Ronde 7. Pragmatiek in de taalbeschouwing. 1. Inleiding. 2. Taalhandelingen als institutionele handelingen

Vergelijkbare documenten
Beleefdheid: Het Belang van Erkenning

Semantiek 1 college 8. Jan Koster

Luisteren: Elke taaluiting is relevant

Weet u wanneer deze boerderij gebouwd is?

Woord en wereld Een inleiding tot de taalfilosofie

Seminar SURF: online begeleiden van studenten

Taal en kennisconstructie: samen schrijven bij de zaakvakken

TAXONOMIE HISTORISCH DENKEN

De voorbeeldige opleider. Exemplarisch werken als opleidingsdidactiek

Taalstimulering voor kinderen en volwassenen. Taal en taalbeleid 3 februari 2014

Syntheseproef kerst 2013 Theoretische richtingen

Taalkunde in het schoolvak Nederlands: wat hebben methodes ons te bieden?

Algemene Taalkunde. 1ste bach Taal en Letterkunde. uickprinter Koningstraat Antwerpen T EUR

Onderwijskundige doelen

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. kiezen. De leerling kan referentiële verwijzingen expliciteren.

~ 1 ~ selecteren. (LPD 1,8,27) (LPD 13,22,23,27)

Late fouten in het taalbegrip van kinderen

Hoe zou je dit vertellen aan iemand die er vandaag niet bij is? Leerlingen helpen om wiskunde te begrijpen: Vragen die: Ben je het er mee eens?

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Autisme als contextblindheid

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

HET AANPAKKEN VAN ONGESTRUCTUREERDE PROBLEMEN

Actie-onderzoek. KU Leuven - SLO Gezondheidswetenschappen Reflectie- en onderzoeksvaardigheden

Koppel uw doelstellingen aan die

Taalhandelingen (speech acts)

Taalbeschouwing nieuwe stijl: materiaal prof. Coppen uitgetest in de klas

kleuteronderwijs lager onderwijs secundair onderwijs 1 ste graad A- stroom en B-stroom eindtermen en en ontwikkelingsdoelen techniek

Bijlage D) Bewust omgaan met taal en relatie: de ecoachpro methodiek

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

Vragen: Het Sturen van het Gesprek of de Antwoorden?

Onderzoekend en ontwerpend leren

DOELSTELLINGEN BUURT IN ZICHT

8 Fragment 2 Groter als/dan derde graad DERDE GRAAD. Fragment 2 Taalnorm

VERZOEKEN IN HET NEDERLANDS EN SPAANS

Logopedie in het cluster 4 onderwijs

Inspiratiesessie: De E-Coachende Docent

CLIL aso, wetenschappen derde graad. Johan Delbaere

Een combinatorische oplossing voor vraag 10 van de LIMO 2010

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties

Technologie en taal = WIN WIN. Anique Kamp-Bokdam Anika Embrechts

Onderwijs- en examenregeling

Deze les voor Saved by the bell (lager onderwijs) voldoet aan meerdere eindtermen. Een aantal eindtermen zijn gebundeld in onderstaande lijst.

De E-Coachende Docent

Registratieblad aanbod doelen SLO groep 1 en 2

Vroegdetectie van een autismespectrumstoornis bij jonge kinderen. Dr. Jo Wellens, kinder- en jeugdpsychiater TheA

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

Alberta Language and Development Questionnaire (ALDeQ) Johanne Paradis, University of Alberta

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. De leerling kan zijn Latijnse woordenschat inzetten bij het tekstbegrip

Taal in context. Autisme. Autisme. Overzicht Neurobiological insights into language comprehension in autism: Context matters

1 Inleiding. 1.1 Inleiding

Hoe met leerlingen uit de tweede graad (secundair onderwijs) reflecteren op taal?

Competentieleren in het vak Nederlands: een denkoefening

Studierichtingen voor de derde graad

Wat heeft het schoolvak Nederlands te winnen bij taalkunde? Hans Hulshof Maaike Rietmeijer Arie Verhagen

Marie-Thérèse Claes Institut Catholique des hautes Etudes Commerciales (Brussel) Université Catholique de Louvain

Coachen. Interculturele communicatie

Verder gestalte geven aan het taalbeleidsplan

BECCI: Behaviour Change Counselling Inventory

GESPREKS- EN DOELEN VANDAAG 6/1/2016 SPREEKVAARDIGHEID IN DE ISK ONDERWIJSACTIVITEITEN. Hoe zeg je dat?

Wat is de mens? - Context. De opkomst van de filosofische antropologie

Communicatie en Drogredenen. Tab 4

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Schrijf een fantastisch prestatieverhaal

Doelenlijst G-start voor VVKBaO

Vragenlijsten kwaliteit van leven

Volunteers in Migrant Education: roles and competences Utrecht, 18 april 2017

53. Anders ga je met pensioen!

Ik geloof dus ik ben?

Ronde 1. Aan de slag met CLIL?! 1. Inleiding. 2. What s in a name?

Onderzoeksvoorstel CKI-10

Comparison: Kinderen zonder deze risicofactor.

Logische geometrie en pragmatiek

Bijlage 5 5.I. colade. Op naar de top. Arschoot Elien. Economische groei. 4 de jaar ASO. D hauwers Fien. Lerarenhandleiding.

Schets van het onderwijsprogramma Route 3, jaar vmbo kader/gl/tl

Observationeel onderzoek Patiënt-controleonderzoek Cohortonderzoek Cross-sectioneel Systematisch review

Het ontwerpen van taalgerichte vaklessen; planningshulpen

LANGUAGE MANAGEMENT PEOPLE MANAGEMENT? Lieve Vangehuchten & Dieter Vermandere (Universiteit Antwerpen - dept. Taalkunde)

Schets van het onderwijsprogramma Route 2, jaar vmbo basis

Intrinsieke prosodie van klinkers. Constantijn Kaland Marie Postma

Eindtermen Nederlands lager onderwijs

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Docentenhandleiding Schrijven bij geschiedenis

Examenprograma filosofie havo/vwo

Toetsvragen bij domein 8 Taalbeschouwing

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw

EN DAN NU VOOR HET ECHIE: INTERACTIEGERICHTE SPREEKTAKEN

Sessie 2: Hoe werk je aan de eindtermen Nederlands, ook in andere vakken?

Begrijpt u wel wat ik bedoel?

Hoofdstuk Een Ontwikkelingsniveau 1 Leerdoelen en inhoud

Gezien het bovenstaande zijn kunstvakken direct of indirect betrokken bij het nastreven van vakoverschrijdende

1. Welke redenen zouden je ertoe aanzetten (of hebben je ertoe aangezet) voor het beroep van leraar/lerares te kiezen?

Onderwijs- en examenregeling

Evaluatie als hefboom voor een sterker taalbeleid

Schets onderwijsprogramma en lessentabel Route 2, jaar vmbo basis

Hoe kan de school in het algemeen werk maken van het nieuwe concept (stam + contexten)?

Het Vlaamse secundair onderwijs internationaal vergeleken

EINDTERMENTABEL OVERZICHT. Flos en Bros werkboekjes. x x. x x x x x. x x x. Werkboekje blz e Leerjaar 6 e Leerjaar

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Pragmatiek

Leids universitair register opleidingen

TOELICHTING. Voor alle scholen waar het leergebied Frans verplicht is, gelden bijgevolg dezelfde eindtermen Frans.

Transcriptie:

Ronde 7 William Van Belle KU Leuven Contact: william.vanbelle@arts.kuleuven.be Pragmatiek in de taalbeschouwing 1. Inleiding In de (toekomstige) eindtermen van de 2 e en 3 e graad van het secundair onderwijs in Vlaanderen wordt onder de afdeling Taalgebruik expliciet verwezen naar het pragmatische domein, o.m. taalhandelingen, verbale en non-verbale communicatie, cultuurgebonden aspecten van communicatie In deze bijdrage worden enkele begrippen en inzichten uit de hedendaagse pragmatiek behandeld die ook voor de taalbeschouwing in het secundair onderwijs van belang kunnen zijn. Daarbij beperk ik me vooral tot de taalhandelingstheorie. Na uitleg over het begrip taalhandeling als institutioneel feit / onderdeel van het sociale taalgebruiksysteem komen enkele aspecten aan bod waarin de constitutieve regels van taalhandelingen centraal staan: taalhandelingen in het taalverwervingsproces; indirecte taalhandelingen; beleefdheid; interculturele verschillen in indirectheid. 2. Taalhandelingen als institutionele handelingen Taalhandelingen zijn handelingen die we in het spreken met elkaar realiseren. Stel dat de doorgang je wordt belet door een groepje discussiërende mensen en je wilt je weg voortzetten. Om je doel te bereiken kun je enkele mensen opzij duwen of zeggen Wil je me even doorlaten. In beide gevallen zul je misschien je doel bereiken, maar in het tweede geval heb je dat bereikt door een taalhandeling (een verzoek). Volgens de taalhandelingstheorie realiseren alle taaluitingen een of meer taalhandelingen. Andere voorbeelden van taalhandelingen zijn: belofte, uitnodiging, verontschuldiging, bewering, dankbetuiging. De linguïstische taalhandelingstheorie is schatplichtig aan het werk van twee taalfilosofen: J.L. Austin en J.R. Searle. Searle (1969) heeft de ideeën van Austin verder gesystematiseerd en heeft later (Searle 1995, 2010) de taalhandelingstheorie gekaderd in een groter filosofisch project over de aard en de bestaanswijze van de sociale realiteit. 232

8. Taal- en letterkunde Voor een goed begrip van wat onder taalhandeling verstaan wordt, lijkt het me nuttig om kort die ruimere vraagstelling te introduceren. Volgens Searle zijn taalhandelingen een typisch voorbeeld van institutionele fenomenen. Ze bestaan uit een set van constitutieve regels die maken dat uiting X geldt als taalhandeling Y in context C. Institutionele fenomenen (institutional facts) kunnen personen betreffen (voorzitter, rechter, leraar, ouder, huurder), handelingen (taalhandelingen, je belastingen betalen) en objecten, gebeurtenissen en organisaties (geld, rijbewijs, diploma, huwelijk, privébezit, vakbond). Ze moeten onderscheiden worden van pure natuurverschijnselen ( brute facts ), zoals rotsen, een regenboog, wolken en water. Wat maakt het verschil uit? Die vraag leidt tot een typologie van fenomenen. 1. Institutionele fenomenen zijn functionele fenomenen: ze bestaan met als doel een of ander effect teweeg te brengen en zijn door mensen gemaakt om bepaalde doelstellingen te realiseren. In die zin verschillen institutionele fenomenen van sommige andere functionele fenomenen, zoals een hart, de longen 2. Institutionele fenomenen zijn van sociale aard. Sociale fenomenen zijn gekenmerkt door een collectieve intentionaliteit (een wij-intentionaliteit ). Denk aan een voetbalwedstrijd: van de leden van elk team wordt verondersteld dat ze dezelfde doelstellingen hebben, namelijk doelpunten maken, verhinderen dat de andere ploeg scoort, winnen. De doelstellingen van de individuele spelers zijn gebaseerd op de collectieve. Daarbij geldt de veronderstelling dat de andere participanten aan de collectieve doelstelling samenwerken. 3. Institutionele fenomenen zijn een subtype van sociale fenomenen, met als speciaal kenmerk dat de handelingen gekenmerkt zijn door een statusfunctie waarmee deontische macht verbonden is, namelijk een geheel van rechten en plichten. In het geval van institutionele objecten zoals geld, gaat het om de rechten (iets kopen) en verplichtingen (niet verbranden) van de bezitter van het geld. 8 De rechten en plichten die institutionele handelingen aan het individu opleggen, hoeven niet overeen te komen met de persoonlijke verlangens van het individu. Toch zijn die voldoende voor de verwachte handelingen van het individu. Vergelijk bijvoorbeeld de rechten en plichten die verbonden zijn aan het leraarschap: goed onderwijs verzorgen, examenvragen opstellen, leerlingen evalueren (eventueel een onvoldoende geven) Als iemand aan die verwachtingen niet voldoet, wordt gezegd dat hij/zij tekortschiet. Taalhandelingen zijn institutionele fenomenen. Ze worden gedefinieerd door een set van constitutieve regels die de rechten en plichten van spreker en toegesprokene bepalen en maken dat ze de vorm hebben van: X (een bepaalde taaluiting) geldt als Y (een 233

bepaalde taalhandeling) in context C. Ter illustratie volgen de constitutieve regels van een belofte en een verzoek (S = spreker, T = Toegesprokene, H = handeling). Belofte Propositionele inhoudsregel: een toekomstige H van S. Voorbereidende regels: a. S is in staat om H uit te voeren. b. T heeft graag dat S H uitvoert. c. Het is niet vanzelfsprekend dat S H sowieso zou uitvoeren. Oprechtheidsregel: S is van plan H uit te voeren. Essentiële regel: de taaluiting geldt als een verbintenis van S om H uit te voeren. Verzoek Propositionele inhoudsregel: een toekomstige H van T. Voorbereidende regels: a. T is in staat H uit te voeren en S gelooft dat. b. Het is niet vanzelfsprekend dat T H sowieso zou uitvoeren. Oprechtheidsregel: S wil/heeft graag dat T H doet. Essentiële regel: de taaluiting geldt als een poging om T H te doen uitvoeren. Het moge duidelijk zijn dat de constitutieve regels van taalhandelingen een sociaal taalgebruikssysteem definiëren dat aan de participanten specifieke normen (rechten en verplichtingen) oplegt. Wie bijvoorbeeld iets belooft, wordt eraan gehouden die belofte na te komen, ook als hij/zij niet de bedoeling had om dat te doen. 3. Taalhandelingen in het taalverwervingsproces De filosofisch-logische analyse van Searle maakt duidelijk dat het taalverwervingsproces voor kinderen veel meer inhoudt dan vaardigheden in verband met de betekenis van woorden en het maken van zinnen. Taalverwerving is het zich eigen maken van een sociaal taalgebruiksysteem. De interpretatie van wat iemand anders zegt, houdt niet alleen in dat men de woorden en het onderling verband van de woorden in een zin begrijpt, maar ook de taalhandeling met de rechten en verplichtingen die erdoor worden opgeroepen. Over die pragmatische aspecten van taalverwerving is echter nog maar weinig onderzoek verricht. Cummings (2009: 32) wijst erop dat er voorlopig weinig bekend is over de normale taalontwikkeling bij oudere kinderen in het pragmatische domein. In het overzicht van Nippold (2006) over het onderzoek naar taalontwikkeling bij schoolgaande kinderen, adolescenten en jonge volwassenen komt het begrip taalhandeling niet eens voor. De laatste tijd is er wel enig experimenteel onderzoek verricht naar taalhandelingen, vooral naar beloftes (Astington 1988; Cypers 2010). Uit dat onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat een aanzienlijk aantal kinderen tussen 6 en 8 jaar een belofte niet als een 234

8. Taal- en letterkunde belofte beschouwt als de beloofde handeling niet uitgevoerd is. Ook ander experimenteel onderzoek wijst erop dat het taalverwervingsproces bij lagereschoolkinderen zeker nog niet voltooid is. 4. Indirectheid, beleefdheid en culturele verschillen Taalhandelingen kunnen op een directe of een indirecte manier gerealiseerd worden. Een verzoek, bijvoorbeeld, kan direct gerealiseerd worden door een taaluiting met het performatieve werkwoord verzoeken of door een bevelende zin ( Geef me de krant even ). Bij een indirect verzoek wordt het verzoek gerealiseerd door een taaluiting die eigenlijk een andere taalhandeling realiseert (bijvoorbeeld een vraag om informatie zoals in Kan/wil je me de krant even geven? ) (Van Belle 2003: 34-41). In de beleefdheidstheorie van Brown & Levinson (1987) wordt de indirecte realisering van taalhandelingen gezien als een strategie om gezichtsbedreigende handelingen af te zwakken of te vermijden (Huls 2001). In het gebruik van indirectheid bestaan er heel wat verschillen, ook tussen de Europese talen (Claes & Gerritsen 2007; Huls 1991; Ogiermann 2009). Bijvoorbeeld: voor een vriendelijk verzoek kan in het Nederlands gemakkelijk een imperatief gebruikt worden in combinatie met een of meer modale partikels ( eens, even, maar ), terwijl in het Engels de indirecte vraagvormen veel meer gebruikelijk zijn. Referenties Astington, J.W. (1988). Children s understanding of the speech act of promising. In: Journal of Child Language, vol. 15, nr. 1, p. 157-173. Brown, P. & St. Levinson (1987). Politeness: some universals in language usage. Cambridge: Cambridge University Press. Claes, M-Th. & M. Gerritsen (2007). Culturele waarden en communicatie in international perspectief. Bussum: Coutinho. Cummings, L. (2009). Clinical Pragmatics. Cambridge: Cambridge University Press. Cypers, N. (2010). Belofte maakt schuld. Experimenteel onderzoek naar de ontwikkeling van de belofte bij kinderen van acht en twaalf jaar. Masterproef KU Leuven. Huang, Y. (2007). Pragmatics. Oxford: Oxford University Press. Huls, E. (1991). Een landenvergelijkend onderzoek naar de formulering van een verzoek. In: R. van Hout & E. Huls (1991). Artikelen van de Eerste Sociolinguïstische Conferentie. Delft: Eburon, p. 241-258. 8 235

Huls, E. (2001). Dilemma s in menselijke interactie. Een inleiding in de strategische mogelijkheden van taalgebruik. Utrecht: Lemma bv. Nippold, M.A. (2006). Later language development. School-age children, adolescents, and young adults. Austin: Pro-ed. Ogiermann, E. (2009). Politeness and in-directness across cultures: A comparison of English, German, Polish and Russian requests. In: Journal of Politeness Research, jg. 5, nr. 2, p. 189-216. Searle, J.R. (1969). Speech Acts. An essay in the philosophy of language. Cambridge: Cambridge University Press. Searle, J.R. (1995). The Construction of social reality. Londen: Penguin books. Searle, J.R. (2010). Making the social World. The structure of human civilization. Oxford: Oxford University Press. Van Belle, W. (2003). Zwijgen is niet altijd toestemmen. De rol van inferenties bij het interpreteren en argumenteren. Leuven: Acco.