Nationale studie van de niet-rapportering van accidentele bloedcontacten in de Belgische ziekenhuizen

Vergelijkbare documenten
Belang van de surveillance van accidenteel bloedcontact in de ziekenhuizen. Enkele cijfers

Surveillance protocol Accidenteel Bloedcontact in de Belgische Ziekenhuizen

SAMENVATTING preliminaire resultaten 1 juni januari 2005

INLEIDING. Preventie van accidentele bloedcontacten. Eva Leens

PRIK-,SNIJ- EN SPATONGEVALLEN: INCIDENTIE EN PREVENTIE INCIDENTIE UZ LEUVEN

TUSSENTIJDS RAPPORT. Nationale Surveillance Accidenteel Bloedcontact in de Belgische ziekenhuizen

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

Surveillance van Meticilline- Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische chronische ziekenhuizen:

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA 5

Validatiestudie van de nationale surveillance van nosocomiale infecties op IZ

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

Prikaccidenten: epidemiologie, opvang en mogelijkheden voor reductie

INHOUDSTAFEL. Inhoudstafel - Lijst van tabellen en figuren Deelname Resistentiecijfers Incidentie van nosocomiaal verworven MRSA 5

Verpleeghuis- woon- en thuiszorg. Accidenteel bloedcontact

SURVEILLANCE VAN DE MULTIRESISTENTE STAPHYLOCOCCUS AUREUS (MRSA) IN DE BELGISCHE ZIEKENHUIZEN

SEMESTRIEEL REGISTRATIEFORMULIER

Clostridium difficile-infecties in Belgische ziekenhuizen : resultaten van de nationale surveillance. juli december 2008

Surveillance van accidentele bloedcontacten in Belgische ziekenhuizen RESULTATEN

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting

1 Strikte naleving van handhygiëne

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

INHOUDSTAFEL LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN

SURVEILLANCE VAN MULTIRESISTENTE ENTEROBACTER AEROGENES (MREA) IN DE BELGISCHE ZIEKENHUIZEN

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

SURVEILLANCE VAN METICILLINE-RESISTENTE STAPHYLOCOCCUS AUREUS (MRSA) IN ACUTE ZIEKENHUIZEN IN BELGIË SURVEILLANCEFORMULIER

Vijfde Nationale campagne ter bevordering van de Handhygiëne (HH) in ziekenhuizen

SURVEILLANCE VAN DE METICILLINE-RESISTENTE STAPHYLOCOCCUS AUREUS (MRSA) IN DE BELGISCHE ZIEKENHUIZEN

Accidenteel bloedcontact

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Rapportage uitkomsten Q-koorts Herpen II onderzoek

ACCOMPLISH studie: naleving van handhygiene in Nederlandse ziekenhuizen. Ed van Beeck Afdeling Maatschappelijke Gezondheidszorg Erasmus MC

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting

Preventie van prikongevallen bij gebruik van een insulineinjectiepen

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

Extrapolatie van gerapporteerde prikaccidenten in Nederland

Handleiding EPINet TM BE/3.0 Surveillance van accidenteel bloedcontact in de Belgische ziekenhuizen

APPROACHING THE FAMILY

Clostridium difficile-infecties in Belgische ziekenhuizen : resultaten van de nationale surveillance. juli december 2009

FAQs Ik heb een brief van Statbel ontvangen aangaande de Gezondheidsenquête. Over wat gaat het? Wat is het doel van een Gezondheidsenquête?

Prik- of spatletsel opgelopen tijdens het werk

HBV vaccinatie. Aanzet preventief veiligheidsbeleid AMC Interventieprogramma. Lessons learned

Technische fiche: indicatoren Relatieve vijfjaarsoverleving

BEROEPSMATIGE BESMETTINGSINCIDENTEN BUITEN HET ZIEKENHUIS IN DE PERIODE

Technische fiche: indicatoren Geobserveerde vijfjaarsoverleving

Mortaliteit in België in de zomer van 2006

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Protocol. Nationale Surveillance Accidenteel Bloedcontact in de Belgische ziekenhuizen. Versie 1.0

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Surveillance van. Meticilline- Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische acute ziekenhuizen:

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

IDFA

Risico-inventarisatie & evaluatie

Rapport Safe Surgery 2016

PERSONEEL IN VLAAMSE ZIEKENHUIZEN

De Belgische ziekenhuishygiënist

Patiënt empowerment. Is de patiënt er klaar voor?

Afbakening presentatie Gaat niet zo zeer over technische aspecten, b.v. meetstrategie, representativiteit, adembescherming, retrospectief inschatten v

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

SAMENVATTING VAN DE RESULTATEN VAN DE FRKVA-INDICATOREN AGRESSIVITEIT

Handleiding benchmarkrapport MPG

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Tuberculosis case finding in South Africa Claassens, M.M. Link to publication

Wat te doen na een prik of snij-ongeval

Surveillance van. Meticilline- Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische acute ziekenhuizen:

JAARRAPPORT EXTERNE KWALITEITSEVALUATIE VOOR ANALYSEN KLINISCHE BIOLOGIE

Influenza surveillance

Tabel 1: Aantal tekenbeten per provincie en per regio, uitgedrukt in absoluut aantal en per inwoners, juli-december 2015

Risicoanalyse ongevallen scherpe voorwerpen

Protocol voor het handelen bij ongevallen

Laboratory Acquired Infections (LAI's)

Handhygiëne in Nederlandse ziekenhuizen

SURVEILLANCE VAN TEKENBETEN IN BELGIË

Belg tevreden over arts Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt

17/04/ Epidemiologische studies. Children should not be treated as miniature men and women Abraham Jacobi

! " # $% & $%' ( $ ) * +%, -% ) $ ". ( ) & + ) 2!1 & * 2! + & 7 89 : ;<5 )

Resultaten campagnes handhygiëne

Bescherming van werknemers in de gezondheidszorg tegen door bloed overgedragen infecties als gevolg van prikaccidenten.

Wat te doen na een Prik of Snij-ongeval

Hospithera. Your reference partner in medical supplies.

TekenNet.be. Resultaten januari-december Inleiding

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Risicobeoordeling en prikaccidenten

Symptom monitoring and quality of life of patients with cancer in the palliative phase Hoekstra, J.

SURVEILLANCE VAN TEKENBETEN IN BELGIË

CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD2013 WEST-VLAANDEREN Infectieziektebestrijding/

Antimicrobial stewardship balans

Revalidatiecentra. Accidenteel bloedcontact

Vlaams Patiënten Peiling

10Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (SOA) Rubriekhouder: Mw. dr. I. van den Broek, (RIVM)( )

Geachte Mevrouw, Heer,

PROTOCOL TER PREVENTIE VAN BLOEDOVERDRAAGBARE AANDOENINGEN. Met instemming PGMR mei 2013 MET INSTEMMING

Prik-, snij-, bijten/of spataccidenten

P4P indicatorenset 2019

CIJFERS INFECTIEZIEKTEN IN BEELD 2013 OOST-VLAANDEREN Infectieziektebestrijding/

AdVISHE: Assessment of the Validation Status of Health- Economic Decision Models

Prikaccidenten voorkómen blijft nog steeds het beste

3.1 Bereidwilligheid om vragenlijsten in te vullen (unit non-respons)

Inleiding. Sabine Drieskens

Preventie van wiegendood bij zuigelingen

Feed-back over de enquête over de behoeften aan permanente vorming van het personeel van de zorgteams

Preventie en aanpak van antibioticaresistentie in Belgische woonzorgcentra

Transcriptie:

Nationale studie van de niet-rapportering van accidentele bloedcontacten in de Belgische ziekenhuizen Resultaten 2006-2007 Afdeling Epidemiologie Juliette Wytsmanstraat 14 1050 Brussel België www.iph.fgov.be Depotnummer D/2008/2505/14

Afdeling april 2008 Brussel, België Intern referentienummer: EPI REPORTS 2008/2505/013 Depotnummer: D/2008/2505/014 AUTEURS: E. LEENS C. SUETENS eva.leens@iph.fgov.be Tél : 02/ 642 57 45 Fax : 02/ 642 54 10 Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, Brussel 2008 Dit rapport mag niet gereproduceerd, gepubliceerd of verdeeld worden zonder schriftelijke toestemming van het WIV. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. 2

Inhoud INHOUD...3 1. PROBLEEMSTELLING EN OBJECTIEVEN...4 2. METHODOLOGIE...5 Studiepopulatie...5 Vragenlijst...6 Wie en wanneer ondervragen?...6 Praktische organisatie...6 Scanning van de ingevulde vragenlijsten...6 Confidentialiteit...7 Ethisch comité...7 3. RESULTATEN...8 Deelname...8 Percentage onderrapportering...9 Onderrapportering per beroepsgroep...10 a. Prikongevallen...10 b. Spatongevallen...12 Redenen voor niet-rapportering...13 4. DISCUSSIE...14 5. VRAGENLIJST...17 6. FEEDBACK AAN DE ZIEKENHUIZEN...20 REFERENTIELIJST.. 31 3

1. Probleemstelling en objectieven Aan de hand van de resultaten van de nationale surveillance van accidentele bloedcontacten(abc) in de Belgische ziekenhuizen (mei 2006, 47 ziekenhuizen) wordt het aantal prik- en/of spatongevallen in deze instellingen geraamd op 5700 (95% BI 5400-6000) per jaar (1). Studies tonen echter aan dat vaak niet alle ABC gemeld worden. In de litteratuur vindt men onderrapporteringscijfers tussen 11% en 95% (17). Om een precieze schatting van het probleem te kunnen maken werd een nationale studie uitgevoerd om het percentage niet gerapporteerde priken/of spatongevallen te bepalen. Om een precieze schatting van het probleem te kunnen maken, is het belangrijk een idee te krijgen van de proportie niet-gerapporteerde prik- en spatongevallen. Het is immers belangrijk elk prik- of spatongeval te melden en die gelegenheid te benutten voor preventie en behandeling ervan. In mei 2006 startte het WIV een studie in de ziekenhuizen die aan de nationale surveillance van ABC deelnamen een onderrapporteringsstudie. Deze studie had de volgende doelstellingen: a) Nationaal niveau: - meten van de proportie niet gerapporteerde prik- en spatongevallen om de grootte van het probleem van de accidentele bloedcontacten in de Belgische ziekenhuizen preciezer te kunnen inschatten - nagaan van de redenen van niet-rapportering van prik- en spatongevallen - vergelijken van de proportie gerapporteerde prik- en spatongevallen (via vragenlijst) en de proportie prik- en spatongevallen aangegeven via de EPINet-surveillance. b) Ziekenhuis niveau: - nagaan van de kennis van het rapporteringsysteem bij de personeelsleden - nagaan van de specifieke redenen van niet-rapportering van prik- en spatongevallen - ruwe schatting maken van het onderrapporteringsprobleem in het ziekenhuis 4

2. Methodologie Studiepopulatie Selectie van ziekenhuizen Alle ziekenhuizen die aan de vrijwillige surveillance van accidentele bloedcontacten in de Belgische ziekenhuizen (EPINet) deelnemen en die hun ongevalgegevens naar het WIV hebben opgestuurd vóór 31 januari 2006, zullen uitgenodigd worden deel te nemen aan de studie. Deelname is vrijwillig en kosteloos. Steekproefgrootte De grootte van de steekproef is berekend op basis van de surveillancegegevens van ziekenhuizen met volledige noemergegevens voor de periode 1 juni 2003-1 januari 2005. In de surveillance werden gemiddeld 3,75 ABC per 100 personeelsleden per jaar (of 619 ABC/ 16496 personeelsleden) (BI95% 3,46 4,05 ABC/100 personeelsleden/jaar) gerapporteerd. We verwachten een onderrapportering van 50%, ma.w. wordt de verwachtte reële incidentie op nationaal niveau tweemaal hoger geschat, op 7.5 ABC/100 personeelsleden per jaar (BI95% 7.09-7.92) of 0.63 ABC/100 personeelsleden per maand (BI95% 0.50-0.75). Een steekproef van 5500 personeelsleden laat toe een onderrapportering vanaf 25% (5,0 ABC/100 peroneelsleden/jaar i.p.v. 3,75/ 100 personleesleden per jaar) te detecteren met een power van 80% en een recallperiode van 1 jaar. Ofwel een onderrapportering van 50% (7,5/100 p /jaar i.p.v. 3,75/100 p/jaar) met een recall periode van 1 maand. Voorbeeld: Onderrapporteringsstudie: Recallperiode 1 jaar: 20 opgelopen ABC/100 p/jaar Recallperiode 1 maand: 1,5 opgelopen ABC * 12 = 18 opgelopen ABC/100 p/ jaar Surveillance EPINet: Geregistreerde ongevallen: 5 ABC/100 p/jaar Sensitiviteit van de surveillance = 5 * 100 /18= 27,7% Gezien een Belgisch ziekenhuis gemiddeld 1200 personeelsleden in dienst heeft, betekent dit dat elk ziekenhuis ongeveer 20% van het totaal aantal personeelsleden die zich aanbieden op de consultatie arbeidsgeneeskunde voor routineonderzoek moet ondervragen. Het precieze percentage te ondervragen personeelsleden kan pas vastgesteld worden wanneer het totaal aantal deelnemende ziekenhuizen bekend is. De steekproef is berekend om de onderrapporteringsgraad op nationaal niveau te berekenen, maar zal geen precieze resultaten op ziekenhuis niveau mogelijk maken. 5

Vragenlijst Aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst zal voor 2 recallperioden nagegaan worden: - Hoeveel prik- en spatongevallen in werkelijkheid gebeurden o de afgelopen maand o het afgelopen jaar - Hoeveel prik- en spatongevallen gerapporteerd werden (aan de EPINetsurveillance en/of arbeidsongevallenaangifte) o de afgelopen maand o het afgelopen jaar - Waarom eventueel deze ongevallen niet gerapporteerd werden Een recallperiode van 1 maand zal preciezere resultaten geven omdat ook minder ernstige ABC nog vers in het geheugen liggen (2). De periode van 1 jaar laat echter de gezondheidswerkers toe ernstige ABC die zich meer dan 1 maand geleden voordeden toch te rapporteren en geeft grotere verwachte aantallen ABC (met dus meer power). Wie en wanneer ondervragen? Gezien al het personeel dat een risico heeft een prik-of spatongeval op te lopen jaarlijks door de arbeidsgeneesheer gezien wordt, zal de vragenlijst ingevuld worden door het personeelslid tijdens het arbeidsgeneeskundig consult. Vanaf de maand mei 2006 zal elk deelnemend ziekenhuis dat reeds ongevalgegevens naar het WIV stuurde, een vragenlijst laten invullen door een nog nader te bepalen percentage (ongeveer 20%, hangt af van het aantal deelnemende ziekenhuizen) van het ziekenhuispersoneel (alle beroepscategorieën behalve administratief personeel) dat zich meldt bij de arbeidsgeneeskundige dienst op routine consultatie. Het is aangeraden bij de verdeling van de vragenlijsten er voor te zorgen dat alle beroepscategorieën proportioneel vertegenwoordigd zijn. Praktische organisatie De organisatie van de enquête gebeurt door het ziekenhuis zelf (preventiedienst, ziekenhuishygiëne, ) in samenwerking met de arbeidsgeneeskundige dienst. De enquête gaat van start in mei 2006 en loopt totdat het gewenste aantal personeelsleden per ziekenhuis ondervraagd is. Scanning van de ingevulde vragenlijsten De contactpersoon stuurt op het einde van de registratieperiode alle ingevulde vragenlijsten naar het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid voor electronische scanning, analyse en feedback. 6

Confidentialiteit Om de confidentialiteit te waarborgen is het aangewezen dat het personeelslid de vragenlijst zelf invult. Hij/zij kan de vragenlijst nadien bijvoorbeeld deponeren in een brievenbus in de consultatieruimte. Ethisch comité Voorliggend studieprotocol werd ingediend ter goedkeuring bij het ethisch comité van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, CODA, Pasteur Instituut. 7

3. Resultaten Deelname Tot op 28 februari 2007 werden 3311 van de 5000 formulieren ontvangen uit 25 ziekenhuissites (18 fusieziekenhuizen waarvan 2 universitaire ziekenhuizen). Bij de analyse werden 7 personeelsleden uitgesloten die zeggen geen ABC te hebben opgelopen maar wel aanduiden in totaal 27 prikongevallen en 28 spatongevallen te hebben geregistreerd (herinneringsperiode 1 jaar). De response rate bedroeg 73,6%. 69% van de vragenlijsten kwam uit Vlaanderen, 24% uit Wallonië en 7% uit Brusselse ziekenhuizen. De vragenlijst werd ingevuld door 1974 verpleegkundigen (65%) en 87 artsen (3%), 311 ondersteunend personeel (10%), 286 paramedici (9%), 116 verzorgenden (4%) en 259 andere personeelsleden (9%) (Grafiek 1). Grafiek 1: Verdeling van het percentage deelnemende personeelsleden per beroepsgroep Artsen 3% Verzorgenden 4% Anderen 9% Paramedici 9% Verpleegkundige 65% Logistiek 10% 8

Percentage onderrapportering Tabel 1 toont het percentage niet gerapporteerde prik-en spatongevallen per herinneringsperiode. Voor de herinneringsperiode van 1 maand werden 103 prikongevallen gerapporteerd door 78 personeelsleden, waarvan 52 ongevallen (bij 38 personeelsleden) geregistreerd werden. Het percentage niet gerapporteerde prikongevallen bedroeg dus 49,5% (95% BI 39,5%-59,5%) (Tabel 33). Spatongevallen kwamen vaker voor op één maand tijd, maar werden veel minder geregistreerd: 165 personeelsleden rapporteerden in het totaal 457 spatongevallen in de enquête, maar slechts 3 ongevallen (bij 3 personeelsleden) werden geregistreerd in EPINet en/of arbeidsongevallenverzekering. Het percentage niet gerapporteerde spatongevallen bedroeg dus 99,3% (95% BI 98.1%-99.9%). Voor de herinneringsperiode van 1 jaar bedroeg het percentage niet-geregistreerde ABCs 45,2% (95% BI 40,8%-49,6%) voor de prikongevallen en 96,4% (95% BI 95,1% - 97,4%) voor de spatongevallen. Tabel 1: % niet-gerapporteerde prik- en spatongevallen, onderrapporteringsstudie, 2006-2007 n=25 % Niet-rapportering (Na 1 maand) Niet-rapportering (Na 1 jaar) Prikongevallen 49,5% 45,2% Spatongevallen 99,3% 96,4% 9

Onderrapportering per beroepsgroep a. Prikongevallen Van de artsen die een vragenlijst invulden, gaf 35,6% aan één of meerdere PO opgelopen te hebben in het voorbije jaar (Tabel 2). Meer dan 1 op 10 (12,9%) van de bevraagde verpleegkundigen, had een PO opgelopen in het afgelopen jaar. In totaal gaf 11,7% van het ondervraagde ziekenhuispersoneel aan een PO te hebben opgelopen. Tabel 2: Incidentie van het aantal personeelsleden met minstens 1 opgelopen PO volgens beroepsgroep per jaar, 2006-2007 Recall: 1jaar Respondents # HCW 1 PO opgelopen % HCW met 1 PO /100 bevraagden Artsen 87 31 35,6 Verpleegkundige 1974 254 12,9 Verzorgenden 116 9 7,8 Paramedici 286 17 5,9 Logistiek 311 30 9,7 Andere 259 15 5,8 TOTAAL 3033 356 11,7 Artsen melden slechts 19,2% van de door deze beroepsgroep opgelopen ABC (d.i. 80,8% niet rapportering) (Grafiek 2). Hoewel er bij het logistiek personeel (onderhoudspersoneel, personeel van de wasserij, technici, ) relatief minder prikongevallen voorkomen, geven zij hun prikongevallen het beste aan (27,0% van de opgelopen PO werden niet gerapporteerd of 20% van de logistiekers die minstens 1 PO opliepen gaven het nadien niet aan). Grafiek 2: Verdeling van het % niet gerapporteerde prikongevallen per beroepsgroep en % personeelsleden met minstens 1 PO die niet registreerden (herinneringsperiode 1 jaar), 2006-2007 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 % niet gerapporteerde PO % HCW 1PO die niet registreerden Artsen Paramedici Andere Verzorgenden Verpleegkundigen Logistiek Tabel 3 toont dat in vergelijking met verpleegkundigen artsen bijna 2 keer meer en paramedici 1,34 keer meer geneigd zijn hun prikongevallen niet te rapporteren (herinneringsperiode 1 jaar). 10

Tabel 3: Niet-gerapporteerde prikongevallen volgens beroepsgroep, herinneringsperiode 1 jaar, 2006-2007 Recall: 1 jaar # Opgelopen PO (#personeel) # Geregistreerde PO (#personeel) % Niet - gerapporteerd e PO % Niet rapporterend personeel RR Niet - rapportering Artsen 73 (31) 14 (8) 80,8 74,2 1,98 >0,001 Verpleegkundige 314 (254) 186 (170) 40,8 33,1 ref Verzorgenden 12 (9) 7 (6) 41,7 33,3 1,02 NS Paramedici 20 (17) 9 (8) 55,0 52,9 1,35 NS Logistiek 37 (30) 27 (24) 27,0 20,0 0,66 NS Andere 36 (15) 18 (8) 50,0 46,7 1,23 NS p Tabel 4: Niet-gerapporteerde prikongevallen volgens beroepsgroep, herinneringsperiode 1 maand, 2006-2007 Recall: 1 maand # Opgelopen PO (#personeelsled e) # Geregistreerde PO (#personeelslede n) % Niet - gerapporteerd e PO % Niet - rapporteren d personeel RR Niet - rapportering Artsen 16 (8) 6 (3) 62,.5 62,.5 1,3 NS Verpleegkundige 50 (46) 24 (23) 50,0 52,0 ref Verzorgenden 1 (1) 1 (1) 0,0 0,0 0,0 NS Paramedici 2 (2) 2 (2) 50,0 50,0 1,0 NS Logistiek 12 (11) 5 (5) 54,5 58,3 1,1 NS Andere 14 (3) 12 (2) 14,3 33,3 0,3 NS Tabel 5 vergelijkt de verdeling van de prikongevallen per beroepsgroep zoals het daadwerkelijk in de EPINet surveillance werd geregistreerd (2003-2007) met het percentage prikongevallen dat door de bevraagden in de onderrapporteringsstudie werd aangeduid als geregistreerd in EPINet en/of de arbeidsongevallenverzekering. Deze vergelijking moet natuurlijk met de nodige voorzichtigheid gedaan worden aangezien de surveillanceresultaten o.a. een veel langere en andere periode (2003-2007 vs 2006-2007) bestrijken en een groter aantal ziekenhuizen (52 vs 25 ziekenhuizen) betreffen. Toch liggen de cijfers vrij gelijklopend voor de verschillende beroepsgroepen, behalve voor de artsen en paramedici. Tabel 5: Vergelijking van de verdeling per beroepsgroep van de daadwerkelijk geregistreerde PO in de EPINet surveillance (2003-2007) en het % PO aangegeven als geregistreerd in EPINet/arbeidongevallenverzekering in de onderrapporteringsstudie % PO geregistreerde in EPINet surveillance % PO als geregistreerd in EPINet/AO aangegeven in OR-studie % opgelopen PO in OR-studie Artsen 2,9 5,4 14,8 Verpleegkundigen 65,1 71,3 63,8 Verzorgenden 3,8 2,7 2,4 Paramedici 9,4 3,4 4,1 Logistiek 10,3 10,3 7,5 Anderen 8,5 6,9 7,3 p 11

In de onderrapporteringsstudie werden 5,4% van de PO als geregistreerd in EPINet en/of de arbeidongevallenverzekering door artsen aangegeven, terwijl het daadwerkelijke cijfer in de surveillanceresultaten (2003-2007) bijna de helft lager ligt (2,9%) (Tabel 5). Bij paramedici is het omgekeerde fenomeen te zien: zij geven in de surveillance bijna 3 keer meer PO aan in vergelijking met de cijfers in de onderrapporteringsstudie. b. Spatongevallen De resultaten van de studie toonden aan dat de niet-rapportering voor spatongevallen in het algemeen zeer hoog is (Tabel 6). Enkel verpleegkundigen (89,1%) en paramedici (94,7%) rapporteren sporadisch spatongevallen. Tabel 6: % niet-gerapporteerde spatongevallen volgens beroepsgroep, herinneringsperiode 1 jaar Recall: 1jaar # Opgelopen spat (#personeelsled # Geregistreerde spat (#personeelslede % Niet - gerapporteerde spatongevallen* % Niet - rapporterend personeel* en) n) Artsen 86 (24) 0 (0) 100,0 100,0 Verpleegk. 722 (230) 35 (25) 95,2 89,1 Verzorgenden 25 (4) 0 (0) 100,0 100,0 Paramedici 56 (19) 1 (1) 98,2 94,7 Logistiek 35 (10) 0 (0) 100,0 100,0 Andere 35 (9) 0 (0) 100,0 100,0 12

Redenen voor niet-rapportering De respondenten voerden een te tijdrovende en/of te ingewikkelde rapportageprocedure aan als belangrijkste reden voor niet-rapportering (Grafiek 3). Het is belangrijk dat gezondheidswerkers de rapportageprocedure van hun ziekenhuis kennen of snel kunnen terugvinden, zodat dit geen reden kan zijn voor onderrapportering. Bijna een even groot aantal gezondheidwerkers vond het niet belangrijk het ongeval te rapporteren. De ABC veroorzaakt door naalden of scherpe voorwerpen die niet bij de patiënt gebruikt werden, houden geen transmissierisico in, maar duiden wel op falende preventieve maatregelen bij het handelen met scherpe voorwerpen. Het dragen van handschoenen als reden voor niet rapportering is niet correct, aangezien men ook met handschoenen een infectie kan oplopen. Hieruit blijkt dat handschoenen een vals gevoel van veiligheid geven. Grafiek 3: Redenen van niet rapportering van accidentele bloedcontacten Rapportageprocedure te ingewikkeld/tijdrovend Rapporteren van ongeval niet belangrijk Voorwerp niet gebruikt bij patiënt Ik droeg handschoenen Geen tijd voor rapportage Patiënt met laag infectierisico Andere Rapportageprocedure niet gekend ABC 's nachts/we Collega's stelden me gerust Vergeten Ben gevaccineerd tegen Hep B Hiërarchie vond het niet belangrijk Angst voor vermaning Zorgen over vertrouwelijke behandeling 0 20 40 60 80 100 120 13

4. Discussie Uit deze resultaten blijkt dat slechts ongeveer de helft van de prikongevallen door de gezondheidswerker wordt aangegeven in de Belgische ziekenhuizen. Dit cijfer stemt overeen met wat gemiddeld in de literatuur beschreven wordt. Onderrapportering van spatongevallen Daarentegen worden spatongevallen d.i. contacten met bloed of ander lichaamsvocht t.h.v. slijmvliezen of niet-intacte huid, zelden gerapporteerd in EPINet. Spatongevallen worden veel vaker dan verwacht gerapporteerd in de studievragenlijst dan in het surveillance- (EPINet) of arbeidsongevallen registratiesysteem waar slechts 1% van de gevallen wordt gemeld. Een te ruime interpretatie van de case-definitie kan geleid hebben tot een overschatting van het aantal niet gerapporteerde spatongevallen. Mogelijks werden ook spatongevallen op intacte huid in de vragenlijst gerapporteerd als spatongeval. Meer informatie over de ernst van de verwonding zou het mogelijk maken deze bias beter in te schatten. Anderzijds is een onderschatting van het aantal geregistreerde spatongevallen ook mogelijk, aangezien vaak het registreren van een ABC als niet belangrijk wordt gezien (tweede reden voor niet rapportering). Methodologie bias Volgens het studieprotocol moest de vragenlijst ingevuld worden door het personeelslid tijdens het jaarlijks arbeidsgeneeskundig consult. Er werd aangeraden bij de verdeling van de vragenlijsten er voor te zorgen dat alle beroepscategorieën proportioneel vertegenwoordigd waren. Uit mondelinge communicatie met enkele deelnemende ziekenhuizen bleek dat deze methodologie niet altijd rigoureus was toegepast. 1 ziekenhuis had de vragenlijsten willekeurig verdeeld in de verpleegdiensten. Als men het personeel vrij laat een vragenlijst in te vullen, kan een overschatting van het aantal gerapporteerde ABC in de hand gewerkt worden. Werknemers die gesensibiliseerd zijn voor de problematiek zullen immers eerder geneigd zijn om aan deze vragenlijst deel te nemen en ook beter rapporteren. De wijze waarop de vragenlijst tijdens het arbeidsgeneeskundige consult werd aangeboden (vragenlijsten vrij beschikbaar in de wachtzaal of aangeboden onder toezicht van de arbeidsgeneesheer) kan eveneens tot een verkeerde inschatting van het aantal niet gerapporteerde ABC leiden. Een rondvraag naar de wijze van afname is aangewezen om deze bias beter te kunnen evalueren. Onderrapportering na 1 maand vs 1 jaar Het aantal opgelopen prikongevallen dat door de gezondheidswerker werd aangegeven in de vragenlijst lag hoger per maand in vergelijking met het zelfde aantal per jaar. Dit kan verklaard worden door een classificatiefout van de gezondheidswerker. Deze heeft mogelijks een prikongeval dat 6 weken geleden gebeurde, aangegeven als opgelopen in de voorbije maand. Deze classificatiefout wordt uitvergroot wanneer men het overschatte maandelijkse aantal vermenigvuldigd met 12 om een jaarcijfer te verkrijgen. Bovendien wordt de overschatting na 1 maand nog vergroot door het feit dat de kans groot is dat in de gezondheidswerkers die deze classificatiefout maken, mogelijks geneigd zijn meer ABC aan te geven (zowel de ernstige als de 14

minder ernstige zowel de ernstige als de minder ernstige zoals bijvoorbeeld spatongevallen op intacte huid). Het percentage geregistreerde PO lag iets hoger wanneer men de herinneringsperiode van 1 jaar gebruikt dan bij de herinneringsperiode van één maand. Dit is te verwachten (dus lagere onderrapportering na 1 jaar) aangezien risicovolle ABCs immers langer onthouden worden en ook vaker geregistreerd worden. Dit zelfde fenomeen zien we ook bij het aantal geregistreerde spatongevallen na 1 jaar. Onderrapportering bij artsen De studie toont dat de onderrapportering bij artsen zeer hoog is (80,8% na 1 jaar). Maar mogelijk ligt dit cijfer nog hoger. Artsen zijn immers vaak met een zelfstandig statuut werkzaam in het ziekenhuis en komen op die manier meestal niet bij de dienst voor preventie en bescherming terecht voor een preventief medisch onderzoek of voor opvolging na een arbeidsongeval. Ze consulteren eerder een behandelende arts buiten het ziekenhuis. Op deze manier is er mogelijk een selectiebias opgetreden bij deze beroepsgroep: artsen die toch de arbeidsgeneesheer van het ziekenhuis consulteren en een vragenlijst invulden. Deze artsen registreren mogelijks hun ABCs wel in tegenstelling tot andere bv. zelfstandige artsen. Deze selectiebiais wordt ondersteund door de vaststelling dat in de onderrapporteringsstudie 5,4% van de PO als geregistreerd in EPINet en/of de arbeidongevallenverzekering door artsen aangegeven werden, terwijl het daadwerkelijke cijfer in de surveillanceresultaten (2003-2007) bijna de helft lager ligt (2,9%). Dit betekent dat het gevonden onderrapporteringscijfer in deze beroepsgroep een onderschatting is van de werkelijkheid. Het is duidelijk dat vooral artsen gesensibiliseerd dienen te worden voor het melden van ABCs (3). Dit is echter een zeer delicate zaak. Voor sommige artsen kan er een drempel zijn om prikongevallen te melden aangezien ze vrezen voor hun job als ze HIV of hepatitis oplopen. Voor besmette artsen die invasieve procedures (EPP: exposure prone procedures waarbij potentieel contact tussen de huid van de zorgverstrekker en scherp materiaal in lichaamsholten of moeilijk bereikbare lichaamsstreken) uitvoeren, kan dit een besmettingsrisico betekenen voor de patiënt. Mogelijks kiezen ze daarom een arts buiten het ziekenhuis waar ze werkzaam zijn voor hun bloedcontroles. Een arts aangetast door een besmettelijke ziekte heeft deontologisch de plicht alle nodige maatregelen te treffen om besmetting van patiënten te voorkomen en zelf aan de hoofdgeneesheer kenbaar te maken dat hij besmet is. Indien nodig moeten er schikkingen of afspraken gemaakt worden die de niet-besmettelijkheid waarborgen. Sommige artsen die dagelijks met scherpe voorwerpen werken, prikken zich zeer vaak en zijn niet bereid dit telkens te melden. Een regelmatige screening (voor HIV, HCV) van artsen die zich vaak prikken kan aangewezen zijn. Ingewikkeld en tijdrovend rapportagesysteem Een te ingewikkeld en/of tijdrovend rapportagesysteem als belangrijkste reden voor het niet melden van ABC, stemt tot nadenken. Het is in veel ziekenhuizen de realiteit dat een ABC moet gemeld worden aan verschillende diensten met telkens de bijbehorende formulieren (bv: in het EHBO-register of ander register in spoeddienst, aan de personeelsdienst voor de arbeidsongevallenverzekering, in de EPINet-surveillance bij de preventiedienst of dienst voor ziekenhuishygiëne, en mogelijks ook nog bij de arbeidsgeneesheer. Het integreren en vereenvoudigen van de verschillende systemen is zeer belangrijk om onderrapportering te vermijden. 15

Correctie van het aantal ABCs per jaar in België Rekening houdend met deze onderrapporteringscijfers en de indicator van 8,7 ABC/100 bedden per jaar, kunnen we stellen dat er jaarlijks 12332 ABC voorkomen in de Belgische acute ziekenhuizen. 16

5. Vragenlijst 17

ANONIEME ENQUETE Rapportering van prik-, snij-, bijt- en spatongevallen Ziekenhuissite: Code: 9999 BELANGRIJK: DEZE ANONIEME VRAGENLIJST WORDT INGESCAND, GELIEVE HET BOLLETJE HELEMAAL VOL TE KLEUREN (NIET aankruisen of omcirkelen) GOED Ο FOUT Ο FOUT Ο FOUT FOUT Ingevuld: Ο Jan Ο Febr. Ο Ma. Ο Apr. Ο Mei. Ο Juni Ο Juli Ο Aug. Ο Sept. Ο Okt. Ο Nov. Ο Dec. / 2006 1. Tot welke beroepscategorie behoort u (één enkel antwoord mogelijk): Artsen: Ο arts Ο tandarts Ο arts in specialisatieopleiding Verpleegkundigen: Ο verpleegkundige Ο vroedvrouw Ο perfusionist Verzorgenden: Ο verzorgende Ο logistiek medewerker Ο tandheelkundig assitent Paramedisch: Ο klinisch laborant Ο kinesist Ο ergotherapeut Ο diëtist Ondersteuning: Ο schoonmaak Ο wasserij Ο transport/afval Ο technicus Andere: Ο andere, beschrijf; De volgende vragen betreffen zowel prik-en snij-ongevallen door een naald of scherp voorwerp, als spatongevallen d.i. blootstelling aan bloed en lichaamsvochten t.h.v. slijmvliezen (ogen, mond, neus) of niet-intacte huid (samen accidentele bloedcontacten genoemd). 2a. Was u het slachtoffer van een prik, snij-, bijtongeval door een scherp voorwerp of naald dat voordien gebruikt is geweest bij een patiënt? (Vul in voor de 2 periodes aub) In de afgelopen maand: Ο ja Ο neen In de laatste 12 maanden: Ο ja Ο neen (Indien neen, ga naar vraag 3a) 2b. Indien ja, over hoeveel prikongevallen gaat het? (Vul in voor de 2 periodes aub) Aantal opgelopen prikongevallen: 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 >10 In de afgelopen maand: Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο In de laatste 12 maanden: Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο 2c. Voor hoeveel prikongevallen werd er een registratieformulier (EPINet en/of arbeidsongevallenaangifte) ingevuld? (Vul in voor de 2 periodes aub) Aangegeven prikongevallen: 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 >10 In de afgelopen maand: Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο In de laatste 12 maanden: Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο 18

3a. Was u het slachtoffer van een spatongeval (= contact met bloed of ander lichaamsvocht t.h.v. slijmvliezen (neus, mond, ogen) of niet-intacte huid)? (Vul in voor de 2 periodes aub) In de afgelopen maand: Ο ja Ο neen In de laatste 12 maanden: Ο ja Ο neen (indien neen, ga naar vraag 4) 3b. Indien ja, over hoeveel spatongevallen gaat het? (Vul in voor de 2 periodes aub) Aantal opgelopen spatongevallen: 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 >10 In de afgelopen maand: Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο In de laatste 12 maanden: Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο 3c. Voor hoeveel spatongevallen werd er een registratieformulier (EPINet en/of arbeidsongevallen-aangifte) ingevuld? (Vul in voor de 2 periodes aub) Aangegeven spatongevallen: 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 >10 In de afgelopen maand: Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο In de laatste 12 maanden: Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο Ο 4. Wanneer u een accidenteel bloedcontact (prik en/of spatongeval) niet rapporteerde, kruis de reden(en) aan voor niet-rapportering (meerdere antwoorden mogelijk). Ο Niet van toepassing, ik heb geen prik- of spatongeval gehad Ο Ik dacht dat het niet belangrijk was het ongeval te rapporteren Ο Ik dacht dat de patiënt slechts een laag risico had op HIV, hepatitis B of C Ο Ik had geen tijd om het te rapporteren Ο Ik kende de rapportageprocedure niet Ο Ik vond het rapportagesysteem te ingewikkeld, te tijdrovend Ο Ik droeg handschoenen Ο De hiërarchie heeft me niet de mogelijkheid gegeven of vond dat het niet belangrijk was Ο Het voorwerp waar ik me aan prikte was niet gebruikt bij een patiënt Ο Ik ben het vergeten te melden Ο Het accidentele bloedcontact gebeurde tijdens het weekend of s nachts Ο Ik maakte me zorgen over de vertrouwelijke behandeling van de gegevens Ο Ik dacht dat ik problemen of een vermaning zou krijgen over het opgelopen ongeval Ο Mijn collega s zeiden me dat het OK was en dat ik me geen zorgen hoefde te maken Ο Ik vond het niet nodig om het te melden omdat ik gevaccineerd ben tegen hepatitis B Ο Andere, beschrijf: 5. Commentaar: Dank u voor het invullen van deze enquête! 19

6. Feedback aan de ziekenhuizen 20

SURVEILLANCE OF ACCIDENTAL BLOOD EXPOSURE IN BELGIAN GENERAL HOSPITALS INDIVIDUAL FEEDBACK UNDERREPORTING OF ACCIDENTAL BLOOD EXPOSURE IN BELGIAN GENERAL HOSPITALS 2006 2007 CHARACTERISTICS OF PARTICIPATING HOSPITALS Graph 1: Number of hospital beds per hospital Graph 2: Response rate per hospital Graph 3: Number of participating health care workers per hospital Graph 4: Number of participating health care workers by professional category UNDERREPORTING OF NEEDLESTICK INJURIES Graph 5: Percentages of not reported NI by hospital, recall period last month, Belgium Graph 6: Percentages of not reported NI by hospital, recall period last year, Belgium Graph 7: Percentages of not reported NI by professional category, recall period last year, Belgium UNDERREPORTING OF BODY FLUID EXPOSURES Graph 8: Percentages of not reported BBF by hospital, recall period last month, Belgium Graph 9: Percentages of not reported BBF by hospital, recall period last year, Belgium REASONS FOR NON REPORTING Graph 10: Reasons for not reporting NI, Belgium In order to respect confidentiality, a unique code number has been assigned to your hospital. To find the position of your own hospital (XXXX) in the different graphs, search for your corresponding hospital code. Your hospital code: 10 21

Characteristics of participating hospitals a) Number of beds per hospital National mean: 346 per hospital (n= 25 hospitals) Your hospital: 120 beds Graph 1: Distribution of the number of beds by hospital, Belgium Number of beds 800 700 600 500 400 300 200 100 0 10 5 151412 7 2 3 1325 6 1924171611232218 8 4 1 Hospital codes b) Response rate per hospital National mean: 73.6% (3311 / 4497 questionnaires for 25 hospitals) Your hospital: 84% (167/200 questionnaires) Graph 2: Distribution of response rate by hospital, Belgium 100 Response rate 80 60 40 20 0 9 22 8 13 1 6 15 7 18 14 19 10 5 24 2 17 11 4 25 23 3 12 20 21 16 Hospital codes 22

c) Number of participating 1 healthcare workers (HCW) per hospital National mean: 3311 HCW (n= 25 hospitals) Your hospital: 167 HCW Graph 3: Distribution of the number of participating HCW by hospital, Belgium Number of participating HCW 600 500 400 300 200 100 0 9 15 13 22 21 5 6 14 20 2 7 25 16 19 24 8 18 12 10 17 11 1 3 4 23 Hospital codes d) Number of participating 1 HCW by professional category 2 Your hospital: 0 Doctors (0%) 100 Nurses (61,7%) 8 Auxiliary Nurses (4,9%) 16 Paramedical personnel (9,8%) 19 Logistic personnel (11,7%) 19 Others (11,7%) Graph 4: Distribution of % participating HCW by professional category, Belgium % of participating HCW 70 60 50 40 30 20 10 0 Medical personnel Auxiliary Nurses Other Paramedical personnel Logistic personnel Nurses Professional category 1 Number of HCW who filled in an underreporting questionnaire during an occupational health consultation 2 Professional category includes: Medical personnel (doctor, dentist, specialist); Nurses (nurse, midwife, perfusionist); Auxiliary nurses (auxiliary nurse, logistic assistant, dentist assistant); Paramedical personnel (laboratory technician, physical therapist, occupational therapist, nutrition specialist), Logistic personnel (personnel for cleaning, washing, transport, waste, technician); Others 23

1. Underreporting of Needlestick injuries a) Underreporting of NI (recall period : last month) National mean: % not registered 3 NI/month: 49.5% (CI 95% 39.5 59.5%) 78 personnel members reported 4 103 NI /month (25 hospitals) 38 personnel members registered 5 52 NI /month in EPINet/OHA Your hospital: % not registered NI 3 /month: 66,7% (CI95% 9,4-99,2%) 2 personnel members reported 4 3 NI /month 1 personnel members registered 5 1 NI /month in EPINet/OHA Graph 5: Distribution of the % of not reported NI by hospital, recall period last month, Belgium % of not registered NI (last month) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 5 9 18 25 6 20 2 4 11 14 19 1 16 21 23 13 10 12 3 7 8 15 17 22 24 Hospital codes 3 NI reported in study - NI registered in EPINet and/or Occupational Health Assurance system expressed in % 4 Question: How many NI did you have last month? = reported as occurred in study 5 Question: How many NI did you register in EPINet or Occupational Health Assurance system? = registered 24

b) Underreporting of NI (recall period : last year) National mean: % not registered NI 3 /year: 45.4% (CI 95% 40.8 49.6%) 381 personnel members reported 4 518 NI /year (25 hospitals) 251 personnel members registered 5 311 NI / year in EPINet/OHA Your hospital: % not registered NI 3 / year: 72.2% (CI95% 46.5-99,2) 9 personnel members reported 4 18 NI / year 5 personnel members registered 5 5 NI / year in EPINet/OHA Graph 6: Distribution of the % of not reported NI by hospital, recall period last year, Belgium % of not registered NI (last year) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 5 9 4 7 8 2 11 14 16 19 20 6 17 25 18 24 23 3 21 1 13 22 10 12 15 hospital codes 3 NI reported in study - NI registered in EPINet and/or Occupational Health Assurance system expressed in % 4 Question: How many NI did you have last month? = reported as occurred in study 5 Question: How many NI did you register in EPINet or Occupational Health Assurance system? = registered 25

c) Underreporting of NI per professional category 6 Graph 7: National distribution of % of not reported NI by professional category, Belgium % not registered NI 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 Logistic personnel Nurses Auxiliary Nurses Other Paramedical personnel Medical personnel 6 NI reported as occurred in study - NI reported as registered in EPINet and/or Occupational Health Assurance system in study = % NI not reported (% underreporting) per professional category: Medical personnel (doctor, dentist, specialist); Nurses (nurse, midwife, perfusionist); Auxiliary nurses (auxiliary nurse, logistic assistant, dentist assistant); Paramedical personnel (laboratory technician, physical therapist, occupational therapist, nutrition specialist), Logistic personnel (personnel for cleaning, laundry, transport, waste, technician); Others 26

2. Underreporting of Blood and Body Fluid exposure d) Underreporting of BBF (recall period : last month) National mean: % not registered 7 BBF/month: 99.3% (CI 95% 98.1-99.9%) 165 personnel members reported 8 457 BBF /month (25 hospitals) 3 personnel members registered 9 3 BBF /month in EPINet/OHA Your hospital: % not registered BBF 7 /month: 100.0% (CI95% 86.8-100.0%) 11 personnel members reported 8 26 BBF /month 0 personnel members registered 9 0 BBF /month inepinet/oha Graph 8: Distribution of the % of not reported BBF by hospital, recall period last month % not registered BBF (last month) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 1 2 4 5 7 8 10 11 12 14 15 16 17 18 20 21 22 23 24 25 3 6 19 9 13 Hospital codes 7 BBF reported in study - BBF registered in EPINet and/or Occupational Health Assurance system expressed in % 8 Question: How many BBF did you have last month? = reported as occurred in study 9 Question: How many BBF did you register in EPINet or Occupational Health Assurance system? = registered 27

e) Underreporting of BBF (recall period : last year) National mean: % not registered BBF 7 /year: 96.4% (CI 95% 95.1 97.4%) Your hospital: % not registered BBF 7 / year: 98.5% (CI95% 92.0-100.0%) 20 personnel members reported 8 67 BBF / year 1 personnel members registered 9 1 BBF / year in EPINet/OHA Graph 9: Distribution of the % of not reported BBF by hospital, recall period last year % not registered BBF (last year) 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 19 1 6 7 14 8 3 23 4 10 24 25 2 5 9 11 12 13 15 16 17 18 20 21 22 Hospital codes 7 BBF reported in study - BBF registered in EPINet and/or Occupational Health Assurance system expressed in % 8 Question: How many BBF did you have last month? = reported as occurred in study 9 Question: How many BBF did you register in EPINet or Occupational Health Assurance system? = registered 28

3. Reasons for non reporting Graph 10: Distribution of reasons for not reported NI, Belgium Reporting proceedure too complicated/time consuming I judgded reporting was not important Device was not used with patient I was wearing gloves Lack of time Patient had small infection risk Other Reporting procedure not known NI occured during WE/night My collegues told me not to worry Forgotten to report I'm vaccinated for HBV The management judged it was not important to report I was afraid to be blamed Doubt about confidential treatment of data 0 20 40 60 80 100 120 N respondents Your hospital: Listing of reasons Reasons for not reporting Patient with minimal infection risk 4 Reporting too complicated 4 I was wearing gloves 4 Find reporting not important 3 Had no time 3 Others 3 Didn t know reporting procedure 1 Device without patient contact 1 Accident in WE/night 1 Colleagues told me not to worry 1 Management find reporting not importing Forgotten Doubt about confidentiality Afraid for blame I am vaccinated 29

Referentielijst (1) Perry J, Jagger J. Healthcare Worker Blood Exposure Risks: Updating the Statistics. Advances in exposure prevention 2003; 6(3):203-207. (2) Harmony BH. Underreporting of needlestick injuries in a university hospital. Am J Infect Control 1983; 11(5):174-177. (3) Mangione CM GJCS. Occupational exposure to HIV: frequency and rates of underreporting of percutaneous and mucocutaneous exposures by medical housestaff. Am J Med 1992; 92(1):115-116. 30

31