De organische stof balans: nuttig instrument voor bouw- èn grasland. NMI, Marjoleine Hanegraaf Principe van een OS- balans Het doel van een OS-balans is handhaven van het organische stofgehalte. Aanvoerbronnen zijn het gewas en de organische meststoffen. Niet alle verse organische stof is bruikbaar om het gehalte bodemorganische stof op peil te houden. Verse organische stof die binnen één jaar verteert, levert wel voedingsstoffen en is goed voor het bodemleven, maar draagt niet bij aan het organische stofgehalte. Effectief is alleen die organische stof die na één jaar nog in de bodem aanwezig is. Dit heet de effectieve organische stof (afgekort e.o.s.). De afbraak van de aangevoerde OS gaat ook na het eerste jaar door, sneller dan die van de oude OS in de bodem. De uitkomst van een OS-balans is dus iets gunstiger dan in werkelijkheid het geval is. Het is van belang om op jaarbasis in beeld te krijgen of er extra e.o.s. voor een perceel nodig is. Daarvoor is een organische stofbalans een handig instrument. De uitkomst van de balans geeft aan of er evenwicht is, of niet. Ook kunt u maatregelen doorrekenen op hun positieve of negatieve bijdrage aan de balans. Het volgende 4-stappenplan helpt hierbij. Na stap 4 volgt een rekenvoorbeeld. Opstellen van een balans Stap 1. Bepaal de aanvoer van effectieve organische stof U begint met de jaarlijkse aanvoer te berekenen van organische stof uit de graszode, de gewasresten, eventuele groenbemester en uit de bemesting. Hiervoor zoekt u in de tabellen 1-3 op hoeveel OS per ha of per ton product wordt aangevoerd. Bereken voor elke aanvoerpost van organische stof hoeveel op perceelsniveau wordt aangevoerd en tel dat bij elkaar op. Stap 2. Bepaal de afvoer van organische stof De afbraak van organische stof bepaalt de afvoer van organische stof. Een bekende vuistregel is dat jaarlijks 2% van de organische stof in de bouwvoor afbreekt. Dit komt overeen met ongeveer 1.600 2.000 kg organische stof per ha. Dat is een grove raming. Percelen waarop grote hoeveelheden dierlijke mest of groenbemesters zijn aangevoerd, hebben vaak een grotere afbraak. Bij een historie van hoge mestgiften kan de afbraak van organische stof op deze grond oplopen tot ca. 3.000 kg per ha. Op gronden met een organisch stofgehalte van 2% en lage mestgiften in het verleden kan de afbraak beperkt zijn tot niet meer dan 750 kg organische stof per ha. Als u weet dat het land in het verleden krap of juist rijk is bemest, dan kunt u rekenen met 750 of 3.000 kg/ha. Voor bouwland (inclusief maïs) kunt u bij een laboratorium zoals Blgg de afbraaksnelheid laten bepalen. Het onderploegen van een graszode leidt tot extra afbraak van organische stof uit de bodem. De extra afbraak uit de bodem kan worden ingerekend met de gegevens uit tabel 5. Het gaat om een kleinere hoeveelheid dan die uit het ondergeploegde gras vrijkomt (met alle stikstof). Het ondergeploegde gras wordt echter nog niet gerekend tot de OS (in het eerste jaar). Stap 3. Bereken de organische stofbalans Maak nu het sommetje: verschil tussen aanvoer van (effectieve) organische stof en afbraak van bodemorganische stof. 1
Stap 4. Interpretatie Als de balans op nul uitkomt, blijft de toestand van de bodem gelijk. Als de balans negatief uitpakt, teert de bodem in op organische stofvoorraad (verschraalt). Bij een positieve balans wordt voorraad opgebouwd. Als de uitkomst aangeeft dat de bodem verschraalt, bedenk dan een maatregel om de balans in orde te krijgen. Maatregelen om het organische stofgehalte te verhogen zijn bijvoorbeeld het aanvoeren van een (grotere) hoeveelheid organische mest (tabel 3) of het uitstellen van de graslandvernieuwing door ploegen (tabel 5). In maïspercelen kan gekozen worden voor een grasgroenbemester (tabel 2). Let bij mestaanvoer op de N- en P-gehalten van extra aangevoerde mest zowel voor het eigen bemestingsplan als voor de mestwetgeving. Zorg dat beiden niet in de knel komen. Rekenvoorbeeld Figuur 1 geeft een voorbeeld voor een perceel grasland op dekzand (C/N-ratio 15) (2e jaar), met een gemiddelde opbrengst en een rijk bemestingsverleden, dat nu wordt bemest met 35 kuub runderdrijfmest. Aanvoer gras 2275 drijfmest 1155 totaal 3420 Verschil: aanvoer min afbraak Afvoer Afbraak, historie rijke bem. 3.000 Extra door ploegen 750 totaal 3.750-330 Deze balans is licht negatief, maar zal bij gelijke bemesting volgend jaar in de plus uitkomen. 2
Invulblad organische stof balans over het jaar: Algemeen Naam Datum Perceelsnaam OS% ; Jaar ; Diepte.cm Grondgebruik Gewassen Indien geploegd, welke maand 2010 2009 2008 2007 Stap 1: Aanvoer effectieve organische stof (tabellen 1 en 2) Gewas graszode gewasrest groenbemester Organische mest Totaal Aanvoer (kg/ha) Vul in: kg OS / ha / jaar Vul in: ton product / ha / jaar Vul in: e.o.s., kg / ha / jaar Stap 2 : Afbraak van organische stof (tabellen 4 en 5) Bron Uit de bodem Extra, door ploegen (alleen grasland) Totaal Afbraak (kg/ha) kg/ha Stap 3 : Opstellen Organische stof balans Aanvoer Kg/ha Afvoer kg/ha gras org. mest afbraak bodemos ploegen (grasland) totaal Aanvoer min afbraak totaal 3
Tabel 1. Aanvoer van effectieve organische stof uit grasland per jaar, bij gemiddelde opbrengst en met een correctie op de opbrengst van plus of min 10%. Gewas kg o.s./ha kg eos/ha kg eos/ha kg eos/ha gemiddeld min 10% plus 10% Gras, 1-jarige zode 2500 875 788 963 Gras, 2-jarige zode 6500 2275 2048 2503 Gras, 3-jarige zode en ouder 10500 3675 3308 4043 Tabel 2. Aanvoer van effectieve organische stof met groenbemesters en gewasresten. Groenbemesters aanvoer os kg/ha aanvoer e.o.s kg/ha raaigras 2.550 612 winterrogge 3.800 432 rode klaver 2.700 783 witte klaver 3.000 900 bladrammenas, gele mosterd 3.800 850 wikken 3.000 645 Gewasresten kg os/ha kg e.o.s/ha snijmais, ondergronds 1.500 525 aardappelen 3.977 875 korrelmais, ondergronds 2.000 700 zomertarwe, incl. stro 8.500 2.550 suikerbieten 1.500 375 luzerne, 1e jaar, ondergronds 3.000 1050 Tabel 3. Aanvoer van effectieve organische stof met organische meststoffen. Dierlijke mest aanvoer e.o.s. kg/ ton product dunne mest rundvee 33 vleesvarkens 20 zeugen 12 kippen 31 vaste mest rundvee 77 kippen(strooisel) 143 vleeskuikens 183 compost champost 89 GFT-compost 183 4
Tabel 4. Afbraak van OS uit de bodem. Kies wat van toepassing is OS kg/ha Afbraak volgens recent grondonderzoek Historie van rijke bemesting 3.000 Historie van krappe bemesting 750 Anders standaard 1.800 Tabel 5. Afbraak van OS door onderploegen 1 van een graszode. Uit de bodem C/N-ratio OS kg/ha jaar van ploegen 15 3.000 tweede jaar 15 750 derde jaar 15 750 1 gegevens van spitten, frezen e.d. zijn niet beschikbaar. 5
Ook nuttig voor grasland! Organische stof (OS) is belangrijk voor de teelt van ruwvoer op zandgrond, met name voor de levering van stikstof, voor de vochtvoorziening en de bodemstructuur en ook als voedselbron voor het bodemleven. Een verlies aan OS van 1% komt neer op 500 kg minder grasproductie. Een trendanalyse is uitgevoerd om de vraag te beantwoorden of de OS-gehalten dalen in zandgronden die in gebruik zijn voor de melkveehouderij. Voor de trendanalyse is gebruik gemaakt van de database van Blgg. Deze bevat de resultaten van het grondonderzoek dat melkveehouders laten uitvoeren. Hieruit zijn gegevens geselecteerd van vijf analysejaren, gelijkmatig verdeeld over de periode 1984 2004. De selectie omvat zandgronden die in gebruik zijn voor blijvend gras, gras in wisselbouw met maïs, of snijmaïs in continu teelt. De gegevens zijn afkomstig uit de provincies Drenthe, Overijssel, Gelderland en Noord- Brabant. Uit de trendanalyse blijkt dat er geen sprake is van een eenduidige trend. Zowel dalende, constante als stijgende gehalten komen voor, zowel op blijvend grasland (Figuur 1) als in continu maïspercelen. OS toe- /afname over 20 jaar in grasland 120 100 % percelen 80 60 40 20 0 Drenthe OS% 9,2 Overijssel OS% 6,5 Gelderland OS% 6,2 Noord-Brabant OS% 5,0 dalend gelijkblijvend stijgend Figuur 1. Aandeel percelen grasland waarin het organischestofgehalte met minimaal 1% veranderde in de periode 1984 2004. De resultaten laten zien dat er een geografische spreiding bestaat in de organische stof gehalten van zandgronden. Gemiddelde gehalten voor graspercelen waren in 2003 9,4% in Drenthe, 6,5% in Overijssel, 6,2% in Gelderland tot 5,0% in Noord Brabant. Gerekend over een twintigjarige periode bleek het OS% in ruwweg een kwart van de graslandpercelen op zandgrond te dalen. We zien dus dat er ook voor graspercelen aanleiding is om een OS-balans op te stellen. Het Werkblad Organische Stofbalans en de studie Trendanalyse Organische Stof zijn onderdelen van het project Zorg voor Zand, dat door NMI, ASG en LBI is uitgevoerd met financiering van het Productschap Zuivel (PZ). vs. 1.2 6