Armoedemonitor Leeuwarden

Vergelijkbare documenten
Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2015

Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LEEUWARDEN

Armoedemonitor Ridderkerk 2009

Armoedemonitor Voorschoten 2012

Armoedemonitor Wassenaar 2012

Armoedemonitor Den Haag 2008

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LEEUWARDEN 2017

Armoedemonitor Voorschoten 2012

EVALUATIE MINIMABELEID GEMEENTE OLST-WIJHE

Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014

ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE CAPELLE AAN DEN IJSSEL

ARMOEDEMONITOR 2016 GEMEENTE DEN HAAG

BIJLAGE 4 ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE NOORDWIJK

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2017

Armoedemonitor Zoetermeer 2010

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250

aparte regeling Bereik:40,2% (bekeken op huishoudniveau) Regeling maatschappelijke participatie +228,6% Aantal: 208

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016

Betreft: Evaluatie minimaregelingen Albrandswaard Geachte raadsleden,

Minimamonitor Haarlem 2012

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2016

Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014

Kerncijfers armoede in Amsterdam

ARMOEDE-INDEX GEMEENTE KRIMPENERWAARD

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LANSINGERLAND 2015

Sociale index Gebiedsteam Sneek Zuid 1 oktober 2014

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE WASSENAAR 2016

ARMOEDEMONITOR 2018 GEMEENTE RIDDERKERK

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE HEERHUGOWAARD 2017

Armoedemonitor Den Haag 2014

KERNBOODSCHAP De cijfers in de armoedemonitor laten zien dat we op de goede weg zijn. We continueren daarom de koers die is ingezet.

Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens

Sociale index Gebiedsteam Bolsward, Platteland Bolsward en Witmarsum-Arum 1 oktober 2014

INVENTARISATIE DOELGROEP ARMOEDEBELEID AMELAND

CUMULATIEONDERZOEK GEMEENTE EMMEN 2015

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald

Armoedemonitor Tilburg 2014

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WAALWIJK 2014

Evaluatie armoederegelingen 2017 Ridderkerk

INKOMENSEFFECTEN LANDELIJKE EN GEMEENTELIJKE MINIMAREGELINGEN

Gemeenteraad van Albrandswaard p/a de griffie

Armoede in de Stad. Armoedemonitor Groningen 2015

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

Amsterdamse Armoedemonitor 2009

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HATTEM

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE VLISSINGEN

ARMOEDE IN DE GEMEENTE WOUDENBERG

Persbericht. Aantal huishoudens met kans op armoede in 2008 toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE OLST-WIJHE

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2013: Sterke groei armoede in 2012, maar afzwakking verwacht ONDER EMBARGO TOT DINSDAG 3 DECEMBER 2013, 00:01 UUR

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HEERHUGOWAARD 2018

Informatie 10 januari 2015

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2018

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2014

Amsterdamse Armoedemonitor 2011

ARMOEDE NIET IN BEELD Overzicht op basis van CBS-data

Amsterdamse armoedemonitor

Sociaal-economisch wijkprofiel: De Wierden en gebied 1354

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE 2015

HERIJKING ARMOEDEBELEID GEMEENTE MONTFERLAND

Doelgroeponderzoek AWBZ en Wmo Utrecht

Sport in Leeuwarden

Minimuminkomens in Leiden

PERSBERICHT. Armoedesignalement 2014: Armoede in 2013 toegenomen, maar piek lijkt bereikt. Den Haag, 18 december 2014

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE ARMOEDE BESTRIJDING GEMEENTE DOETINCHEM

Januari Nulmeting sociaal domein Aa en Hunze

Hoofdstuk 25 Financiële dienstverlening

EVALUATIE MINIMABELEID GEMEENTE OVERBETUWE

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Armoede in 2010 niet verminderd, toename verwacht in 2011 en 2012

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Doelgroepenanalyse VanHarte Leiden

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam

Informatie 17 december 2015

Rapportage Cliënten inkomensregelingen Almere 2016

Bijlage III Het risico op financiële armoede

Armoede in Utrecht Factsheet

Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening

Armoedesignalement 2012: Armoede in 2011 sterk toegenomen

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen

Digipanel schuldenproblematiek

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

Persbericht. Armoede gedaald in 2006 en 2007, maar in 2008 vrijwel stabiel

Notitie draagkracht naar 120 %

Armoedemonitor Armoede en het bereik van financiële regelingen in de gemeente Utrecht. Utrecht.nl/onderzoek

Armoedemonitor Zwolle 2017

Armoedemonitor Armoede en het bereik van financiële regelingen in de gemeente Utrecht

Gemeente Helmond. Armoedemonitor Armoede en het bereik van financiële regelingen in Helmond. Onderzoek en Statistiek

Armoedemonitor Armoede en het bereik van financiële regelingen in de gemeente Utrecht

EEffecten minimabeleid. Nibud Corinne van Gaalen

Armoedemonitor Feiten en cijfers over armoede in de gemeente s-hertogenbosch

Bijgaand ontvangt u ter kennisname de tweede Zeeuwse Armoedemonitor, zoals recent door Scoop uitgebracht.

Naam en telefoon. Sille Dohmen 5772 Afdeling. Portefeuillehouder

leiderdorp lililtilililtilililtililtililtiltilililliliililililililt illilil

2014 Hoofdstuk 7. Dit hoofdstuk gaat over de arbeidsparticipatie van Leidenaren, over uitkeringen en over huishoudinkomens.

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Transcriptie:

-s Stavangerweg 23-5 9723 JC Groningen telefoon (050) 5252473 fax (050) 5252973 Hardwareweg 4 3821 BM Amersfoort Telefoon (033) 4546665 e-mail contact@kwiz.nl website www.kwiz.nl Armoedemonitor Leeuwarden 2012 September 2012 Opgesteld door te Groningen Databewerking: Wim Zijiema Redactie: Anne-Wil Hak en Willeke Hauwen In opdracht van de gemeente し eeuwarden structureert (bestaande) gegevens waardoor organisaties beter gebruik kunnen maken van hun informatie. Dit kan betrekking hebben op de ontwikkeling en evaluatie van beleid, het implementeren van nieuwe dienstverleningsconcepten of een efficiëntere inrichting en uitvoering van werkprocessen.

Colofon "Armoedemonitor Leeuwarden 2012" Een onderzoek naar de doelgroep en het beleid voor armoede in de gemeente Leeuwarden Uitgave Deze publicatie is een uitgave van. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en /of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van. Adres: Stavangerweg 23-5 9723 JC Groningen. Bij overname is bronvermelding verplicht. 2

12713778990012447055609dd^-Armoedemonitor Leeuwarden 2012 Inhoudsopgave Inleiding Samenvatting 11 Huishoudens in Leeuwarden 1.1 Kenmerken alle huishoudens 1.2 Kenmerken minimahuishoudens 1.3 Langdurige minima 1.4 Kinderen 1.5 Verdeling minimahuishoudens over de aandachtswijken.. 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning 2.1 Regelingen voor het minimabeleid 2.2 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen 2.3 Bijzondere bijstand 2.4 Langdurigheidstoeslag 2.5 Collectieve ziektekostenverzekering 2.6 Declaratieregeling sport, cultuur en ontspanning 2.7 Declaratieregeling Nederlands identiteitsbewijs 2.8 Vergoeding ouderen, chronisch zieken en gehandicapten 2.9 Zwemlesregeling 2.10 Cumulatief gebruik gemeentelijke voorzieningen 2.11 Gebruik Wmo door minimahuishoudens 2.12 Schuldhulpverlening 3 Inkomenseffect van de regelingen 3.1 Kerngegevens inkomenseffect 3.2 De effecten gemeten 3.3 Overzicht gemeentelijke inkomensondersteuning 4 Lokaal beleid in perspectief 4.1 Doelgroep 4.2 Behaald resultaat 4.3 Conclusies en aanbevelingen Bijlage 1 Kenmerken doelgroep tot 105% van de bijstandsnorm Bijlage 2 Minima naar wijk Bijlage 3 Inkomenseffect tabellen Bijlage 3 Verantwoording en definities Bijlage 4 Lijst van afkortingen 1112222222333333344444555557155づ673

4

Inleiding Gemeenten vervullen een belangrijke rol bij zowel de bestrijding als de preventie van armoede. Op landelijk niveau zijn er meerdere ontwikkelingen omtrent de doelgroep met een laag inkomen gaande. Zoals het maximaliseren van de inkomensgrens voor het minimabeleid per 2012 op 110 procent van het Wettelijk sociaal minimum (Wsm). Dit betekent voor de gemeente Leeuwarden dat voor de declaratieregeling, de collectieve ziektekostenverzekering en de regeling voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten per 2012 een inkomensgrens tot 110 procent geldt. In 2011 was de grens voor deze vier regelingen 120 procent van het sociaal minimum. Een andere ontwikkeling is de samenvoeging van de WWB en de WIJ (Wet Investering Jongeren) per januari 2012. Naast deze landelijke ontwikkelingen die direct invloed hebben op het minimabeleid, is er ook jaren sprake van een economische crisis en moet er op allerlei (basis)voorzieningen bezuinigd worden, zowel landelijk als lokaal. Met deze ontwikkelingen komt er veel af op de gemeente waardoor het belangrijk is om te weten hoe de situatie van de minimahuishoudens er op dit moment uit ziet. Deze ontwikkelingen zijn van invloed op het beleid van de gemeente. De gemeente Leeuwarden wil daarom inzicht in de doelgroep, de ernst van de armoedeproblematiek en het (niet) gebruik van gemeentelijke regelingen. In dat kader is nu voor de derde keer op rij een armoedemonitor samengesteld. Deze monitor geeft een uitgebreid beeld van de doelgroep en het bereik van het minimabeleid. De cijfers in dit rapport hebben betrekking op het jaar 2011 en worden vergeleken met 2009 en 2007, de voorgaande jaren waarover een monitor is verschenen. In dit rapport wordt de doelgroep met een inkomen tot 120 procent van de bijstandsnorm beschreven. In 2011 gold voor de gemeentelijke regelingen deze grens. De volgende elementen komen aan bod. 1.Hoe groot is de doelgroep van het minimabeleid op basis van de inkomensgrens 105 en 120 procent van het Wsm? 2. Wat zijn de achtergrondkenmerken van deze doelgroepen? 3. Hoe groot is het gebruik en niet gebruik van het bestaande pakket aan voorzieningen? 4. Hoe verhoudt de samenstelling van de doelgroep en het bereik zich tot de resultaten uit het vorige onderzoek? 5. Hoe is de relatie van de doelgroep minimabeleid met het beleidsterrein Schuldhulpverlening? 6. Hoe ziet de maandelijkse financiële positie van de minima er uit, ingedeeld naar huishoudtype en inkomensgrenzen 105 en 120 procent Wsm? Opzet van het onderzoek In dit onderzoek zijn de registraties van de verschillende regelingen aan elkaar gekoppeld, zodat een samenhangend inzicht ontstaat in de minimapopulatie en haar gebruik van de diverse regelingen. Voor een uitgebreide beschrijving van de onderzoeksmethodiek verwijzen we naar bijlage 4. Leeswijzer Na de samenvatting wordt in het eerste hoofdstuk de doelgroep voor het minimabeleid beschreven aan de hand van een aantal kenmerken. Vervolgens worden in hoofdstuk twee alle regelingen die de gemeente uitvoert in beeld gebracht. In hoofdstuk drie worden de inkomenseffecten van de verschillende regelingen voor een aantal huishoudtypen in kaart

gebracht. Tot slot komen in het laatste hoofdstuk een aantal conclusies en aanbevelingen aan bod. In bijlage 1 staan tabellen over de omvang en samenstelling van de groep minima met een inkomen tot 105 procent. Het bereik naar alle wijken (ind. aandachtswijken) wordt in bijlage 2 weergegeven. Bijlage 3 bevat de inkomenseffecttabellen. In bijlage 4 geven we een uitgebreide verantwoording van de onderzoeksmethodiek. Bijlage 5 bevat een toelichting van afkortingen. 6

Samenvatting In Leeuwarden wonen in 2011 8.804 huishoudens met een inkomen tot 120 procent Wsm, dit is 17,8 procent van alle huishoudens. In 2009 kwamen 7.990 huishoudens rond van een laag inkomen, 16,5 procent van alle huishoudens. De toename van het aantal minimahuishoudens zien we landelijk terug, met name het aantal huishoudens met een WWB-uitkering is flink gestegen. Deze toename wordt grotendeels veroorzaakt door de economische crisis waarin Nederland sinds eind 2008 verkeert. Ook het aandeel kinderen in een minimahuishouden tot 120 procent is ten opzichte van 2009 toegenomen, van bijna zestien procent naar 16,7 procent. KENMERKEN MINIMAHUISHOUDENS Bron van het inkomen Voor 48 procent van de minimahuishoudens tot 120 procent is een WWB uitkering de belangrijkste bron van inkomsten, dit zijn 4.194 huishoudens. In 2009 was dit 41 procent (3.270 huishoudens). In absolute aantallen gaat het om een stijging van 924 huishoudens. De toename van het aantal minimahuishoudens met een bijstandsuitkering zien we ook landelijk terug. Het aandeel minimahuishoudens met alleen AOW is ten opzichte van 2009 gedaald. In absolute aantallen blijven de AOWers redelijk stabiel (2011:2.210 en 2009:2.270). Het aandeel 'overige minima' (dit zijn huishoudens met een ander inkomen dan WWB of AOW) is ook afgenomen in de afgelopen twee jaar, van 31 procent in 2009 naar 27 procent in 2011.Absoluut is het aantal huishoudens met een overig inkomen stabiel. Huishoudtype Net als in het voorgaande jaar behoren eenoudergezinnen in Leeuwarden vaker tot een minimahuishouden dan andere huishoudtypen. Van alle eenoudergezinnen leeft 48 procent, 996 huishoudens, op een inkomen tot 120 procent. Dit is 3,5 procentpunten hoger dan in 2009, toen 44,5 procent van alle eenoudergezinnen een laag inkomen had. Alleenstaanden vormen de grootste groep onder de minima, 61 procent valt in deze categorie. Het aandeel minima onder alle alleenstaanden is de afgelopen jaren toegenomen van 22 procent in 2009 naar 23 procent in 2011.Ook landelijk is te zien dat alleenstaanden en eenoudergezinnen vaker tot de minima behoren (CBS/CPB, 2011). Leeftijd Als we kijken naar de leeftijdsverdeling, blijkt dat het aandeel 18 tot 27 jarigen onder de minimahuishoudens is toegenomen. In 2009 behoorde 7,5 procent tot deze categorie, in 2011 is dit gestegen naar 10,4 procent. Van alle 18 tot 27 jarigen in Leeuwarden moet elf procent rondkomen van een inkomen tot 120 procent van de bijstandsnorm. Het aandeel minima in de andere leeftijdscategorieën (m.u.v. < 18 jaar) ligt hoger dan het gemeentelijk gemiddelde. Etniciteit Het aandeel huishoudens met laag inkomen met een niet-nederiandse achtergrond ligt op 30 procent. In geheel Leeuwarden heeft 20 procent van de huishoudens een niet- Nederiandse herkomst. Vergeleken met de voorgaande jaren neemt het aandeel

minimahuishoudens met een Nederlandse achtergrond af. Het aandeel niet-westerse allochtonen onder de minima laat vanaf 2007 een stijging zien. In 2011 is 20,2 procent van de minima niet-westers allochtoon. Relatief gezien komen onder de niet-westerse allochtonen huishoudens met 42 procent de meeste minima voor. Uit onderzoek van CBS en SCP blijkt eveneens dat niet-westerse allochtonen en groter risico op armoede hebben dan autochtonen en westerse allochtonen. Spreiding over de wijken Wanneer we kijken naar de verdeling over de wijken dan is te zien dat er relatief veel minima wonen in de Wielenpolle/ Schepenbuurt, Heechterp-Schieringen, Bilgaard en de Vrijheidswijk. In Camminghaburen, de Binnenstad/ Schil-West en Stadsring Zuidwest wonen relatief weinig minima. Dit beeld zagen we ook in 2009 terug. Langdurige minima In Leeuwarden behoort, net als in 2009,72 procent van alle minimahuishoudens tot de langdurige minima (3 jaar of langer). Landelijk zien we dat het aandeel langdurige minima (ten minste vier jaar achtereen) afneemt. Het aandeel minima dat korter dan 1 jaar op het minimum leeft in Leeuwarden is toegenomen van 8,8 procent in 2009 naar 11,2 procent in 2011. Deze ontwikkeling hangt samen met de economisch crisis. Kinderen Van de 17.630 kinderen die Leeuwarden in 2011 telt, groeien er 2.947 op in een huishouden met een minimuminkomen tot 120 procent, dit is 16,7 procent van alle kinderen in de gemeente. In 2009 was dit 15,9 procent (2.801 kinderen). Landelijk zien we dat het aandeel kinderen in een minimahuishouden licht (0,2 procentpunten) is toegenomen (2009-2010). Van alle kinderen in Nederland leeft in 201010,1 procent in een huishouden met een inkomen tot de lage inkomensgrens. 1 De wijk Heechterp-Schieringen staat bovenaan in de lijst van minst scorende wijken voor kinderen ('Kinderen in Tel'). De wijken Schepenbuurt, Bilgaard en de Wielenpolle staan in de top 30 van deze lijst. Het aandeel minimakinderen iri deze vier wijken is respectievelijk 60,72,54 en 65 procent. BEREIK MINIMABELEID De volgende figuur geeft een overzicht van het bereik van de verschillende inkomensondersteunende regelingen onder de doelgroep die bij de regeling hoort. 1 De landelijke cijfers zijn niet één op één vergelijkbaar met de cijfers van Leeuwarden. Landelijk betreft het de lage inkomensgrens, terwijl we in Leeuwarden kijken naar 120 procent van de bijstandsnorm. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het feit dat dit een landelijk gemiddelde betreft. Over het algemeen geldt des te meer inwoners hoe hoger het aandeel minima. 8

Percentage gebruik minimahuishoudens per voorziening Langdurigheidstoeslag Kwijtschelding Declaratieregeling Collectieve ziektekostenverzekering 3 2007-2009 - 2011 Bijzondere bijstand 0% 20% 40% 60% 80% 1 100% De langdurigheidstoeisag heeft het hoogste bereik onder de doelgroep, gevolgd door de kwijtschelding en de declaratieregeling. Het bereik van de kwijtschelding en de collectieve ziektekostenverzekering is vergeleken met 2009 afgenomen. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Er zijn in totaal 5.447 huishoudens die gebruikmaken van de Wmo. Van deze huishoudens heeft 32 procent (1.784 huishoudens) een inkomen tot 120 procent van de bijstandsnorm. Van alle minimahuishoudens tot 120 procent ontvangt een vijfde een verstrekking op grond van de Wmo. Dit betekent dat er bij een vijfde van de minimahuishoudens sprake is van een of meer personen die hulpbehoevend zijn. Schuldhulpverlening In Leeuwarden heeft drie procent van alle huishoudens in 2011 gebruikgemaakt van de schuldhulpverlening, dit zijn 1.564 huishoudens. Van deze huishoudens heeft 74 procent een inkomen tot 120 procent van de bijstandsnorm. Kijken we naar de inkomensbron van deze minimahuishoudens dan is te zien dat het gebruik onder WWB'ers aanzienlijk hoger ligt dan gemiddeld. Van alle WWB- huishoudens zit twintig procent in een schulphulptraject. Van de AOW'ers tot 120 procent is dit twee procent. Inkomenseffect lokale regelingen Meerpersoonshuishoudens met kinderen op het voortgezet onderwijs komen maandelijks geld te kort. Zelfs wanneer zij gebruikmaken van de gemeentelijke regelingen. Alleenstaande ouders met oudere kinderen, alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens (zonder kinderen en met jonge kinderen), met een inkomen tot 105 procent van de bijstandsnorm, eindigen maandelijks negatief als ze geen gebruikmaken van de gemeentelijke regelingen. Opvallend is verder dat alleenstaande ouders met jonge kinderen er flink op vooruit gaan als zij aan het werk gaan, zelfs tegen een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. Dit komt door de gunstige regelingen van de belastingdienst waar 9

zij dan gebruik van kunnen maken. 2 Wel moet hierbij gezegd worden dat de voorwaarde is dat deze huishoudens werken, dit zal echter in veel gevallen niet aan de orde zijn. Tot slot is er bij de volgende huishoudens sprake van een armoedeval: meerpersoonshuishoudens (zonder kinderen en met kinderen op het voorgezet onderwijs) en alleenstaanden gaan er netto op achteruit als zij een inkomen verwerven tot 110 procent van het sociaal minimum. Dit wordt met name veroorzaakt door de terugval in de huurtoeslag en de zorgtoeslag. Voor huishoudens met oudere kinderen komt daarbij dat de 'gewone' dagelijkse kosten voor huishoudelijke uitgaven en vrije bestedingen behoorlijk op het budget drukken. 2 Dit zijn de (aanvullende) alleenstaande ouder korting en de (aanvullende) combinatiekorting. 10

1 Huishoudens in Leeuwarden Dit hoofdstuk beschrijft de samenstelling en achtergrondkenmerken van de huishoudens in Leeuwarden. Allereerst geven we een beschrijving van de kenmerken van alle huishoudens in Leeuwarden. Vervolgens komen de minimahuishoudens aan bod. Hierbij beschrijven we de omvang en kenmerken van huishoudens met een inkomen tot 120 procent van de bijstandsnorm. Waar mogelijk worden de uitkomsten vergeleken met landelijke cijfers en/of met de cijfers uit de gemeentelijke armoedemonitor 2009 en 2007. 1.1 Kenmerken alle huishoudens Onderstaande tabel geeft het aantal inwoners en het aantal huishoudens weer in de gemeente Leeuwarden in 2007,2009 en 2011. Tabel 1.1.1 Aantal huishoudens en inwoners Leeuwarden 3 Categorie 2007 2009 2011 Aantal huishoudens 47.522 48.384 49.390 Aantal inwoners 92.928 94.068 95.400 Gemiddelde huishoudgrootte 2,0 1,9 1,9 In de gemeente Leeuwarden wonen in 2011 in totaal 95.400 personen in 49.390 huishoudens. De gemiddelde huishoudgrootte komt daarmee uit op 1,9 personen. Dit ligt onder het landelijke gemiddelde van 2,2 personen. 4 In vergelijking met 2009 is het aantal huishoudens en het aantal inwoners in de gemeente licht toegenomen. Huishoudtype Als we kijken naar de huishoudsamenstelling in de gemeente Leeuwarden zien we de volgende verdeling. Tabel 1.1.2 Huishoudens naar type Huishoudtype Huishoudens 2007 Huishoudens Huishoudens Landelijk 2009 2011 Alleenstaand 21.788 45,9% 22.542 46,6% 23.468 47,5% 37,0% Eenoudergezin 1.960 4,1% 2.009 4,2% 2.075 4,2% 6,7% Meerpersoons zonder kinderen 15.658 33,0% 15.710 32,4% 15.687 31,8% 29,5% Meerpersoons met kinderen 8.116 17,0% 8.123 16,8% 8.160 16,5% 26,8% Totaal 47.522 100,0% 48.384 100,0% 49.390 100,0% 100,0% De huishoudsamenstelling in Leeuwarden wijkt op sommige onderdelen af van het landelijke beeld. Zo vinden we meer alleenstaanden en is het aandeel meerpersoonshuishoudens met kinderen lager. Dit is kenmerkend voor grootstedelijke gebieden. Het aandeel 3 Alle gegevens in de tabellen in deze monitor zijn gebaseerd op de gekoppelde gemeentelijke bestanden, tenzij anders aangegeven. Landelijke cijfers zijn afkomstig van het CBS. 4 Bron CBS, peildatum 1 januari 2011. 11

alleenstaanden neemt jaarlijks toe. Voor eenoudergezinnen geldt dat door een afwijkende definitie, landelijke vergelijking niet direct mogelijk is. 5 Leeftijd In de volgende tabel staat een overzicht van de leeftijdsopbouw naar huishoudens. Deze tabel is samengesteld op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden. Tabel 1.1.3 Leeftijdsopbouw huishoudens naar leeftijd oudste lid van het huishouden Categorie Huishoudens Huishoudens Huishoudens Landelijk 2007 2009 2011 Tot 18 jaar 120 0,3% 120 0,2% 108 0,2% 0,5% 18-27 jaar 7.903 16,6% 7.997 16,5% 8.313 16,8% 7,9% 27-40 jaar 10.521 22,1% 10.407 21,5% 10.247 20,8% 20,5% 40-65 jaar 18.661 39,3% 19.235 39,8% 19.591 39,7% 47,8% 65 jaar en ouder 10.317 21,7% 10.625 22,0% 11.131 22,5% 23,3% Totaal 47.522 100,0% 48.384 100,0% 49.390 100,0% 100,0% Vergeleken met de landelijke cijfers zijn er in Leeuwarden meer jongerenhuishoudens, dit komt door de aanwezigheid van instellingen voor hoger onderwijs. Het aandeel huishoudens waarvan de oudste tussen de 40 en 65 jaar is, ligt met 40 procent aanzienlijk lager dan landelijk. Etniciteit De volgende tabel geeft de huishoudindeling naar etnische achtergrond weer. Tabel 1.1.4 Huishoudens naar bevolkingsgroep Categorie Huishoudens Huishoudens Huishoudens 2007 2009 2011 Autochtoon 39.126 82,3% 39.490 81,6% 39.935 80,9% Westers allochtoon 4.511 9,5% 4.886 10,1% 5.248 10,6% Niet-westers allochtoon 3.885 8,2% 4.008 8,3% 4.207 8,5% Totaal 47.522 100,0% 48.384 100,0% 49.390 100,0% In negentien procent van alle huishoudens in Leeuwarden woont minstens één gezinslid dat van allochtone afkomst is (westerse allochtonen en niet-westerse allochtonen), waardoor het huishouden tot één van de betreffende categorieën behoort. Ten opzicht van 2009 is het aandeel allochtonen met 0,7 procent toegenomen. Landelijke vergelijking is hier niet mogelijk, CBS presenteert deze cijfers niet op huishoudniveau. 1.2 Kenmerken minimahuishoudens In deze paragraaf gaan we in op de omvang en de kenmerken van de minimapopulatie. In de gemeente Leeuwarden geldt voor de gemeentelijke regelingen in 2011 een grens van 120 procent van de bijstandsnorm. In deze monitor beschrijven we daarom de kenmerken van de doelgroep tot 120 procent. 5 Het CBS hanteert geen leeftijdcriterium bij het begrip eenoudergezin en telt dus ook ouder-kind relaties mee tussen volwassenen personen. hanteert als criterium vooreen eenoudergezin dat het jongste inwonende kind jonger dan 18 jaar is. 12

Aantal en aandeel minimahuishoudens De volgende tabel bevat een overzicht van het aantal en aandeel minima en niet-minima huishoudens voor 2007,2009 en 2010. Tabel 1.2.1 Huishoudens naar inkomen in Leeuwarden Inkomen in percentages van de 2007 2309 2011 bijstandsnorm Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Tot 105% 6.342 13,3% 6.500 13,4% 7.194 14,5% 105 tot 120% 1.326 2,8% 1.490 3,1% 1.610 3,3% Subtotaal tot 120% 7.668 16,1% 7.990 16,5% 8.804 17,8% Overig 39.854 83,9% 40.394 83,5% 40.586 82,2% Totaal 47.522 100,0% 48.384 100,0% 49.390 100,0% De effecten van de economische crisis in de afgelopen jaren zijn terug te zien in de ontwikkeling van het aantal minimahuishoudens in Leeuwarden. Het aantal minimahuishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum is ten opzichte van 2009 met 814 huishoudens toegenomen (2011:8.804 tegen 7.990 in 2009). Van alle huishoudens in Leeuwarden leeft 17,8 procent van een inkomen tot 120 procent van de bijstandsnorm, tegen 16,5 procent in 2009. Landelijk zien we ook een stijging van het aantal minimahuishoudens terug. In 2009 moest 7,7 procent van alle huishoudens in Nederland rondkomen van een laag inkomen. Ramingen van het CBS komen voor 2011 op 8,1 procent en voor 2012 op 8,5 procent. Tussen gemeenten varieert het aandeel minimahuishoudens van drie procent tot 14,3 procent in 2009. Over het algemeen geldt hoe meer inwoners een gemeente heeft, des te groter het aandeel huishoudens met een laag inkomen is. Voor Leeuwarden geldt dat het aandeel minimahuishoudens twee tot zeven procentpunten hoger kan liggen dan landelijk. Deze cijfers zijn niet één op één vergelijkbaar met het percentage minima in Leeuwarden. Maar geven wel de trend weer. Het CBS gaat bij het berekenen van de minimahuishoudens uit van de lage inkomensgrens 6, terwijl dit onderzoek de bijstandsnorm (Wettelijk sociaal minimum) gebruikt. Inkomensbron Als we de huishoudens met een minimuminkomen tot 120 procent van de bijstandsnorm uitsplitsen naar hoofdinkomen zien we de volgende verdeling. 6 De lage inkomensgrens vertegenwoordigt een vast koopkrachtbedrag en wordt jaarlijks alleen aangepast voor de prijsontwikkeling. Bron: Armoedesignalement 2011, CBS/SCP, 2011. 13

Tabel 1.2.2 Inkomensbron minima, inkomen tot 120% van de biistandsnorm Inkomensbron 2007 2C 09 2C 11 Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel WWB 3.013 39,3% 3.270 40,9% 4.194 47,6% AOW 7 2.081 27,1% 2.270 28,4% 2.210 25,1% Ander inkomen 2.574 33,6% 2.450 30,7% 2.400 27,3% Totaal 7.668 100,0% 7.990 100,0% 8.804 100,0% Het aantal huishoudens met een bijstandsuitkering is flink toegenomen, van 3.270 in 2009 naar 4.194 huishoudens in 2011, dit is een stijging van 28 procent. Deze ontwikkeling zien we landelijk terug. Landelijk zien we dat in grote gemeenten het aantal WWB-uitkeringen met achttien procent is gegroeid, in kleine gemeenten met 26 procent (2011 t.o.v. 2008. 8 Het aandeel huishoudens met een 'ander inkomen' is afgenomen van 31 naar 27 procent. Het gaat dan om huishoudens met een WW-uitkering, een arbeidsongeschiktheidsuitkering of inkomen uit werk. Absoluut gezien is het aantal huishoudens met een ander inkomen over de jaren redelijk stabiel. Huishoudtype Het volgende overzicht geeft het huishoudtype van de minimahuishoudens weer. Tabel 1.2.3 Minimahuishoudens naar huishoudtype, inkomen tot 120% van de bijstandsnorm Categorie 2007 2009 2011 Alleenstaand 4.495 58,6% 4.891 61,2% 5.396 61,3% Eenoudergezin 943 12,3% 895 11,2% 996 11,3% Meerpersoons z. kinderen 1.472 19,2% 1.475 18,5% 1.654 18,8% Meerpersoons m. kinderen 758 9,9% 729 9,1% 759 8,6% Totaal 7.668 100,0% 7.990 100,0% 8.804 100,0% De verdeling naar huishoudtype komt in 2011 vrijwel overeen met 2009. Alleenstaanden vormen onder alle minimahuishoudens met 61 procent de grootste groep. Dit beeld zien we landelijk terug (CBS/SCP, 2011). Tabel 1.2.4 Aandeel minimahuishoudens op totale huishoudpopulatie naar huishoudtype met een inkomen tot 120% van de biistandsnorm Categorie 2009 2C 11 Totaal Aandeel Totaal Aandeel Alleenstaand 22.542 21,7% 23.468 23,0% Eenoudergezin 2.009 44,5% 2.075 48,0% Meerpersoons z. kinderen 15.710 9,4% 15.687 10,5% Meerpersoons m. kinderen 8.123 9,0% 8.160 9,3% Totaal 48.384 16,5% 49.390 17,8% 7 Er zijn 180 huishoudens (in 2009:183 en 2007:161) die naast hun AOW een aanvullende bijstandsuitkering ontvangen. Zij worden in dit rapport gerekend tot de AOWers. Dit zijn voornamelijk allochtone huishoudens die niet vanaf hun vijftiende jaar in Nederland wonen en daarom geen recht hebben op een volledige AOW-uitkering. 8 Bron: CBS persbericht 'Lichte toename aantal bijstandsuitkeringen in 2011',29 februari 2012. 14

Vergeleken met alle huishoudens in Leeuwarden bevinden zich onder de eenoudergezinnen relatief veel minima, dit zien we ook landelijk terug. Ten opzichte van 2009 is dit aandeel toegenomen van bijna 45 procent naar 48 procent in 2011. Leeftijd Onderstaande tabel geeft een overzicht van de huishoudens op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden. Tabel 1.2.5 Leeftijdsopbouw minimahuishoudens, inkomen 120% van de bijstandsnorm Categorie 2007 2009 2011 Tot 18 jaar 2 0,0% 2 0,0% 9 0,1% 18-27 jaar 488 6,4% 596 7,5% 916 10,4% 27-40 jaar 1.811 23,6% 1.765 22,1% 2.014 22,9% 40-65 jaar 3.286 42,9% 3.357 42,0% 3.655 41,5% 65 jaar en ouder 2.081 27,1% 2.270 28,4% 2.210 25,1% Totaal 7.668 100,0% 7.990 100,0% 8.804 100,0% Het aandeel 18 tot 27 jarigen onder de minima is ten opzichte van 2009 toegenomen. In 2009 viel 7,5 procent van de minima in de leeftijdscategorie 18 tot 27 jaar. In 2011 is dit ruim tien procent. De belangrijkste reden voor deze toename is de economische situatie, waardoor pas afgestudeerden moeilijk aan een baan komen. Tabel 1.2.6 Aandeel minimahuishoudens op totale huishoudpopulatie naar leeftijd met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm Categorie 2009 2011 Totaal Aandeel Totaal Aandeel Tot 18 jaar 120 1,7% 108 8,3% 18-27 jaar 7.997 7,5% 8.313 11,0% 27-40 jaar 10.407 17,0% 10.247 19,7% 40-65 jaar 19.235 17,4% 19.591 18,7% 65 jaar en ouder 10.625 21,4% 11.131 19,9% Totaal 48.384 16,5% 49.390 17,8% Tabel 1.2.6 geeft voor elke leeftijdscategorie het percentage van de totale bevolking in Leeuwarden weer dat tot de minimapopulatie behoort. Te zien is dat vooral onder de 27 tot 40 jarigen en de 65-plussers de meeste minima voorkomen. Het aandeel minima in deze groepen ligt hoger dan het gemeentelijke gemiddelde. Etniciteit In tabel 1.2.7 geven we de minimahuishoudens weer, verdeeld naar etnische achtergrond. Tabel 1.2.7 Minimahuishoudens naar etniciteit Categorie 2007 2009 2011 Autochtoon 5.484 71,5% 5.675 71,0% 6.182 70,2% Westers allochtoon 731 9,5% 766 9,6% 847 9,6% Niet-westers allochtoon 1.453 19,0% 1.549 19,4% 1.775 20,2% Totaal 7.668 100,0% 7.990 100,0% 8.804 100,0% 15

Het aandeel niet-westerse allochtonen is vergeleken met 2009 met 0,8 procentpunten toegenomen. Tabel 1.2.8 Aandeel minimahuishoudens op totale huishoudpopulatie naar etniciteit met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm Categorie 2009 2011 Totaal Aandeel Totaal Aandeel Autochtoon 39.490 14,4% 39.935 15,5% Westers allochtoon 4.886 15,7% 5.248 16,1% Niet-westers allochtoon 4.008 38,6% 4.207 42,2% Totaal 48.384 16,5% 49.390 17,8% Van alle niet-westerse allochtonen huishoudens moet 42 procent rondkomen van een laag inkomen. Uit onderzoek van het CBS en SCP (2011) blijkt ook dat huishoudens van nietwesterse afkomst relatief vaker in armoede leven dan autochtonen en westerse allochtonen. Van alle landelijke huishoudens van niet-westerse komaf had 22,5 procent in 2010 een laag inkomen 9. Dit is bijna drie keer zoveel als gemiddeld en vier keer zoveel als onder autochtonen. Stedelijke spreiding Onderstaand wordt ingegaan op de spreiding van huishoudens en minima over de verschillende wijken in de gemeente Leeuwarden. Tabel 1.2.9 Aantal huishoudens met een minimum inkomen tot 120% van de bijstandsnorm naar wijk Wijk 2007 2009 2011 Schil-Oost 1.536 20,0% 1.643 20,6% 1.899 21,6% Bilgaard 1.162 15,2% 1.114 13,9% 1.205 13,7% Vrijheidswijk 593 7,7% 598 7,5% 627 7,1% Heechterp/ Schieringen 730 9,5% 828 10,4% 921 10,5% Wielenpolle/Schepenbuurt 283 3,7% 289 3,6% 339 3,9% Binnenstad/ Schil-West 1.555 20,3% 1.649 20,6% 1.867 21,2% Camminghaburen 506 6,6% 518 6,5% 555 6,3% Stadsring Zuidwest 1.141 14,9% 1.177 14,7% 1.205 13,7% Buitengebied Noord & Zuid 162 2,1% 172 2,1% 184 2,1% Totaal 7.668 100,0% 7.990 100,0% 8.804 100,0% Het merendeel van de minima woont in de wijk Schil-Oost (bijna 22 procent) en de Binnenstad/ Schil-West (21 procent). Dit beeld zagen we ook in de voorgaande jaren terug. 9 Let op: lage inkomensgrens is niet gelijk aan de bijstandsnorm. Daarom zijn de cijfers niet één op één vergelijkbaar. 16

Tabel 1.2.10 Aandeel minimahuishoudens op totale huishoudpopulatie naar wijk met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm Wijk 2009 2011 Totaal Aandeel Totaal Aandeel Schil-Oost 9.506 17,3% 9.750 19,5% Bilgaard 3.279 34,0% 3.445 35,0% Vrijheidswijk 1.674 35,7% 1.817 34,5% Heechterp/ Schieringen 2.286 36,2% 2.313 39,8% Wielenpolle/Schepenbuurt 811 35,6% 811 41,8% Binnenstad/ Schil-West 13.122 12,6% 13.428 13,9% Camminghaburen 4.807 10,8% 4.804 11,6% Stadsring Zuidwest 8.655 13,6% 8.649 13,9% Buitengebied Noord & Zuid 4.244 4,1% 4.373 4,2% Totaal 48.384 16,5% 49.390 17,8% Kijken we naar het aandeel minima in de verschillende wijken dan is te zien dat in de wijken Wielenpolle/ Schepenbuurt, Heechterp/ Schieringen, Bilgaard en de Vrijheidswijk dit het hoogst is (resp. 42,40,35 en 35 procent). Vergeleken met 2009 is het aandeel minima in de Wielenpolle/ Schepenbuurt het sterkst toegenomen, met ruim zes procentpunten. In Heechterp/ Schieringen is het aandeel minima met ruim vier procentpunten gestegen. 1.3 Langdurige minima In deze paragraaf gaan we nader in op de achtergrondkenmerken van de groep die we langdurige minima noemen. Dit zijn huishoudens die drie jaar of langer leven van een inkomen op het sociaal minimum. De volgende tabel geeft een overzicht van het aantal jaren dat de huidige minimahuishoudens in Leeuwarden zijn aangewezen op een minimuminkomen. Tabel 1.3.1 Minimahuishoudens naar het aantal jaren met een minimuminkomen Categorie 20 )7 2009 2011 Korter dan 1 jaar 1.153 15,0% 705 8,8% 982 11,2% 1 tot 3 jaar 2.084 27,2% 1.544 19,3% 1.498 17,0% 3 jaar en langer 4.431 57,8% 5.741 71,9% 6.324 71,8% Totaal 7.668 100,0% 7.990 100,0% 8.804 100,0% In Leeuwarden leeft in 2011 bijna 72 procent van de minimahuishoudens langer dan drie jaar van een inkomen op minimumniveau. Ten opzichte van 2009 is het aandeel minima dat korter dan één jaar op het minimum leeft toegenomen van 8,8 procent naar 11,2 procent Van alle huishoudens in Leeuwarden heeft in 2011 in totaal 12,8 procent langer dan drie jaar een inkomen tot 120 procent van de bijstandsnorm. Landelijk zien we dat het aandeel langdurige minima (ten minste vier jaar achtereen) afneemt. In 2010 is 29 procent van de huishoudens onder de lage-inkomensgrens, langdurig 17

(ten minste vier jaar achtereen) op dit inkomen aangewezen. 10 Van de gehele bevolking in Nederland is dit 2,2 procent. Deze cijfers zijn niet één op één vergelijkbaar met de cijfers in Leeuwarden. Het CBS gaat uit van de lage inkomensgrens, daarnaast wordt gekeken naar de groep vier jaar en langer en is de definitie van 'aantal jaren achtereen' niet gelijk. Ook moet rekening worden gehouden met de verschillen tussen de grootte van gemeenten (zie blz. 14). Bij grote gemeenten is het aandeel waarschijnlijk hoger dan bij kleine gemeenten. Kijken we naar alleen de huishoudens jonger dan 65 jaar dan zien we het volgende beeld. Tabel 1.3.2 Minimahuishoudens jonger dan 65 jaar naar het aantal jaren met een minimuminkomen Categorie Korter dan 1 jaar 1 tot 3 jaar 3 jaar en langer Totaal 674 1.416 3.630 5.720 2009 11,8% 24,8% 63,5% 100,0% 2311 945 14,3% 1.406 21,3% 4.243 64,4% 6.595 100,0% Vergeleken met 2009 is het aandeel huishoudens, jonger dan 65 jaar, dat korter dan één jaar op het minimum leeft toegenomen (van 11,8 procent naar 14,3 procent). Ook het aandeel langjarige minima is toegenomen (2009:63,5 procenten 2011:64,4 procent). Onder de 65-plussers ligt het aandeel langdurige minima hoger met 94 procent (zie tabel 1.3.4). In tabel 1.3.3 staat de verdeling naar bron van het inkomen van alle langdurige minima. Bron van het inkomen Tabel 1.3.3 Inkomstenbron langdurige minima Categorie 2009 2011 WWB 2.253 39,2% 2.888 45,7% AOW 2.111 36,8% 2.081 32,9% Ander inkomen 1.377 24,0% 1.355 21,4% Totaal 5.741 100,0% 6.324 100,0% Langdurige minima zijn in 46 procent van alle gevallen afhankelijk van een WWB-inkomen en 33 procent leeft van een AOW gerelateerd inkomen. Verhoudingsgewijs is de groep met een ander inkomen met 21 procent klein. Vergeleken met 2009 is het aandeel WWB'ers onder de langdurige minima toegenomen van 39 procent naar bijna 46 procent. Tabel 1.3.4 Aandeel langdurige minima op totale minimapopulatie naar inkomensbron met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm Categorie 2009 2011 Totaal Aandeel Totaal Aandeel WWB 3.270 68,9% 4.194 68,9% AOW 2.270 93,0% 2.210 94,2% Ander inkomen 2.450 56,2% 2.400 56,5% Totaal 7.990 71,9% 8.804 71,8% 10 Bron: 'Armoedesignalement 2011', CBS/SCP, 2011. Het betreft hier een voorlopig cijfer. 18

Van alle minimahuishoudens met een AOW inkomen is 94 procent langdurig op dit minimum aangewezen. Dit is op zich logisch, de meeste huishoudens boven de 65 met alleen AOW kunnen geen inkomensverbetering meer tegemoet zien. Bijna 69 procent van alle WWB'ers is langdurig op het minimum aangewezen. Huishoudtype Tabel 1.3.5 Langdurige minimahuishoudens naar type huishouden Categorie 2009 2011 Alleenstaand 3.668 63,9% 3.973 62,8% Eenoudergezin 621 10,8% 702 11,1% Meerpers. z kinderen 981 17,1% 1.118 17,7% Meerpers. m kinderen 471 8,2% 532 8,4% Totaal 5.741 100,0% 6.324 100,0% Bijna 63 procent van de langdurige minimahuishoudens is alleenstaand. Elf procent betreft een eenoudergezin. Tabel 1.3.6 Aandeel langdurige minima op totale minimapopulatie naar type huishouden met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm Categorie 2009 2011 Totaal Aandeel Totaal Aandeel Alleenstaand 4.891 75,0% 5.396 73,6% Eenoudergezin 895 69,4% 996 70,5% Meerpers. z kinderen 1.475 66,4% 1.654 67,6% Meerpers. m kinderen 729 64,6% 759 70,1% Totaal 7.990 71,9% 8.804 71,8% Wanneer we kijken naar de verdeling onder het type huishouden, dan zien we dat net als in 2009, alleenstaanden zijn oververtegenwoordigd onder langjarige minima. Dit houdt verband met het relatief grote aantal AOWers die langjarig op het minimum leven, onder hen bevinden zich veel alleenstaanden. Ook is te zien dat het aandeel alleenstaanden is afgenomen onder de langdurige minima en dat de andere huishoudtypen een stijging laten zien. Leeftijd Tabel 1.^J Langdurige minimahuishoudens naar leeftijd Categorie 20 09 2011 18-27 jaar 138 2,4% 243 3,8% 27-40 jaar 1.065 18,5% 1.273 20,1% 40-65 jaar 2.427 42,3% 2.726 43,1% 65 jaar en ouder 2.111 36,8% 2.081 32,9% Totaal 5.741 100,0% 6.324 100,0% Bovenstaande tabel laat zien dat het aandeel huishoudens jonger dan 65 jaar is toegenomen onder de langdurige minima. 19

Tabel 1.3.8 Aandeel langdurige minima op totale minimapopulatie naar leeftijd met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm Categorie 2009 2011 Totaal Aandeel Totaal Aandeel 18-27 jaar 596 23,2% 916 26,5% 27-40 jaar 1.765 60,3% 2.014 63,2% 40-65 jaar 3.357 72,3% 3.655 74,6% 65 jaar en ouder 2.270 93,0% 2.210 94,2% Totaal 7.990 71,9% 8.804 71,8% Huishoudens ouder dan 65 jaar behoren vaker tot de langdurige minima dan de andere leeftijdscategorieën (94 procent). Van de minimahuishoudens tussen de 40 en 65 jaar leeft 75 procent langdurig op het minimum, dit is bijna drie procentpunten hoger dan gemiddeld in de gemeente. Etniciteit Tabel 1.3.9 Langdurige minimahuishoudens naar etniciteit Categorie Autochtoon Westers allochtoon Niet-westers allochtoon Totaal Langdurig e minima 2009 Langduric ie minima 2011 4.139 546 1.056 5.741 72,1% 9,5% 18,4% 100,0% 4.458 601 1.266 6.324 70,5% 9,5% 20,0% 100,0% Het aandeel niet-westerse allochtonen neemt onder de langdurige minimahuishoudens toe. In 2009 behoorde 18,4 procent van de langdurige minima tot de niet-westerse allochtone bevolkingsgroep. In 2011 is dit twintig procent. Tabel 1.3.10 Aandeel langdurige minima op totale minimapopulatie naar etniciteit met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm Categorie 20 09 2011 Totaal Aandeel Totaal Aandeel Autochtoon 5.675 72,9% 6.182 72,1% Westers allochtoon 766 71,3% 847 71,0% Niet-westers allochtoon 1.549 68,2% 1.775 71,2% Totaal 7.990 71,9% 8.804 71,8% Kijken we naar het aandeel langdurige per bevolkingsgroep, dan zien we dat autochtone huishoudens licht oververtegenwoordigd zijn. Allochtone huishoudens zijn ondervertegenwoordigd. Dit houdt verband met het relatief grote aantal AOW'ers die langjarig op het minimum leven, onder hen bevinden zich relatief meer autochtonen. 20

1.4 Kinderen Hieronder gaan we nader in op de groep kinderen in de leeftijd tot 18 jaar die opgroeit in een minimahuishouden. Tabel 1.4.1 Aantal kinderen in (minima)huishoudens Categorie 2007 2009 2011 Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Tot 105% 2.889 16,4% 2.537 14,4% 2.676 15,2% 105 tot 120% 99 0,6% 264 1,5% 271 1,5% Subtotaal tot 120% 2.988 27,0% 2.801 15,9% 2.947 16,7% Overig 14.608 83,0% 14.781 84,1% 14.683 83,3% Totaal 17.596 100,0% 17.582 100,0% 17.630 100,0% In 2011 leeft 16,7 procent (2.947 kinderen) van alle kinderen in Leeuwarden in een minimahuishouden. In 2009 was dit 15,9 procent, 2.801 kinderen. Kijken we naar de landelijke cijfers dan is te zien dat van alle mindeijarige kinderen in Nederland (in 2010) 10,1 procent opgroeit in een huishouden met een inkomen onder de lage inkomensgrens. In 2009 was dit 9,9 procent. 11 Dit gegeven is niet één op één vergelijkbaar met het aandeel minimakinderen in Leeuwarden, maar hoogstwaarschijnlijk zal doorrekening wel leiden tot een afwijkend percentage. 12 Ook moet rekening worden gehouden met het aantal inwoners in de gemeente (zie blz. 14). Bij grote gemeenten is het aandeel minimakinderen waarschijnlijk hoger dan bij kleine gemeenten. Naar leeftijd maken we onderscheid in kinderen tot 4 jaar, van 4 tot 12 jaar (basisschoolleeftijd) en 12 tot 18 jaar (voortgezet onderwijs). Tabel 1.4.2 Kinderen in (minima)huishoudens naar leeftijd Categorie Minimakinderen Minimakinderen Aandeel Aandeel 2009 2011 2009 2011 0-4 jaar 629 22,5% 676 22,9% 15,1% 16,1% 4-12 jaar 1.202 42,9% 1.321 44,8% 15,8% 17,3% 12-18 jaar 970 34,6% 951 32,3% 16,7% 16,5% Totaal 2.801 100,0% 2.947 100,0% 15,9% 16,7% Vergeleken met 2009 is het aandeel kinderen in de leeftijdscategorie 4 tot 12 jaar toegenomen (van 43 procent naar 45 procent). In deze leeftijdscategorie is het aandeel minimakinderen in 2011 het hoogst, namelijk 17,3 procent. 11 Bron: 'Armoedesignalement 2011', CBS/CPB, 2011.Het betreft hier voorlopige cijfers. 12 CBS maakt gebruik van de lage inkomensgrens, terwijl dit onderzoek uitgaat van de bijstandsnorm (Wsm) tot 120 procent. 21

Tabel 1.4.3 Kinderen in minimahuishoudens naar type inkomen Categorie 20 07 2C 09 2011 Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel WWB 1.774 59,4% 1.636 58,4% 1.993 67,6% AOW 2 0,1% 62 2,2% 49 1,7% Ander inkomen 1.212 40,5% 1.103 39,4% 905 30,7% Totaal 2.988 100,0% 2.801 100,0% 2.947 100,0% Naar bron van het inkomen zien we dat bijna 68 procent van de kinderen in minimahuishoudens opgroeit in een huishouden met een bijstandsuitkering, tegen ruim 58 procent in 2009. Bijna 31 procent van de kinderen leeft in een huishouden met een ander inkomen. Ongeveer twee procent woont in een AOW-huishouden. Tabel 1.4.4 Kinderen in (minimajhuishoudens naar type huishouden Categorie 2007 2009 2011 Aandeel 2011 Zelfstandig wonend 2 0,1% 2 0,1% 9 0,3% 8,7% Eenoudergezin 1.521 50,9% 1.393 49,7% 1.562 53,0% 50,8% Meerpers. m k 1.465 49,0% 1.406 50,2% 1.376 46,7% 9,5% Totaal 2.988 100,0% 2.801 100,0% 2.947 100,0% 16,7% Woonde in 2009 nog de helft van de minimakinderen in een eenoudergezin, in 2011 is dit aandeel gestegen naar 53 procent. Dit betekent dat van alle kinderen die in een eenoudergezin opgroeien, ruim één op de twee tot 120 procent van de bijstandsnorm leeft. Tabel 1.4.5 Kinderen in (minimajhuishoudens naar etniciteit Categorie 2007 2009 2011 Aandeel 2011 Autochtoon 1.467 49,1% 1.333 47,6% 1.440 48,9% 10,3% Westers allochtoon 243 8,1% 222 7,9% 243 8,2% 24,3% Niet-westers allochtoon 1.278 42,8% 1.246 44,5% 1.264 42,9% 47,7% Totaal 2.988 100,0% 2.801 100,0% 2.947 100,0% 16,7% Onder de minimakinderen is het aandeel autochtonen ten opzichte van 2009 toegenomen van 48 procent naar 49 procent. Van alle niet-westerse allochtone kinderen groeit bijna één op de twee op in een minimahuishouden, van de autochtone kinderen is dit één op de tien. Kinderen in Tel Vanaf 2006 brengt onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut 'Kinderen in Tel' de leefsituatie van de Nederlandse jeugd in beeld per provincie, gemeente en wijk. De leefsituatie wordt bepaald aan de hand van een aantal indicatoren bijvoorbeeld het aantal tienermoeders, speelruimte, achterstandsleerlingen, zuigelingensterfte, jeugdwerkloosheid en kindermishandeling. In 2012 staat de wijk Heechterp/ Schieringen in Leeuwarden bovenaan in de lijst van minst scorende wijken. Daarnaast staan Schepenbuurt, Bilgaard, Lekkumerend-Oost en Wielenpolle in de top 30 van minst scorende wijken. Onderstaande tabel geeft het aandeel minimakinderen in deze wijken weer. 22

Tabel 1.4.6 Kinderen in minimahuishouden met inkomen tot 120% van de bijstandsnorm naar aandachtswijk Wijk 2009 2011 Aandeel Aandeel 2009 2011 Heechterp/ Schieringen 376 13,4% 380 12,9% 59,7% 59,7% Schepenbuurt 92 3,3% 99 3,4% 70,8% 72,3% Bilgaard 542 19,4% 583 19,8% 52,6% 54,0% Wielenpolle 52 1,9% 85 2,9% 44,1% 64,9% Overige wijken 13 1.739 62,1% 1.800 61,1% 11,1% 11,5% Totaal 2.801 100,0% 2.947 100,0% 15,9% 16,7% Het aandeel minima onder kinderen ligt, net als in 2009, in de vier aandachtswijken van 'Kinderen in Tel' veel hoger dan gemiddeld in Leeuwarden. In de Schepenbuurt leeft 72 procent van de kinderen in een minimahuishouden tot 120 procent van de bijstandsnorm. De grootste toename zien we terug in de wijk Wielenpolle. Van alle kinderen in deze week leeft 65 procent in een minimahuishouden, tegen 44 procent in 2009. 1.5 Verdeling minimahuishoudens over de aandachtswijken De gemeente Leeuwarden heeft een tiental aandachtswijken gedefinieerd namelijk: Vlietzone, Schepenbuurt, Valeriuskwartier, Oldegaliieën/ Bloemenbuurt, Tjerk Hiddes/ Cambuursterhoek, Nijlan, Vrijheidswijk, Mondriaanbuurt, Wielenpolle en Heechterp- Schieringen. Daarnaast behoort Heechterp-Schieringen ook tot één van de 40 Vogelaarwijken. Onderstaande tabel geeft het aandeel minimahuishoudens per aandachtswijk weer. In bijlage 2 geven we het aandeel minima voor alle wijken weer. Tabel 1.5.1 Aantal huishoudens met een minimum inkomen tot 120% van de bijstandsnorm naar aandachtswijk 14 Wijk Minimahuishoudens Minimahuishoudens Aandeel Aandeel 2009 2011 2009 2011 Vlietzone 524 6,6% 654 7,4% 17,8% 20,3% Schepenbuurt 184 2,3% 230 2,6% 31,9% 39,9% Valeriuskwartier 202 2,5% 224 2,5% 24,0% 27,2% Oldegaliieën/ Bloemenbuurt 436 5,5% 500 5,7% 22,8% 25,4% Tjerk Hiddes/ Cambuursterhoek 386 4,8% 410 4,7% 16,8% 19,1% Nijlan 417 5,2% 434 4,9% 18,1% 18,8% Heechterp/ Schieringen 828 10,4% 921 10,5% 36,2% 39,8% Vrijheidswijk 598 7,5% 627 7,1% 35,7% 34,5% Mondriaanbuurt 75 0,9% 123 1,4% 21,4% 29,3% Wielenpolle 105 1,3% 109 1,2% 44,9% 46,8% Overige wijken 4.235 53,0% 4.572 51,9% 12,8% 13,6% Totaal 7.990 100,0% 8.804 100,0% 16,5% 17,8% 13 Voor alle wijken zie bijlage 2. 14 Door afronding tellen de percentages niet exact op tot 100 procent. 23

De laatste kolom van tabel 1.5.1 geeft voor elke aandachtswijk van de totale bevolking in Leeuwarden het percentage weer dat tot de minimapopulatie behoort in het jaar 2011.Van de tien aandachtswijken wonen in de Wielenpolle, Heechterp/ Schieringen, de Vrijheidswijk en de Schepenbuurt het meest aantal minima (dit beeld zagen we ook in 2009 terug). De tien aandachtswijken zijn geanalyseerd naar type inkomen, afkomst en huishoudtype. De laatste kolom ('alle wijken') is ter vergelijking en geeft de gemiddelde waarde onder alle minimahuishoudens. Figuur 1.5.2 Aandeel minimahuishoudens naar type inkomen per aandachtswijk Vlietzone Schepenbuurt Valeriuskwartier Oldegaliieën/ Bloemenbuurt Tjerk Hiddes/ Cambuursterhoek Nijlan Heechterp/ Schieringen Vrijheidswijk Mondriaanbuurt Wielenpolle Overige wijken Minima totaal 0% 20% 40% 60% 80% 100% Naar type inkomen zien we hetzelfde beeld als in 2009. In de Mondriaanbuurt en Heechterp- Schieringen is het aandeel minimahuishoudens met een WWB uitkering aanzienlijk hoger dan het stedelijk gemiddelde (resp. 70, 58 en 48 procent). Het aandeel huishoudens met een overig inkomen is het hoogst in het Valeriuskwartier (40 procent) en de Wielenpolle (36 procent). AOW'ers wonen naar verhouding vaker in de Vrijheidswijk, 29 procent van de minima in deze wijk heeft een AOW- inkomen. De volgende figuur geeft de verdeling van huishoudtypen weer. 24

Figuur 1.5.3 Aandeel minimahuishoudens naar huishoudsamenstelling per aandachtswijk Vlietzone Schepenbuurt Valeriuskwartier 1 1 1 I 1 I! Oldegaliieën/ Bloemenbuurt Tjerk Hiddes/ Cambuursterhoek Nijlan Heechterp/ Schieringen Vrijheidswijk Mondriaanbuurt Alleens い and - Eenoudergezin - Meerpersoons zonder kinderen - Meerpersoons met kinderen Wielenpolle Overige wijken Minima totaal 0% 20% 40% 60% 80% 100% In de Mondriaanbuurt en de Wielenpolle is het aandeel gezinnen met kinderen (zowel eenoudergezinnen als meerpersoons met kinderen) duidelijk hoger dan gemiddeld onder alle minimahuishoudens. In het Valeriuskwartier en Tjerk Hiddes/ Cambuursterhoek zijn de eenoudergezinnen oververtegenwoordigd. Het aandeel alleenstaanden ligt in Vlietzone en Oldegaliieën/ Bloemenbuurt boven het gemeentelijk gemiddelde. Tot slot ligt in de Schepenbuurt het aandeel meerpersoonshuishoudens met kinderen aanzienlijk lager dan het gemiddelde en zijn in deze buurt naar verhouding meer meerpersoonshuishoudens met kinderen. Het volgende overzicht geeft de verdeling naar herkomst in de wijken weer. Figuur 1.5.4 Aandeel minimahuishoudens naar herkomst per aandachtswijk Vlietzone Schepenbuurt Valeriuskwartier Oldegaliieën/ Bloemenbuurt Tjerk Hiddes/ Cambuursterhoek Nijlan Heechterp/ Schieringen Vrijheidswijk Mondriaanbuurt Wielenpolle Overige wijken Minima totaal 0% 20% 40% 60% 80% 100% Het aandeel niet-westerse allochtonen onder de minimahuishoudens is in de Mondriaanbuurt, de Schepenbuurt, Heechterp-Schieringen en de Vrijheidswijk 25

oververtegenwoordigd (resp. 57,31,34 en 33 procent). In de Wielenpolle zijn naar verhouding meer autochtonen onder de minima. 26

2 Instrumenten voor financiële ondersteuning Voor inwoners van de gemeente 匕 eeuwarden bestaan diverse voorzieningen om de financiële lasten te verlichten of het inkomen te verhogen. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het gebruik van de verschillende voorzieningen in 2011. Ook wordt het bereik van 2011 vergeleken met 2009 en waar mogelijk met 2007. Daarnaast beschrijven we de kenmerken van de huishoudens die van de inkomensondersteunende regelingen gebruikmaken. 2.1 Regelingen voor het minimabeleid Voor het minimabeleid zijn er lokale en landelijke regelingen (bijvoorbeeld huurtoeslag en zorgtoeslag). In dit rapport beschrijven we alleen de regelingen die lokaal worden uitgevoerd. De regelingen hebben verschillende inkomensgrenzen die zijn afgeleid van de betreffende bijstandsnorm. De volgende tabel geeft deze inkomensgrenzen in procenten weer, op basis van de situatie in 2011. Tabel 2.1.11nkomensgrenzen regelingen in 2011 en omvang doelgroep Categorie Inkomensgrens Bevoegdheid Kwijtschelding 15 100% Landelijk Bijzondere bijstand 16 - Landelijk Langdurigheidstoeslag 100% Landelijk Collectieve zorgverzekering 120% Gemeentelijk Declaratieregeling 120% Gemeentelijk Declaratieregeling Nederlands identiteitsbewijs 17 120% Gemeentelijk Vergoeding ouderen, chronisch zieken en gehandicapten 120% Gemeentelijk Zwemlesregeling 120% Gemeentelijk Onder het wettelijk kader voor het minimabeleid vallen de kwijtschelding, de bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag. Daarnaast heeft de gemeente een zekere mate van beleidsvrijheid. De gemeente kan daardoor zelf bepalen welke soort bijstand zij in welke vorm wil verlenen. De gemeente Leeuwarden heeft deze vrijheid ingevuld met de volgende regelingen: collectieve ziektekostenverzekering, declaratieregeling, id- regeling, regeling voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten en de zwemlesregeling. De inkomensgrens voor de kwijtschelding is door de landelijke overheid wettelijk vastgelegd. Voor de overige regelingen gelden de inkomensgrenzen die de gemeente zelf heeft vastgesteld. In Leeuwarden is dit een grens van 120 procent, met uitzondering van de 15 Het inkomen van AOWers ligt iets hoger dan de bijstandsnorm (100 procent van de bijstandsnorm). Omdat ook huishoudens met alleen een AOW-uitkering (zonder aanvullend pensioen) recht hebben op kwijtschelding nemen wij bij de berekening van het gebruik alle huishoudens tot 105 procent van de bijstandsnorm mee. 16 In principe heeft de bijzondere bijstand geen inkomensgrens. De gemeente Leeuwarden werkt voor de bijzondere bijstand met een draagkrachtberekening, om toch uitspraken over het gebruik te kunnen doen, gebruiken we als doelgroep de huishoudens met een inkomen tot maximaal 105 procent van de bijstandsnorm. 17 Aantal personen tot 120 procent van de bijstandsnorm. 27

langdurigheidstoeslag, deze staat op 100 procent van de bijstandsnorm. Per 1 januari 2012 is de inkomensgrens van het minimabeleid landelijk gemaximaliseerd op 110 procent van de bijstandsnorm. Deze maatregel heeft voor de gemeente Leeuwarden ook effect. De inkomensgrenzen van de collectieve ziektekostenverzekering, de declaratieregeling (incl. zwemlesregeling en id-kaart) en de categoriale bijstand voorouderen, chronisch zieken en gehandicapten zijn per 2012 op 110 procent gesteld. Om het aanvragen van de regelingen te vergemakkelijken krijgen huishoudens met een WWB-uitkering automatisch een aanvraagformulier met alle regelingen (behalve de kwijtschelding) thuisgestuurd. 2.2 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Burgers met een minimuminkomen (en geen tot heel weinig vermogen) kunnen kwijtschelding aanvragen voor bepaalde gemeentelijke heffingen, te weten de afvalstoffenheffing en de rioolrechten. Inwoners kunnen de kwijtschelding online of via een gemeenteloket (belastingen) aanvragen. Ook inwoners die studiefinanciering ontvangen, komen in aanmerking voor kwijtschelding van gemeentelijke heffingen. In deze monitor worden studenten niet tot de minima gerekend, daarom zijn deze huishoudens niet meegenomen in onderstaand overzicht. Bereik kwijtschelding De doelgroep voor de kwijtschelding bestaat uit 7.194 minimahuishoudens met een inkomen tot 105 procent van de bijstandsnorm. 18 Tabel 2.2.1 Bereik kwijtschelding Categorie 2007 2009 2011 Doelgroep 6.342 6.500 7.194 Gebruik kwijtschelding 4.108 3.920 3.325 Percentage bereik 64,8% 60,3% 46,2% In 2011 is er aan 3.325 huishoudens kwijtschelding verstrekt, dit is 46 procent van de doelgroep. In 2009 lag het bereik op 60 procent. Over de jaren heen neemt het gebruik van de kwijtschelding af. Deze afname schijnt het gevolg te zijn van een bestandskoppeling die heeft plaatsgevonden, waardoor het recht op kwijtschelding gerichter bepaald worden. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de kwijtschelding De kenmerken van de huishoudens die gebruikmaken van de regeling zijn afgezet tegen de minima met een inkomen tot 105 procent van de bijstandsnorm. Afgezet tegen de omvang van de doelgroep maken de AOW'ers relatief minder van de regeling gebruik. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat een deel van deze groep een (bescheiden) vermogen boven de grens van het kwijtscheldingsbeleid heeft. Daarnaast is te zien dat eenoudergezinnen en niet-westerse allochtonen naarverhoudina meer gebruikmaken dan de andere categorieën. 18 Het inkomen van AOWers ligt iets hoger dan de bijstandsnorm (100 procent van de bijstandsnorm). Omdat ook huishoudens met alleen een AOW-uitkering (zonder aanvullend pensioen) recht hebben op kwijtschelding nemen wij bij de berekening van het gebruik alle huishoudens tot 105 procent van de bijstandsnorm mee. 28