Bezoekad res Stadhuis, Amstel 1 101 1 PN AMSTERDAM Postbus 202 %.- - 1000 AE AMSTERDAM Telefoon 020 552 9111 Fax 020-552 2402 Teksttelefoon 020 552 9876 x Gemeente Amsterdam Bestuursdienst Directie Juridische Zaken Retouradres: Postbus 202, 1000 AE AMSTERDAM AANTEKENEN de heer F. Ploeger Van 't Hofflaan 13 1097 EL AMSTERDAM Datum Ons Kenmerk Uw Kenmerk Behandeld door Doorkiesnummer E-mail 2 november 2005 BZ. 1.04.0284.001 1 DJZ de heer M. Isik Bijlage Kopie aan Onderwerp Besluit op bezwaar Geachte heer Ploeger, Naar aanleiding van het door u op 15 november 2004 ingediende bezwaarschrift, gericht tegen ons besluit van 4 oktober 2004, delen wij u mede dat wij, conform het advies van de bezwaarschriftencommissie, hebben besloten dit bezwaarschrift Niet-ontvankelijk te verklaren. Voor de motivering van onze beslissing verwijzen wij u naar bijgevoegd advies van de bezwaarschriftencommissie. Wij hebben dit advies overgenomen en ten grondslag gelegd aan onze beslissing.' Ingevolge het bepaalde in art. 8:l Awb kunt u tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank. De termijn hiervoor bedraagt zes weken. Voor meer informatie verwijzen wij u naar de bijlage. Hoogachtend, Burgemeester en Wethouders, *namens deze, Het stadhuis is bereikbaar per metro en tram (lijnen 9 en 14), halte Waterlooplein
Advies van de bezwaarschriftencornrnissie naar aanleiding van het bezwaarschrift van de heer F. Ploeger van 15 november 2004, gericht tegen de brief van de wethouder van onderwijs gedateerd 4 oktober 2004 met als kenmerk 04/5 174-04/11255. College van Burgemeester en Wethouders, 1. Inleiding Bij brief van 21 juni 2004 heeft de heer F. Ploeger (hierna: bezwaarde) de wethouder van onderwijs van de gemeente Amsterdam verzocht de kernprocedure 2004-2005 (hierna: de kernprocedure) zodanig te wijzigen dat ook voor leerlingen met een leerlingengebonden budget een plaats op een reguliere school gegarandeerd wordt. Tevens heeft bezwaarde in voornoemde brief verzocht om een voor beroep vatbare beslissing af te geven. De wethouder van onderwijs heeft bezwaarde bij brief van 4 oktober 2004 meegedeeld dat hoewel alle leerlingen, dus ook de leerlingen met een leerlingengebonden budget, onder de kernprocedure vallen dit niet betekent dat zij ook automatisch worden geplaatst op een school voor regulier voortgezet onderwijs. Tevens is door de wethouder in deze brief meegedeeld dat hij het afgeven van een voor beroep vatbare beslissing niet noodzakelijk acht. Hiertegen heeft bezwaarde op 15 november 2004 een bezwaarschrift ingediend. Op 30 december 2004 heeft bezwaarde bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. Bij uitspraak van 23 februari 2005 heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen. 2. Feiten De Kernprocedure is een convenant tussen Amsterdamse schoolbesturen voor basis en voortgezet onderwijs waarbij beleidsafspraken zijn gemaakt over het proces van aanmelding en toelating van leerlingen van een basisschool op een school voor voortgezet onderwijs. De kernprocedure is vastgesteld in het Lokaal Onderwijs Forum. Het College overlegt in dit orgaan met de vertegenwoordigers van alle bevoegde gezagsorganen van het openbaar en het bijzonder onderwijs over de hoofdlijnen van het lokaal ohdenvijsbeleid. Het College vormt geen bevoegd gezag van openbare scholen voor voortgezet onderwijs. Derhalve is zij geen deelnemer aan de kernprocedure maar heeft zij slechts een coördinerende en faciliterende rol gehad bij de totstandkoming ervan. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de kernprocedure ligt bij de scholen voor voortgezet onderwijs. 3. Ontvankelijkheid Alvorens de commissie inhoudelijk op de naar voren gebrachte bezwaar ingaat, dient zij de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift te beoordelen. Bezwaarde heeft een bezwaarschrift ingediend tegen de brief van 4 oktober 2004. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Hieruit volgt dat die beslissing moet zijn gegrond op een publiekrechtelijke bevoegdheid en tevens moet zijn gericht op een rechtsgevolg. Van rechtsgevolg is sprake wanneer met het bestreden besluit het bestaan van zekere rechten, verplichtingen of bevoegdheden bindend wordt vastgesteld.
De commissie is van oordeel dat de brief van 4 oktober 2004 niet als een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb kan worden aangemerkt. Het College heeft immers bij de totstandkoming van de Kernprocedure niet gehandeld op grond van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Het College heeft bij de totstandkoming van de Kernprocedure slechts een faciliterende en coördinerende rol gespeeld. Het college komt dan ook geen bij of krachtens de wet geschapen bevoegdheid toe om het om toelatingsbeleid van de schoolbesturen vast te stellen of de kernprocedure aan te passen. Daarnaast is de bestreden brief niet gericht op rechtsgevolg nu er geen sprake is van een bindende vaststelling van rechten, verplichtingen of bevoegdheden. De wethouder heeft de heer Ploeger, naar aanleiding van de brief van 21 juni 2004 van de heer Ploeger, met zijn brief van 4 oktober 2004 slechts willen informeren over de kernprocedure. Op grond van het bovenstaande kan de in de brief van 4 oktober 2004 vervatte weigering om de kernprocedure aan te passen niet als een besluit in de zin van artikel 1 :3 Awb worden aangemerkt. 4. Conclusie en advies Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat het bezwaarschrift van bezwaarde als niet-ontvankelijk dient te worden aangemerkt. De commissie adviseert u overeenkomstig te besluiten. Amsterdam, 18 oktober 2005 voorzitter mr. J. Drijftholt secretaris
Verslag van de hoorzitting van de bezwaarschriftencommissie d.d. 17 maart 2005 gehouden naar aanleiding van het bezwaarschnfi van de heer F. Ploeger van 15 november 2004, gericht tegen de brief van de wethouder van onderwijs gedateerd 4 oktober 2004 met als kenmerk 0415 174-0411 1255. Aanwezig: Bezwaarschriftencommissie: mr. P. Oosterlaken (voorzitter) mr. M.J. Drijftholt (secretaris) mw. M. Koenigs (lid) Namens Burgemeester en Wethouders: MW W. Kösters Mw. M. v/d Herberg Bezwaarde: dhr. F. Ploeger De voorzitter opent de zitting, legt de procedure uit en stelt de aanwezigen aan elkaar voor. De voorzitter geeft aan dat de heer Ploeger op 22 april 2004 een brief aan de wethouder heeft gestuurd en op 21 juni 2004 nog een keer verzoek tot aanpassing van de kernprocedure heeft gedaan. Hier is op 4 oktober 2004 op gereageerd. Daarbij is aangegeven dat er geen reden is om de procedure aan te passen. Dit is door de heer Ploeger opgevat als de weigering tot het nemen van een beslissing en heeft vervolgens bezwaar gemaakt. Ook heeft de heer Ploeger een voorlopige voorziening gevraagd. De heer Ploeger vertelt het een en ander over regelgeving en over zijn dochter Het onderwijs is vrij, het bevoegd gezag kan beslissen over de toelating. De heer Ploeger heeft gevraagd of kernprocedure kon worden aangepast zodat zijn dochter tot het reguliere onderwijs kan worden toegelaten. De Lgf-wet, artikel 16, zegt dat de overheden zich aan de wet moeten houden. De bedoeling van deze wet is ouders een reële
keuzemogelijkheid te bieden tussen regulier en bijzonder onderwijs. In Amsterdam zou toch ergens een school moeten zijn waar zijn dochter welkom is. Scholen wijzen zijn dochter af op grond van de kernprocedure. We komen niet aan bod. Het montessori heeft besloten dat ze niet mag komen. De rechter heeft besloten dat het schoolbestuur mag weigeren op grond van beleidsruimte en de lgf is daaraan ondergeschikt. Daar heeft de minister niet aan gedacht. Daarmee is voor de heer Ploeger vast komen te staan dat zijn dochter op geen enkele school in Amsterdam of Nederland terecht kan voor regulier onderwijs. De heer Ploeger vervolgt door het een en ander te vertellen over zijn dochter. Zijn dochter heeft een verstandelijke handicap. Haar hersenen werken niet goed en ze heeft geen goede motoriek. Ze kan geen stoep af, niet praten. Toen ze 4 was moest ze naar een basisschool. Geen school wilde haar hebben. Bij speciaal onderwijs was één school waar ze voor in aanmerking kwam. Die heeft ook geweigerd. Toen was de afspraak als één school weigert weigeren alle speciale scholen. Nu mag dat niet meer. Dus is er nu de keuze tussen regulier onderwijs of een dagverblijf. Het is gelukt Sterre op school te krijgen in Duivendrecht voor de duur van 2 jaar. Na 2 jaar zag de school het niet meer zitten en adviseerde vervolgens speciaal onderwijs. Dezelfde school weigerde weer. Met behulp van de inspectie is zijn dochter toch geplaatst op die school in een pilot. Voor 2 jaar, daarna werd beargumenteerd waarom ze weg moest. Gelukkig gaat zijn dochter nu naar een reguliere basisschool in Almere. Nu wordt ze 14 en gaat ze van school af. Mevrouw v/d Herberg vertelt het een en ander over de wettelijke regelgeving en legt een pleitnota over. De kernprocedure is een set van afspraken tussen scholen. Beleidsafspraken over aanmelding en toelating. De gemeente heeft een coördinerende en faciliterende rol voor alle afspraken tussen alle schoolbesturen en is niet bevoegd de procedure aan te passen. Mevrouw vld Herberg geeft aan dat de brief van 4 oktober 2004 van de wethouder niet geheel zorgvuldig is gemotiveerd. Er had bij moeten staan dat de wethouder geen voor beroep vatbare beslissing kan nemen aangezien hij niet bevoegd is. De brief is dus geen besluit in de zin van de Awb dus ook niet ontvankelijk. De rechter heeft dit overgenomen. Mevrouw vld Herberg legt de strekking van de Lgf-wet uit. Centraal uitgangspunt hierbij is de keuzevrijheid van ouders tussen regulier en speciaal onderwijs Deze keuzevrijheid is geen absolute. Er is geen toelatingsrecht tot een reguliere school.
Bij de uitwerking van de Lgf-wet werd rekening gehouden tussen voortgezet en primair ondenvij s. De Lgf-wet gaat dus uit van verschillende schoolsoorten en dat ook aan lgf-leerlingen toelatingseisen kunnen worden gesteld. De bedoeling is om reguliere scholen middelen te geven om beperkingen van lgf-leerlingen op te heffen en om te zorgen dat ze onderwijs kunnen volgen. De voorzitter vraagt of de heer Ploeger bezwaar heeft tegen onderdelen van kernprocedure die volgens hem toelatingseisen stellen die in strijd met landelijke wetgeving. De heer de Ploeger geeft aan dat de bedoeling van de Lgf-wet is dat kinderen regulier onderwijs krijgen. Scholen moeten iets regelen voor lgf-kinderen. De gemeente heeft geen bevoegdheid maar misschien kan de gemeente dan uit de kernprocedure stappen. Gemeente zou daar iets voor moeten verzinnen. Zijn dochter kan nergens naar school. Nu zoveel jurisprudentie dat hij genoodzaakt is naar het buitenland te emigreren en de gemeente Amsterdam doet er aan mee. De voorzitter vraagt wat de heer Ploeger graag van het gemeentebestuur wil zien. De heer Ploeger geeft aan dat hij graag ziet dat de gemeente uit de kernprocedure stapt. Ze zijn nu partij en zouden een goede daad stellen daarmee. De voorzitter vraagt of de heer Ploeger daarmee is geholpen. De heer Ploeger geeft aan hiermee niet te zijn geholpen, hij moet toch verhuizen. Als het systeem in Nederland verandert komt hij weer terug. De voorzitter vraagt of er iets uit de brief van 1 maart is gekomen waaruit blijkt dat bij 9 scholen om toelating is gevraagd. De heer Ploeger geeft aan brieven te hebben teruggekregen waar niet duidelijk uit blijkt of het überhaupt een aanmelding betrof.
Openbare scholen moeten binnen 8 weken beslissing nemen en dan kan hij bezwaar maken. Hij probeert overal voet aan de grond te krijgen maar volgens de kernprocedure mag je eigenlijk maar bij 1 school mag aanmelden aanmelden. De voorzitter geeft aan dat de kemprocedure geen Awb-besluit is. De kans is heel groot dat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk zal zijn. Overeind blijft echter dat het schoolbestuur een beslissing moet nemen. Mevrouw v/d Herberg geeft aan dat het absoluut niet bedoeling is van het gemeentebestuur scholen te faciliteren om deuren dicht te houden voor Igf-leerlingen. Het gemeentebestuur kan dit wel aankaarten in het overleg met de scholen en de scholen te wijzen op hun verantwoordelijkheid beleid te maken en zorgvuldig te handelen bij het toepassen van afspraken in het kader van de kemprocedure. De voorzitter vraagt of het aanbod voor begeleiding nog staat. Mevrouw Köster bevestigt dit. De voorzitter sluit de zitting. secretaris voorzitt u