Bijlage 2 Datum huishoudelijk afvalwater op Rijkswateren stand van zaken medio oktober 2005
2 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 1.1 Belangrijkste conclusies 3 2 age 4 2.1 Algemene opmerking 4 3 Stand van zaken met betrekking tot Rijkswaterstaatsobjecten 5 3.1 Aantal lozingen 5 3.2 Aantal bekende lozingen 5 3.3 Knelpunten 5 3.4 Afstemming 6 3.5 Conclusie Rijkswaterstaatsobjecten 6 4 Stand van zaken derden 7 4.1 Aantal bekende lozers 7 4.2 Oorzaken 7 4.3 Concentraties/locaties 7 4.4 Afstemming 8 4.5 Conclusie derden 10
3 1 Inleiding Op 1 januari 2005 is de overgangstermijn uit het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater afgelopen. Daarmee moesten alle lozingen van huishoudelijk afvalwater op die datum aan de voorschriften van het besluit voldoen. Reeds in de loop van 2004 werd duidelijk dat ondanks alle inspanningen niet alle lozingen per 1 januari 2005 aan het besluit zouden voldoen. Op verzoek van de Tweede Kamer is een inventarisatie uitgevoerd naar de stand van zaken. Voor de lozingen op de rijkswateren heeft de Inspectie V&W een inventarisatie gehouden bij alle regionale diensten van Rijkswaterstaat, het bevoegd gezag met betrekking tot de lozingen op de rijkswateren. In april 2005 heeft de inspectie V&W een inspectiekader/handreiking voor RWS opgesteld. Dit inspectiekader leidde tot aanzienlijk meer activiteiten bij de sanering van de huishoudelijke lozingen. Als gevolg van het opgestelde inspectiekader is in de loop van 2005 departementsbreed een discussie gestart specifiek met betrekking tot de problematiek van de woonboten. Deze discussie heeft geresulteerd in een voorgestelde gedeeltelijke aanpassing van het Ontwerp-besluit afvalwater huishoudens, zoals dat recent voor advies aan de Raad van State is gezonden. Hierin wordt ruimte gecreëerd om in specifieke situaties ontheffing te kunnen verlenen van de verplichtingen uit het besluit. Daarnaast heeft DG-RWS een opdracht geformuleerd om corporate een uitvoeringskader te schrijven, gereed begin 2006. In dit uitvoeringsplan worden de uitgangspunten zoals geschetst in het Inspectiekader in acht genomen. Zowel in het inspectiekader als in het uitvoeringskader wordt rekening gehouden met de voorbeeldfunctie van de overheid en het belang om eigen lozingen (eerst) te saneren. 1.1 Belangrijkste conclusies Bij beëindiging van de inventarisatie (medio oktober) is gebleken dat er nog ongeveer 80 lozingen van huishoudelijk afvalwater van RWS niet gesaneerd zijn, en dat ook niet alle lozingen voor 1 januari 2006 gesaneerd zullen zijn. Daarnaast zijn er nog ca. 3800 lozingen van derden niet gesaneerd. Uit de inventarisatie is verder gebleken dat de afstemming tussen de verschillende betrokken overheden nog verbetering behoeft. Een gebrek aan wederzijds informeren en afstemmen is oorzaak van verschillende problemen, waardoor sanering van lozingen traag of in het geheel niet op gang komt.
4 2 age Hieronder zijn in grote lijnen de bevindingen weergegeven van de uitgevoerde inventarisatie, stand van zaken medio oktober. Daarbij is voor de rijkswateren onderscheid gemaakt in de lozingen die vanuit de eigen Rijkswaterstaatobjecten (als bedieningsgebouwen van bruggen en sluizen) plaatsvinden, en de lozingen van derden (burgers en bedrijven). 2.1 Algemene opmerking Bij het uitvoeren van de inventarisatie is gebleken dat niet alle regionale diensten van Rijkswaterstaat beschikken over een volledig en actueel overzicht van alle lozingen van huishoudelijk afvalwater binnen hun beheersgebied (zowel van de eigen dienst als van derden). Oorzaken daarvoor zijn onder meer een te lage prioriteit in het verleden, een nog lopende inventarisatie en de grote omvang van het probleem. In onderstaande rapportage wordt geen onderscheid per regionale dienst gemaakt zodat geen harde cijfers kunnen worden genoemd. De cijfers zijn immers niet statisch nu continue aan de sanering van lozingen wordt gewerkt en de exacte stand van zaken ten tijde van de inventarisatie, zoals aangegeven, niet overal duidelijk is.
5 3 Stand van zaken met betrekking tot Rijkswaterstaatsobjecten 3.1 Aantal lozingen Uit de inventarisatie is naar voren gekomen dat men niet overal volledig zicht heeft op de voortgang bij de uitvoering van maatregelen om de lozing te beëindigen. Ook is niet bij alle diensten bekend of de eigen objecten voldoen aan het besluit. In sommige gevallen is wel bekend dat het huishoudelijk afvalwater via een zuiveringsvoorziening wordt geloosd, maar niet of de betreffende zuiveringsvoorziening volledig voldoet aan de vereisten van het besluit. Eventueel is legalisatie van een aantal van deze gevallen mogelijk. 3.2 Aantal bekende lozingen Er zijn nog totaal 81 rijkswaterstaatobjecten bekend die niet voldoen aan de verplichtingen van het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater. Het grootste deel van deze lozingen betreft echter objecten met een zeer beperkt gebruik, of waarbij een aanwezige voorziening niet voldoet aan de voorgeschreven standaard. Daar waar niet voldaan wordt aan de standaard zoals voorgeschreven, blijkt de aanwezige voorziening na beoordeling vaak wel als voldoende te kunnen worden beschouwd (voldoen administratief niet, terwijl de werking van de voorziening afdoende is). Er zijn nog ongeveer 20 grotere lozingen vanuit bedieningsgebouwen en andere objecten die in het geheel niet aan het besluit voldoen en waarbij legalisatie van de bestaande situatie niet mogelijk is. 3.3 Knelpunten Vaak is de sanering afhankelijk van de plannen van gemeenten tot aanleg van riolering over te gaan (of is aanleg reeds aangevangen). Andere lozingen (bij een aantal sluizen is dit het geval) zullen pas bij een renovatie van gebouwen van een nieuwe IBA worden voorzien en daarmee alsnog aan het besluit voldoen. Geconcludeerd kan worden dat hard wordt gewerkt aan de sanering maar dat desalniettemin een aantal lozingen nog niet voor 1 januari 2006 gesaneerd zal zijn. Hoeveel lozingen dit precies zal betreffen is op dit moment niet duidelijk. De Inspectie Verkeer en Waterstaat zal toezicht houden op de voortgang van de saneringen en daar waar nodig zal na 1 januari 2006 handhavend worden opgetreden.
6 Voor het verschijnen van deze rapportage zijn inmiddels de eerste stappen ondernomen en zijn de diensten schriftelijk op de hoogte gesteld van de omvang van de problematiek en de mogelijkheden tot handhavend optreden. 3.4 Afstemming Over het algemeen vindt er goed overleg plaats met betrekking tot de nog te saneren Rijkswaterstaatobjecten. Dit is anders dan geconcludeerd kan worden met betrekking tot de lozingen van derden, waar de afstemming nog duidelijk verbetering behoeft. Zowel intern bij Rijkswaterstaat als ook in overleg met gemeenten wordt gezocht naar oplossingen teneinde de lozingen van huishoudelijk afvalwater te beëindigen. Vooral waar het grote aanpassingen aan het waterstaatsobject betreft, zoals bij de renovatie van sluizen etc. vindt intensief overleg met gemeenten plaats. Daarbij is de lozing van huishoudelijk afvalwater vaak een klein onderdeel in vergelijking met alle andere voorgenomen (bouw)activiteiten. 3.5 Conclusie Rijkswaterstaatsobjecten Er is nog steeds sprake van ongeveer 80 ongezuiverde of onvoldoende gezuiverde lozingen vanuit Rijkswaterstaatsobjecten. Daarbij gaat het in circa 20 gevallen nog om lozingen van aanzienlijke hoeveelheden huishoudelijk afvalwater. Daarnaast betreft het voornamelijk incidentele lozingen van huishoudelijk afvalwater. Verwachting is dat niet alle lozingen voor 1 januari 2006 gesaneerd zullen zijn.
7 4 Stand van zaken derden 4.1 Aantal bekende lozers Naar aanleiding van de uitgevoerde inventarisatie wordt geconcludeerd dat er nog ongeveer 3800 ongezuiverde lozingen van derden (burgers en bedrijven) op de rijkswateren plaatsvinden. Het grootste deel van deze lozingen, ca. 1800, betreft lozingen vanuit woonboten. De problematiek beperkt zich daarbij tot een relatief klein aantal locaties. Door (lokale) omstandigheden zijn er namelijk concentraties van woonboten die nog niet aan het lozingenbesluit (kunnen) voldoen. 4.2 Oorzaken Er zijn verschillende oorzaken aan te wijzen waarom nog niet aan het besluit wordt voldaan. De problemen concentreren zich bij RWS op de afstemming met de gemeenten over invulling van de verantwoordelijkheden. Wie dient tot aanleg van voorzieningen over te gaan en wie is verantwoordelijk voor het ondernemen van actie (aansluiting van de lozer op bijvoorbeeld riolering en grootschalige aanleg van IBA s). Daarbij doet zich vaak de situatie voor dat de gemeente op haar beurt weer afhankelijk is van ruimtelijke ontwikkelingen die gepland zijn maar door procedures nog niet tot uitvoering kunnen worden gebracht. Daarnaast heerst bij RWS het beeld dat de omvang van het probleem (aantal lozers of omvang/aantal aan te leggen voorzieningen) dusdanig groot is dat voor de oplossing bij de gemeenten onvoldoende financiële middelen voorhanden zijn. 4.3 Concentraties/locaties Zoals hiervoor al opgemerkt beperkt het probleem zich voornamelijk tot een aantal locaties. In vogelvlucht zijn deze locaties: - de wateren binnen de gemeentegrenzen van Amsterdam - Verschillende wateren aansluitend op het Noordzeekanaal in en rond de gemeente Velsen - Wateren binnen het stedelijk gebied van Zaandam - Wateren binnen de grenzen van de gemeente Rotterdam - Een cluster van woonboten in de gemeente Maastricht - Een cluster van woonboten in de gemeente Nijmegen - De wateren behorende tot de Twentekanalen.
8 Van de hiervoor geschetste 1800 woonboten bevinden zich ongeveer 1700 op de hierboven genoemde locaties. Het betreft hierbij overwegend woonboten in het stedelijk gebied. Ook bevinden zich op de hierboven genoemde locaties nog diverse andere lozers, zoals lozingen vanuit (argrarische)bedrijven of aan water gerelateerde bebouwing (toiletvoorzieningen bij een haven etc.). Juist in het buitgebied moeten we concluderen dat de problematiek beperkt van aard is. Met betrekking tot de Twentekanalen moet opgemerkt worden dat helaas slechts beschikt kan worden over een verouderde inventarisatie. Daarbij vormt het probleem in de Twentekanalen ongeveer de helft van de totale problematiek. Medewerkers van het betreffende district hebben aangegeven dat naar hun inschatting er ongeveer 1.500 lozers in de Twentekanalen aanwezig zijn, waarvan ongeveer 300 woonboten. Daarbij wordt het probleem voor de woonboten vergroot, doordat er geen ligplaatsenbeleid is waarop gehandhaafd wordt en woonboten regelmatig gaan verliggen (worden versleept naar een andere locatie binnen de Twentekanalen). Echt onwillige lozers van huishoudelijk afvalwater, die in het geheel niet tot zuivering van hun afvalwater wensen over te gaan, lijken er tot nu toe nauwelijks te zijn. Er zijn slechts een paar gevallen bekend waarin de lozer (eigenaar woonboot of een bedrijf) in het geheel niet bereid is aan het lozingenbesluit te voldoen. Over het algemeen is de lozer nog in afwachting van een standpunt van de betrokken overheden wie voor het beëindigen van de lozing verantwoordelijk is. Geconcludeerd moet dan ook worden dat de lozers over het algemeen wachten met het ondernemen van actie tot hun die duidelijkheid wordt gegeven. 4.4 Afstemming Verder is uit de inventarisatie naar voren gekomen dat de afstemming tussen de verschillende bevoegde gezagen nog verbeterd kan worden. Vaak is er wel sprake van incidenteel overleg, maar echt gestructureerd overleg vindt alleen plaats bij een probleemgeval(len). Hierbij spitst het overleg zich toe op 1 specifieke lozer, waarvan bijvoorbeeld de verantwoordelijkheden onduidelijk zijn, of een groot cluster van lozers waarbij de verantwoordelijkheden of bevoegdheden onduidelijk zijn. Afstemming van strategieën van de betrokken bevoegde gezagen vindt niet of nauwelijks plaats. Dat kan tevens worden afgeleid uit de beperkte mate waarin Rijkswaterstaat bij de totstandkoming van gemeentelijke plannen, of bij de door provincies verleende vrijstellingen is betrokken. Ook is uit de inventarisatie naar voren gekomen dat geen afstemming plaatsvindt met aangrenzende waterschappen.
9 Wat verder opvalt, is het grote verschil in de mate waarin voor ontzorging van de burger wordt zorggedragen. Sommige gemeenten gaan hier heel ver in, daarbij in veel gevallen gestimuleerd door de provincie. Andere gemeenten ondernemen niet of nauwelijks actie tot het ontzorgen van hun burgers. Dit onderscheid valt ook waar te nemen bij de bereidheid tot overleg bij de oplossing van het probleem. Daardoor weten de diensten van RWS is vaak niet wie er moet worden aangesproken, de individuele lozer of de gemeente die wellicht zou moeten handelen. De informatievoorziening tussen de betrokken partijen behoeft hier duidelijk verbetering. In het inspectiekader zijn reeds aanbevelingen aan RWS gedaan hoe verbetering van de afstemming en wederzijdse informatievoorziening kan worden bereikt.
10 4.5 Conclusie derden Uiteindelijke conclusie is dat er nog een fors aantal ongezuiverde lozingen van derden gesaneerd moet worden, waarbij de meeste lozingen zich in een beperkt aantal gebieden bevindt. Daarbij wordt door Rijkswaterstaat de verwachting uitgesproken, gelet op de hierboven vermelde problemen, dat het overgrote deel van de lozingen niet voor 1 januari 2007 zal zijn gesaneerd.
11 huishoudelijk afvalwater Colofon Uitgever Inspectie Verkeer en Waterstaat Toezichteenheid Waterbeheer Datum 15 december 2005 Contactpersoon S. Jansen / mw. I. Philips Doorkiesnummer (0320) 29 95 50 / 29 95 48 Fax (0320) 29 95 01 Uitvoerder Opmaak