thema 3 Voortplanting en ontwikkeling basisstof basisstof 1 Het voortplantingsstelsel van een man

Vergelijkbare documenten
Een man kan vanaf de puberteit tot op hoge leeftijd zaadcellen maken.

DEEL 3 THEMA 1 RELATIES EN SEKSUALITEIT BASISSTOF 1

Samenvatting Biologie Thema 3: Voortplanting en ontwikkeling

7,1. Antwoorden door Een scholier 1903 woorden 23 mei keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie Samenvatting Thema 4 Voortplanting

Paragraaf 6.1 Primaire en secundaire geslachtskenmerken

Bevruchting : het versmelten van de kern van een eicel + zaadcel - door bevruchting ontstaat een bevruchte eicel : nieuw individu

samenvatting doelstelling 1. doelstelling 3. doelstelling 2. doelstelling 4.

7,3. Samenvatting door een scholier 1948 woorden 9 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou

Samenvatting Biologie hf 5 par 1t/m 5

Samenvatting Biologie voor Jou VMBO 3 Thema 3 Voortplanting

Geslachtelijke voortplanting: de kernen van twee geslachtscellen (eicel en zaadcel) versmelten. Dat het bevruchting. Ze vormen samen een nieuwe cel.

Voortplanting. Hoofdstuk 6

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4: Voortplanting

Primaire geslachtskenmerken

H2.1 voortplantingsstelsel van de man

Biologie 2HAVO/VWO VOORTPLANTING Thema 4

van een muskiet weer? Leg je antwoord uit.

Biologie Samenvatting H11+12

VOORTPLANTING BIJ DE MENS

Waar alle onderdelen van het voortplantingsorgaan van de man en de vrouw zitten:

Biologie Voortplanting en ontwikkeling Havo

Aantekeningen hoofdstuk 3 Voortplanting BBL

zweet stinkt schaam haar ongesteld brede heupen borst groei schaamlippen groeien groeispurt

4.9. Boekverslag door N woorden 24 november keer beoordeeld. Biologie voor jou. Voortplanting:

keer beoordeeld 4 maart 2018

Verslag Biologie Biologie dossier

Enkele afspraken: We luisteren met respect naar elkaars verhaal. We lachen niet voortdurend met nieuwe woorden.

Samenvatting Biologie Thema 3 - Voortplanting 1 t/m 9

Samenvatting Biologie Voortplanting

Antwoorden Biologie Thema 4

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2

Voortplanting en ontwikkeling

Aantekeningen Hoofdstuk 3 Voortplanting 3 VMBO KGT

Samenvatting door een scholier 1790 woorden 8 maart keer beoordeeld

Mannelijk voortplantingsorgaan:

Oefen Repetitie KGT thema Voortplanting

Voortplanting bij dieren

7,3. Samenvatting door een scholier 2182 woorden 15 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Hormoonklieren zijn klieren die sappen afgeven aan het bloed. Deze sappen zijn de hormonen. De

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd.

6,6. Werkstuk door een scholier 1905 woorden 13 juli keer beoordeeld

Antwoorden Biologie Hoofdstuk 2 voortplanting

Samenvatting Biologie voortplanting

Biologie Samenvatting Hoofdstuk 2 Voortplanting Basisstof 1 t/m 10 Basisstof 1: Het voortplantingsstelsel van een man

werkboek Bij deze lessen kan je ook Het Grote Voortplantingsspel gebruiken. ISBN

Ik wil anticonceptie gaan gebruiken. Poli Gynaecologie

5,9. Antwoorden door Een scholier 1981 woorden 11 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

6,9. Samenvatting door M woorden 10 juni keer beoordeeld Puberteit. Hoe noem je de verschillen tussen jongens en meisjes?

Balzak (scrotum) huidplooi waarin de teelballen liggen. Temperatuur +/- 2 C lager dan in de buikholte (gunstiger voor de ontwikkeling

PATIËNTEN INFORMATIE. Anticonceptie

Samenvatting Biologie Biologie Thema 3; Voortplanting

kleuter 4 6 jaar Veters strikken. Zijn vaak al zindelijk. (Maar er kunnen ook andere dingen genoemd worden)

Antwoorden Biologie Thema 4 en 5

Samenvatting Biologie Thema 3 voortplanting en ontwikkeling

Ik wil een voorbehoedmiddel (anticonceptie) gaan gebruiken

Anticonceptiemiddelen met oestrogeen en progestageen

Voortplanting. Examen VMBO-GL en TL. biologie CSE GL en TL. Bij dit examen hoort een bijlage.

Huiswerkopdrachten. over seks, SOA en anticonceptie. love-control.nl. Opdracht 1

Samenvatting Biologie Voortplanting

Kinderen groeien op tot volwassenen in verschillende fasen. Iedereen groeit. Maar ons lichaam maakt heel ons leven kleine of grote veranderingen mee.

Anticonceptie. Informatie voor patiënten. Medisch Centrum Haaglanden

Doelstelling 3 Je moet primaire en secundaire geslachtskenmerken kunnen noemen bij jongens en bij meisjes.

Niet iedereen merkt dat hij/zij een geslachtsziekte heeft. Vrouwen hebben soms bijna of geen last.

6,8. Samenvatting door B. 999 woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. H3 Voortplanting

Seks en relaties Woordenlijst

Examentrainer. Vragen. Geslachtskenmerken. De placenta

Samenvatting Biologie Boek 4 thema 2 Voortplanting en ontwikkeling.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6 Voortplanting en ontwikkeling

Samenvatting door een scholier 3053 woorden 28 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou

7,6. Samenvatting door een scholier 2687 woorden 12 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 4 Seksualiteit en voortplanting!

Samenvatting Biologie Voortplanting

2 vwo gymnasium. Afb. 1

Thema 3b Voortplanting. Wereldoriëntatie L6

RELATIES EN SEKSUALITEIT

6,6. Antwoorden door een scholier 3067 woorden 9 februari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Basisstof 1:

Spermacel bevat of een Y-chromosoom of een X-chromosoom. Normaal gesproken bevat de eicel één X- chromosoom.

Puberteit - HV 2. Saskia Tuenter. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

1: Jongens en meisjes

2: WAT ZIJN VOORBEHOEDSMIDDELEN?

De leraar legt dit eerst uit, daarna maken de leerlingen deze vragen

De geslachtsontwikkeling, zoals het meestal gaat 1

BIJLAGEN. Het lichaam en vruchtbaarheid

auteurs ARTEUNIS BOS MARIANNE GOMMERS ONNO KALVERDA RUUD PASSIER THEO DE ROUW GERARD SMITS BEN WAAS RENÉ WESTRA

7,4. Samenvatting door N woorden 6 november keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie Thema 2 Voortplanting

VITA Module 10 kgt. Diagnostische toets Antwoorden

Werkvormen k Zag 2 beren over lichamelijkheid

contraceptie na de bevalling

Liefde? Naam: Datum: Seksuele opvoeding. Van wie kan je allemaal houden? Wat doe jij voor iemand die je graag ziet?

Chlamydia: Werkstuk door een scholier 2804 woorden 27 maart keer beoordeeld. Inleiding

6,2. Werking van de pil: Wanneer en hoe je de tabletten in moet nemen: Nadelen: Voordelen: Bij het vergeten van tabletten:

T2 thema 4, bs. 7: zwangerschap en geboorte

De veranderingen ontstaan door regelstoffen/hormonen. Die worden gemaakt in de hormoonklier bijvoorbeeld de hypofyse.

Na de plaatsing hoef je 5 of 10 jaar geen ander voorbehoedsmiddel te gebruiken als je niet zwanger wilt worden.

adoloscere dat opgroeien betekend, deze periode vindt plaats na de puberteit rond het 20 e tot 25 e levensjaar.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4, Voortplanting

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4, Je verandert

primaire geslachtkenmerken Geslachtskenmerken die al bij de geboorte aanwezig zijn

Deze SOA leidt tot wratten op of rond de geslachtsdelen of de anus. Ze zijn hinderlijk en hardnekkig en kunnen na een behandeling terugkomen.

Transcriptie:

basisstof 1 Het voortplantingsstelsel van een man De voortplantingsorganen bij een man liggen in de balzak, de onderbuik en de penis. Balzak: hierin liggen twee teelballen en twee bijballen. Teelballen: maken de zaadcellen. Een man kan vanaf de puberteit tot op hoge leeftijd zaadcellen maken. Bijballen: hierin worden de zaadcellen tijdelijk opgeslagen. In de onderbuik liggen zaadleiders, zaadblaasjes en prostaat. Zaadleiders: vervoeren de zaadcellen. Zaadblaasjes: maken vocht met voedingsstoffen voor de zaadcellen. Prostaat: maakt vocht voor de zaadcellen. Sperma bestaat uit zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes en prostaat. Penis: bevat de zwellichamen, urinebuis, eikel en voorhuid. Zwellichamen: kunnen zich met bloed vullen. De zwellichamen zorgen voor het stijf worden van de penis (erectie). Urinebuis: hierdoor kan sperma en urine naar buiten worden gebracht. Eikel: de top van de penis. De eikel is erg gevoelig. Voorhuid: bedekt de eikel. Bij een zaadlozing komt het sperma met schokken uit de penis. Orgasme of klaarkomen is het lekkere gevoel bij een zaadlozing. Bij geslachtsgemeenschap brengt een man zijn penis in de vagina van een vrouw. Een zaadlozing kunnen jongens en mannen krijgen: bij geslachtsgemeenschap; door zelfbevrediging of masturbatie; in de slaap ( natte droom ). 1

basisstof 2 Het voortplantingsstelsel van een vrouw Het voortplantingsstelsel bij een vrouw bestaat uit: Eierstokken: hierin komen de eicellen tot ontwikkeling. Eileider: hierin komt de eicel terecht. Baarmoeder: hierin groeit het ongeboren kindje. Vagina: hierin komt sperma bij de geslachtsgemeenschap. Bij de geboorte komt het kindje via de vagina ter wereld. Kleine en grote schaamlippen. De kleine schaamlippen maken slijm bij seksuele opwinding. Hierdoor wordt de toegang tot de vagina glad gemaakt. Bij geslachtsgemeenschap kan de penis zo gemakkelijker naar binnen glijden. Clitoris: gevoelig voor seksuele prikkels die kunnen leiden tot een orgasme. Maagdenvlies: randje slijmvlies aan het begin van de vagina. Het maagdenvlies sluit de vagina niet af. De ontwikkeling van eicellen in de eierstok. Elke eicel bevindt zich in een follikel. Gemiddeld wordt één keer per vier weken een follikel groter en er ontstaat een holte in de follikel gevuld met vocht. Een rijpe follikel heeft veel vocht opgenomen en barst open. Geslachtscellen. Zaadcellen en eicellen zijn geslachtscellen. Zaadcellen Eicellen erg klein in verhouding groot kunnen zelf bewegen (met de zweepstaart) kunnen niet zelf bewegen bevatten geen reservevoedsel bevatten veel reservevoedsel vele miljoenen per zaadlozing meestal een eicel per vier weken Ovulatie of eisprong: het vrijkomen van een eicel uit een follikel. De vrijgekomen eicel wordt opgevangen door de trechter en vervoert naar de eileider. Ovulaties vinden plaats vanaf de puberteit tot aan de overgang (ongeveer 50-jarige leeftijd). Bevruchting: de kern van een zaadcel versmelt met de kern van een eicel. Bevruchting vindt plaats in een eileider. Een eicel die niet wordt bevrucht gaat binnen een dag dood. Een eicel die wel wordt bevrucht groeit uit tot een klompje cellen. Innesteling: het klompje cellen groeit vast in het slijmvlies van de baarmoederwand. Het klompje cellen groeit in de baarmoeder uit tot een kindje. Een ongeboren kindje heet embryo. 2

basisstof 3 Hormonen en voortplanting Geslachtskenmerken: hieraan kun je zien of iemand een man (jongen) of een vrouw (meisje) is. Primaire geslachtskenmerken zijn al bij de geboorte aanwezig. Bij jongens: penis en balzak. Bij meisjes: schaamlippen en vagina. Secundaire geslachtskenmerken ontstaan vanaf ongeveer het tiende jaar. Bij jongens: baardgroei, een zwaardere stem, een gespierd lichaam en soms borsthaar. Bij meisjes: borsten, bredere heupen en ronde lichaamsvormen. In de puberteit vinden nog andere veranderingen plaats. Jongens en meisjes krijgen ook een groeispurt, haargroei onder de oksels en rond de geslachtsorganen (schaamhaar). Dit zijn geen geslachtskenmerken. Hormonen zijn stoffen die in het bloed zitten. Functie: de werking regelen van bepaalde organen. Geslachtshormonen. Onder invloed van geslachtshormonen ontstaan de secundaire geslachtskenmerken. Geslachtshormonen regelen de werking van de voortplantingsorganen. In de teelballen worden mannelijke geslachtshormonen gemaakt. In de eierstokken worden de vrouwelijke geslachtshormonen gemaakt. 3

basisstof 4 De menstruatiecyclus Menstruatie of ongesteld zijn. Aan de binnenkant van de baarmoederwand zit slijmvlies met bloedvaten. Een deel van dit dikke slijmvlies met bloed wordt afgebroken. Dit slijmvlies met bloed komt via de vagina naar buiten. Een menstruatie duurt meestal drie tot vijf dagen. Vanaf de puberteit tot en met de overgang kan een vrouw ongesteld worden. Menstruatiecyclus. Tijdens de menstruatie wordt het slijmvlies van de baarmoeder dunner. Vrouwelijke geslachtshormonen zorgen ervoor dat na de menstruatie het slijmvlies weer dikker wordt. Ongeveer veertien dagen na het begin van de menstruatie vindt een eisprong plaats. Als er geen bevruchting plaatsvindt, wordt het dikke slijmvlies afgebroken. Ongeveer 28 dagen na de eerste dag van de menstruatie vindt de volgende menstruatie plaats. De menstruatiecyclus begint dan opnieuw. Geen menstruatie tijdens de zwangerschap Als er een bevruchting plaatsvindt, kan het klompje cellen zich innestelen in het dikke slijmvlies. Het slijmvlies van de baarmoeder blijft dan dik. Tijdens de zwangerschap vinden geen menstruaties meer plaats. 4

basisstof 5 Zwangerschap Na de innesteling groeit het klompje cellen uit tot een embryo. De eerste paar weken na de innesteling kan het embryo genoeg voedingsstoffen en zuurstof opnemen uit het dikke slijmvlies van de baarmoeder. Foetus: een embryo vanaf een paar maanden oud wordt foetus genoemd. Placenta of moederkoek: deel van de baarmoederwand. De placenta is in het slijmvlies van de baarmoeder ontstaan. Navelstreng: verbindt het embryo met de placenta. De navelstreng bevat bloedvaten. Het embryo heeft voedingsstoffen en zuurstof nodig. Via de placenta en de navelstreng krijgt het embryo voedingsstoffen en zuurstof van de moeder. Het embryo maakt afvalstoffen, bijvoorbeeld koolstofdioxide. Via de navelstreng en de placenta gaan afvalstoffen van het embryo naar het bloed van de moeder. Vruchtvliezen en vruchtwater: beschermen het embryo tegen stoten, tegen uitdroging en tegen wisseling van temperatuur. In het vruchtwater kan het embryo zich gemakkelijk bewegen. Prenataal onderzoek: onderzoek bij het embryo in de baarmoeder. Door prenataal onderzoek kunnen afwijkingen bij het embryo worden opgespoord. Vlokkentest: uit de placenta wordt een beetje weefsel weggehaald. Dit weefsel wordt onderzocht. Vruchtwaterpunctie: met een naald wordt een beetje vruchtwater opgezogen. Dit vruchtwater wordt onderzocht. 5

basisstof 6 De geboorte Indaling: een paar weken voor de bevalling zakt het hoofdje van de foetus naar beneden. De bevalling bestaat uit drie fasen. Ontsluiting: door weeën wordt het uiteinde van baarmoeder wijder. Weeën zijn samentrekkingen van spieren in de baarmoederwand. De vruchtvliezen breken en het vruchtwater vloeit weg. Uitdrijving: het kind komt ter wereld door krachtige persweeën. Meestal komt het hoofdje het eerst tevoorschijn. Bij een stuitligging komt eerst een kontje of voetje naar buiten. Nageboorte: de placenta, de resten van de navelstreng en de vruchtvliezen worden uitgedreven. Navel: het litteken dat ontstaat nadat het stukje navelstreng dat nog aan de baby vastzat, is ingedroogd en afgevallen. 6

basisstof 7 Levenscyclus van de mens Mensen groeien en ontwikkelen zich lichamelijk en geestelijk. De lichamelijke groei stopt op ongeveer 18-jarige leeftijd. De geestelijke groei gaat door totdat een mens doodgaat. De mens heeft net als andere organismen een levenscyclus. De levenscyclus van de mens bestaat uit levensfasen. De verschillende levensfasen duren niet bij iedereen even lang. De levensfasen zijn: embryo en foetus, baby, peuter, kleuter, schoolkind, puber, adolescent, volwassene, bejaarde. Embryo en foetus: groei en ontwikkeling in de baarmoeder. Baby: van 0 tot 1,5 jaar. Een baby leert onder andere zitten, staan, lopen, met de voetjes spelen, blokjes oppakken en reageren op andere mensen. Peuter: van 1,5 tot 4 jaar. Een peuter leert onder andere traplopen, tegen een bal schoppen, een torentje bouwen, met een lepel eten en praten. Kleuter: van 4 tot 6 jaar. Een kleuter leert onder andere fietsen, klimmen, tekenen, veters strikken en met andere kinderen spelen. Schoolkind: van 6 tot 12 jaar. Een schoolkind leert onder andere lezen, schrijven en rekenen. Puber: van 12 tot 16 jaar. In de puberteit beginnen de voortplantingsorganen te functioneren en komen de secundaire geslachtskenmerken tot ontwikkeling. Adolescent: van 16 tot 21 jaar. Een adolescent leert zelfstandig te worden. Volwassene: van 21 tot 65 jaar. Veel volwassenen krijgen kinderen. Bejaarde: boven 65 jaar. Veel bejaarden krijgen op latere leeftijd lichamelijke of geestelijke gebreken en hebben verzorging nodig. 7

basisstof 8 Geboorteregeling Geboorteregeling: een vrouw bepaalt of zij een kind wil of niet. Ze doet dat meestal samen met een man. Als een vrouw en man geen kind willen, kunnen ze voorbehoedmiddelen gebruiken. Voorbehoedmiddelen gaan een zwangerschap tegen. Vruchtbare periode: ongeveer vijf dagen in de menstruatiecyclus dat een vrouw zwanger kan worden. Zaadcellen kunnen ongeveer drie dagen in het lichaam van een vrouw blijven leven. Een onbevruchte eicel kan ongeveer een dag blijven leven. Periodieke onthouding: tijdens de vruchtbare periode hebben man en vrouw geen geslachtsgemeenschap. De eisprong is niet goed te voorspellen. De vruchtbare periode kun je daarom niet goed berekenen. Vooral niet wanneer een vrouw een onregelmatige menstruatiecyclus heeft. Periodieke onthouding is erg onbetrouwbaar. Voor het zingen de kerk uit : een man trekt vlak voor een zaadlozing zijn penis terug uit de vagina. In het voorvocht van de penis kunnen al zaadcellen zitten. Daarom is voor het zingen de kerk uit erg onbetrouwbaar. Condoom: rubber hoesje dat om een stijve penis wordt gerold. Het vrouwencondoom wordt in de vagina aangebracht. Een condoom voorkomt dat er zaadcellen in de vagina komen. Een condoom beschermt tegen ziekten zoals aids. Een condoom is betrouwbaar. De pil (anticonceptiepil): bevat hormonen die ervoor zorgen dat er geen eisprong plaatsvindt. De pil slik je meestal telkens drie weken en dan een week niet (pauzeweek). In de pauzeweek vindt de menstruatie plaats. De pil is op doktersrecept verkrijgbaar. De pil is erg betrouwbaar. De NuvaRing bevat hormonen die ervoor zorgen dat er geen eisprong plaatsvindt. De NuvaRing moet een keer in de maand in de vagina worden ingebracht. De NuvaRing is erg betrouwbaar. Spiraaltje: wordt in de baarmoeder aangebracht en kan langere tijd zwangerschap verhinderen. Koperspiraaltje: door het koperdraadje worden zaadcellen aangetast en wordt innesteling bemoeilijkt. Hormoonspiraaltje: door de werking van hormonen wordt bevruchting en innesteling bemoeilijkt. Spiraaltjes zijn erg betrouwbaar. 8

Het pessarium: een rubber koepeltje dat de baarmoedermond afdekt. Een pessarium moet na de geslachtsgemeenschap nog acht uur op zijn plaats blijven zitten. Een pessarium is alleen samen met het gebruik van zaaddodende pasta betrouwbaar. Sterilisatie bij een man: door een operatie worden de zaadleiders onderbroken. Sterilisatie bij een vrouw: door een operatie worden de eileiders onderbroken. De doorgang van de eileiders kan ook worden geblokkeerd. Ovabloc-methode: siliconenplugs worden in de eileiders geplaatst. Essure-methode: micro-implantaten worden in de eileiders geplaatst. Na sterilisatie van man en vrouw gaan alle functies die met de menstruatiecyclus en met de seksualiteit te maken hebben, gewoon door. Sterilisaties bij man en vrouw zijn erg betrouwbaar. 9

basisstof 9 Soa s Seksueel overdraagbare aandoeningen (soa s). Ziekten die je alleen kunt krijgen door intiem lichamelijk contact met een besmette persoon. Een ander woord voor soa s is geslachtsziekten. De meest voorkomende soa is chlamydia. De meest bekende soa is aids. Chlamydia. Veel besmette personen merken niets van de besmetting, maar kunnen anderen wel besmetten. Ziekteverschijnselen bij jongens: pijn in penis en balzak; soms een waterige afscheiding uit de penis. Ziekteverschijnselen bij meisjes: pijn in voortplantingsorganen; bloedverlies buiten de menstruatie en meer dan normale afscheiding uit de vagina. Een onbehandelde chlamydia kan ernstige gevolgen hebben zoals bij vrouwen onvruchtbaarheid en zwangerschap buiten de baarmoeder en bij mannen bijbalontsteking. Chlamydia kun je bestrijden met penicilline. Aids (hivbesmetting). Aids tast het afweersysteem aan van een mens. Het afweersysteem van een mens beschermt tegen ziekten. Door aids kun je allerlei ziekten krijgen. Iemand die wel is besmet met hiv, maar nog niet ziek is, noem je seropositief. Iemand met aids heeft ook de ziekteverschijnselen. Tegen aids is nog geen goed medicijn. Je kunt de ziekte wel remmen met aidsremmers. Voor veel mensen in de wereld zijn aidsremmers te duur. Daardoor gaan er nog veel mensen dood door aids. De meeste besmetting vindt plaats door geslachtsgemeenschap zonder condoom (onveilige seks). Je kunt het aidsvirus binnenkrijgen via bloed, sperma, vaginaal vocht, voorvocht of moedermelk van een besmette persoon. 10

basisstof 10 Seksualiteit Seksualiteit kan een rol spelen bij: liefde; lustbeleving; voortplanting. Iemand kan heteroseksueel, homoseksueel of biseksueel zijn. Een heteroseksueel voelt zich seksueel aangetrokken tot personen van het andere geslacht. Een homoseksueel voelt zich seksueel aangetrokken tot personen van hetzelfde geslacht. Homoseksuele meisjes of vrouwen heten lesbisch. Een biseksueel voelt zich seksueel aangetrokken tot personen van beide geslachten. Seksueel geweld: iemand dwingt een ander tot seksueel contact. Incest is seksueel geweld door familieleden. Ongewenste intimiteiten: iemand verricht lichte seksuele handelingen bij een ander, terwijl die persoon dat niet wil. Bijvoorbeeld in de billen knijpen. Aanranding: iemand verricht seksuele handelingen bij een ander. Dit gebeurt met geweld of onder bedreiging. Verkrachting: onder bedreiging of met geweld vindt geslachtsgemeenschap plaats bij een slachtoffer. Een loverboy of lovergirl is iemand die (meestal) een meisje de prostitutie in wil lokken. 11