Positie van de Vlaamse zomerfestivals en de verhouding tot het reguliere concertaanbod anno 2007.



Vergelijkbare documenten
Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

- Dossier 10.1: Globalisering en de behoefte aan versterking van de nationale identiteit

Profilering derde graad

Revision Questions (Dutch)

De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Vrije Universiteit Brussel. Faculteit Letteren en Wijsbegeerte. Studiegebied Communicatiewetenschappen. Promotor: Prof. Dr.

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

soc1aal Bert Mulder Haagse Hogeschool De InformatieWerkPlaats

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

afgelopen jaren beweren vele professionele organisaties specifieke human resource (HR)

De kenniswerker. Prof. Dr. Joseph Kessels. Leuven 31 mei 2010

HET CO-CREATIEF PROCES

Nieuwsbrief Kromme Rijn

The influence of team diversity inside and outside the team on the level of ambidexterity

Take Home Examen. Castells visie op de netwerkmaatschappij is te pessimistisch

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Onderzoek naar vrijwilligerswerk in de sport voor jongeren die leven in maatschappelijk kwetsbare situaties. Kansen tot ontwikkeling?

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Benefits Management. Continue verbetering van bedrijfsprestaties

Procesevaluatie van het Navigator project Jager, John Mike

Kennisdeling in lerende netwerken

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

BELEID, COMMUNICATIE EN ORGANISATIE PROF. DR. BIANCA BEERSMA DRS. THERESE ONDERDENWIJNGAARD

University of Groningen

RISICOMANAGEMENT BIJ WONINGCORPORATIES

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer

2008 Universiteit Maastricht Page 1 of 212

University of Groningen. The impact of political factors on drivers of economic growth Klomp, Johannes Gerardus

De complexiteit van de grootstad: een stad is geen land. De complexiteit van de grootstad: een stad is geen land

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

en sector onder vuur Ontwikkelingssamenwerkingsorganisaties strategieën in een veranderende wereld Marieke de Wal

De stad en wijk als motor voor sociale mobiliteit

Promoveren : gekkenwerk!

De toekomst van consultancy

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Onderzoeksopdracht Crossmedialab. Titel Mobile meets Social: de volgende stap voor mobile marketing

Cover Page. Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued smoking and smoking cessation Date:

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Het buitengewone dagdagelijks maken Over cultuur, media en emancipatie

POP Eerste gekozen competentie: De markt analyseren en interpreteren Wat is mijn huidige niveau op deze competentie? Waarom?

Kwalitatieve Studie naar Motivatie en Barrières van Etnische Minderheden uit Amsterdam

het mobiliteitsbudget en cash for car

VANDAAG IN VLAANDEREN INDUSTRIEËN CREATIEVE MAPPING EN BEDRIJFSECONOMISCHE ANALYSE

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

Samenvatting. Fouten en identiteitsbedreiging: Een intergroepsperspectief op het omgaan met fouten in organisaties

vijf debatten over het strategische en publieke belang van kunst en cultuur als basis voor nieuwe vormen van leefbaarheid, zorg en welzijn

Nederlandse Samenvatting

Ontmoetingsdag eerstejaarsstudenten & ervaringsdeskundigen

Sessie 5: Methodes voor dataverzameling

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens

S e v e n P h o t o s f o r O A S E. K r i j n d e K o n i n g

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Het MNF (Max Neef Framework) is een initiatief van Plan B en Innovation Booster.

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

In charge but not in control. Scientific Management vs Complexiteitstheorie

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Cultuur- en gemeenschapscentra in een tijdperk van culturele overvloed

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out

Implicaties van de Sociale Gedragspraktijkentheorie voor het Duurzaam Ontwerpen

Business Architectuur vanuit de Business

Kapitaliseren van verborgen potentieel

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang?

MVO-Control Panel. Instrumenten voor integraal MVO-management. Extern MVO-management. MVO-management, duurzaamheid en duurzame communicatie


NEDERLANDSTALIGE SAMENVATTING: DE PARADOX VAN SPEELSHEID

Status differentiation Grow, André

Relationele Databases 2002/2003

RISK ASSESSMENTS. A Must Do, or.

New CPB Scenario Study. Question. Approach. Answer. Policy. How will we earn our daily bread in 2040? Scenarios to deal with uncertainty

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

Van mij. Een gezicht is geen muur. Jan Bransen, Universiteit Utrecht

De Rotterdamse Ambtenaar: Bevroren of Bevlogen. Over de Invloed van Procedurele Rechtvaardigheid, Empowering Leiderschap en

SCHOLEN DIE VERBINDEN Naar een beter begrip van de impact van binding en een autoritatief schoolklimaat op spijbelen

Relationele Databases 2002/2003

Samenvatting project Blueprint - Toekomstbestendige vaardigheden voor de maritieme transportsector (Sector Skills Alliances for implementing a new

University of Groningen. Enabling knowledge sharing Smit - Bakker, Marloes

praktijkseminarie de operationele aanpak valorisatieproblematiek

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving

Betreft: Participeren en studeren in het buitenland. Knelpunten voor studenten met een functiebeperking

Mentaal Weerbaar Blauw

RICHES Renewal, Innovation and Change: Heritage and European Society

De Staat van Nederland Innovatieland: een gouden ei? Walter Manshanden

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

2008 Universiteit Maastricht Page 1 of 219

Het Ontwikkelteam Digitale geletterdheid geeft de volgende omschrijving aan het begrip digitale technologie:

De Zorgzame Kerk. Concept Beleidsplan Protestantse Wijkgemeente Ambacht-Oost. November 2014 Bethelkerk Vlaardingen

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Hoofdstuk 1: Introducing strategy

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Samenvatting (Summary in Dutch)

De identiteit van de Westas. Auteur: Mark Noordzij

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Eindkwalificaties van de bacheloropleiding Geschiedenis

VALT HIER NOG WAT TE LEREN? EEN EDUCATIEF PERSPECTIEF OP DUURZAAMHEID Gert Biesta Universiteit Luxemburg. een populair recept

Transcriptie:

Positie van de Vlaamse zomerfestivals en de verhouding tot het reguliere concertaanbod anno 2007. Eindverhandeling tot master in de Communicatiewetenschappen Student: Dorien Meeus Promotor: Prof. Dr. K. Segers Organisatie: Muziekcentrum Vlaanderen Vzw Academiejaar 2007-2008

Dorien Meeus Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte Studiegebied Communicatiewetenschappen Promotor: Prof. Dr. Katia Segers Positie van de Vlaamse zomerfestivals en de verhouding tot het reguliere concertaanbod Anno 2007 Proeve ingediend voor het behalen van de graad van Master in de Communicatiewetenschappen Academiejaar 2007-2008

Engelse vertaling titel Masterproef: The position of summer festivals in Flanders and the link with the supply of regular concert locations in the year 2007

Mijn oprechte dank gaat in de eerste plaats uit naar mijn promotor Katia Segers. Haar kennis en wetenschappelijke visies hebben me de nodige inzichten en ideeën verschaft bij het maken van deze masterproef. Prof. Segers stond altijd paraat, geen vraag was haar te veel. Op momenten waar ik het bos niet meer door de bomen zag, bood zij vele ideeën, tips en oplossingen waardoor ik telkens weer de moed vond om te blijven doorzetten. Haar enthousiasme en optimisme in het slagen van dit werk vormden een belangrijke bijdrage in de uiteindelijke verwezenlijking ervan. Ook wil ik de contactpersonen van de gemeenten en concertzalen bedanken voor hun medewerking, en in het bijzonder Patrick Smagghe, Marc Decock, Steven Vandervelden, Maarten Quanten, Roel Van Tilborgh en Julien Decoster. Zij vonden in hun drukke agenda toch een gaatje om mij te ontvangen voor een gesprek. Daarnaast bedank ik ook Siska en Sarah voor de praktische hulp die zij hebben geboden. En last but not least bedank ik zeker ook mijn medestudenten, vrienden en vriendinnen, mijn broer Kristof, mijn mama, mijn papa en mijn vriend Carl voor hun pep-talk die ze hebben geboden in moeilijke momenten, hun geduld en luisterend oor en vooral hun morele steun.

Inhoudstafel 1 Abstract (English)... 1 2 Abstract (Nederlands)... 2 3 Samenvatting... 3 4 Inleiding... 5 5 Theoretisch luik... 9 5.1 Theoretische omkadering... 9 5.1.1 Globalisering lokalisering... 9 5.1.2 Lokaal <-> globaal?... 14 5.1.3 Glokalisering... 15 5.2 De muziekindustrie(ën)... 18 5.2.1 De platenindustrie... 19 5.2.2 Live muziekindustrie... 21 5.2.2.1 Live culturele industrieën... 21 5.2.2.2 Beleveniseconomie... 22 5.2.2.3 Live performance... 27 5.2.2.4 Concerten... 29 5.2.2.5 Festivals... 30 5.3 Symbolisch kapitaal... 33 5.4 Economisch aspect... 40 5.4.1 De cost disease van Baumol... 40 5.4.2 Economies of scale... 43 5.4.3 Cultureel imperialisme globalisering... 45 5.5 Concurrentie & diversiteit... 50 5.6 Besluit theoretisch luik... 53

6 Empirisch luik... 55 6.1 Onderzoeksopzet... 55 6.1.1 Kwantitatief onderzoek... 56 6.1.1.1 Selectie van de eenheden en dataverzameling... 56 6.1.1.2 Data-analyse... 57 6.1.2 Kwalitatief onderzoek... 58 6.1.2.1 Selectie van de eenheden... 58 6.1.2.2 Dataverzameling... 59 6.1.2.3 Data-analyse... 60 6.2 Onderzoeksbevindingen... 63 6.2.1 Algemeen... 63 6.2.2 Diversiteit... 65 6.2.2.1 Kwantitatieve diversiteit... 65 6.2.2.2 Kwalitatieve diversiteit... 66 6.2.3 Festivals <-> concertzalen?... 70 6.2.3.1 Frequentie concerten... 70 6.2.3.2 Overlapping artiesten... 71 6.2.3.3 Het publiek... 79 6.2.3.4 Uitkoopsommen... 80 6.3 Besluit empirisch luik... 84 6.3.1 Programmatie... 84 6.3.2 Diversiteit... 86 6.3.3 Participatie... 86 6.3.4 Uitkoopsommen... 87 7 Besluit... 89 8 Bibliografie... 93 9 Bijlagen... 104 CD-ROM met bijlagen... 105

1 Abstract (English) Author: Dorien Meeus Title: The position of summer festivals in Flanders and the link with the supply of regular concert locations in the year 2007 Under the guidance of: Prof. Dr. Katia Segers Constituent: Muziekcentrum Vlaanderen Year: 2007-2008 University: Vrije Universiteit Brussel Abstract: In this essay we studied the possible influence of the extra supply of live music, created by summer music festivals, on the regular concert locations. This study fits within the context of the booming festival industry belonging to the also booming experience industry. It is important to execute this research because of the lack of concrete, sound and coherent research done previously in this area. We have chosen a combined explorative research in order to improve the intrinsic values of quantitative and qualitative research. Besides a theoretical framework, mainly in view of the political economy, we contacted the 305 municipalities of Flanders and the 151 concert locations in Flanders and Brussels listed by the constituent, with a request for data on this matter. We also performed 6 in-depth interviews with concert promoters. After linking the theoretical framework with the results from the dataanalysis, we may conclude that festivals have a dual influence on the regular concert locations. This is because of the sufficient differences between them, meaning that the influences are not exclusively negative. Keywords: live music summer festival music festival concert glocalization quantitative data-analysis in-depth interviews 1

2 Abstract (Nederlands) Auteur: Dorien Meeus Titel: Positie van de Vlaamse zomerfestivals en de verhouding tot het reguliere concertaanbod anno 2007 Promotor: Prof. Dr. Katia Segers Opdrachtgever: Muziekcentrum Vlaanderen Academiejaar: 2007-2008 Universiteit: Vrije Universiteit Brussel Abstract: In deze masterproef werd nagegaan wat de consequenties zijn van het, door de zomerfestivals gecreëerde, bijkomende aanbod aan live muziek op de reguliere concertzalen. Dit onderzoek werd gevoerd in de context van een boomende festivalindustrie behorende tot de eveneens boomende belevenisindustrie. Het is belangrijk dit onderzoek te voeren omwille van het gebrek aan concreet, degelijk en coherent voorgaand onderzoek. We hebben geopteerd voor een gecombineerd explorerend onderzoek, zodat de intrinsieke waarden van kwantitatief en kwalitatief onderzoek elkaar kunnen aanvullen. Naast een theoretische omkadering, binnen een politiek-economisch perspectief, contacteerden we de 305 gemeenten van Vlaanderen, alsook de 151 concertlocaties die door het Muziekcentrum opgenomen werden, met de vraag hun gegevens ter beschikking te stellen. Daarnaast werden ook 6 diepte-interviews met concertprogrammatoren afgenomen. De theorie en de onderzoeksbevindingen uit de data-analyses werden aan elkaar gekoppeld en hieruit kunnen we besluiten dat de invloed van festivals op reguliere concertzalen van duale aard is, met andere woorden dat omwille van de beduidende verschillen tussen beiden de invloeden van festivals niet uitsluitend negatief zijn. Trefwoorden: live muziek zomerfestival muziekfestival concert glokalisering kwantitatieve data-analyse diepte-interviews 2

3 Samenvatting Deze masterproef kadert binnen de sterke boom die het aanbod aan muziekfestivals in Vlaanderen tijdens de zomermaanden de laatste jaren kent. De toename van en participatie aan de Vlaamse zomerfestivals vormt een essentieel onderdeel in de groei van de omvang van het muzieklandschap. Gezien deze toename van, veelal gratis festivals, ontpopt zich de vraag of het publiek ook bereid is betalend te participeren aan optredens van deze artiesten in de reguliere concertzalen. Een traditioneel concertseizoen loopt gedurende de maanden september-juni en ligt eerder stil tijdens de zomermaanden. Door de massale opkomst van de zomerfestivals wordt er nu ook veel geprogrammeerd buiten dit traditionele concertseizoen, waardoor deze een extra aanbod aan live muziek genereren. Een logische vraag die hieruit volgt is natuurlijk of dit extra aanbod andersoortig is en dus leidt tot een diverser aanbod. Naast het diversiteitvraagstuk rijst ook de vraag of dit bijkomende aanbod al dan niet een overaanbod genereert met eventueel negatieve consequenties op het reguliere concertaanbod in de zalen. Vanuit deze problematiek en de vraag vanuit het Muziekcentrum Vlaanderen of zomerfestivals nu al dan niet een invloed uitoefenen op de jaarprogrammatie in de reguliere concertzalen ontstond de centrale probleemstelling van deze masterproef: Wat zijn de consequenties voor de reguliere concertzalen van het, door de zomerfestivals gecreëerde, bijkomende aanbod aan live muziek anno 2007? Aangezien de invloed van festivals pas nadien in de concertzalen zichtbaar kan zijn, werd geopteerd voor volgende tijdsafbakening: festivalzomer 2006 (juni-september), concerten 2006 (oktober-december) 2007 (januari-december). Het Muziekcentrum Vlaanderen is geïnteresseerd in de hele Vlaamse muzieksector, daarom werd geopteerd om alle genres in rekening te brengen voor een eerder beperkte periode. Er stond met andere woorden van meet af aan als doel voorop een status quaestionis op te stellen en geen vergelijkend historisch onderzoek te voeren. Om een antwoord te kunnen formuleren op de centrale probleemstelling, werd gewerkt rond vier thema s: (1) invloed op programmatie, (2) invloed op kwantitatieve en kwalitatieve diversiteit, (3) invloed op publieksopkomst en (4) invloed op uitkoopsommen. Dit onderzoek is in de eerste plaats toegepast wetenschappelijk. De thematiek is belangrijk voor de muzieksector in Vlaanderen, het is dan ook de bedoeling dat de muzieksector iets kan aanvangen met deze onderzoeksresultaten. Uiteraard hopen we ook een bijdrage te kunnen leveren aan de bestaande lacunes omtrent deze thematiek, maar 3

in de eerste plaats wil dit onderzoek inzichten verwerven die van nut kunnen zijn voor de Vlaamse muzieksector. In de literatuurstudie, die sterk kadert binnen het politiek-economisch perspectief, verzorgen we allereerst een theoretische omkadering, waarbij de focus op de globalisering van het aanbod ligt en een pleidooi gevoerd wordt voor het gebruik van de term glokalisering. Vervolgens wordt stilgestaan bij de live muzieksector en de beleveniseconomie waartoe deze sector behoort, en worden de concepten concerten en festivals gedefinieerd. Daarna staan we stil bij live performances als bron van symbolisch kapitaal, waarbij de ideeën van Pierre Bourdieu centraal staan. In het daaropvolgende deel wordt het economische aspect toegelicht, waarin eerst en vooral wordt stilgestaan bij de gevolgen van het niet-industriële reproductieproces alsook de strategieën om met de hieruit voortvloeiende risico s om te gaan. Daarna staan we stil bij de vraag of de term cultureel imperialisme nog hanteerbaar is binnen de huidige globaliseringscontext en volgen we de paradigmashift naar globalisering en glokalisering toe. Tenslotte belichten we culturele en muzikale diversiteit en de vraag of deze laatste in het gedrang komt door de toename in aanbod en van concentratie binnen de sector. Er werd geopteerd voor een gecombineerd explorerend onderzoek waardoor de kwantitatieve resultaten kunnen worden afgetoetst aan, aangevuld met, en bestendigd, versterkt en bekrachtigd door kwalitatieve bevindingen. Naast het contacteren van de 305 Vlaamse gemeenten en de 151 concertzalen die door het Muziekcentrum Vlaanderen worden erkend, werden ook 6 diepte-interviews met concertprogrammatoren uitgevoerd. Uit de empirische data-analyse blijkt dat festivals een extra aanbod bieden dat in voldoende mate verschilt van dat van de concertzalen, zodat ze geen doorn in het oog van de concertzalen zijn. Festivals kunnen enerzijds gezien worden als een instandhouding van de rustpauze in het reguliere concertseizoen, anderzijds kunnen ze ook beschouwd worden als een overbrugging van deze lacune. Deze overbrugging vormt voor het kruim van de artiesten misschien wel een voortzetting van het reguliere concertaanbod, doch kunnen we stellen dat dit extra aanbod voornamelijk bijdraagt tot meer diversiteit, tot een andersoortig concertaanbod. Zo is er een beperkte overlapping, komen met andere woorden artiesten aan bod die niet in de zalen aan bod komen, maar zijn er ook inhoudelijke en/of vormelijke verschillen tussen de performances van artiesten die zowel op festivals als in de concertzalen optreden. Festivals bieden dus alternatieve podia aan voor artiesten die weinig in de zalen staan en bijkomende podiummogelijkheden voor artiesten die veel in de concertzalen staan. Op die wijze kunnen we festivals in termen van een extra, bijkomend aanbod beschouwen als gunstig voor artiesten. Uit het onderzoek kunnen we aldus besluiten dat festivals zeker geen uitsluitend negatieve consequenties voor de reguliere concertzalen hebben inzake programmatie, diversiteit, publieksopkomst en uitkoopsommen. 4

4 Inleiding We hebben heel veel festivals en al die festivals zijn explosief gegroeid [...].'' 1 Het aanbod aan muziekfestivals in Vlaanderen tijdens de zomermaanden kent de laatste jaren een sterke boom. Festivals worden massaal bezocht 2 in een groeiende beleveniseconomie 3. Vlaanderen telt 308 gemeenten waar jaarlijks een 200-tal muziekfestivals op het programma staan. 4 De toename van en participatie aan de Vlaamse zomerfestivals vormt een essentieel onderdeel in de groei van de omvang van het muzieklandschap. Het ene festival is groter dan het andere, maar veelal worden ze georganiseerd door vrijwilligers, jeugdverenigingen, etc. Lokale overheden springen maar al te graag op de kar van deze initiatieven daar een festival een positieve invloed kan hebben op de profilering van de gemeente. De steun van lokale overheden bestaat voornamelijk uit subsidiëring. Deze subsidiëring leidt veelal tot gratis toegang tot de festivals. Indien artiesten gratis te zien zijn gedurende de zomermaanden ontpopt zich automatisch de vraag of het publiek bereid is ook betalend te participeren aan optredens van deze artiesten in de concertzalen. Een traditioneel concertseizoen loopt gedurende de maanden september-juni en ligt eerder stil tijdens de zomermaanden. Door de massale opkomst van de zomerfestivals wordt er nu ook veel geprogrammeerd buiten dit traditionele concertseizoen. Festivals genereren op die manier een bijkomend aanbod aan live muziek. Een logische vraag die hieruit volgt is natuurlijk of dit extra aanbod van een andere soort is, of dat eerder de artiesten uit het reguliere concertaanbod terugkomen. Met andere woorden: leidt het toegenomen Vlaamse concertaanbod vandaag ook tot een diverser, een rijker aanbod? Naast het diversiteitvraagstuk rijst ook de vraag of dit bijkomende aanbod al dan niet een overaanbod genereert met eventueel negatieve consequenties op het reguliere concertaanbod in de zalen. Met name, is er sprake van overconcurrentie? Zo gaan er bijvoorbeeld stemmen op dat royalere uitkoopsommen betaald worden aan artiesten voor festivals dan voor reguliere concerten, waardoor het logisch is de vraag te stellen of artiesten een voorkeur hebben om te spelen op festivals of niet. 1 STRAUVEN (M.). In: KNOCKAERT (D.). Alles voor de rock- n-roll. In: DS weekend, 21 april 2007, pp. 26-29. 2 (N.N.). De kerncentrale als pretplek. http://www.ublad.uu.nl/weblog/amanda/20060316.shtml, zie bijlage 3 op CD-ROM, datum van raadpleging: 06 juli 2008 3 (N.N.). Beleveniseconomie groeit. In: De Standaard, 20 oktober 2005, p.45. 4 SEGERS (K.), HUIJGH (E.). Creatief Kapitaal. Naar een beleid voor de culturele industrieën in Vlaanderen. Onderzoek in het kader van Steunpunt Re-creatief Vlaanderen, VUB, 2005, p. 394. 5

Vanuit het Muziekcentrum Vlaanderen (via de wetenschapswinkel) ontstond de vraag of zomerfestivals nu al dan niet een invloed uitoefenen op de jaarprogrammatie in de reguliere concertzalen. Om rond deze thematiek een onderzoek te voeren, dienden uiteraard keuzes gemaakt te worden. Aangezien de invloed van festivals pas nadien in de jaarprogrammatie van de reguliere concertzalen zichtbaar is, hebben we geopteerd voor volgende tijdsafbakening: festivalzomer 2006 (juni-september), concerten 2006 (oktober-december) 2007 (januari-december). We zullen dus geen historisch vergelijkend onderzoek voeren, maar een status quaestionis opstellen. De centrale probleemstelling van deze masterproef is dan ook of de zomerfestivals in 2006 een invloed hebben op het aanbod binnen de reguliere concertzalen in Vlaanderen voor het jaar 2006-2007. Meer concreet, wat zijn de consequenties voor de reguliere concertzalen van het, door de zomerfestivals gecreëerde, bijkomende aanbod aan live muziek anno 2007? Uit deze probleemstelling vloeien vier clusters van onderzoeksvragen. Een eerste cluster handelt rond de programmatie. Neemt de frequentie van concerten af tijdens of na de festivalmaanden? Komen artiesten die op festivals geprogrammeerd staan nadien ook naar de concertzalen? Daarnaast rijst de vraag of voor nationale en internationale artiesten dezelfde tendensen waar te nemen zijn of niet. Dit is de tweede cluster. Vormen de festivalmaanden de hoogdagen voor Belgische artiesten? Worden Belgische artiesten beter van festivals? Is dat voor hun een zegen? Is het zo dat er, in verhouding tot de concertzalen, meer Belgische artiesten geprogrammeerd worden op de festivals? Is er een verschil op te merken tussen de festivalprogrammatie en de jaarprogrammatie wat betreft de verhouding nationale en internationale artiesten? Voor de derde cluster spitsen we ons toe op de participatie aan festivals en concerten. Is er een verband tussen de participatie aan festivals en de participatie aan concerten? Hebben festivals een invloed op de participatie aan concerten in de reguliere concertzalen? De vierde en laatste cluster van onderzoeksvragen draait rond de uitkoopsommen van de artiesten. Zijn de uitkoopsommen gestegen? Is er een verschil in uitkoopsommen tussen festivals en concertzalen? Hebben artiesten, omwille van verschil in uitkoopsommen, een voorkeur voor festivals of concertzalen? 6

Muziek is zeer belangrijk in het (dagelijkse) leven. Muziek kan zich bewegen van op het podium tot in de woonkamer, van emotionele nuances van een liefdesaffaire tot een lawaaierig café. 5 Muziek is van nature immaterieel, je kan het beluisteren maar niet bewaren, het bestaat zolang het duurt. Het is een ontastbare, tijdsgebonden belevenis. Muziek is een menselijke bezigheid die we allemaal kunnen uitoefenen. Moeders zingen slaapliedjes voor hun kinderen, mensen verdienen hun boterham met muziek, etc. 6 Muziek is met andere woorden een universele menselijke praktijk en haar beleving is voor ons dus veel waard. 7 Festivals zijn een wezenlijk onderdeel van de beleveniseconomie 8. Zowel de beleveniseconomie als festivals kennen een beduidende groei binnen de hedendaagse maatschappij. Aangezien de opkomst van zomerfestivals een relatief recente tendens is, is er nog niet veel onderzoek verricht naar de mogelijke consequenties van de zomerfestivals op het reguliere concertaanbod. Cijfermateriaal in verband met de programmatie in concertzalen en festivals is beperkt. Jan Colpaert en Katrien Lauwerysen zijn in september 2006 van start gegaan met het opstellen van een database van het (socio-)culturele aanbod in Vlaanderen en Brussel. Daarnaast heeft Kristof Meeus vorig jaar in zijn thesis, ook in opdracht van het Muziekcentrum Vlaanderen, de diversiteit op de Vlaamse podia in kaart gebracht voor de periode 2005-2006. 9 Het initiatief van Colpaert en Lauwerysen bestaat nog maar een jaar en Meeus had slechts tot doel een momentopname van 2005-2006 in kaart te brengen voor de verschillende Vlaamse kunstencentra, zonder rekening te houden met de festivals. Geen van beide initiatieven omvat de gegevens die nodig zijn voor dit onderzoek, doch vormen ze een belangrijke springplank naar verder onderzoek. Het belang van muziek in het dagelijkse leven van mensen, de groei van de beleveniseconomie en de boom van de festivals in Vlaanderen, alsook de vraag vanuit het Muziekcentrum Vlaanderen en het gebrek aan concreet, samenhangend cijfermateriaal wijzen op de maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek. Dit onderzoek is in de eerste plaats toegepast wetenschappelijk. De vraag waaruit we vertrekken ontstond vanuit het Muziekcentrum Vlaanderen. De thematiek is belangrijk voor de muzieksector in Vlaanderen, het is dan ook de bedoeling dat de muzieksector iets kan aanvangen met deze onderzoeksresultaten. Uiteraard hopen we ook een bijdrage te kunnen leveren aan de bestaande lacunes omtrent deze thematiek, maar in de eerste plaats wil dit onderzoek inzichten verwerven die van nut kunnen zijn voor de Vlaamse muzieksector. 5 FRITH (S.). The popular music industry. In: FRITH (S.), STRAW (W.), STREET (J.) (eds.). The Cambridge companion to pop and rock. Cambridge, Cambridge University Press, 2001, p.38. 6 IDEM, p.26. 7 IDEM, pp.26-28. 8 PINE II (B.J.), GILMORE (J.H.). The experience economy. Work is theatre and every business a stage. Boston, HBS Press, 1999, 254p. 9 MEEUS (K). Welke diversiteit op de Vlaamse concertpodia? Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de diversiteit anno 2005-2006 van de concertprogrammatie in relatie tot economische, politieke factoren en de rol van de muziekprogrammator. Licentieverhandeling, Vrije Universiteit Brussel, september 2007. (te downloaden op: http://www.vub.ac.be/wetenschapswinkel/publicaties/thesisonderzoeken.htm) 7

De masterproef is opgebouwd uit drie grote delen: een literatuurstudie, een empirisch luik en een algemeen besluit. Het eerste deel, de literatuurstudie, kadert sterk binnen het politiek-economisch perspectief. In eerste instantie verzorgen we een theoretische omkadering, waarbij de focus op de globalisering van het aanbod ligt. Na dieper in te gaan op globalisering an sich wordt een pleidooi gevoerd voor de hantering van de term glokalisering omdat globalisering nooit los gezien mag/kan worden van lokalisering. In het tweede deel van de literatuurstudie wordt de muzieksector en dan voornamelijk de live muzieksector uitvoerig besproken. Naast een klemtoon te leggen op de beleveniseconomie waar live uitvoeringen toe behoren, worden de concepten concerten en festivals gedefinieerd. Vervolgens wordt in het derde deel live muziek benaderd als een bron van symbolisch kapitaal omwille van haar potentieel tot interactie, identificatie en distinctie. Naast een culturele en sociale waarde hebben live uitvoeringen ook een economische waarde. Dit aspect wordt in het vierde deel belicht. Eerst en vooral wordt stilgestaan bij de gevolgen van het niet-industriële reproductieproces alsook de strategieën om met de hieruit voortvloeiende risico s om te gaan. Vervolgens staan we stil bij de vraag of de term cultureel imperialisme nog hanteerbaar is binnen de huidige globaliseringscontext en volgen we de paradigmashift naar globalisering en glokalisering toe. In deel vijf gaan we dieper in op culturele en muzikale diversiteit en de vraag of deze in het gedrang komt door de toename in aanbod en van concentratie binnen de sector. Tenslotte worden de belangrijkste bevindingen nog eens op een rijtje gezet. In het empirisch luik wordt nagegaan of het bijkomende aanbod, gecreëerd door zomerfestivals, consequenties heeft voor de reguliere concertzalen in Vlaanderen. In het eerste deel wordt de onderzoeksopzet beschreven. Er werd geopteerd voor een gecombineerd explorerend onderzoek waardoor de kwantitatieve resultaten kunnen worden afgetoetst aan, aangevuld met, en bestendigd, versterkt en bekrachtigd door kwalitatieve bevindingen. Het tweede deel van het empirisch luik bestaat uit een bespreking van de onderzoeksbevindingen die voortvloeien uit de data-analyse. De bevindingen worden algemeen gekaderd met behulp van de theorie uit de literatuurstudie en ondersteund aan de hand van specifieke citaten, tabellen en grafieken. In het derde deel tenslotte, worden in een kort besluit de voornaamste bevindingen uit het empirisch luik nog eens op een rijtje gezet en formuleren we antwoorden op de vooropgestelde onderzoeksvragen. Het derde en laatste deel van de masterproef is een algemeen besluit waarin de theorie en empirie aan elkaar gekoppeld worden. Naast het beantwoorden van de probleemstelling, bevat dit besluit ook een kritische evaluatie van het verrichte onderzoek en een reflectie naar nieuwe onderzoekspistes die hieruit zijn ontstaan. Alle bijlagen werden op een CD-ROM geplaatst en achteraan de masterproef toegevoegd. 8

5 Theoretisch luik 5.1 Theoretische omkadering 5.1.1 Globalisering lokalisering Globalisering wordt door Smith gedefinieerd als de concentratie van informatie- en ontspanningsbedrijven die voorheen lokale aandeelhouders hadden in grote internationale bedrijven. 10 Economische globalisering is de verwijdering van barrières voor handel over nationale grenzen heen. 11 Globalisering wordt vaak gelijkgesteld aan globalisme. Dit is echter verwarrend. Globalisering is een proces met praktische, theoretische en politieke implicaties, terwijl globalisme een ideologie is die het neoliberale economische beleid legitimeert. Beide worden vaak gezien als een lineaire uitbreiding van kapitalistische modernisering. 12 Het is een voortzetting van de historische trend van concentratie van industrieel en financieel kapitaal en de bijkomende pogingen van kapitalistische corporaties om uit te breiden over geografische en politieke grenzen heen. 13 Globalisering wordt hier met andere woorden gezien als een fase van kapitalisme. 14 Sommigen zien globalisering als een trein zonder remmen die alles op zijn pad neerhaalt, anderen zien er voordeel in op te stappen op de trein in de richting van economische groei en modernisering. 15 Veelvoorkomende interpretaties van globalisering komen voort uit de ideeën van de wereld die steeds meer uniform en gestandaardiseerd wordt, via een technologische, commerciële en culturele synchronisatie vanuit het Westen, en dat globalisering verbonden is met moderniteit. 16 Globalisering is een breder proces dan de Europese modernisering, en niet alleen een uitbreiding van Europese moderniteit in de rest van de wereld. 17 Albrow stelt dat globalisering verwijst naar alle processen waarbij mensen geïncorporeerd worden in een wereldsamenleving, een globale samenleving. 18 Globalisering betekent niet het einde van segmenten, integendeel, het betekent de 10 SMITH (A.). The age of behemoths: the globalization of mass media firms. New York, Priority Press, 1991, 89p. 11 HESMONDHALGH (D.). The cultural industries. London, Sage Publications, 2002, p. 174. 12 ROUDOMETOF (V.). Glocalization, space, and modernity. In: The European legacy, 2003, vol. 8, nr. 1, p. 38. 13 NEGUS (K.). Global harmonies and local discords: transnational policies and practices in the European recording industry. In: European journal of communication, 1993, vol. 8, nr. 3, p. 297. 14 LASH (S.), URRY (J.). The end of organized capitalism. Cambridge, Polity Press, 1987, 383p. LASH (S.), URRY (J.). Economies of signs and space. London, Sage Publications, 1994, 360p. 15 KHONDKER (H.H.). Glocalization as globalization: evolution of a sociological concept. In: Bangladesh e-journal of sociology, 2004, vol. 1, nr. 1. http://www.bangladeshsociology.org/habib%20-%20ejournal%20paper%20globalizationhhk,%20pdf.pdf, zie bijlage 4 op CD-ROM, datum van raadpleging: 06 juli 2008 16 PIETERSE (J.N.). Globalization as hybridization. In: FEATHERSTONE (M.), LASH (S.), ROBERTSON (R.). Global modernities. London, Sage Publications, 1995, p. 45. 17 ROUDOMETOF (V.). Op. Cit. 2003, p. 39. 18 ALBROW (M.), KING (E.)(Eds.). Globalization, knowledge and society. London, Sage Publications, 1990, p. 9. 9

expansie van segmenten tot wereldwijde proporties. 19 Globalisering bevat de toenemende intergeconnecteerdheid van verschillende delen van de wereld. 20 Globalisering gaat over de toename in mobiliteit over grenzen. Mobiliteit van goederen en commoditeiten, mobiliteit van informatie en communicatieproducten en diensten, en mobiliteit van mensen. Mobiliteit is ordinair geworden in de toenemende globale orde. 21 In economische geografie is globalisering geen zaak van de constructie van een globale economische ruimte, maar wel van het herstructureren en uitbreiden van netwerken van flows (van geld, goederen en mensen) en van hun articulatie met ruimtelijke of regionale ruimten op verschillende schalen. 22 Naar globalisering wordt vaak verwezen als grootschalige fenomenen, zijnde macrosociologische problemen, vaak in contrast gesteld met microsociologische of lokale perspectieven. 23 Globalisering draait om de organisatie van economische productie en de exploitatie van markten op een wereldschaal. 24 Deze visie op globalisering is die van bigger is better. 25 De primaire dynamiek van globalisering is: grootte is macht. 26 Na de hoge initiële kosten zijn de marginale kosten eerder laag. Een globale markt heeft dus te maken met het principe van de economies of scale. Hoe groter de markt, hoe hoger de inkomsten. 27 Aan het hart van de economische logica van wereldmerken ligt bijgevolg de noodzaak van het bereiken van economies of scale en scope, namelijk het combineren van volume en variëteit in productie op een globaal niveau. De globale standaardisering in de culturele industrieën reflecteert de drijfveer naar het bereiken van almaar grotere economies of scale. In de culturele industrieën worden de voordelen van schaal duidelijk herkend, dat zien we in de vele mergers, overnames en strategische allianties. 28 Globalisering is de verspreiding, diffusie en het universeel maken van culturele items, modellen en relaties. 29 De culturele aspecten van globalisering omvatten de snelle toename in de globale flows van informatie, tekens en symbolische goederen. Deze toegenomen flow doet de grenzen tussen hier en daar vervagen. 30 Met de globalisering van cultuur wordt de link tussen cultuur en territorium gebroken. 31 19 ROBINS (K.). What in the world is going on? In: DU GAY (P.). Production of culture / cultures of production. London, Sage Publications, 1997, p. 30. 20 HESMONDHALGH (D.). Op. Cit., 2002, p. 174. 21 ROBINS (K.). Op. Cit., 1997, pp. 14-15. 22 LOW (M.). Representation unbound. Globalization and democracy. In: COX (K.R.). Spaces of globalization. Reasserting the power of the local. New York, Guilford, 1997, p. 244. 23 ROBERTSON (R.). Glocalization: time-space and homogeneity-heterogeneity. In: FEATHERSTONE (M.), LASH (S.), ROBERTSON (R.)(Eds.). Global modernities. London, Sage Publications, 1995, p. 25. 24 ROBINS (K.). Op. Cit., 1997, p. 23. 25 ROBERTSON (R.). Op. Cit., 1995, p. 25. 26 MORLEY (D.), ROBINS (K.). Spaces of identity. Global media, electronic landscapes and cultural boundaries. London, Routledge, 1995, p. 109. 27 HITTERS (E.), VAN DE KAMP (M.). International cultural industries in local context: the case of the music and film industry in the Netherlands. Research proposal, 2005, p. 6. http://www.fhk.eur.nl/personal/vandekamp/onderzoeksvoorstel%20engels.pdf, zie bijlage 5 op CD-ROM, datum van raadpleging: 06 juli 2008 28 MORLEY (D.), ROBINS (K.). Op. Cit., pp. 110-112. 29 ROUDOMETOF (V.). Op. Cit., 2003, p. 45. 30 BROWN (A.), O CONNOR (J.), COHEN (S.). Local music policies within a global music industry: cultural quarters in Manchester and Sheffield. In: Geoforum, 2000, vol. 31, nr. 4, p. 438. 31 MORLEY (D.), ROBINS (K.). Op. Cit., 1995, p. 112. NEGUS (K.). Op. Cit., 1993, p. 297. 10

Globalisering draait rond de ontbinding van oude structuren en grenzen van nationale staten en gemeenschappen. Het gaat om de toegenomen transnationalisering van het economische en culturele leven. Het is een economisch en cultureel fenomeen. Economische ontwikkelingen bieden de basis voor veel belangrijke ontwikkelingen in de globale cultuur. Globalisering is een complex proces dat zowel economische als culturele dynamieken impliceert. Het is dan ook de interactie tussen economische en culturele logica s die het proces zo complex, ongelijk en onzeker maken. Globalisering ontwikkelt zich in verschillende richtingen en moet gezien worden in termen van verandering en continuïteit. 32 De nadruk ligt op de juxtapositie en combinatie van oude en nieuwe elementen, van culturele volharding en culturele innovatie. Globalisering kan simultaan in verschillende domeinen en op verschillende manieren voorkomen. 33 Het is per definitie een multidimensioneel proces dat buitenste binnen plaatsvindt. 34 Het is met andere woorden complex en divers. 35 Giddens stelt dat het concept van globalisering het best begrepen wordt als een uitdrukking van fundamentele aspecten van tijd-ruimte distantie. Globalisering houdt de intersectie in van aan- en afwezigheid, het doorweven van sociale gebeurtenissen en sociale relaties op afstand van lokale contextualiteiten. 36 Globalisering draait rond de compressie van tijd en ruimte en de creatie van een wereld van instantheid en diepteloosheid. Globale ruimte is een ruimte van flows, een elektronische ruimte, een gedecentraliseerde ruimte, een ruimte waarin grenzen doordringbaar zijn geworden. 37 Het wordt gezien als de temporele en ruimtelijke compressie van menselijke activiteiten op de wereld. Het is het herkennen, ontdekken en verklaren van de interactie en interdependentie van economieën, politiek en culturen over lokale, regionale en nationale grenzen heen en mogelijke invloeden op menselijke activiteiten te voorspellen. 38 Beck lanceert het concept van interne globalisering. Hiermee zet hij de realiteit van micro-globalisering in de verf, het feit dat globalisering geen macro-concept is dat alleen kan gebruikt worden voor referenties naar grote structuren. Integendeel, globalisering is ook aanwezig in het dagelijks leven, op het micro-niveau. 39 Interne globalisering is het proces van de creatie van de ruimte voor interacties dat de voorwaarden, de materiële en niet-materiële infrastructuur voor de opkomende ruimten van menselijke interactie levert. Dit betekent dat grote aantalen van mensen in de wereld 32 ROBINS (K.). Op. Cit., 1997, pp. 12-13. 33 PIETERSE (J.N.). Op. Cit., 1995, pp. 45-46. 34 BARTELSON (J.). Three concepts of globalization. In: International sociology, 2000, vol. 15, nr. 2, p. 184. 35 ROBINS (K.). Op. Cit., p. 20. 36 GIDDENS (A.). Modernity and self-identity : self and society in the late modern age. Cambridge, Polity Press, 1991, p. 21. 37 MORLEY (D.), ROBINS (K.). Op. Cit., 1995, p. 115. 38 WAI-CHUNG (H.). Between globalisation and localisation: a study of Hong Kong popular music. In: Popular music, 2003, vol. 22, nr. 2, p. 143. 39 BECK (U.). The cosmopolitan society and iets enemies. In: Theory, culture and society, 2002, vol. 19, nrs. 1-2, pp. 17-44. 11

worden blootgesteld aan andere culturen op een dagelijkse basis, zonder grenzen te kruisen op een regelmatige basis, gewoonweg via de variëteit aan communicatiemedia. 40 In postmoderne analyses is er sprake van een groeiende interesse voor de globale flow van mensen, informatie, commoditeiten, kapitaal, beelden en ideeën over nationale grenzen heen, en de implicaties hiervan op de concepties van nationale cultuur en nationale identiteit. 41 Globalisering duidt dus op de verschuiving in het denken en neemt de aandacht weg van het zien van de wereld als een reeks van discrete natiestaten, en plaatst de aandacht in de richting van een consideratie van de relaties tussen geografische regio s. 42 De internationale verdeling van arbeid en de globale circulatie van commoditeiten hebben verzekerd dat de processen van productie en consumptie niet langer gebonden zijn aan geografische territoria. Bijgevolg wordt economische globalisering gekarakteriseerd als deterritorialisatie of denationalisering van natiestaten. 43 Globalisering onderbreekt gebonden nationale gemeenschappen en werpt politieke, economische en culturele processen in overeenstemming met elkaar. 44 Globalisering is een proces van creatieve en samenvoegende hybridisering. 45 Pieterse stelt dat dit proces van hybridisering een globale mélange doet ontstaan. Globalisering is de voortdurende productie van een globale mélange via hybridisering. Hij onderscheidt structurele hybridisering, waar de productie van verschillende hybride vormen vergemakkelijkt wordt door de toename in beschikbare organisatiemanieren en culturele hybridisering, waar zulke hybride vormen nieuwe translokale culturele uitdrukkingen representeren. 46 Hybridisering is de manier waarop vormen gescheiden worden van bestaande praktijken en opnieuw gecombineerd worden met nieuwe vormen in nieuwe praktijken. 47 Culturele globalisering is convergentie en homogenisering in de wereldcultuur brengen. Er is sprake van culturele fusie en hybriditeit. Dit alles versterkt de diversiteit. 48 Globalisering impliceert deterritorialisering. Bijna alle plaatsen lopen over van invloeden van elders. Dit suggereert opnieuw eerder heterogeniteit dan een universele gelijkheid. 49 Culturele belevingen bewegen niet simpelweg in de richting van culturele uniformiteit en standaardisering. De notie van globale culturele synchronisatie is dus fundamenteel onvolledig. Ze overschat de homogeniteit van de Westerse cultuur en overziet het feit dat 40 ROUDOMETOF (V.). Transnationalism, cosmopolitanism and glocalization. In: Current sociology, 2005, vol. 53, nr. 1, pp. 119-121. 41 BENNETT (A.). Hip hop am main: the localization of rap music and hip hop culture. In: Media, culture and society, 1999, vol. 21, nr. 1, p. 79. 42 NEGUS (K.). Op. Cit., 1993, p. 296. 43 WAI-CHUNG (H.). Op. Cit., 2003, p. 144. 44 LOW (M.). Op. Cit., 1997, p. 242. 45 ROBINS (K.). Op. Cit., 1997, p. 16. 46 PIETERSE (J.N.). Op. Cit., 1995, pp. 45-68. 47 ROWE (W.), SHELLING (V.). Memory and modernity: popular culture in Latin America. London, Verso, 1991, p. 231. 48 ROBINS (K.). Op. Cit., 1997, p. 33. 49 HESMONDHALGH (D.). Op. Cit., 2002, p. 176. 12

veel van de standaarden, geëxporteerd door het Westen en haar culturele industrieën, zelf een cultureel gemengd karakter blijken te hebben. De Europese en Westerse cultuur maken met andere woorden deel uit van de globale mélange. 50 Globalization/homogenization Cultural imperialism Cultural dependence Cultural hegemony Autonomy Modernization Westernization Cultural synchronization World civilization Globalization/diversification Cultural planetarization Cultural interdependence Cultural interpenetration Syncretism, synthesis, hybridity Modernizations Global mélange Creolization, crossover Global ecumene Afbeelding 1: Homogenisering <-> heterogenisering (Bron: PIETERSE (J.N.). Globalization as Hybridization. In: FEATHERSTONE (M.), LASH (S.), ROBERTSON (R.)(Eds.). Global Modernities. London, Sage Publications, 1995, p. 62) Sommigen stellen dat nieuwe geografieën gaan over de wedergeboorte van lokaliteit en regio. Er is een grote interesse gekomen in lokale economieën en lokale economische strategieën. Belangrijk is hier de thesis van flexibele specialisatie. 51 Nieuwe vormen van organisationele innovatie werden geïntroduceerd om hogere winsten te bereiken, arbeidskosten te reduceren en marktaandeel te winnen van concurrerende bedrijven. Deze herstructurering werd beschreven in termen van flexibele specialisatie, flexibele accumulatie en post-fordisme. 52 Castells noemt vier belangrijke elementen van deze herstructurering. Ten eerste is er een daling in het aantal grote bedrijven en een opkomst van netwerking tussen bedrijven. Dit wil niet zeggen dat de grote verticaal geïntegreerde bedrijven niet meer bestaan, maar deze hebben in toenemende mate een subcontract met KMO s. Deze kleinere bedrijven zijn potentieel dynamischer en innovatiever. Een tweede element is de formatie van strategische allianties tussen corporaties als basis voor specifieke projecten. Dit zijn geen traditionele kartels, maar KMO s worden in zulke allianties betrokken om de vernetwerking tussen bedrijven uit te breiden. Daarnaast zijn er ook nieuwe methoden van management en bedrijfsherstructureringen. Zo worden hiërarchieën gereduceerd en worden autonome werkeenheden gecreëerd. Er is dus een verschuiving van de traditionele, hiërarchische organisatievormen naar gedecentraliseerde, soms semi-autonome werkeenheden. De corporatie wordt met andere woorden een netwerk. 53 Castells duidt ook op de nieuwe werkomstandigheden, geassocieerd met nieuwe organisatievormen. Er is een toename in de desintegratie van arbeidskrachten, met substantiële toenames in tijdelijke, deeltijdse en zelftewerkstelling. 54 50 PIETERSE (J.N.). Op. Cit., 1995, p. 53. 51 MORLEY (D.), ROBINS (K.). Spaces of identity. Global media, electronic landscapes and cultural boundaries. London, Routledge, 1995, p. 115. 52 HESMONDHALGH (D.). The cultural industries. London, Sage Publications, 2002, p. 94. 53 CASTELLS (M.). The rise of the network society. Oxford, Blackwell, 1996, pp. 151-168. 54 IDEM, pp. 264-272. 13

Ook in de culturele sfeer is lokalisme een belangrijke rol beginnen spelen. 55 Lokalisering is de selectieve incorporatie, absorptie, decodering, herinterpretatie en het particulier maken van globaal verspreide items, modellen en relaties. 56 Globalisering resulteert in een trend naar lokalisering, namelijk globale lokalisering. 57 5.1.2 Lokaal <-> globaal? Lokale cultuur is cultuur die geassocieerd wordt met een bepaald land of bepaalde regio. 58 Globaliseringstrends worden vaak gezien in spanning met lokale beweringen van identiteit en cultuur. 59 Ook Barber, zoals vele anderen, definieert globalisering als het tegengestelde van lokalisering. 60 De problematiek van het globale-lokale wordt dus vaak gezien als polair, zijnde dat we in een wereld leven van lokale bewegingen tegenover globaliserende trends. 61 Enerzijds kunnen globale en lokale cultuur aan elkaar tegengesteld zijn omdat de ene gezien wordt als een bedreiging voor de andere. Sommige mensen zien globale cultuur als dominant over lokale cultuur en denken dat globalisering een homogenisering van culturele goederen veroorzaakt. Anderen zijn van mening dat de wereld uit verschillende lokale culturen bestaat. Anderzijds kunnen globale en lokale cultuur elkaar gebruiken en beïnvloeden. 62 Hedendaagse concepties van lokaliteit zijn geproduceerd in globale termen, maar dit betekent niet dat alle vormen van lokaliteit substantief gehomogeniseerd zijn. Er is een toegenomen wereldwijd discours van lokaliteit, gemeenschap en thuis. 63 Het probleem van de globale interacties van vandaag is de spanning tussen culturele homogenisering en culturele heterogenisering. 64 Heterogenisering en homogenisering zijn twee complementaire en doordrongen tendensen die transcendent moeten worden bediscussieerd. 65 Globalisering kan zowel krachten van fragmentatie als unificatie genereren. 66 Het is een organisatie van diversiteit in plaats van een replicatie van uniformiteit. Het is een repatriatie van verschil, die geproduceerd wordt door de lokale absorptie en het inheems maken van homogeniserende krachten. 67 55 MORLEY (D.), ROBINS (K.). Op. Cit., 1995, p. 116. 56 ROUDOMETOF (V.). Op. Cit., 2003, p. 45. 57 ROBINS (K.). Op. Cit., 1997, p. 53. 58 HITTERS (E.), VAN DE KAMP (M.). Op. Cit., 2005, p. 2. 59 ROBERTSON (R.). Op. Cit., 1995, p. 33. 60 BARBER (B.R.). Jihad vs. McWorld. In: The Atlantic, 1992 vol. 269, nr. 3 pp. 53-65. 61 ROBERTSON (R.). Op. Cit., 1995, p. 29. 62 HITTERS (E.), VAN DE KAMP (M.). Op. Cit., 2005, p. 2. 63 ROBERTSON (R.). Op. Cit., 1995, p. 31. 64 APPADURAI (A.). Disjuncture and difference in the global cultural economy. In: theory, culture and society, 1990, vol. 7, nr. 2-3, p. 295. 65 ROBERTSON (R.). Op. Cit., 1995, p. 27. 66 PIETERSE (J.N.). Op. Cit., 1995, p. 49. 67 HANNERZ (U.). Transnational connections: culture, people, places. London, Routledge, 1998, p. 102. 14

Het lokale is dus niet oppositioneel aan het globale. Het lokale is eerder opgenomen binnen het globale. In die zin omvat globalisering het linken van lokaliteiten. 68 Het lokale en het globale zijn diep verweven en wederzijds geconstitueerd. 69 Aangezien beide wederzijds constituerend zijn voor elkaar moet elke focus op het globale een focus op het lokale hebben. 70 Een dichotome visie van globaal-lokaal zou met andere woorden falen om de complexe, juxtapositionele en gefractureerde aard van culturele globalisering te herkennen. 71 De samenhang of relatie tussen het globale en het lokale is zeer belangrijk. 72 Daarom spreken we beter van een global-local nexus, wat wijst op de nieuwe en complexe relaties tussen globale en lokale ruimten. 73 Het lokale wordt hier dus gezien als een relationele en een relatieve term. De global-local nexus draait rond de relatie tussen globaliserende en particulariserende dynamieken in de strategieën van globale corporaties. In de context van globale businessstrategieën kan het lokale beantwoorden aan een regionale, nationale of zelfs multinationale sfeer of activiteit. 74 Het probleem van simultane globalisering van het lokale en lokalisering van het globale kan uitgedrukt worden als de tweelingprocessen van macro-lokalisering en microglobalisering. Macro-lokalisering impliceert het lokaal uitbreiden van grenzen en het globaal maken van enkele lokale ideeën, praktijken en instituties. Micro-globalisering impliceert de incorporatie van bepaalde globale processen in de lokale omgeving. 75 5.1.3 Glokalisering De idee van globalisering wordt haast onvermijdbaar gezien in spanning met de idee van lokalisering. Globalisering impliceert volgens Robertson de creatie en incorporatie van lokaliteit, processen die zelf de compressie van de wereld als een geheel vormen. 76 Globalisering kan het versterken of samengaan met lokalisme betekenen. Dit soort tandemoperatie van lokale/globale dynamieken is globale lokalisering of glokalisering. 77 Glokalisering incorporeert expliciet het globale en het lokale in een woord. Hiermee wordt het feit dat het lokale veelal deel uitmaakt van het globaliseringsproces zelf extra in 68 ROBERTSON (R.). Op. Cit., 1995, p. 35. 69 SWYNGEDOUW (E.). Neither global nor local. Glocalization and the politics of scale. In: COX (K.R.). Spaces of globalization. Reasserting the power of the local. New York, Guilford, 1997, p. 137. 70 GIDDENS (A.). Time, space and regionalisation. In: GREGORY (D.), URRY (J.)(Eds.). Social relations and spatial structures. London, Macmillan, 1985, p. 290. 71 IWABUCHI (K.). Taking japanization seriously: cultural globalization reconsidered. In: IWABUCHI (K.). Recentering globalization: popular culture and japanese transnationalism. Durnham & London, Duke University Press, 2002, p. 43. 72 ROBINS (K.). Op. Cit., 1997, p. 28. 73 MORLEY (D.), ROBINS (K.). Op. Cit., 1995, p. 117. ROBINS (K.). Op. Cit., 1997, p. 23. WOOD (A.) Questions of scale in the entrepreneurial city. In: HALL (T.), HUBBARD (P.)(Eds.). The entrepreneurial city. Geographies of politics, regime and representation. Chisester, Wiley, 1998, p. 280. 74 ROBINS (K.). Op. Cit., 1997, p. 28. MORLEY (D.), ROBINS (K.). Op. Cit., 1995, p. 117. 75 KHONDKER (H.H.). Op. Cit., 2004. 76 ROBERTSON (R.). Op. Cit., 1995, p. 40. 77 PIETERSE (J.N.). Op. Cit., 1995, p. 49. ROBINS (K.). Op. Cit., 1997, p. 53. 15

de verf gezet. 78 Glokalisering is met andere woorden een ineenschuiving van de woorden globalisering en lokalisering. 79 Het is een neologisme dat de combinatie van intensieve lokale en extensieve globale interactie betekent. 80 Glokalisering leidt tot een herziening van de ruimtelijke en temporele componenten van moderniteit. 81 Het behelst een focus op ruimte als kritieke component van de interactie tussen globalisering en lokalisering. 82 Glokalisering impliceert simultaan de globalisering van de vormen van moderniteit en de lokalisering van de inhoud van moderniteit, waardoor het glokale moderniteiten creëert. 83 De origine van de term ligt in Japan: dochakuka, wat het toepassen van een landbouwtechniek in een eigen lokale conditie betekent. Glokalisering betekent de creatie van producten of diensten bedoeld voor de globale markt, maar aangepast om in de lokale culturen te passen. 84 Het is de interpenetratie van het globale en het lokale, resulterend in unieke uitkomsten in verschillende geografische gebieden. 85 De idee van glokalisering is gerelateerd aan micro-marketing: het maken en promoten van goederen en diensten op een globale of bijna-globale basis voor toenemende gedifferentieerde lokale en particuliere markten. 86 Micro-marketing of glokalisering is de constructie van enorm gedifferentieerde consumenten; de uitvinding van consumententradities. Glokalisering opereert met andere woorden in micro-marketing strategieën die (g)lokale tradities uitvinden indien nodig. 87 De term glokalisering verwijst naar een globale strategie die niet tot doel heeft een standaardproduct of beeld op te leggen, maar gemaakt wordt voor de vraag van de lokale markt. Sinds de jaren 90 is glokalisering een leidende formule voor globale corporaties in plaats van globale standaardisering. 88 Deze visie benadrukt dus globale heterogeniteit en verwerpt de idee dat krachten die uit het Westen, of specifieker, uit de USA komen, zouden leiden tot economische, politieke, institutionele en culturele homogeniteit. 89 78 ROUDOMETOF (V.). Op. Cit., p. 45. 79 KHONDKER (H.H.). Op. Cit., 2004. 80 WELLMAN (B.). Little boxes, glocalization, and networked individualism. In: TANABE (M.), VAN DEN BESSELAAR (P.), ISHIDA (T.)(Eds.). Digital cities II: Computational and sociological approaches. Berlin, Springer-Verlag, 2002, p. 13. 81 ROUDOMETOF (V.). Op. Cit., 2003, p. 37. 82 ROUDOMETOF (V.). Op. Cit., 2003, p. 45. 83 ROUDOMETOF (V.). Op. Cit., 2003, p. 54. 84 KHONDKER (H.H.). Op. Cit., 2004. 85 RITZER (G.). Rethinking globalization: glocalization/grobalization and something/nothing. In: Sociological theory, 2003, vol. 21, nr. 3, p. 193. 86 ROBERTSON (R.). Op. Cit., 1995, p. 28. 87 THORNTON (W.H.). Mapping the glocal village: the political limits of glocalization. In: Journal of media and cultural studies, 2000, vol. 14, nr. 1, p. 81. 88 FEATHERSTONE (M.), LASH (S.). Globalization, modernity and the spatialization of social theory: an introduction. In: FEATHERSTONE (M.), LASH (S.), ROBERTSON (R.). Global modernities. London, Sage Publications, 1995, p. 9. 89 RITZER (G.). Rethinking globalization: glocalization/grobalization and something/nothing. In: Sociological theory, 2003, vol. 21, nr. 3, pp. 193-194. 16