Woordenschat - memory Taal Actief groep 4 Thema 3 Les 1 de berg Is een hoog stuk land. Soms ligt er sneeuw bovenop. de top Het hoogste stukje van de berg. Hoger kun je niet klimmen. de beek Dit is een smal riviertje. Hij is niet diep. Het stroomt van de berg af naar beneden. het dal Het laag stuk land tussen de bergen. het oerwoud Een groot bos, met veel bomen. Er leven veel verschillende planten en dieren. Oerwouden komen in ons land niet voor. de woestijn Een groot en warm gebied waar bijna geen water is. Er groeit bijna niets en er wonen geen mensen. Het zijn vaak heuvels van zand.
het zand Dit bestaat uit kleine korreltjes. Er wordt op gebouwd, maar je kunt er ook in spelen. de kust Een stuk land aan zee noemen we de... het duin Dit is een heuvel van zand aan de kust.
Woordenschat - memory Taal Actief groep 4 Thema 3 Les 2 de bloes Kleding voor je bovenlijf. Er zitten knoopjes aan. de kraag Het zit bovenaan de bloes. Het zit om de hals. de rok Een kledingstuk voor meisjes en vrouwen. Je draagt het om je middel. Ze kunnen kort maar ook lang zijn. de jurk Een kledingstuk voor meisjes en vrouwen. Het lijkt op een rok, maar is het niet. Je trekt het kledingstuk over je hoofd. de broekzak Een bewaarplekje op je kledingstuk waar je spullen in kunt doen. Je kunt ook je hand erin stoppen om warm te blijven. de trui Een dik kledingstuk die je vaak draagt wanneer het koud is.
de mouw Een deel van een kledingstuk dat om je armen zit. Hij kan kort maar ook lang zijn. de das Een lange lap die je om je hals draagt. Je draagt hem vaak wanneer het koud is.
Woordenschat - memory Taal Actief groep 4 Thema 3 Les 3 verkleden Is andere kleren aantrekken. aan doen Een ander woord hiervoor is aantrekken. kousen Dit zijn lange sokken. de handschoen Een kledingstuk voor je handen. Je doet het om je handen wanneer het koud is. kleding Een ander woord voor kleren. kweken Is zaadjes in de grond stoppen en ze uit laten groeien tot planten.
sproeien Kun je met een bloemenspuit of tuinsproeier. Dit is het natmaken met kleine straaltjes water. de bloesem Dit zijn kleine bloemetjes die in de lente aan bomen en struiken groein.
Woordenschat - memory Taal Actief groep 4 Thema 3 Les 4 het jaargetijde Een deel van het jaar. Er zijn vier delen: de lente, de zomer, de herfst en de winter. het najaar Een deel van het jaar. Een ander woord hiervoor is de herfst. de regen Alles wat buiten staat, wordt dan nat. een regendruppel Een klein bolletje water. de hagel Kleine bolletjes ijs die uit de lucht komen vallen. Ze kunnen pijn doen aan je gezicht. de neerslag Een verzamelwoord voor regen, sneeuw of hagel noemen we...
onweer Weer met regen, donder en bliksem. bliksem Is de lichtflits die je ziet bij onweer. de dauw Dit zijn de waterdruppels die aan s morgens aan het gras hangen.
Woordenschat - memory Taal Actief groep 4 Thema 3 Les 5 de storm Een heel harde wind hard die lang duurt. stormen Bij dit weer waait het heel hard. hard (waaien) Is niet zacht. Bij een storm waait het hard. De spullen die niet vast staan, kunnen weg waaien. de orkaan Een stevige storm. Het waait zo hard dat zelfs bomen en huizen kunnen omwaaien. heet Heel warm. Het kan een warme dag buiten zijn, maar ook een zojuist gezet kopje thee. de warmte Komt buiten van de zon. Binnen komt het van de verwarming. Je krijgt het warm en kunt gaan zweten.
hitte Dit is heel erg warm. Je wilt graag iets koels hebben zoals water of ijs.. droogte Het heeft lang niet geregend en het is erg droog.
Woordenschat - memory Taal Actief groep 4 Thema 3 Les 6 duister Betekent donker. Er hangen donkere wolken in de lucht. koud Het is niet warm. Je hebt veel kleren aan. sneeuwen Het komt uit de lucht. Het is regen dat heel koud is. sneeuwvlokken Ze zijn wit en zacht. Ze vallen uit de lucht. de vacht Zijn de haren die de huid van een dier bedekken. Het is een soort kleding voor een dier. de sneeuwbal Wanneer het sneeuwt, kun je deze bal met je handen maken.
dooien Wanneer het warmer wordt, verdwijnen ijs en sneeuw.