Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van Will Missot worden verspreid. Oefeningen ter verbetering van binoculair kijken Algemene richtlijnen Bij het laten uitvoeren of adviseren van oogspieroefeningen is het zeer belangrijk om te laten- letten op tekenen van overbelasting: - prikkende ogen en/of - jeukende ogen en/of - tranende ogen en/of - knipperende oogleden - wegkijken - wrijven in de ogen Bij één van bovenstaande signalen; stop met de oefening! Er is op dát moment lang genoeg geoefend. Deze situatie kan zich, bij iemand met een zwak visueel systeem, al binnen een minuut voordoen! Ga niet meteen met twee ogen tegelijkertijd oefenen. Oefen éérst ieder oog afzonderlijk, monoculair. Als dit goed gaat, start dán pas met binoculair oefenen. Ieder mens is uniek. Een probleem dat zich bij het ene kind voordoet, kan weliswaar zeer grote gelijkenis vertonen met het probleem van een ander, maar het oefentraject kan toch verschillend uitpakken. De hiernavolgende oefeningen zijn suggesties die kunnen helpen tot het verbeteren van het visuele probleem. Een verantwoord oefenprogramma samenstellen met gebruik making van trainingsmaterialen zoals flippers en binoculaire trainingsbrillen en prismabrillen moet altijd gebeuren nadat de 21 puntentest is uitgevoerd en er m.b.t. bovenvermelde materialen aanwijzingen verstrekt zijn. Op termijn zal er een lijst met regio-adressen komen. Een gewone optometrist kan deze test niet uitvoeren en heeft zelden verstand van trainingstechnieken. Verstand van deze zaken EN zicht op de relatie met leerproblemen vindt je bij Will Missot. Hij is de enige in Nederland die de unieke combinatie kan maken tussen functionele optometrie, leerproblemen en de neurologische en motorische ontwikkeling. Als je hoort of leest dat een 16
functioneel optometrist verkondigt dat die of dat brilletje de leerproblemen zal doen verminderen of verdwijnen, dan moet je die persoon zeker mijden. Een bril voorschrijven is een ding, maar doen alsof er kennis van zaken is m.b.t. leer- en gedragsproblemen is een ander ding! Vandaar ook dat zoveel prismabrillen weggegooid geld is... Ter verbetering van de oog-volgbeweging Oefening bal aan koord volgen Het kind moet de bal een tikje geven en de bal volgen met de ogen. De richting van de bal is afhankelijk van het oogprobleem. Het hoofd mag bij het volgen van de bal niet bewegen. Deze oefenballen kun je kant en klaar kopen, maar ook zelf maken. Benodigdheden: - tennisbal - 2 schroef oogjes - ca. 2 m. touw Hang de bal bijvoorbeeld aan het plafond boven het kussen van het kind. De bal moet ca. 70 cm. boven de neus van het kind hangen. De exacte plek waar de bal hangt ten opzichte van de neus (meer naar links, rechts, richting hoofd of voeten) hangt af van het oogprobleem. Het kind ligt dus niet altijd op dezelfde plek onder de bal! Oefen per oog bij onbalans (zie je aan de cheiroscopische tekening en aan de volgbewegingstest). Oefening letter volgen Als het volgen van de bal aan koord goed gaat, kun je op de bal letters schrijven. Spreek af welke letter het kind moet volgen. Deze ballen zijn ook kant en klaar te koop onder de naam marsden bal. Oefening lichtje volgen Eén persoon schijnt met een zaklantaarn op het plafond. Het kind volgt met het lichtje van zijn zaklantaarn zo dicht mogelijk achter het eerste lichtje. Bij het volgen moet het hoofd stil gehouden worden. Benodigdheden: 17
2 zaklantaarns Ter verbetering van het scherpstellen / accommoderen Accommodatie oefeningen ALTIJD monoculair uit voeren totdat er een acceptabel niveau is bereikt (balans tussen links en rechts), dan pas binoculaire oefeningen doen. Oefening ballen Onderhands overgooien. Gooien met rechts, vangen met rechts. Hetzelfde met links. Gooien met rechts, vangen met links. v.v. Gooien en vangen met tussenstuit. De oefening kan met ooglapje uitgevoerd worden en zonder lapje. Je kunt beginnen met een iets grotere bal die niet te hard is opgepompt. Ook een bal met uitsteeksels voldoet. Naarmate de oefening beter gaat kun je een kleinere bal gebruiken, hardere en/of gladdere. Oefening kralensnoer (beschreven aan het eind van deze paragraaf). Dit is DE oogrichtoefening, waarbij ook de accommodatie getraind wordt. Oefening schuiftrompet Lees letters van een bijsluiter. Start met gestrekte arm, traag naderbij en steeds een letter voorlezen. Beginnende verwazing? Drie tellen wachten. Beter? Naderbij, niet beter dan traag terug al voorlezend. Begin altijd met een oog, dan andere oog. Een paar weken later met twee ogen, als de balans verbeterd is. Oefening kralensnoer rode kraal gele kraal groene kraal? cm midden 10-12 cm 10-15 cm maar hangt van scherpstellen en richten af. 18
? = plaatsing van de rode kraal: door te testen bepaal je de afstand tot de ogen! Een oog mag niet wegdraaien of extreem gaan tranen of extreem knipperen. Als dat wel gebeurt: verder bij het oog vandaan met die kraal! Ook moet je dmv de pushuptest weten op welke afstand (per oog!) verwazing inzet. In ieder geval de rode niet dichterbij de ogen dan dat verwazingspunt. Houding: hoofd recht en rechtop. Neus recht naar voren. Touwtje recht voor de neus. Uitvoering: - Plaats het koord onder je neus. (koordje van 40 50 cm) - Kijk naar de rode kraal; dan maakt het touwtje je een vóór de rode kraal. - Kijk naar de gele kraal; dan zie je dat het touwtje een X vormt, deels óp de gele kraal. - Kijk naar de groene kraal. Daar zie je dat het touwtje een V vormt achter, tegen de groene kraal aan, alsof het touwtje uit elkaar gaat. - De touwtjes moeten altijd even hoog gezien worden! Als de ogen overconvergeren, komt de punt van de V vóór de groene kraal te liggen. Als de ogen richting de slaap neigen, dan komt de punt van de V achter de groene kraal te liggen. Deze v moet eigenlijk Y zijn, maar ik word al blij met een v, dat pootje is moeilijk en lukt alleen als het richten vrijwel perfect uitgevoerd wordt. Uitvoering: - Leg je eigen vinger op het touwtje en zeg tegen het kind Volg mijn vinger. Zit mijn vinger onder het kruispunt? - Indien het kind antwoordt ja, zeg dan Houd mijn vinger vast met je ogen. terwijl je je vinger verschuift naar achteren. Op die manier kun je het kruispunt verschuiven naar achteren, terwijl het kind de vinger/het kruispunt moet proberen vast te houden met de ogen. - Dan is van belang dat het kind 3-5 tellen blijft kijken naar de vinger op het koordje, als je het punt hebt bereikt waar het kruispunt zou moeten liggen (ca. 35 cm. van de neus af). Zo leert het kind: als mijn ogen in deze stand staan, dan staan ze goed! Oefen dit door 5 tellen vasthouden. Vertel het kind dat die oogstand goed is. Overconvergeren tijdens lezen en schrijven: als de ogen te vroeg kruisen zie je dat het kind met zijn/haar neus dicht op het papier zit. Dit is erg vermoeiend. 19
Het is mogelijk dat het kind dan ook zijn/haar borstbeen tegen de tafel \houdt en dan niet lekker ademt. Ter verbetering van het diepte zien; ontspannen van de oogspieren Oefening het zwevende worstje - Strek je armen recht voor je uit. - Houd de topjes van je wijsvingers tegen elkaar aan. - Kijk met ontspannen oogspieren in de verte. - Schuif langzaam je wijsvingers tussen je ogen en de horizon. - Blijf als het ware langs de tekening kijken en je ziet een zwevend worstje tussen je wijsvingers. Een vervolg hierop is de wijswingers traag uiteen te laten gaan, waarbij het zwevende worstje zolang mogelijk in het midden gezien moet worden zonder te verdubbelen of verschuiven of verdwijnen. Oefening met de cirkels. Vinger ervoor (10 tot hooguit 20 cm). Vraag: welk rondje (van de er nieuw bijgekomen derde stel cirkels) komt het dichts naar je toe? Je ervaart dan stereo en dieptezicht (de diepte is de ruimtelijke afstand tussen het grote en kleine rondje). Er doorheen (overheen) kijken: welk rondje komt dichterbij? Bij die opdracht moet het grote rondje dichterbij je zijn. Bij de erdoorheen kijkopdracht is dat het kleine middelste rondje. Probeer alle middelsten tegelijk te zien (van alle cirkelstellen op het blad). Switch van de ene naar de andere manier van kijken. 20
Oefening doolhof Doel: scannen. Laat het kind een weg tekenen door het doolhof. Begin met een grote doolhof. Naarmate het beter gaat leg je kleinere doolhoven neer en maak je de oefening moeilijker, bijvoorbeeld geen lijnen aanraken. Laat eerst alleen met de ogen (zonder bijwijzen) de weg gevonden worden en daarna tekenen. 21
22
23