Sociale index Gebiedsteam Bolsward, Platteland Bolsward en Witmarsum-Arum 1 oktober 2014

Transcriptie

1 Sociale index, en 1 oktober 2014 Inleiding De sociale index is ontwikkeld voor de inzet van gebiedsteams in het kader van de decentralisatie van taken betreffende Participatie, AWBZ (en Wmo) en Jeugdzorg. De sociale index bestaat uit drie delen namelijk, bevolkingskenmerken, gebruik van transities en de stapeling (cumulatie) van de transities binnen huishoudens. Voor deze sociale index is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van eigen gemeentelijke gegevens, aangevuld met externe gegevens. 1 Hieronder is eerst een samenvatting gegeven waarna achtereenvolgens de drie onderdelen worden behandeld. De sociale index is een ontwikkeldocument. Naar verwachting ontvangen de gemeenten de komende maanden steeds meer specifieke gegevens over het gebruik en de gebruikers van de nieuwe taken die op ons af komen. Hiermee kunnen we de volgende versie van de sociale index verfijnen. Samenvatting Het gebiedsteam van deze clusters heeft te maken met duidelijke verschillen tussen de clusters. Als eerste is er het verschil tussen het stedelijke gebied en de plattelandsgebieden rondom en. In deze plattelandsclusters liggen 20 kernen. Daarnaast zijn er verschillen in bevolkingssamenstelling en gebruik van voorzieningen, waarbij over het algemeen het gebruik in cluster het grootst is en het gebruik in het cluster rondom het kleinst. Het cluster 1 Er zijn verschillende bronnen gebruikt, waaronder gemeentelijke data m.b.t. bevolking, WMO, bijstand, bijzondere bijstand, kwijtscheldingen, en sociale werkvoorziening. Daarnaast zijn bestanden van Vektis gebruikt voor de AWBZ en zijn gegevens opgevraagd bij Jeugdhulp Friesland, het UWV en de Kredietbank. De meest recente gegevens zijn gebruikt en de data betreft de jaren 2012 tot en met Er kunnen kleine verschillen in de aantallen zitten door het gebruik van data uit verschillende jaren. 1

2 zit er tussen in. Verder is dit gebied qua inwoners het grootste gebied van alle gebiedsteams. Het cluster rondom is kinderrijker, er wonen meer gezinnen en er wordt minder gebruik gemaakt van Participatie, Wmo, AWBZ en Jeugdzorg. In het cluster wonen meer alleenstaanden en meer minima. De werkloosheid is hoger en het gebruik van alle voorzieningen is hoger dan in de andere clusters van dit gebied. Dit gebruik is meestal gelijk aan het gemiddelde van de gemeente of iets hoger. De uitzondering is het gebruik van Jeugdzorg, wat duidelijk lager is dan het gemiddelde. In het cluster is de verdeling van huishoudtypes normaal. Er wonen opvallend weinig 75- plussers. Het gebruik van Participatie, Wmo en AWBZ is lager of gelijk aan het gemeentelijke gemiddelde. Voor een plattelandscluster is het gebruik aan de hoge kant. Dit is ook het geval bij minima-huishoudens en werkloosheid. Het gebruik van Jeugd AWBZ is hoger dan het gemeentelijke gemiddelde. In tabel 1 zijn de aantallen en de percentages van het gebruik van Participatie, Wmo, AWBZ, Jeugdzorg en AWBZ Jeugd weergegeven. In de laatste rijen is de stapeling van de bovenstaande onderwerpen binnen huishoudens weergegeven. Tabel 1: Aantal en percentage gebruikers van Participatie, Wmo, AWBZ en Jeugdzorg Categorie Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Bijstandsuitkering 304 6,7% 33 2,3% 77 3,8% 414 5,1% ,2% Sociale werkvoorziening 82 1,8% 10 0,7% 27 1,3% 119 1,5% 578 1,6% Bijzondere bijstand 342 7,5% 40 2,8% 91 4,5% 473 5,9% ,2% Kwijtschelding 130 2,9% 7 0,5% 21 1,0% 158 2,0% 876 2,4% Schuldhulpverlening 85 1,9% 12 0,8% 20 1,0% 117 1,5% 586 1,6% Huishoudens met WMOvoorziening(en) ,8% 94 6,5% 202 9,9% ,5% ,8% Gebruikers AWBZ 153 1,9% 15 0,5% 64 1,7% 232 1,6% ,8% Gebruikers Jeugdzorg 26 1,2% 9 1,0% 10 1,0% 45 1,1% 292 1,6% Gebruikers Jeugd AWBZ 43 1,9% 9 1,0% 21 2,0% 73 1,7% 299 1,6% Stapeling binnen huishoudens: Zonder indicator ,7% ,2% ,3% ,8% ,9% Met 1 indicator ,0% 130 9,0% ,4% ,6% ,1% Met 2 indicatoren 170 3,7% 23 1,6% 55 2,7% 248 3,1% ,4% Met 3 indicatoren 26 0,6% 2 0,1% 14 0,7% 42 0,5% 186 0,5% Voor de inzet van de gebiedsteam moet in de clusters, rondom en vooral rekening worden gehouden met het volgende: - Dit gebied is groter dan de andere gebieden van de gebiedsteam. Hierdoor zijn de aantallen gebruikers van voorzieningen hoger. Hiermee moet bij de bemensing van het team rekening worden gehouden. - De diversiteit tussen de clusters is groot. Het is belangrijk om de plattelandsclusters niet te laten ondersneeuwen bij de stadsproblematiek in het cluster. Vooral het cluster is een plattelandsgebied waarbij het gebruik van voorzieningen in verhouding hoog is. Hier moet aandacht voor zijn. - Er is een lichte stijging te zien in het gebruik van bijstand, sociale werkvoorzieningen, schuldhulpverlening en kwijtschelding. Dit is (deels) te verklaren door de economische crisis. Het zou 2

3 goed zijn deze onderwerpen nader te onderzoeken en zo mogelijk het gemeentelijke beleid en de inzet van de gebiedsteams hier op aan te passen. - Op gebied van Jeugdzorg is er nog winst te boeken door het inzetten van ambulante ondersteuning, als voorliggend op de zwaardere en duurdere Jeugdzorg. - Bij AWBZ Jeugd is een hoog percentage van het rondom in de categorie anders. Onder anders vallen bijvoorbeeld verpleging, kort verblijf en behandeling. Dit zijn intensievere vormen van ondersteuning. Het kan zijn dat preventie en lichtere vormen van ondersteuning deze jeugdigen niet bereikt hebben waardoor ze nu in een later stadium zwaardere zorg nodig hebben. Het is bekend dat in plattelandsgebieden knelpunten soms minder snel onderkend of opgepakt worden. Dit zou verder onderzocht kunnen worden, waarbij met name gelet moet worden op vroegsignaleren, preventie en ambulante ondersteuning. 3

4 Deel 1 bevolkingskenmerken Bevolking naar inwoners, huishoudens en type huishoudens 2 In het gebied van de clusters, rondom en wonen personen in 8050 huishoudens. Dit gebiedsteam werkt in het gebied met het grootste aantal inwoners van alle gebiedsteams. In de clusters en zijn de huishoudens gemiddeld van grootte met 2,2 en 2,3 personen per huishouden. In het cluster rondom zijn de huishoudens groter met 2,6 personen per huishouden. De gemiddelde leeftijd in dit cluster is het laagst in dit hele gebied. Tabel 2: Aantal huishoudens en inwoners Categorie Súdwest- Provincie Aantal inwoners Aantal huishoudens Gemiddelde huishoudgrootte 2,2 2,6 2,3 2,3 2,3 2,3 Gemiddelde leeftijd 42 39, ,3 41,6 42 In figuur 1 is de verdeling van inwoners naar leeftijdscategorie weergegeven. Hierin is te zien dat er meer jeugdigen van 0-23 jaar wonen in het cluster platteland rondom (3% meer). In het cluster wonen opvallend meer 75-plussers dan gemiddeld en in de clusters en wonen juist opvallend minder 75-plussers. Figuur 1: Bevolking naar leeftijd Als we hieronder kijken naar huishoudsamenstelling is te zien dat in het cluster rondom opvallend minder alleenstaanden en eenoudergezinnen wonen en meer meerpersoonshuishoudens. Er wonen hier bijna 10% meer gezinnen met kinderen dan gemiddeld in de hele gemeente. In de clusters en zijn de huishoudtypes normaal verdeeld. Opvallend is dat in he cluster het percentage van 5,2% eenoudergezinnen onder het gemiddelde van de gemeente ligt. Eenoudergezinnen wonen over het algemeen vaker in de stad, maar dus niet vaker in het cluster. 2 Bron: GBA/GISVG

5 Tabel 3: Bevolking naar type huishouden 3 Huishoudtype Gebiedsgericht team Súdwest- Provincie Alleenstaand ,4% ,3% ,3% ,2% 32,9% 34,4% Eenoudergezin 239 5,2% 55 3,8% 106 5,2% 400 5,0% 5,7% 6,1% Meerpersoons zonder kinderen Meerpersoons met kinderen ,5% ,3% ,8% ,3% 31,9% 31,5% ,8% ,6% ,8% ,6% 29,6% 28,0% Totaal aantal huishoudens % % % % Minima 4 Zes procent van alle 8050 huishoudens in dit cluster heeft een inkomen tot 110% van het sociaal minimum. Dit is lager dan gemiddeld. Het percentage minima van 105 tot 110% is in het cluster Witmarsum hoger dan in de andere plattelandsclusters, waar het gemiddelde 1,5% is. Het cluster heeft een gemiddeld percentage minima. In vergelijking met Sneek is dit 3,7% lager. Tabel 4: Huishoudens naar inkomen in percentages van het wettelijk sociaal minimum Inkomensverdeling Súdwest- tot 105% 354 7,8% 38 2,6% 87 4,3% 479 6,0% 7,2% tot 110% 102 2,2% 21 1,5% 39 1,9% 162 2,0% 2,2% 110% en hoger ,0% ,9% ,8% ,0% 90,5% Totaal ,0% ,0% ,0% ,0% 100,0% In figuur 3 is te zien hoeveel van de minimahuishoudens met een minimuminkomen tot 110 procent van het sociaal minimum een bijstandsuitkering hebben. 3 Bron: Gegevens provincie uit Databank, Gegevens uit GBA/GISVG 1 juli Bron: lijke cijfers over bijstand en bijzondere bijstand uit GWS , Sociale werkvoorziening van Empatec

6 Figuur 3: Minimahuishoudens naar inkomensbron tot 110% (totaal aantal is 147) Van alle minimahuishoudens heeft ongeveer tweederde een bijstandsuitkering (WWB). In het cluster hebben minimahuishoudens het vaakst een bijstandsuitkering. In het cluster rondom hebben opvallend minder minima een bijstandsuitkering (56%) en meer een overige vorm van inkomen (44%). Eenderde van de minima huishoudens in dit hele gebied heeft een overig inkomen zoals een AOW- of WW-uitkering, een arbeidsongeschiktheidsuitkering of inkomen uit werk. In het cluster hebben minima ook vaker een andere inkomensbron. Werkloosheid 5 In tabel 5 is het aantal ingeschreven niet-werkende werkzoekenden weergegeven. In totaal gaat het in dit gebied om 752 personen. Dit is 9,1% van de beroepsbevolking. Vergeleken met de gemeente en de provincie ligt het aandeel werkzoekenden aanzienlijk lager. De jeugdwerkloosheid in het cluster is hoger dan gemiddeld, maar in de andere leeftijdscategorieen is het percentage van het cluster lager dan gemiddeld. In het cluster rondom is de werkloosheid laag ten opzichte van het gemeentelijk gemiddelde en ook vergeleken met het gemiddelde van de plattelandsclusters. Dat is anders met het cluster. Vergeleken met de gemeente is de werkloosheid laag, maar vergeleken met de plattelandsclusters is de werkloosheid in dit cluster in alle leeftijdsgroepen hoog. Tabel 5: Aantal ingeschreven niet-werkende werkzoekenden UWV Niet-werkende werkzoekenden Súdwest- Leeftijdscategorie Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aandeel Aandeel 15 tot 25 jaar 36 8,5% 4 2,3% 12 5,7% 52 6,4% 7,0% 7,8% 25 tot 35 jaar ,9% 12 4,1% 35 8,8% 148 9,2% 10,1% 11,6% 35 tot 45 jaar 92 8,4% 14 3,7% 43 8,5% 149 7,5% 9,6% 10,9% 45 tot 55 jaar ,5% 31 6,1% 51 8,1% 208 8,9% 9,9% 11,4% 55 tot 65 jaar ,2% 34 10,3% 61 13,8% ,8% 13,0% 15,2% Totaal ,4% 95 5,7% 202 9,2% 752 9,1% 10,2% 11,6% Oranje is een afwijking van 10% of meer en groen is een afwijking van 10% of minder dan het gemiddelde van de gemeente. 5 Bron: UWV juli

7 Woningen 6 In totaal staan er 7913 woningen in de clusters van dit gebiedsteam. In het cluster komen halvrijstaande-, rijen- en etagewoningen het meeste voor. Veertig procent van de woningen zijn huurwoningen. In de clusters en rondom staan voornamelijk vrijstaande- en halfvrijstaande woningen. Hier is 30% en 26% een huurwoning. De Woz-waardes liggen in de clusters en ongeveer en euro lager dan het gemiddelde. In het rondom is dat juist euro hoger. In de gemeente is de WOZwaarde gemiddeld De WOZ-waarde is in de gemeente het afgelopen jaar gedaald. Deel 2 gebruik van Participatie, Wmo, AWBZ en Jeugdzorg (transities) Participatie 7 In figuur 4 is het percentage huishoudens met een bijstandsuitkerking, een sociale werkvoorziening, bijzondere bijstand, kwijtschelding en schuldhulpverlening te zien. De sociale werkvoorziening bevat zowel huishoudens met personen die daar aan het werk zijn als personen op de wachtlijst. Figuur 4: Gebruik van bijstand, sociale werkvoorziening, schuldhulpverlening en inkomensvoorzieningen In figuur 4 is te zien dat het gebruik van Participatie bij alle onderwerpen in het cluster hoger is dan gemiddeld in de gemeente. Het gebruik in het cluster is lager en in het cluster rondom het laagste. Tabel 6: Gebruik Participatie Participatie Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Bijstandsuitkering 304 6,7% 33 2,3% 77 3,8% 414 5,1% ,2% Sociale werkvoorziening 82 1,8% 10 0,7% 27 1,3% 119 1,5% 578 1,6% Bijzondere bijstand ,5% 40 2,8% 91 4,5% 473 5,9% ,2% Kwijtschelding 130 2,9% 7 0,5% 21 1,0% 158 2,0% 876 2,4% Schuldhulpverlening 85 1,9% 12 0,8% 20 1,0% 117 1,5% 586 1,6% 6 Bron: lijke data GISVG Bron: lijke data gebruik Participatie uit GWS , Empatec over sociale werkvoorziening van en Kredietbank over schuldhulpverlening in Bron: lijke data gebruik bijzondere bijstand uit GWS over de periode september 2013 tot september

8 In tabel 6 is hetzelfde beeld te zien en hieruit blijkt dat vooral het gebruik van een sociale werkvoorziening, kwijtschelding en schuldhulpverlening in het cluster hoog is. Sinds vorig jaar is er gemeentelijk een sterke toename te zien in het gebruik van bijstand. Deze toename is gestegen van 4,3% naar 6,2%. Het aantal huishoudens met bijstand is gemeentelijk gestegen met 729 huishoudens. Het gebruik van de een sociale werkvoorziening en schuldhulpverlening is op gemeentelijk niveau afgenomen. Bijzondere bijstand en kwijtschelding is door de manier van meten niet vergelijkbaar met de vorige data. Wmo 9 In onderstaande figuur is het aantal en percentage huishoudens met een verstrekte Wmo voorziening weergegeven. Het gebruik van Wmo in het cluster is hoger dan gemiddeld. In het cluster rondom is het gebruik juist opvallend lager en het cluster zit dichtbij het gemiddelde. Figuur 5: Gebruik van Wmo voorzieningen Tabel 7: Gebruik Wmo-voorzieningen Wmo Huishoudens met 1 of meer Wmo-voorzieningen Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel ,8% 94 6,5% 202 9,9% ,5% ,8% Aantal verstrekte Wmovoorzieningen , , , , ,63 Waarvan huishoudelijke hulp ,6% 53 33,1% ,6% ,7% ,8% Waarvan Wmo-voorzieningen ,4% ,9% ,4% ,3% ,2% Van de Wmo voorzieningen maken veruit de meeste huishoudens (66%) gebruik van een Wmo voorziening zoals een taxivergoeding, een rolstoel of een woningaanpassing. Bijna 34% maakt gebruik van huishoudelijke hulp. Huishoudens maken in dit gebied gemiddeld gebruik van 1,72 Wmo-voorzieningen. Vooral in het cluster is het gebruik hoog. Hier maken de huishoudens gebruik van gemiddeld 1,74 voorzieningen. 9 Bron: lijke data gebruik Wmo uit GWS/IW

9 AWBZ 10 Tabel 8 geeft het gebruik van AWBZ weer. In het gebiedsteam van deze clusters zijn 232 personen welke gebruik maken van ondersteuning vanuit de AWBZ. Het percentage gebruikers van AWBZ is in deze clusters laag (1,6%). Dat komt met name door het lage gebruik in het cluster rondom (0,5%). In het cluster is het gebruik van AWBZ iets hoger dan gemiddeld. Er wordt door 232 personen van 282 ondersteuningsproducten gebruik gemaakt. Dat is gemiddeld 1,22 ondersteuningsproducten per persoon. Dit ligt net onder het gemiddelde van de gemeente. In verreweg de meeste gevallen wordt gebruik gemaakt van begeleiding individueel (ongeveer 60%). Daarna komt begeleiding groep het meest voor (ongeveer 33%). In het cluster rondom is het gebruik van begeleiding groep hoog en van de andere voorzieningen laag. De aantallen zijn klein waardoor de percentages sterk kunnen wisselen bij het in- en uitstromen van enkele personen. Tabel 8: Gebruik AWBZ-voorzieningen 11 AWBZ Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Gebruikers AWBZ 153 1,9% 15 0,5% 64 1,7% 232 1,6% ,8% Aantal gebruikte voorzieningen Waarvan: 190 1, , , , ,23 Begeleiding individueel ,5% 11 73,3% 44 57,1% ,6% ,7% Begeleiding groep 62 32,6% 4 26,7% 27 35,1% 93 33,0% ,0% Persoonlijke verzorging 14 7,4% 0 0,0% 6 7,8% 20 7,1% 115 7,9% Anders 1 0,5% 0 0,0% 0 0,0% 1 0,4% 5 0,3% De resultaten uit tabel 8 zijn niet te vergelijken met de gegevens over het gebruik van AWBZ van Vektis die de gemeenten eind 2013 hebben ontvangen. In de aanloop naar de overgang van de AWBZ naar de gemeenten zijn er steeds andere meetmethodes gebruikt, waardoor de cijfers niet met het vorige bestand zijn te vergelijken. Het uitgangspunt bij het huidige bestand is dat de personen die een indicatie hebben en zorg afnemen in de data zijn opgenomen. Jeugdzorg Het gebruik van Jeugdzorg is te zien in tabel 9. Jeugdzorg is op dit moment voor jeugdigen tot 18 jaar. Het gebruik van Jeugdzorg is in de clusters van dit gebiedsteam laag. Er zijn 45 jeugdigen die gebruik maken van Jeugdzorg. Ook in het cluster is het gebruik van Jeugdzorg laag. Dit is anders dan verwacht omdat het gebruik van Jeugdzorg in stedelijk gebied vaak hoger is. In onze gemeente is het gebruik van jeugdzorg verdeeld in 54% ambulante ondersteuning, 18% dagbehandeling, 36% pleegzorg en 23% residentiele zorg. Tabel 9: Gebruik Jeugdzorg 12 Jeugdhulpverlening Gebiedsgericht team Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Unieke gebruikers 26 1,2% 9 1,0% 10 1,0% 45 1,1% 292 1,6% 10 Bron: De meest recente data van CAK/VEKTIS is gebruikt (juli 2014). De AWBZ PGB (2012) is opgeteld bij de AWBZ ZIN (2013). 11 Bron: Vektis AWBZ PGB 2012 en AWBZ ZIN Bron: Jeugdhulp Friesland

10 Het aantal unieke gebruikers Jeugdzorg is in de gemeente van 2012 naar 2013 gestegen met 45 jeugdigen. In de clusters en is het aantal jeugdigen met Jeugdzorg juist gedaald met 9 en 5 jeugdigen. In het cluster rondom is het aantal jeugdigen die gebruik maken van Jeugdzorg gestegen met 8 jeugdigen. Omdat het hier om kleine aantallen gaat is dat een erg grote stijging. In tabel 10 is het gebruik van AWBZ Jeugd weergegeven. Hieronder valt de begeleiding en verzorging van jeugdigen met een beperking. Een beperking kan lichamelijk, visueel, verstandelijk of psychiatrisch zijn. In de tabel is te lezen dat er in verhouding met de gemeente veel meer gebruikers van AWBZ Jeugd zijn in de clusters en. In het cluster rondom is het aantal gebruikers van AWBZ Jeugd juist lager. In dit cluster is het aantal ondersteuningsvoorzieningen per jongere wel hoog. Er wordt per jongere gebruik gemaakt van gemiddeld 2,1 ondersteuningsvoorzieningen. Tabel 10: Gebruik AWBZ Jeugd 13 Jeugd AWBZ Gebiedsgericht team Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel Jeugd gebruikers AWBZ 43 1,9% 9 1,0% 21 2,0% 73 1,7% 299 1,6% Aantal gebruikte voorzieningen Waarvan: 79 1,8 19 2,1 43 2, , ,9 Begeleiding individueel 22 27,8% 5 26,3% 16 37,2% 43 30,5% ,8% Begeleiding groep 22 27,8% 4 21,1% 14 32,6% 40 28,4% ,6% Persoonlijke verzorging 14 17,7% 4 21,1% 6 14,0% 24 17,0% 83 14,8% Anders 21 26,6% 6 31,6% 7 16,3% 34 24,1% ,9% Over het algemeen is in dit gebied het meeste gebruik van begeleiding individueel en begeleiding groep. Het gebruik in deze clusters is verschillend. Het cluster is normaal verdeeld en heeft alleen een hoog aantal jeugdigen die gebruik maken van persoonlijke verzorging. In het cluster rondom is het gebruik van begeleiding individueel en begeleiding groep laag en het gebruik van persoonlijke verzorging en anders hoog. Onder anders vallen onder andere verpleging, kort verblijf en behandeling. In het cluster is het gebruik begeleiding individueel en begeleiding groep juist hoog en het gebruik van anders laag. Onder anders vallen onder andere verpleging, kort verblijf en behandeling. GGZ Jeugd In 2012 maakten 744 jeugdigen in onze gemeente gebruik van GGZ jeugd. Nieuwe gegevens van GGZ jeugd komen de komende maanden bij de gemeenten binnen. Deel 3 cumulatie van transities In deel 3 wordt de cumulatie van transities weergegeven. Dit houdt in: hoe vaak komen meerdere transities binnen een huishouden voor? Het is van belang voor de aanpak van het gebiedsteam om te weten in hoeveel huishoudens meerdere vormen van ondersteuning wordt geboden. In het meest ideale geval zouden de indicatoren, gebruik van Participatie, Wmo, AWBZ en Jeugdzorg, in tabel 11 tot een cumulatie leiden. Dit is nog niet het geval omdat de data van de Jeugdzorg niet op persoonsniveau verkrijgbaar is. In figuur 6 en tabel 11 is de cumulatie te zien van het onderdeel Participatie, Wmo en AWBZ. 13 Bron: Vektis AWBZ PGB 2012 en AWBZ ZIN

11 Figuur 6: Stapeling van Participatie, Wmo en AWBZ binnen huishoudens In figuur 6 en tabel 11 is te zien dat er in het cluster veel meer huishoudens zijn met één of meer indicatoren. Daarmee worden huishoudens bedoeld die gebruik maken van Particitatie-, Wmo- of AWBZvoorzieningen. Of een combinatie daarvan bij 2 of 3 indicatoren. In het cluster rondom is dat lager. Hier maakt ongeveer 90% van de huishoudens geen gebruik van de indicatoren. Het cluster is ook lager dan gemiddeld, maar komt wel in de buurt van het gemiddelde. Verder is te zien dat twee en drie indicatoren veel minder voor komen in het cluster rondom Bolward. Tabel 11: Cumulatie van transities Stapeling Totaal aantal huishoudens aantal aandeel aantal aandeel aantal aandeel aantal aandeel aantal aandeel ,0% ,0% ,0% ,0% ,0% HH zonder indicator ,7% ,2% ,3% ,8% ,9% HH met 1 indicator ,0% 130 9,0% ,4% ,6% ,1% HH met 2 indicatoren 170 3,7% 23 1,6% 55 2,7% 248 3,1% ,4% HH met 3 indicatoren 26 0,6% 2 0,1% 14 0,7% 42 0,5% 186 0,5% Het grootste deel van de huishoudens maakt geen gebruik van ondersteuning vanuit Participatie, Wmo of AWBZ. Dat is 81% Dit komt overeen met het gemeentelijke gemiddelde, maar is veel lager dan de landelijke cijfers waarin gesteld wordt dat het met 85% van de bevolking goed gaat. Hiermee wordt bedoeld dat 85% van de bevolking zelfredzaam is en geen ondersteuning nodig heeft. In dit gebied wordt dit percentage vooral beïnvloed door het cluster. Daar maakt 77% van de huishoudens geen gebruik van ondersteuning. Dit percentage is laag. In de clusters platteland en zijn meer huishoudens zelfredzaam, namelijk 89% en 84%. In totaal zijn er in dit gebied 1252 huishoudens die gebruik maken van één vorm van ondersteuning. Dit is 15,6%. Twee indicatoren komen in 3,1% van de huishoudens voor en drie indicatoren in 0,5% van de huishoudens. In het cluster zijn deze percentages opvallend hoger dan gemiddeld. De verwachting is dat, wanneer de cijfers van Jeugdzorg op persoonsniveau te verkrijgen zijn, de cumulatie iets zal stijgen. 11