeft de werkplaats inmiddels studenten geïnteresseerd en opgeleid. De raortage van de vrijwilligers was erg summier, waardoor het buurtteam moeilijk de wensen en behoeften van de doelgroep kon koelen aan de beschikbare voorzieningen en de juiste mensen. Dit betekent dat de informatieoverdracht tussen vrijwilligers, de buurtwerkers en andere relevante organisaties moet worden verbeterd en een cliëntregistratiesysteem opgezet. Voor zover wijkbewoners met beperkingen werden doorverwezen naar wijkactiviteiten, bleken zij moeilijk aansluiting te vinden bij de reguliere wijkactiviteiten, vanwege zowel de geslotenheid van de bestaande groepen als de eigen beperkingen. Partijen zijn overeengekomen de methodiek te verbeteren en eerst dan te verspreiden over andere wijken in de stad. 4.4 Eigen kracht en regie De Eigen kracht benadering is erop gericht mensen te leren herontdekken wat zij allemaal nog wel kunnen. In de brochure-wns wordt gesproken over een noodzakelijke cultuuromslag bij burgers en hulpverleners. Alle Wmo-werkplaatsen hebben dit thema een prominente plaats gegeven in hun programma. Empowerment wordt daarbij omschreven als een proces waarbij individuen, organisaties en gemeenschaen grip krijgen op de eigen situatie en hun omgeving via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie 10. De werkplaats Twente heeft onderzocht of bestaande methodieken van empowerment toepasbaar zijn bij ouderen die een Wmo-indicatie hebben. Dit project heeft nog eens duidelijk gemaakt, dat het stimuleren van eigen kracht niet voor iedere (zorg)professional vanzelfsprekend is. Er bleek sprake van handelingsverlegenheid rond dit thema. De door de werkplaats ontwikkelde werkwijze en training hebben blijkens het evalua- De principes van de Wmo in de praktijk 15

tieonderzoek de potentie om cliënten te stimuleren tot zelfredzaamheid en hen minder afhankelijk te maken van professionele zorg. In Groningen heeft de Wmo-werkplaats een programma onderzocht dat jongvolwassenen met meervoudige problematiek leert zelfstandig te wonen en tegelijkertijd een schooldiploma te halen. In de beginfase wordt daarvoor een omvattend begeleidingsplan opgesteld, waarbij de jongeren leren om stap voor stap de eigen verantwoordelijkheid op te pakken en de regie over het eigen leven te voeren. Een deel van de jongeren slaagt erin de regie over het eigen leven terug te krijgen en ziet hierbij vooral vrienden en vriendinnen als een bron van steun. Een ander deel voelt zich nog afhankelijk van de professional. Ondanks de mooie doelstelling wordt er In de praktijk veel voor de jongeren besloten. Opvallend is ook, dat de beroepskrachten de netwerken van de jongeren nauwelijks inschakelen en ook moeite hebben met onderlinge samenwerking. De Nijmeegse Wmo-werkplaats heeft samen met een welzijnsinstelling met succes een vernieuwing in de opvoedingsondersteuning ontwikkeld en onderzocht. Daarbij is uitgegaan van de eigen kracht van allochtone vrouwen (zie kader 1). Het woonproject Daklozen in zelfbeheer (DIZ) (zie kader 4) in Amsterdam is een voorbeeld, hoe een doelgroep met een zeer complexe problematiek zelf een woonvoorziening beheert en het eigen leerproces stuurt. Voorwaarde voor deelname is dat de bewoner niet ernstig zorgbehoeftig is en geen ernstige psychiatrische en/of verslavingsproblematiek heeft. Het concept DIZ vergt een omslag in denken en doen bij alle betrokken partijen: cliënten worden bewoners; de beroepskrachten leren doen door te laten; en de organisatie verschaft een grote handelingsruimte aan bewoners en beroepskrachten. De nieuwe aanpak met rolverschuivingen voor alle betrokkenen stimuleert het leren, maar leidt ook tot pijnlijke grenservaringen. Wanneer er onvoldoende vertrouwen is opgebouwd, ontstaat er rumoer en worden contacten verbroken. De wijze waarop het zelfbeheer vorm wordt gegeven is en blijft onderwerp van gesprek, omdat regelmatig nieuwe bewoners instromen en ook professionals wisselen 16 De principes van de Wmo in de praktijk

4. Daklozen in zelfbeheer Het woonproject Daklozen in zelfbeheer (DIZ) is inmiddels een blijvende voorziening annex methodiek geworden. Het doel van het project is om een zelfstandige woonvoorziening in stand te houden en zoveel mogelijk onbehuisden aan een eigen woning te helpen. De bewoners c.q. een selectie ervan beheren zelf hun woonvoorziening. De voormalige onbehuisden werken samen met professionele ondersteuners en ervaringsdeskundigen. De ondersteuners bieden ontwikkelingsgerichte ondersteuning en versterken de eigen regie van de bewoners. In de praktijk is een nieuw model van sturing ontstaan: samensturing 11. Het is toegespitst op de veranderende rol van burgers in kwetsbare posities bij het realiseren van de doelstellingen van de Wmo c.q. WNS. De aanpak van DIZ stimuleert ook de groepsvorming en het leerproces van de individuele bewoners. De bewoners maken daarbij steeds minder gebruik van externe professionele ondersteuning. Wel is het noodzakelijk gebleken, dat een beroepskracht op de achtergrond beschikbaar blijft. Op deze wijze wordt de herstelkracht van de groep optimaal benut en wordt professionele afhankelijkheid en hospitalisatie voorkomen. Op korte termijn wordt de aanpak van DIZ in samenwerking met het Trimbosinstituut vertaald in een Handreiking zelfbeheer in de maatschaelijke opvang, opdat de ontwikkelde aanpak ook in andere gemeenten kan worden gerealiseerd. 4.5 Formele en informele zorg Conform het verzoek van de Tweede Kamer (Motie Wolbert) is community care, opvang in en door de samenleving, een centraal thema voor elke werkplaats. Een aspect daarvan is de afstemming tussen formele en informele zorg. De Wmo-werkplaats Noord-Brabant onderzocht op welke wijze de formele zorg zo kan worden georganiseerd, dat er optimaal informele zorg beschikbaar is. Professionals stimuleren en ondersteunen zowel zorgvragers als hun omgeving tot het vragen en aanbieden van informele zorg. Daarnaast helpen de professionals de zorgvragers bij het ontwikkelen en versterken van hun eigen mogelijkheden. De werkplaats heeft vooral innovatieve praktijken ontwikkeld en onderzocht rond sociale netwerkstrategieën. Er is weliswaar een zekere traditie om sociale netwerken in te zetten in zorgprocessen, maar er is weinig empirisch gefundeerde kennis over de doelmatigheid, de effectiviteit van de interventies en de grenzen aan de substitutie van formele door informele zorg. De praktijkinnovaties die de Wmo-werkplaats samen met de instellingen heeft ontwikkeld en onderzocht betreffen een grote variëteit aan situaties en doelgroepen. Zo heeft de Mee Brabant Noord methodieken voor vraagverduidelijking en de presentiebe- De principes van de Wmo in de praktijk 17

nadering ingezet om de hulpvraag van mensen met verstandelijke beperkingen te verduidelijken en de mogelijkheden van hun sociale netwerk te verkennen (zie kader 5). Een andere praktijk was gericht op het versterken en uitbreiden sociale netwerken van hulpbehoevende burgers via begeleiding door een netwerkcoach. De bedoeling van zo n coachingstraject is, dat de betrokken cliënt/burger na verloop van tijd minder beroep doet op professionele hulp. Een specifieke netwerkstrategie is het betrekken van familie bij de zorg voor psychiatrische patiënten. De GGZ spreekt in dit verband over triadisch werken: samenwerken in de driehoek van professional, patiënt en familie. De praktijkervaringen zijn weliswaar nogal uiteenlopend, maar de werkplaats concludeert dat gerichte netwerkondersteuning of versterking er wel degelijk aan kan bijdragen, dat het totale aanbod aan informele zorg groter wordt en dat mantelzorgers kunnen worden ondersteund en ontlast. De inzet van sociale netwerkstrategieën vergt echter nog altijd de inzet van sociale professionals en de verwachtingen dienaangaande moeten ook niet te hoog worden opgeschroefd. Er is nog te weinig bekend over de duurzaamheid van de informele zorg die wordt verleend door deze nieuwe of herstelde sociale netwerken. Ook zal het revitaliseren van (familie)netwerken niet altijd een positief effect sorteren, omdat de relaties te zeer belast zijn geraakt 12. 5. Sociale netwerkstrategieën bij MEE De MEE-organisaties zijn op zoek naar coalities tussen formele en informele zorg via sociale netwerkstrategieën. De professionals van MEE volgen een andere werkwijze dan tot nu toe gebruikelijk, wanneer een cliënt/gezin aanklopt voor hulp. De cliënt is niet alleen eigenaar van zijn problemen, maar ook van zijn oplossingen. Om deze verandering tot stand te brengen hebben alle consulenten een opleidingstraject sociale netwerkstrategieën doorlopen. Zij worden procesbegeleiders die de eigen kracht van cliënten en hun systeem blootleggen. Tijdens de intakefase worden de wensen en mogelijkheden van de cliënt en/of het gezin in beeld gebracht. Daarna vindt een netwerkverkenning en analyse plaats via bijvoorbeeld een genogram en wordt nagegaan wat de betekenis en inhoud is van de relaties. Op basis daarvan kan de cliënt inschatten wie hem of haar kan helpen met de diverse hulpvragen. De volgende fase is het familienetwerk-beraad, waarin cliënten zonder hulpverleners met mensen uit hun sociale netwerk samen een plan maken en een actieteam samenstellen. De begeleiders van MEE zijn procesbegeleiders op afstand. Op deze manier staat de cliënt centraal en krijgt hij de regie over zijn leven. 18 De principes van de Wmo in de praktijk

4.6 Maatschaelijke steunsystemen (Community-suort) In het verlengde van het stimuleren van sociale netwerken als persoonlijk steunsysteem staat de ontwikkeling van maatschaelijke steunsystemen. Een MSS is het geheel aan sociale en materiële hulpbronnen waaruit mensen kunnen putten. Dat gaat dus om de verzorgingsstaat met zijn onderwijsstelsel, voorzieningen voor sociale zekerheid, zorg, welzijn, enz. In de welzijnssector wordt het gedefinieerd als een georganiseerd netwerk van personen, diensten en voorzieningen ten behoeve van kwetsbare groepen in een bepaald geografisch gebied. Zo n netwerk steunt kwetsbare burgers en hun eventuele mantelzorgers en vertrouwenspersonen in hun pogingen om aan de samenleving deel te nemen. De Wmo-werkplaatsen hebben verschillende maatschaelijke steunsystemen voor verschillende doelgroepen ontwikkeld en onderzocht. Het project Wijk en Psychiatrie (zie kader 6) in Amersfoort beoogt de maatschaelijke aansluiting van wijkbewoners met een psychiatrische achtergrond te bevorderen. Het betreft een al langer lopend initiatief dat inmiddels tot volle wasdom is gekomen. De evaluatie laat zien, dat de participatiedoelstellingen voor mensen met een complexe problematiek kunnen worden gehaald, maar dat ondersteuning door beroepskrachten en een goede infrastructuur voor zorg en welzijn niet kunnen worden gemist. Deze infrastructuur wordt bedreigd door de aanstaande bezuinigingen. Inmiddels is een vervolgonderzoek gestart naar de toepassing van de methodiek-wep bij mensen met een niet-aangeboren hersenletsel. Een tweede voorbeeld is het project Community Suort in Menterwolde van de Wmowerkplaats Groningen-Drenthe. De werkplaats heeft de reeds bestaande methodiek van community suort verder ontwikkeld voor de doelgroepen jongeren en alleenstaande opvoeders. De deelnemers stellen met professionele steun een participatieplan op en gaan in hun netwerk op zoek naar mensen die hen willen ondersteunen om het plan te realiseren. Uit de evaluatie blijkt dat de deelnemers tevreden zijn over hun steungroep en meer grip op hun leven hebben gekregen. Bij het grootste deel van de cliënten is de participatie vooruitgegaan. De begeleiders ervaren wel een spanningsveld tussen het overlaten van de regie aan de cliënt en hun intrinsieke neiging deze regie over te nemen. De Wmo-werkplaats Nijmegen heeft in samenwerking met de instelling Dichterbij en de gemeente Peel en Maas het netwerk Welzijn versterkt begeleid en geëvalueerd. Dit netwerk van burgers, verenigingen en instellingen is een maatschaelijk steunsysteem dat primair gericht is op het ondersteunen van mensen met verstandelijke en lichamelijke beperkingen, hun ouders en verwanten. Aan de hand van het door de Wmo-werkplaats uitgevoerde (vraagpatronen)onderzoek stellen de kwetsbare bewoners zelf, waar nodig met steun vanuit het netwerk, een ondersteuningsarrangement op, dat wordt uitgevoerd door partners in het netwerk. Daarbij wordt ervan uitgegaan, dat burgers met beperkingen naar vermogen bijdragen aan het maatschaelijk steunsysteem. Ook hier hebben professionals de opdracht om het eigen handelingsperspectief opzij te zetten De principes van de Wmo in de praktijk 19

en vanuit de vraag te denken. Zij werken integraal, bieden inclusieve ondersteuning en nemen eventueel de rol op van constructieve ontregelaars om tegemoet te komen aan de wensen van de cliënten. De Amsterdamse werkplaats combineert in Stadsdeel West de signalerende en outreachende methodieken met de ontwikkeling van maatschaelijke steunsystemen voor kwetsbare mensen. Om de doelgroep te bereiken is een zorgmeldpunt opgericht en een wijkteam van outreachende beroepskrachten geformeerd, die present zijn voor de bewoners van de wijk en op huisbezoek gaan. Om de dienstverlening aan burgers met veelal zeer complexe hulpvragen te coördineren is een wijktafel opgezet. Deze tafel is een samenwerkingsverband van formele en - wat belangrijk is - ook informele organisaties die zich verantwoordelijk voelen voor de doelgroep. De professionals werken niet alleen samen met de informele krachten, maar investeren ook in deze vrijwilligersgroepen via deskundigheidsbevordering. Met deze aanpak worden jaarlijkse enkele tientallen kwetsbare burgers weer op weg geholpen. De resultaten zijn zodanig, dat de aanpak verder wordt ontwikkeld en over de stad gespreid onder de titel: Samen doen in de buurt 13. De deelnemende werkplaatsen concluderen over het algemeen, dat het opzetten van maatschaelijke steunsystemen, bestaande uit zowel professionele als ook vrijwilligersorganisaties, een effectieve methodiek is om de verschillende kwetsbare groepen te bereiken en meer bij de samenleving te betrekken. Van belang is dat daarbij principes van presentiegericht, vraaggericht, krachtgericht en netwerkgericht werken worden gevolgd. Daarnaast dient er een goede samenwerking tot stand te komen tussen cliënt en professional, binnen het ondersteunend netwerk, tussen professionals onderling en tussen de deelnemende organisaties. 20 De principes van de Wmo in de praktijk

6. Wijk en Psychiatrie 14 De kiem voor Wijk en Psychiatrie (WeP) werd in 2004 gelegd door een vrijwilligersorganisatie die zich zorgen maakte over de armoede en het gebrek aan sociale redzaamheid van mensen met een psychiatrische achtergrond in de Amersfoortse wijk Schothorst. De vrijwilligersorganisatie en lokale professionele organisaties voor welzijn en geestelijke gezondheidszorg hebben een netwerk gevormd en verschillende sociale activiteiten voor de doelgroep geëntameerd in wijkaccommodaties. Langzamerhand is de aanpak gesystematiseerd en over alle wijken uitgerold. Binnen WeP wordt met verschillende elementen vanuit Kwartiermaken en de presentiebenadering gewerkt, aangevuld met een grondhouding die gericht is op empowerment. WeP beoogt dat de cliënt een groter sociaal netwerk opbouwt, een zinvolle dagbesteding (in de eigen buurt) heeft en een actieve deelnemer wordt aan wijkactiviteiten. Om deze doelen te realiseren is het nodig, dat de professional present is voor de doelgroep en een outreachende werkwijze hanteert. Op wijkniveau dienen maatregelen te worden genomen om de doelgroep een gastvrij onthaal te bieden (kwartiermaken) en op het niveau van de organisaties dient de buurtgerichte samenwerking tussen welzijn en zorg te worden versterkt. De werkplaats concludeert op basis van onderzoek onder de deelnemers, dat Wijk en Psychiatrie een laagdrempelige voorziening is die door de doelgroep positief wordt gewaardeerd vanwege de gastvrijheid en de ontmoeting. De aanpak helpt mensen met ernstige beperkingen om deel uit te maken van de lokale samenleving en bevordert de samenhang en samenwerking tussen zorg en welzijn. 4.7 Integraal en wijkgericht werken Een van de acht bakens-wns betreft integraal werken. De meeste burgers die voor ondersteuning bij het Wmo-loket aankloen hebben problemen die niet door één instelling of één voorziening kunnen worden opgelost. Meerdere en complexe problemen worden in hun onderlinge samenhang aangepakt en er wordt maatwerk geleverd. Daarvoor is het nodig dat de gemeenten invulling geven aan hun bestuurlijke regierol en de aanbieders van ondersteuning op uitvoerend niveau de ketenregie oakken. Het wijkniveau is vaak de optimale schaal om een samenhangend dienstenpakket te organiseren. De Wmo-werkplaatsen hebben met gemeenten en instellingen diverse projecten uitgevoerd om na te gaan op welke wijze het beste integraal kan worden gewerkt en de individuele cliënt maatwerk ontvangt. De principes van de Wmo in de praktijk 21

De werkplaats Twente heeft enkele wijkgerichte projecten doorgelicht, zoals de wijkzorgteams in Enschede. Dergelijke wijkteams worden overal in den lande opgezet om de doorgeschoten specialisatie en taakverdeling in de hulp- en dienstverlening te redresseren. Het is een organisatorische ingreep om de hulpverlening beter te coördineren en dichter bij de mensen te organiseren. Het onderzoek van de werkplaats heeft zich gericht op de professionals die in dergelijke teams werken. Deze zijn in het algemeen tevreden over de nieuwe vorm van samenwerken: er staat duidelijk op papier wat van de werkers wordt verwacht, de doelen zijn duidelijk, de werkprocessen zijn goed ingericht, de frequentie en inhoud van de diverse overleggen worden positief beoordeeld en de medewerkers hebben vertrouwen in elkaar. Twijfels zijn er over de vraag of en in hoeverre de cliënt werkelijk centraal staat. In elk geval staat is hierover weinig vastgelegd. Ook is niet voorzien in het meten van cliënttevredenheid. De resultaten van dit eerste onderzoek zullen later worden gepubliceerd. Het onderzoek naar wijkteams wordt in de tweede periode voortgezet. De werkplaats wil eerst meer inzicht krijgen in de benodigde body of kwowledge en body of skills. Het bestuur van de plattelandsgemeente Tynaarlo heeft een oproep gedaan aan de maatschaelijke organisaties om meer samen te werken met het doel de participatie van kwetsbare burgers te bevorderen op het vlak van arbeid, vrijetijdsbesteding, scholing en vrijwillige inzet. Partijen startten drie pilots die de Wmo-werkplaats Groningen- Drenthe heeft geëvalueerd. De samenwerking tussen de betrokken organisaties bleek moeilijk van de grond te komen. Uiteindelijk heeft de belangrijkste grote regionale instelling de pilots overgenomen, zodat de cliënten niet de dupe werden. Er is een aantal factoren te noemen die de samenwerking negatief hebben beïnvloed. Zo nam de gemeente wel het initiatief, maar wilde ze niet de regierol op zich nemen. Verder ontbrak een helder projectplan, kregen de beroepskrachten van hun organisaties te weinig ruimte om autonoom beslissingen te nemen en verhinderden de financiële regelingen een uitwisseling van cliënten tussen de verschillende pilots. De Wmo-werkplaats Utrecht onderzoekt, mede in opdracht van de provincie Utrecht, het samenspel tussen maatschaelijke organisaties, burgers en gemeente, gericht op bevordering van participatie en vrijwillige inzet. Hiertoe zijn zes verschillend georganiseerde samenwerkingsprojecten doorgelicht. Deze samenwerkingsverbanden verschillen niet alleen naar type dienstverlening (brede school, Centrum jeugd en gezin en de Pedagogische civil society Leidsche Rijn, maar ook naar bestuurlijke inrichting (gestuurd door de overheid of juist door zorg- en welzijnsorganisaties, netwerksturing of coördinatie via wijkservicepunt/schakelfunctionaris). De onderzoekers willen de kritische factoren in de verschillende samenwerkingsvormen achterhalen. De resultaten komen in 2013 beschikbaar. 22 De principes van de Wmo in de praktijk