Meerjarenplan Energie-Efficiency Zuivelindustrie 2013-2016
De Nederlandse Zuivelorganisatie Louis Braillelaan 80 Postbus 165 2700 AD Zoetermeer t 079 343 03 00 f 079 343 03 20 www.nzo.nl
AUTEUR(S) Dr.Ir. J.M. Vrij (NZO) Ing. S. Oldenhof M.Sc. (KWA Bedrijfsadviseurs) M.V. van den Bovenkamp M.Sc. (KWA Bedrijfsadviseurs) 3-3
Inhoudsopgave 1 INLEIDING... 4 2 CONTEXT MEERJARENPLAN ZUIVELINDUSTRIE... 5 3 TERUGBLIK MJP 2009-2012... 6 4 DOELSTELLING EN ACTIES VOOR DE PERIODE 2013-2016... 8 4.1 DOELSTELLING EN GEPLANDE MAATREGELEN... 8 4.2 MAATREGELANAYLYSE EN BRANCHE/CONCERN ONDERSTEUNING... 9 4.3 BRANCHE-INITIATIEVEN EN KENNISOVERDRACHT... 10 BIJLAGEN 1 Overzicht ondernemingen deelname aan MJA 4-11
1 Inleiding De Nederlandse Zuivelindustrie (georganiseerd in de Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO)) staat aan de vooravond van een spannende periode. Het melkquotumsysteem wordt tot 2015 gefaseerd opgeheven en naar verwachting leidt dit tot melkvolumegroei van de Nederlandse sector. Door het stijgen van de gemiddelde hoeveelheid melk per koe, zal het aantal dieren niet veel stijgen. De sector is goed georganiseerd en kent zijn verantwoordelijkheden om die groei te laten plaatsvinden binnen verantwoorde voorwaarden, onder andere op het gebied van duurzaamheid. Waar in het verleden in het traject van de meerjarenafspraken energie-efficiency (MJA) voornamelijk de aandacht lag bij de verwerkende industrie ligt nu de focus op de gehele keten. Waarbij de primaire sector - de melkveehouderij - een belangrijke rol speelt in het bereiken van die verantwoorde voorwaarden. In dit meerjarenplan (MJP) van de Zuivel wordt de aandacht voornamelijk gericht op de korte termijn voor het nakomen van de sectorafspraken binnen het MJA3 convenant, zijnde 2% energie-efficiency verbetering per jaar tot 2020. In juli 2008 is het MJA3-convenant ondertekend met een looptijd van 2005 2020. Voor de periode 2013-2016 is een nieuw (geactualiseerd) MJP nodig. Als eerste stap voor deze periode is door elk bedrijf (productielocatie) een energie-efficiencyplan (EEP) opgesteld. In bijlage 1 zijn de bedrijven opgenomen. In het voorliggende MJP heeft de Zuivel hun energie-efficiency doelstellingen vastgelegd en is op hoofdlijnen aangegeven hoe deze doelstellingen worden gerealiseerd. De ambitie van het MJP bestaat uit de gezamenlijke ambitie zoals vastgelegd in de EEP s van de leden van NZO en BeNeLuxSmelt, (Branchevereniging voor producenten van smeltkaas in België, Nederland en Luxemburg [Voorheen: NEDSMELT, Nederlandse Vereniging van Kaassmelters]) toegespitst op energie. Op basis hiervan zijn doelstellingen op sectorniveau geformuleerd. Het MJP beschrijft eerst de context voor de Zuivelindustrie en geeft vervolgens een terugblik op de periode 2009-2012. Afgesloten wordt met de doelstellingen en acties voor de periode 2013-2016. Dit MJP geeft dus weer op welke wijze de Zuivelindustrie invulling beoogt te geven aan de verplichtingen die zijn aangegaan bij ondertekening van de MJA3. 5-11
2 Context Meerjarenplan Zuivelindustrie Een belangrijke ontwikkeling voor de Zuivelsector in de komende jaren is de aanhoudende groei van de vraag (wereldwijd) naar zuivelproducten. In 2015 komt een eind aan de melkquotering in de Europese Unie. Naar verwachting zal de melkproductie in Nederland dan beperkt gaan groeien. Het is onzeker wat de omvang van de groei (ook in de tijd) zal zijn. Als gevolg hiervan is onzeker wat de omvang van eventuele uitbreidingsinvesteringen in de industrie zal zijn en wanneer en op welke locaties deze zullen moeten plaatsvinden. De Zuivelindustrie zal het aanbod van producten blijven aanpassen aan de veranderende wensen van de consument, door het aanbieden van kleinere porties en differentiatie in producten. Dit heeft een stijging van het energiegebruik tot gevolg door meer verpakkingen en vaker reinigen. De jarenlange ontwikkeling naar schaalvergroting in de Zuivelindustrie zal nog doorgaan, dit werkt de verbetering van de energie-efficiency in de hand. Ondanks bovengenoemde onzekerheid blijft de sector ambitieus in haar doelstellingen. Teneinde de verwachte groei van de melkproductie op een verantwoorde wijze te laten plaatsvinden, hebben de zuivelondernemingen in Nederland en LTO Nederland afspraken gemaakt in het kader van de Duurzame Zuivelketen (www.duurzamezuivelketen.nl). Op het gebied van klimaat en energie zijn de volgende doelstellingen gemaakt: 30% reductie van broeikasgassen in 2020 ten opzichte van 1990, inclusief klimaatneutrale groei. 20% duurzame energie in 2020 en een energieneutrale zuivelketen. 2% energie-efficiency per jaar (1,5% fabrieken en 0,5% keten) en in totaal 30% energie-efficiency in de periode 2005-2020, 2% energiebesparing per jaar bij veehouders. De 49 zuivelinrichtingen die deelnemen aan de MJA hebben een dekkingsgraad van naar schatting 95% van het energiegebruik van de totale Zuivelsector in Nederland. 6-11
3 Terugblik MJP 2009-2012 3.1 BEHAALDE RESULTATEN VERSUS MJP DOELSTELLINGEN TOT 2012 Figuur 3.1 geeft de jaarlijkse ontwikkeling aan van de totale energiebesparing van de getroffen EEPmaatregelen binnen de sector ten opzichte van het MJP-basisjaar 2008. De horizontale lijn is de MJPdoelstelling op basis van zekere en voorwaardelijke maatregelen. 16% Voortschrijdend resultaat versus MJP-doelstelling Doelstelling Resultaat Aandeel van energieverbruik 14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 2009 2010 2011 2012 Figuur 3.1: voortschrijdend resultaat versus MJP-doelstelling Op basis van de MJA-monitoring over de periode 2009-2011 heeft KWA Bedrijfsadviseurs in opdracht van Agentschap NL in 2012 een analyse uitgevoerd op de voortgang van de geplande maatregelen. Met nog een jaar te gaan in de planperiode waren er in totaal 1.814 TJ aan proces-, keten- en duurzame energiemaatregelen uitgevoerd. Dat is 75% van de totale MJP doelstelling voor de periode 2009-2011 (2.430 TJ). Dit resultaat kwam voor circa 40% tot stand door inzet van duurzame energie. De inzet van duurzame energie was toen al hoger dan de doelstelling voor duurzame energie in 2012. De realisatie van procesmaatregelen verliep nagenoeg volgens plan, maar de realisatie van de gerapporteerde ketenprojecten bleef achter. Uit het MJA-sectorrapport over 2012 blijkt dat na vier jaar het totale effect van maatregelen 2.524 TJ bedraagt. Hiermee is 104% van de MJP-doelstelling gerealiseerd. 3.2 POTENTIEEL VAN NIET-UITGEVOERDE GEPLANDE ZEKERE EN VOORWAARDELIJKE MAATREGELEN Het openstaand potentieel aan het eind van 2011 van alle niet-uitgevoerde geplande zekere en voorwaardelijke maatregelen over 2009-2011 bedraagt 39% van MJP doelstelling 2009-2011. De reden hiervan is dat 19 locaties aanvullende maatregelen hebben genomen bovenop de geplande maatregelen en eind 2011 hun individueel resultaat groter was dan 100% van de doelstelling. 11 locaties blijven achter bij de uitvoering van de maatregelen, waardoor hun individueel resultaat kleiner is dan 60% van de doelstelling. In tabel 3.1 is gekeken bij welke (sub)categorieën van maatregelen de realisatie is achtergebleven op de planning, kortom de zekere en voorwaardelijke maatregelen gepland voor 2009, 2010 of 2011, die nog niet zijn uitgevoerd. 7-11
Tabel 3.1: verdeling niet-uitgevoerde maatregelen Categorie Subcategorie Aantal maatregelen Totaal in TJ Procesefficiency Energiezorg en 21 11,1 gedragsmaatregelen Installaties en gebouwen 64 107,4 Procesmaatregelen 87 378,3 Totaal procesefficiency 172 496,8 Ketenefficiency Optimalisatie distributie 1 2,0 Totaal ketenefficiency 1 2,0 Duurzame energie Inkoop duurzame energie 3 229,6 Totaal duurzame 3 229,6 energie Eindtotaal 176 728,5 Het grootste deel van de niet-uitgevoerde geplande zekere en voorwaardelijke maatregelen valt in de categorie procesefficiency en ongeveer de helft hiervan ligt in de subcategorie procesmaatregelen, verspreid over diverse thema s. Tabel 3.2 toont hiervan een overzicht. Tabel 3.2: verdeling niet-uitgevoerde maatregelen Type maatregel % van totaal PE maatregelen Restwarmte 22% Indampen 17% Stoom 14% Toepassen condensaat 14% Isolatie 3% Perslucht 1% Overige/divers/klein 36% De belangrijkste redenen voor het niet uitvoeren van de belangrijkste EEP-maatregelen zijn: trage besluitvorming / wachten op strategische veranderingen binnen bedrijven (andere prioriteiten); veranderde uitgangssituatie, waardoor maatregel niet meer interessant/relevant is; andere (concurrerende) maatregel heeft prioriteit; veranderde omstandigheden dan voorzien in EEP. 8-11
4 Vooruitblik 2013-2016 4.1 MAATREGELEN EEP S 2013-2016 4.1.1 Ambitie De zuivelsector heeft gekozen voor een ambitieuze inzet. De zuivelbedrijven hebben in hun individuele EEP s de mogelijke energie-efficiency maatregelen voor de periode 2013-2016 weergegeven. Op basis van de som van alle zekere en voorwaardelijke maatregelen van de EEP s is de doelstelling om de energie-efficiency met 14,7% te verbeteren. Hiermee is de MJA-doelstelling van 8% over de periode 2013-2016 ruim overschreden, hetgeen een aanzienlijke inzet zal vergen. De vermeden CO 2 -uitstoot komt naar verwachting uit op circa 153 kton op jaarbasis. De besparingen zijn berekend ten opzichte van het productievolume en het primaire energieverbruik van basisjaar 2008. Tabel 4.1 geeft een overzicht uitgesplitst naar subcategorie. Tabel 4.1: verdeling van energiebesparingspotentiëlen over (sub)categorieën gebaseerd op de zekere en voorwaardelijke maatregelen in de EEP s 2013-2016 Categorie Subcategorie Aantal maatregelen Energie besparing Energie efficiency verbetering Vermeden CO 2 - uitstoot Procesefficiency Energiezorg en 46 131 0,8% 7.888 gedragsmaatregelen Installaties en gebouwen 129 346 2,0% 20.846 Procesmaatregelen 203 1277 7,4% 73.593 Strategische projecten 15 247 1,4% 13.445 Totaal procesefficiency 393 2001 11,6% 2.002 Ketenefficiency Materiaalbesparing 16 40 0,2% 3.190 Optimalisatie distributie 17 58 0,3% 3.683 Optimalisatie functievervulling 1 0 0,0% 0 Optimalisatie productafdanking 5 10 0,1% 997 en - herverwerking Vermindering energieverbruik 1 0 0,0% 0 tijdens productgebruik Samenwerking op locatie 2 3 0,0% 459 Totaal ketenefficiency 42 111 0,6% 111 Duurzame Inkoop duurzame energie 18 408 2,4% 28.435 energie Energie uit afval en biomassa 3 6 0,0% 445 Omgevingswarmte 0 0 0,0% 0 Windenergie 0 0 0,0% 0 Zonnestroom 0 0 0,0% 0 Totaal Duurzame energie 21 414 2,4% 414 Eindtotaal 456 2.527 14,7% 152.980 9-11
Tabel 4.2 geeft een overzicht per subcategorie ingedeeld naar het type maatregel. Tabel 4.2: verdeling van maatregelen naar type Categorie Subcategorie Kwalificatie Voorwaardelijk Onzeker Zeker Eindtotaal Procesefficiency Energiezorg en gedragsmaatregelen 1 12 34 47 Installaties en gebouwen 26 57 72 155 Procesmaatregelen 47 100 103 250 Strategische projecten 3 8 7 18 Totaal procesefficiency 77 177 216 470 Ketenefficiency Materiaalbesparing 5 6 10 21 Optimalisatie distributie 2 7 10 19 Optimalisatie functievervulling 0 0 1 1 Optimalisatie productafdanking en - herverwerking 15 1 4 20 Vermindering energieverbruik tijdens productgebruik 4 0 1 5 Samenwerking op locatie 6 0 2 8 Totaal ketenefficiency 32 14 28 74 Duurzame Inkoop duurzame energie energie 2 3 15 20 Energie uit afval en biomassa 3 2 1 6 Omgevingswarmte 1 0 0 1 Windenergie 1 0 0 1 Zonnestroom 4 0 0 4 Totaal duurzame energie 11 5 16 32 Eindtotaal 120 196 260 576 Het besparingspotentieel van de maatregelen in de categorie procesefficiency bedraagt 11,6%.. Van de 260 zekere maatregelen zijn de 20 grootste maatregelen goed voor bijna 60% van het besparingspotentieel. De grootste bijdragen worden geleverd door de inzet van omgekeerde osmose, vervangen indamper door een energie-efficiëntere, inzet van restwarmte en optimaliseren van het stoomsysteem. Hoewel het besparingspotentieel van de maatregelen in het kader van de procesefficiency op zichzelf voldoende is om aan de MJA doelstelling van de planperiode te voldoen, zal van de sector een aanzienlijke inspanning vereist worden om dit te realiseren. Ondersteuning (ondermeer in de vorm van gebruikersgroepen) is daarvoor noodzakelijk. De belangrijkste belemmeringen van voorwaardelijke maatregelen zijn: beschikbaarheid budget en goedkeuring van de investering. Daarnaast is de invloed op productkwaliteit en acceptatie door klant van belang. Tot slot is in veel gevallen de voorwaarde niet bekend, omdat de voorwaarden niet zijn benoemd. 10-11
4.1.2 Ambitie KE en DE hoger dan gerapporteerd in EEP s Uit de geplande maatregelen in de EEP s volgt een relatief laag besparingspotentieel in de categorieën ketenefficiency (KE) en duurzame energie (DE), terwijl de zuivelbedrijven juist zeer actief zijn op deze gebieden. Oorzaak hiervan is dat maatregelen in het EEP van toepassing zijn op de productielocaties zelf en dat de KE- en DE- maatregelen meer op concernniveau worden geïnitieerd en uitgevoerd. Deze KE- en DE-maatregelen zijn tekstueel toegelicht in de individuele EEP s, maar niet gekwantificeerd. De volgende KE-maatregelen zijn wel in de EEP s opgenomen: maatregelen op gebied van distributie (optimalisatie, modal shift) en verpakkingen (snijverliezen, vermindering hoeveelheid verpakkingsmateriaal). De belangrijkste KE-maatregelen op concernniveau zijn: toepassen van duurzame energie op de boerderij (zon-pv, mestvergisting en wind) en duurzame verpakkingen. 4.2 EXTRA AMBITIE DOOR BRANCHEBREDE PROJECTEN 4.2.1 Duurzame Zuivelketen In 2008 hebben NZO en LTO het initiatief genomen tot de Duurzame Zuivelketen. Hierin ligt het accent op het melkveehouderij bedrijf. Eén van de drijfveren daarvoor was dat, juist op het niveau van de primaire productie op milieugebied, nog veel vooruitgang geboekt kan en moet worden, zeker in vergelijking met de industrie (mede het resultaat van de convenanten). In 2011 zijn in de Duurzame Zuivelketen gezamenlijk ambitieuze doelen voor 2020 afgesproken op de volgende vier gebieden: Energie en Klimaat, Gezondheid en Welzijn, Weidegang en Biodiversiteit en Milieu. De zuivelsector wil transparant over deze doelen rapporteren en heeft daarom LEI Wageningen UR gevraagd om een rapportage op te stellen van de doelen en de indicatoren die zijn gekozen en de realisatie van deze doelen in 2011. De rapportage over 2011 wordt gezien als de nulmeting. Dit is gedaan op basis van de best beschikbare kwantitatieve informatie. Bij deze nulmeting is een aantal verbeterpunten aan het licht gekomen die zijn omgevormd tot aanbevelingen om de doelen en monitoring van de Duurzame Zuivelketen aan te scherpen. Jaarlijks zal het LEI de voortgang in de sector op het gebied van duurzaamheid gaan monitoren, waardoor inzichtelijk wordt waar verbetering plaats vindt en waar er grotere stappen gezet moeten worden. Zie www.duurzamezuivelketen.nl 4.2.2 Gezamenlijke onderzoeken Onderzoeken die in de EEP s worden genoemd zijn optimalisatie stoomketels (o.a. n.a.v. NOX-eisen 2017), haalbaarheid warmtewisselaar op diverse stromen (o.a. best available techniques), restwarmte koeling, en overstap van TVR naar MVR. De Zuivelsector laat op deze thema s studies verrichten door kennisinstituten (bijvoorbeeld NIZO, KWA) in het kader van procesoptimalisatie en energiebesparing. Een lopend project is het beter benutten van brüdencondensaat. 4.3 SAMENWERKING BINNEN DE BRANCHE 4.3.1 Werkgroep Milieu De Werkgroep Milieu (WEMI) van de NZO is het overleg platform van de Zuivelindustrie dat de afspraken maakt over het MJP, dat collectieve acties afspreekt en waarin de voortgang aan de orde komt. Collectieve acties, zoals gebruik laagwaardige restwarmte, verbeteren proces-efficiency, en dergelijke worden door de WEMI gestimuleerd en waar nodig gecoördineerd. 4.3.2 Gebruikersgroepen Ook in de komende planperiode zal het instrument gebruikersgroepen worden ingezet als middel om kennis te delen en onderwerpen op te pakken. Nieuwe thema s voor de gebruikersgroepen zijn: Nieuw laaghangend fruit door diepgaande analyse van procesdata Energie efficiencyverbetering bij bestelling van nieuwe apparaten 11-11
4.4 ROUTEKAART Als onderdeel van haar duurzaamheidsambitie heeft de zuivelketen ervoor gekozen om in 2020 alle Nederlandse zuivelproducten, van melkveebedrijf tot en met zuivelfabriek, energieneutraal te willen produceren. Dit betekent dat alle energie die nodig is in de sector, duurzaam (of hernieuwbaar) wordt opgewekt en bij voorkeur direct binnen de eigen keten wordt gebruikt. Veel productielocaties hebben aangegeven hieraan bij te dragen door: verhoging van het aandeel ingekochte duurzame elektriciteit leden-melkveehouders te ondersteunen bij het leveren van eigen geproduceerd gas aan het gasnet, waar mogelijk direct gas af te nemen, het afnemen van groencertificaten van de ledenmelkveehouders en het organiseren van een contactpunt voor de melkveehouders voor duurzame energie De routekaart geeft een nauwkeurig beeld van de stappen om tot een energieneutrale zuivelketen te komen in 2020 (het na te streven scenario). Daarbij is rekening gehouden met ontwikkelingen in de zuivelmarkt, maar uiteraard ook met ontwikkelingen op het gebied van energietechnologie. De zuivelondernemingen hebben een belangrijke afspraak gemaakt om het realiseren van de doelen dichterbij te brengen en dat is het delen van tools en best practices. Zo heeft FrieslandCampina een energiescan ontwikkeld voor melkveehouders. Alle zuivelondernemingen hebben deze inmiddels aan hun melkveehouders ter beschikking gesteld en organiseren workshops over de toepassing daarvan. Doel is dat enkele duizenden melkveehouders deze gaan gebruiken in 2013 en dat deze in de gehele sector uitgerold wordt in de planperiode. Met LTO Nederland is een pilot zonne-energie opgezet waarin 80 melkveehouders door een combinatie van energie besparing maatregelen en de aanschaf van zonnepanelen elektriciteit neutraal willen worden. In samenwerking tussen FrieslandCampina en melkveehouders loopt een demonstratie project monovergisters, waarin drie modellen vergisters met elkaar vergeleken worden. Inmiddels zijn er meer modellen monovergisters op de markt, die ook geanalyseerd worden. 12-11
Bijlage 1: Overzicht ondernemingen deelname aan MJA
De volgende ondernemingen nemen met in totaal 49 inrichtingen deel aan de MJA. Onderneming Inrichting Vestigingsplaats ALFI Beheergroep Lyempf BV Kampen Arla Foods amba Arla Nijkerk Bel Groupe Bel Leerdammer BV Schoonrewoerd Bel Leerdammer BV Dalfsen CONO B.A. CONO Kaasmakers Middenbeemster CZ "Rouveen" u.a. CZ "Rouveen" u.a. Rouveen Delta Milk Zuivelfabriek De Graafstroom Bleskensgraaf DOC Kaas B.A. DOC Kaas BA Hoogeveen DOC Kaas BA Zuivelpark Hoogeveen Friese Ecologische Zuivel Friese Ecologische Zuivel Drachten FrieslandCampina FrieslandCampina s-hertogenbosch FrieslandCampina Born FrieslandCampina Eindhoven FrieslandCampina Ede FrieslandCampina Lutjewinkel FrieslandCampina Maasdam FrieslandCampina Rotterdam FrieslandCampina Holland Cheese Rijkevoort FrieslandCampina DMV Veghel FrieslandCampina Ecomel Limmen Friesland Campina Domo Borculo Friesland Campina Bedum Friesland Campina Butter Lochem Friesland Campina Butter Noordwijk (GN) Friesland Campina Cheese Balkbrug Friesland Campina Cheese Dronrijp Friesland Campina Cheese Gerkesklooster Friesland Campina Cheese Marum Friesland Campina Cheese Steenderen Friesland Campina Cheese Wolvega Friesland Campina Cheese Workum Friesland Campina Cheese Leerdam Friesland Campina Kievit Meppel Friesland Campina Professional Nuenen Friesland Campina Domo Beilen Friesland Campina Leeuwarden Groupe Danone Nutricia Cuijk BV Cuijk Nutricia Nederland BV Zoetermeer Hochwald Nahrungsmittel-Werke GmbH Hochwald Nederland BV Bolsward Hyproca Dairy BV Hyproca Dairy BV Ommen Kaptein BV Kaasfabriek Eyssen Oosthuizen Koninklijke Eru Kaasfabriek B.V. Koninklijke Eru Kaasfabriek B.V. Woerden Nestlé Nestlé Nederland BV Nunspeet Vreugdenhil Phoenix BV Scharsterbrug Promelca BV Gorinchem Schipper Kaas B.V. A-ware (voorheen Schipper Kaas B.V.) Zaandam Vika BV Vika BV Ede Yakult Europe B.V. Yakult Europe Almere Zuivelhoeve Zuivelhoeve Hengelo