STAGEVADEMECUM KUL ACADEMIEJAAR

Vergelijkbare documenten
Stagevademecum SLO KU Leuven voor de student

Stagevademecum SLO K.U.Leuven voor de student

LIO-BAANOVEREENKOMST

Hoe word je leraar? Wil je voor leraar studeren tijdens of na je master, dan kies je voor de specifieke lerarenopleiding aan de KU Leuven

LIO-BAANOVEREENKOMST

Specifieke lerarenopleiding economie

Stagevademecum SLO KU Leuven voor de (vak)mentor

Specifieke leraren - opleiding economie

LIO-BAANOVEREENKOMST

Specifieke lerarenopleiding maatschappijwetenschappen en filosofie

+ 30 stp theorie. Wanneer kan ik aan de SLO gezondh.wet. beginnen? Infosessie Specifieke Lerarenopleiding Gezondheidswetenschappen (SLO-GZW)

EEN INSPIRERENDE LERAAR IS BREED GEORIËNTEERD

Glossarium praktijkcomponent lerarenopleiding 27 oktober inter-enw-werkgroep

LIOBAANOVEREENKOMST Inservicetraining. Specifieke Lerarenopleiding

Specifieke Lerarenopleidingen in de groep Wetenschap & Technologie

Woordenlijst SoE werkgroep Stagebegeleiding april 2013

Specifieke lerarenopleiding economie

STAGEOVEREENKOMST

Glossarium praktijkcomponent lerarenopleiding 17 februari inter-enw-werkgroep

MICROTEACHING: een kort lesfragment door een student gegeven aan medestudenten.

SLO GW zoekt Aspirant-leraar met Passie 12 MAART 2018

Hoe word je leraar aardrijkskunde, biologie, chemie, fysica, informatica of wiskunde?

1 Basiscompetenties voor de leraar secundair onderwijs

Wiskunde als tweede vakdidactiek opnemen

Lio-baan als stage in de SLO wiskunde

VERKORTE TRAJECTEN extra ONDERWIJSVAK (SECUNDAIR ONDERWIJS)

Stagevademecum SLO MWF & Economie K.U.Leuven

Specifieke Lerarenopleiding Musicologie Alles wat je moet weten

Katholieke Universiteit Leuven. Verkorte informatiebundel Stage SLO-GZW

ECTS-fiche. 1. Identificatie. Opleiding Module Didactische competentie stage 3

Beste collega. Stages. Observatiestage

Uitwisseling zal steeds gebeuren na overleg tussen docenten, stagebegeleiders, verantwoordelijken SLO van de instellingen.

2. De praktijkcomponent

Verantwoordelijke opleidingsonderdeel

De verhouding tussen de basiscompetenties, de Dublindescriptoren en de domeinspecifieke leerresultaten

De competenties die prioritair aan bod komen tijdens dit opleidingsonderdeel zijn:

ECTS-fiche. Specifieke lerarenopleiding Praktijk verdieping en integratie

Handleiding voor vakmentoren

Vademecum. voor de Mentor. Specifieke Lerarenopleiding (SLO) Gedragswetenschappen. KU Leuven

Beste collega. Stages

Specifieke lerarenopleiding ECTS-fiches. ECTS-Fiche Vakdidactische oefeningen 1 Code: Academiejaar: Aantal studiepunten: 6

Vakdidactische Studie (VDS) Algemeen. A. Algemeen. Theorie Praktijk X Semester 1 Semester 2 X Semester 3 Semester 4

Vakdidactische Studie (VDS) Algemeen. A. Algemeen. Theorie Praktijk X Semester 1 Semester 2 X Semester 3 Semester 4

GROEIDOSSIER Praktijk SOV

Info Specifieke Lerarenopleiding Talen.

Stageconcept en -planning

Info Specifieke LerarenOpleiding (SLO) Talen

SLO GW zoekt Aspirant-leraar met Passie 24 MEI 2018

Liobaanovereenkomst inservicetraining

INFORMATIEBROCHURE. SLO Specifieke Lerarenopleiding Campus Kluizeplein - Lier

GROEIDOSSIER Praktijk SOV

ECTS-fiche. Specifieke lerarenopleiding Praktijk oriëntatie

De 10 basiscompetenties van de leraar

2014/2015. Koninklijk Conservatorium Antwerpen. specifieke lerarenopleiding muziek, drama, dans

27 oktober Terugkomavond SLO-alumni

SLO Geschiedenis - Kunst - Muziek. Masterinfoavond Letteren 7 maart 2018

SPECIFIEKE LERARENOPLEIDING PROCEDURE VOOR VRIJSTELLING OP BASIS VAN EVC-EVK

DIDACTISCHE COMPETENTIE STAGE SLO. Infomoment stage 30 november 2018

Didactische Competentie Stage SLO. Infomoment stage 1 december 2017

Stageovereenkomst voor een onbezoldigde preservice stage in de lerarenopleiding

Specifieke Lerarenopleiding

Didactische Competentie Stage SLO. Infomoment stage 27 mei 2016

WERKPLEKLEREN OPLEIDINGSFASE 3 ACADEMIEJAAR Geachte stagementor, vakmentor(en)

Didactische competentie oefenlessen. A. Algemeen. Theorie Praktijk X Semester 1 Semester 2 Semester 3 X Semester 4

Overeenkomst voor een inservicetraining Stagecontract LIO-baan

ECTS- FICHE. L.Fret, H. Hicketick, S. Van Schoubroeck

De cursist moet geen opleidingsonderdelen afgewerkt hebben of gelijktijdig volgen.

1. Functionele gehelen

Procedure voor aanvraag vrijstelling op basis van EVC EVK. Specifieke lerarenopleiding

Educatieve master (EM) Maatschappijwetenschappen

SLO Geschiedenis - Kunst - Muziek. Masterinfoavond Letteren 26 april 2016

BEOORDELING STAGE DOOR DE VAKMENTOR

Stageovereenkomst voor een onbezoldigde preservice stage in de lerarenopleiding

Verkorte trajecten Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs

ECTS- FICHE. Bij aanvang van dit opleidingsonderdeel dient de cursist over de volgende competenties te beschikken:

Verantwoordelijke opleidingsonderdeel: Gretel Van Heukelom

Infobrochure SLO SPECIFIEKE LERARENOPLEIDING

Infosessie stage communicatiewetenschappen. Stagecoördinator Eva Koppen

STAGEOPDRACHT Praktijk SOV Dagonderwijs Afstandsleren (AL)

BEDRIJFSECONOMISCHE WETENSCHAPPEN SPECIFIEKE LERARENOPLEIDING IN DE TEW

Specifieke lerarenopleiding. in de toegepaste economische wetenschappen (slo) Bedrijfseconomische wetenschappen

informatiegids vrijstellingen campus Brugge en campus Oostende

Didactische competentie oefenlessen. A. Algemeen. Theorie Praktijk X Semester 1 Semester 2 Semester 3 X Semester 4

Wat na de Master in de Educatieve Studies? Prof. Bieke De Fraine 12 maart 2018

SLO Geschiedenis - Kunst - Muziek. Masterinfoavond Letteren 28 april 2015

Infosessie Specifieke Lerarenopleiding. 17 maart 2017

SPECIFIEKE LERARENOPLEIDING

Verkorte trajecten BASO

Leraar worden. an het? Hoe dan? aar moet ik op letten?

* schrappen wat niet past

Personeelslid van de Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen, die de studentstagiair tijdens de stage daadwerkelijk begeleidt.

Wegwijzer groeistages

FAQ deeltijds studeren opleiding vroedkunde Turnhout

Innovatieve stages in UZ Leuven LIC (leer- en innovatiecentrum)

De specifieke lerarenopleiding

opleidingsconcept Theorie en praktijk zijn met elkaar verweven en bouwen continu op elkaar voort

Vademecum Praktijkcomponent SLO gedragswetenschappen KU Leuven

1. Algemene situering van de cursus NCZ leraar secundair onderwijs-groep 1 2. Doel van de cursus NCZ

ONDERWIJS EN MAATSCHAPPIJ (OMA)

SPECIFIEKE INFO PRAKTIJK 1 BaLO

Transcriptie:

STAGEVADEMECUM KUL ACADEMIEJAAR 2014-2015

INLEIDING Voor je ligt het vademecum van de stage van de specifieke lerarenopleiding. In dit document hebben we zo goed mogelijk geprobeerd een kader te schetsen van wat er van je verwacht wordt op zowel inhoudelijk als administratief vlak. Het eerste luik handelt over het beroepsprofiel en de basiscompetenties waaraan een beginnende leerkracht moet voldoen. Het tweede luik omvat algemene informatie. Hierin wordt onder andere uitgelegd dat je de stage kan opnemen onder de vorm van een preservice training of een inservice training. De preservice training wordt toegelicht in het derde luik. Als reguliere student loop je stage in een school of een andere educatieve setting. Als je echter al werkt als leerkracht, maar je hebt nog geen diploma van leraar dan ben je inservice. Als je school je tevens begeleidt in het behalen van je diploma van leraar dan ben je leraar-in-opleiding (LIO). In het vierde luik worden alle aspecten van inservice besproken. Wat er van je verwacht wordt vanuit de KU Leuven als je een interim wil opnemen en inbrengen als stage, kan je terugvinden in het vijfde luik. We wensen je alleszins een maximale leerwinst en heel veel plezier tijdens je stage! SLO Maatschappijwetenschappen en Filosofie 1

INHOUDSTAFEL 2

1. LEERKRACHT SECUNDAIR ONDERWIJS WORDEN, HOE DOE JE DAT? De taak die je als leerkracht op je neemt, is veelomvattend. Leerkracht, elke dag anders en Je leert nergens zoveel als voor de klas zijn veelzeggende uitspraken die aangeven dat het om een werkveld gaat waarin veel te beleven valt. Als leerkracht draag je kennis over, je stelt anderen in staat om te leren, zorgt voor veiligheid in de groep, hebt oog voor verschillen tussen individuele leerlingen, bent uitvoerder van bedachte lessen maar ook vaak ontwerper ervan. Je hebt te maken met leerlingen als individuen en met leerlingen in groepen. Je bent ook voortdurend in contact met collega s en ouders. Je bevindt je in een omgeving waarin je continu anderen ontmoet, waarin mensen belangrijk zijn. Is een goede leerkracht iemand die alles heeft gelezen en daardoor overal een passend antwoord op weet? Of is het streng maar rechtvaardig waar het om gaat? Gaat het om controle door de leerkracht of juist om de zelfstandigheid en eigen verantwoordelijkheid van de leerlingen? Is een goede leerkracht een vakidioot of vooral een procesbegeleider? Of allebei? Wat maakt een goede leerkracht? Waarin zit nu precies het verschil dat het verschil maakt? 1 Dit en nog veel meer komt aan bod in de specifieke lerarenopleiding (SLO) van de KU Leuven. Ben je nog niet overtuigd of heb je nog vragen, neem dan contact op met het Academisch Vormingscentrum voor Leraren (http://www.kuleuven.be/slo). Neem alle informatie grondig door zodat je goed geïnformeerd bent over Leerkracht worden, hoe doe je dat?. We hebben getracht om alles zo overzichtelijk mogelijk weer te geven. Opmerking: Met studente wordt ook student bedoeld, en vice versa. Het begrip stagebegeleider duidt de persoon aan die de stage begeleidt vanuit de opleidingsinstelling (KU Leuven), vakmentor, mentor of schoolmentor begeleidt de stage op de stageplaats. 1 Uit: Langelaan T., & Plomp W. De excellente leerkracht. De fundamenten van zijn succes. Uitgeverij Nelissen / Soest. 2 e druk, 2007. 3

1.1 BEROEPSPROFIEL EN BASISCOMPETENTIES VAN EEN LERAAR Met de hervorming van de lerarenopleiding, die einde 2006 werd goedgekeurd, werd het beroepsprofiel van leraar aangepast, en daarmee samenhangend ook de basiscompetenties. Maar ook nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen (de toegenomen diversiteit van leerlingen en ouders, meer aandacht voor zorgverbreding, de realiteit van de grootstedelijke context, ) gaven aanleiding tot een actualisering van zowel het beroepsprofiel als de basiscompetenties van leraren. Het beroepsprofiel 2 geeft de kern van het beroep weer en omschrijft de beroepsactiviteiten zoals die gebeuren in de praktijk van een ervaren beroepsbeoefenaar. Dit beroepsprofiel is een omschrijving van alle kennis, vaardigheden en (beroeps)houdingen - geclusterd in 10 functionele gehelen - waarover elke leraar zou moeten beschikken om zijn opdracht naar behoren te kunnen uitvoeren. Om de opsomming hiervan overzichtelijk te maken werd een ordening doorgevoerd op basis van de te onderkennen verantwoordelijkheden. Deze verantwoordelijkheden, afgeleid van de interacties tussen actoren (leraar, leerling, school en maatschappij), resulteren in drie grote verantwoordelijkheidsdomeinen. De eerste verantwoordelijkheid van de leraar ligt bij de lerende, de tweede verantwoordelijkheid is gericht naar de school met zijn typische eigenheid en de derde verantwoordelijkheid is ten aanzien van de maatschappij. De 10 functionele gehelen worden hierin ondergebracht. De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen, als opvoeder, als inhoudelijk expert, als organisator en als innovator-onderzoeker vormen de vijf functionele gehelen van het eerste verantwoordelijkheidsdomein van een leraar ten aanzien van de lerende (microniveau). De leraar als partner van ouders of verzorgers, als lid van een schoolteam, als partner van externen en als lid van een onderwijs-gemeenschap vormen de vier functionele gehelen van het verantwoordelijkheidsdomein van een leraar ten aanzien van de school of onderwijsgemeenschap (mesoniveau). De leraar als cultuurparticipant is het functionele geheel dat verwijst naar de verantwoordelijkheid van een leraar ten aanzien van de maatschappij waarvan hij of zij deel uitmaakt (macroniveau). 2 Het Beroepsprofiel van de leraar vind je in de informatiebrochure Een nieuw profiel voor de leraar secundair onderwijs. Hoe worden leraren daartoe gevormd? opgesteld bij de invoering van het nieuwe beroepsprofiel en de basiscompetenties voor leraren. 4

Uit het beroepsprofiel van de leraar zijn basiscompetenties afgeleid waarover een afgestudeerde van de lerarenopleiding zou moeten beschikken om als beginnend leraar volwaardig te functioneren. De basiscompetenties stellen een beginnend leraar in staat door te groeien naar het beroepsprofiel. De basiscompetenties worden rechtstreeks afgeleid van het beroepsprofiel met behoud van de ordening zoals gehanteerd voor het beroepsprofiel. Met andere woorden, de functionele gehelen bevatten kennis, vaardigheden en (beroeps)houdingen inhoudelijk verwant met die van het beroepsprofiel -lees een ervaren leraar-, maar dan geformuleerd voor een beginnend leraar. De eindtermen van de lerarenopleiding liggen als het ware vervat in de basiscompetenties. Het beroepsprofiel is gemeenschappelijk voor alle leraren, de basiscompetenties werden afzonderlijk ontwikkeld voor het kleuter-, lager en secundair onderwijs. Als je een masterdiploma of een licentiaatsdiploma (niveau universiteit of hogeschoolopleiding van 2 cycli) op zak hebt en les wilt geven, moet je jouw basisopleiding aanvullen met een specifieke lerarenopleiding (SLO). Aan de KU Leuven worden de nieuwe specifieke lerarenopleidingen (SLO s) niet louter gestoeld op de inrichtende masteropleidingen, maar ook op de vakken(clusters) in het secundair onderwijs. Met dit programma willen we de studenten optimaal voorbereiden op een loopbaan in het secundair onderwijs. De opleiding wordt georganiseerd in 10 specifieke lerarenopleidingen (SLO's). 5

2. ALGEMENE INFORMATIE 2.1 ONDERWIJSBEVOEGDHEID De specifieke lerarenopleiding wordt geregeld door het decreet van 15 december 2006 en levert je het diploma van leraar op. Het diploma verleent je, als master met een diploma van leraar, onderwijsbevoegdheid voor die vakken in het secundair onderwijs die samenhangen met je masterdiploma, op het niveau van de tweede en/of derde en/of vierde graad (voor classici ook voor de eerste graad). Voor die vakken beschik je over het vereiste bekwaamheidsbewijs. Voor andere vakken die in het secundair onderwijs worden aangeboden, maar die minder direct met jouw specialisatie(s) samenhangen, geldt je diploma als een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs. De lijsten met welke diploma s toegang geven tot welke vakken, kan je raadplegen op http://www.ond.vlaanderen.be/bekwaamheidsbewijzen. Je kunt je onderwijservaring verbreden door de opbouw van de SLO s rond vakkenclusters. Sommige SLO s bieden de keuzemogelijkheid aan om een tweede vakdidactiek met daaraan gekoppeld een beperkte stage binnen dat vak op te nemen. Heb je het vereiste of het voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, dan heb je bij aanstellingen of benoemingen voorrang op leraren die enkel over een ander diploma beschikken. De specifieke lerarenopleiding aan de KU Leuven organiseert een degelijke en hedendaagse opleiding tot leraar secundair onderwijs. Dankzij de lerarenopleiding verwerf je ook pedagogische en didactische competenties die buiten het secundair onderwijs gevaloriseerd worden, zoals in het hoger onderwijs, het bedrijfsleven of andere professionele domeinen. 6

2.2 DE SPECIFIEKE LERARENOPLEIDING (SLO) De specifieke lerarenopleiding (SLO) van 60 studiepunten omvat: een theoriecomponent (30 sp) een praktijkcomponent (30 sp) A. THEORETISCHE COMPONENT Tijdens de theoretische component van de opleiding verwerf je belangrijke inzichten van algemeen pedagogisch-didactische aard in de pedagogisch-didactische opleidingsonderdelen gericht op onderwijs en opvoeding (8 tot 10 sp). Daarnaast verwerf je ook belangrijke vakspecifieke didactische inzichten in specifieke opleidingsonderdelen die relateren aan het onderwijs van je eigen vakgebied (14 tot 16 sp). Zowel de algemeen pedagogisch-didactische als vakspecifiek didactische opleidingsonderdelen reiken je referentiekaders aan die richtinggevend zijn om enerzijds je pedagogisch-didactisch en vakspecifiek didactisch handelen als leraar te situeren en verder te ontwikkelen, en anderzijds om op een zinvolle en kritische wijze hierover te reflecteren. Er is ook ruimte voor een persoonlijke invulling aan de hand van keuze opleidingsonderdelen (4 tot 8 sp) die algemeen pedagogisch-didactisch, vakspecifiek of vakoverschrijdend georiënteerd zijn. Sommige basisopleidingen geven de mogelijkheid om opleidingsonderdelen specifiek voor de lerarenopleiding al op te nemen binnen de basisopleiding zelf. Dit kan onder de vorm van keuzevakken of van de afstudeerrichting optie onderwijs in bepaalde tweejarige masters. Raadpleeg hierover het online programmaboek. Binnen deze 30 studiepunten van de theoretische component komen ook een aantal praktijkgerichte delen aan bod die je toelaten om de theorie in de praktijk te brengen. PEDAGOGISCH-DIDACTISCH LUIK LEREN EN ONDERWIJZEN In dit opleidingsonderdeel worden onderwerpen als leren, klasmanagement, ontwerpen van leeromgevingen, evaluatie, studieloopbaanbegeleiding en leermoeilijkheden behandeld. 7

ONDERWIJS, OPVOEDING EN SAMENLEVING Hier komen de organisatie en het beleid van het Vlaamse onderwijs aan bod, evenals pedagogische theorieën en modellen. Er wordt dieper ingegaan op de maatschappelijke en culturele betekenis van de school en op de pedagogische verantwoordelijkheid en opdracht van de samenleving, de school en de leraar. PRAKTIJKORIËNTATIE SPECIFIEK LUIK VAKDIDACTIEK Het beroepsveld van de leraar wordt uitgetekend op drie niveaus: het macroniveau (de maatschappij), het mesoniveau (de school) en het microniveau (de klas). Op deze drie niveaus wordt aandacht geschonken aan de kennis, inzichten, vaardigheden en attituden in relatie tot je eigen vakgebied. PRAKTIJKINITIATIE EN SEMINARIES Hierin worden de vakdidactische competenties ingeoefend. KEUZELUIK Afhankelijk van SLO-richting kan gekozen worden uit: SLO-specifieke keuzeopleidingsonderdelen (gerelateerd aan je eigen vakgebied) Universiteitsbrede keuzeopleidingsonderdelen o Tweede vakdidactiek (hier leer je de specifieke vakdidactiek van een ander vakgebied onder de knie krijgen) B. PRAKTIJKCOMPONENT De basiscompetenties van een leraar kunnen maar ten volle tot ontwikkeling komen door en in het contact met de reële onderwijspraktijk. De praktijkcomponent omvat 30 studiepunten en bestaat voornamelijk uit stage op scholen en in andere educatieve settings. De stage laat je toe om de kennis, vaardigheden en attitudes die je hebt verworven in de theoretische component in een authentieke leeromgeving toe te passen en verder te ontwikkelen. Je leert leerinhouden selecteren en efficiënt onderwijzen, je brengt goed klasmanagement in de praktijk, je leert leerlingen begeleiden tijdens hun 8

leerproces Kortom alle competenties om als een bekwame leraar te functioneren binnen een klas, het microniveau, komen hier aan bod. Daarenboven leer je het lesgeven ook te situeren in een ruimer schoolgebeuren, het meso- en macroniveau. Je neemt deel aan vakwerkgroepen en aan klassenraden, je krijgt oog voor de doelstellingen van je vakgebied en kan dit situeren binnen het pedagogisch project van de school,.. Je leert ook hoe je actuele maatschappelijke thema s en ontwikkelingen binnen het eigen vakgebied bespreekbaar kan maken en hoe je hierover een kritische dialoog kan opzetten, zowel binnen klasverband als binnen het schoolteam als naar de samenleving toe. Zodra je in je Individueel Studieprogramma (ISP) het opleidingsonderdeel vakdidactiek hebt aangegeven, kan je aanvangen met de praktijkcomponent. Deze tekst handelt voornamelijk over de praktijkcomponent, betreffende de theoretische component verwijzen we je door naar het online programmaboek. 2.3 DE PRAKTIJKCOMPONENT VAN DE SPECIFIEKE LERARENOPLEIDING De praktijkcomponent of stage laat toe om in een authentieke leeromgeving de basiscompetenties van een leraar secundair onderwijs in te oefenen en te verwerven. A. ALGEMENE OPBOUW VAN DE PRAKTIJKCOMPONENT De praktijkcomponent (in totaal 30 studiepunten; 1 sp = 27,5 studiebelastingsuren (SBU)) omvat de volgende rubrieken: microtaken, meso- en macrotaken, begeleiding en verwerkingstaken en marge. De rubrieken microtaken en meso- en macrotaken verwijzen naar de drie niveaus waarop de basiscompetenties worden geformuleerd: Het niveau van de leerling, of de klasgebonden activiteiten (micro). Het niveau van de school of de onderwijsgemeenschap (meso). Het maatschappelijk niveau (macro). Op deze manier willen we jou bewust maken van de verschillende niveaus waarop je als leerkracht moet functioneren, in overeenstemming met de formulering van de basiscompetenties. 9

De wijze waarop deze taken gespreid worden over de periode van de stage hangt samen met de mogelijkheden van de stageplaatsen en kan dus verschillen. B. BEGRIPPENVERKLARING Micro- en mesotaken kunnen van elkaar onderscheiden worden, maar zijn niet noodzakelijk van elkaar gescheiden. MICROTAKEN: alle taken die gerelateerd zijn aan activiteiten die in klasverband plaatsvinden. Voorbeeld: Lessen observeren of zelf lessen verzorgen maar ook nieuw didactisch materiaal ontwikkelen. MESOTAKEN: alle taken die gerelateerd zijn aan activiteiten die buiten klasverband plaatsvinden. Voorbeeld: Een vakoverschrijdende excursie voorbereiden binnen de vakgroep, maar ook een oudercontact of een personeelsvergadering bijwonen. BEGELEIDING EN VERWERKINGSTAKEN: alle taken die gerelateerd zijn aan activiteiten gericht op de begeleiding en verwerking van de stage op de stageplaats en de opleidingsinstelling. Voorbeeld: Een begeleidingsgesprek met je stagebegeleider bij aanvang van je stage, maar ook via jouw persoonlijk (elektronisch) stageportfolio aantonen welke basiscompetenties je al gerealiseerd hebt. MARGE: deze marge vormt op de eerste plaats een individuele profileringsruimte voor jou. Je kan zelf voorstellen formuleren en voorleggen ter goedkeuring aan de vaktitularis of stagebegeleider van de KU Leuven. Belangrijk is dat je aangeeft welke competenties van een startbekwame leraar je zal verwerven door het uitvoeren van de door jouw geformuleerde voorstellen. 2.4 PRESERVICE OF INSERVICE 10

De praktijkcomponent kan aan de SLO van de KU Leuven op twee manieren ingevuld worden: via preservice training of via inservice training. Volgens het decreet betreffende de lerarenopleidingen in Vlaanderen van 15-12-2006 wordt onder PRESERVICE TRAINING verstaan: de praktijkcomponent van een lerarenopleiding die men zonder een statutaire relatie met een centrum, instelling of school vervult (art. 55octies). De preservice training is dus de stage die je als reguliere student volgt. De omschrijving van het begrip INSERVICE TRAINING volgens dit decreet luidt als volgt de praktijkcomponent van de specifieke lerarenopleiding die men vervult als een personeelslid van een centrum, instelling of school. M.a.w. als je al les geeft, dan kunnen jouw lessen als stage aanzien worden, onder de noemer inservice training. Je bent dan inservice (in dienst): je hebt een arbeidsovereenkomst afgesloten met je school, maar je volgt gelijktijdig je opleiding tot leraar. Als je werkgever je daarenboven ook nog extra wil ondersteunen bij je opleiding, dan kan je het statuut van LIO aanvragen en krijgen. Je bent een leraar-in-opleiding, een LIO. 3. PRESERVICE TRAINING 3.1 WAT IS PRESERVICE TRAINING? Zoals eerder vermeld wordt onder preservice training verstaan de praktijkcomponent van een lerarenopleiding die je zonder een statutaire relatie met een centrum, instelling of school vervult. Het is de stage die je doet om een zo groot mogelijke leerwinst te halen, in contact met de realiteit. Het doel is het realiseren van de basiscompetenties binnen een reële context tijdens deze stageperiode. Je houdt de evolutie goed bij in een persoonlijk stageportfolio. Tijdens je stage of preservice training wordt je ondersteund en begeleid door een stagebegeleider van de KU Leuven én door een vakmentor(en)/begeleider(s) en schoolmentor/stagecoördinator van je stageplaats. 3.2 HOE VERLOOPT DE PRESERVICE TRAINING? Om een zo gevarieerd mogelijke ervaring op te doen, wordt je stage over minimaal 2 stageplaatsen verdeeld. Indien de volledige stage wordt opgenomen in het secundair onderwijs, loop je stage in tenminste twee verschillende secundaire scholen met een 11

verschillende onderwijsvorm of onderwijsniveau. Je komt hierdoor in contact met verschillende schoolculturen en je mag stage lopen in de tweede en/of derde graad van het ASO, TSO, KSO en BSO, in de vierde graad van het TSO, KSO en BSO (met uitzondering van stagiairs klassieke talen of lichamelijke opvoeding, die ook in de eerste graad mogen les geven). Minimaal één stagedeel gebeurt binnen het voltijds gewoon secundair onderwijs. Het ander gedeelte van de stage kan mits toelating van jouw SLO ook worden opgenomen in het hoger onderwijs, het volwassenenonderwijs (tweedekansonderwijs, onderwijs voor sociale promotie), het buitengewoon Secundair Onderwijs (BuSO), het deeltijds beroeps Secundair Onderwijs (DBSO), het deeltijds kunstonderwijs (DKSO), OKAN-scholen of in een andere educatieve setting, zoals een museum, VDAB, socioculturele organisaties, politiescholen of muziekscholen,. A. HOE INFORMEER IK MIJ OVER DE STAGE? Er worden infosessies m.b.t. tot de stage georganiseerd door elke SLO. De data en locaties van de infosessies vind je terug op de website van de betreffende SLO of op Toledo. Gedetailleerde informatie over de praktische en inhoudelijke organisatie van de stage voor jouw SLO vind je op Toledo. Schrijf je in door het aanvinken van dit opleidingsonderdeel in je Individueel Studie Programma (ISP). Bij concrete vragen of problemen kan je ook terecht bij de coördinator van de stage of de vaktitularis van jouw SLO. B. MELD JE TIJDIG AAN! Als je wil stage lopen in het najaar van een academiejaar, doe je er best aan om bij het einde van het vorige academiejaar / zo spoedig mogelijk bij het begin van het academiejaar: het opleidingsonderdeel stage in je ISP aan te duiden van zodra de ISP s open staan de infosessie over de stage bij te wonen, de stageaanvraagprocedure van je SLO te volgen. C. HOE VERLOOPT HET CONTACT MET DE STAGESCHOOL? 12

Sommige SLO s wijzen hun studenten een stageplaats toe, andere SLO s verwachten dat de student zelf een stageplaats zoekt en vervolgens contact opneemt met de potentiële stageplaats. Daarnaast wil niet elke stageschool dat de student zichzelf aanmeldt en moet de SLO-verantwoordelijke een stageplaats in jouw plaats aanvragen. De te volgen procedure kan nogal verschillen van stageplaats tot stageplaats. Soms moet je hiervoor vooraf ook een formulier invullen. De algemeen te volgen procedure is hieronder kort beschreven: Op Toledo vind je bij sommige SLO s een lijst van stageplaatsen terug. Hier vind je ook de gegevens terug om op gepaste manier je stageaanvraag in te dienen bij de school die jouw voorkeur wegdraagt. Gepast aanmelden wil zeggen dat je nagaat wat de wensen van de school zijn met betrekking tot het stage aanvragen. Sommige scholen willen dat studenten zich zelf aanmelden en geven duidelijk aan hoe je dat dan het beste doet (via mail, via een formulier, via een website, onmiddellijk live contact, ). Andere scholen willen dat je je aanmeldt via een centrale aanmelding, dit kan een website van de scholengemeenschap zijn of via een bepaald invulformulier. Het kan ook zijn dat de school waar jij stage wil lopen enkel benaderd wil worden door de opleidingsinstelling zelf. In dit laatste geval moet de SLOverantwoordelijke jouw stageaanvraag indienen. Het is dan aan jou om jouw voorkeur aan deze persoon door te geven (scholengemeenschap, onderwijsinstelling, periode stage, onderwijsvorm, hoeveel uur, lesgeven of observeren). Je doet je aanvraag best zo snel mogelijk. Zo gauw je weet waar je stage wil lopen, doe je je aanvraag ten laatste begin oktober 2014. Hou rekening met de kalender van de stage-instelling: vakantieperiodes, examens, uitstappen, De meeste scholen hebben deadlines van stageaanvragen en ook gemeenschappelijke infomomenten voor stagiairs. Indien deze vooraf geweten zijn, vind je ze ook terug op de lijst van scholen. Hou dit indachtig als je na deze data contact opneemt met de stageplaats. Na toewijzing van de stageplaats contacteer je de contactpersoon op de stageplaats. Na bevestiging kan je overgaan tot het sluiten van een stageovereenkomst preservice training en het online registreren hiervan. De contactpersoon van de stageplaats kan jou doorverwijzen naar de vakmentor(en) of begeleider(s) van de stageplaats. De concrete timing kan dan worden afgesproken tussen jou en de vakmentor(en) of begeleider(s). 5. In overleg met de stageverantwoordelijke van de SLO kan je eventueel wel een alternatieve stageplaats voorstellen. Pas na dit overleg kan deze stageplaats vastgelegd worden. 13

Naast de reguliere stage in een onderwijsinstelling loop je ook diversiteitsstage. Meer informatie vind je in het stagevademecum van de diversiteitsstages. 3.3 ASSESSMENT PRESERVICE TRAINING De praktijkcomponent is een belangrijke fase in je opleiding tot leerkracht. Gedurende verschillende maanden 'proef je van het schoolleven en het lesgeven in de klas. Oefening baart kunst. De preservice training vormt bijgevolg een belangrijk leerproces waarbij je verschillende competenties verwerft om volwaardig te kunnen functioneren als beginnend leerkracht. Dit proces is vooral een proces van ontwikkeling en groei over de hele stageperiode heen. Deze stageperiode is voor de SLO Maatschappijwetenschappen en Filosofie onderverdeeld in drie stagedelen. De criteria voor het assessment zijn afgeleid van de basiscompetenties: competentiegericht assessment. Per stagedeel krijg je een quotering. Concreet zijn er meerdere momenten waarbij je, samen met je stagebegeleider van de KU Leuven, stil staat bij je groeiproces in het realiseren van de basiscompetenties. A. QUOTERING Voor de SLO geldt een nultorantie, dit betekent dat je voor alle vakken een voldoende moet halen. Wie niet slaagt voor de stage kan dus niet slagen voor de opleiding. De eindverantwoordelijkheid voor de evaluatie ligt bij de KU Leuven. B. POSITIE VAN DE STAGEBEGELEIDER De stagebegeleider van de KU Leuven heeft een bepalende rol bij je evaluatie. De score die hij of zij bepaalt, wordt ingegeven vanuit de andere evaluaties van jou en je vakmentor/ begeleider en eventueel ook de schoolmentor, dewelke richtinggevend zijn, én op basis van jouw geleverde werk en reflecties in het stageportfolio. Ingeval een score onvoldoende voor de stage wordt toegekend, wordt een tweede mening van een andere stagebegeleider van de KU Leuven of vaktitularis ingeroepen. In principe worden beide stagedelen door dezelfde stagebegeleider beoordeeld. Een afwijking kan verkregen worden, indien verantwoord en mits goedkeuring van de verantwoordelijke van de specifieke lerarenopleiding. 14

Het evaluatieformulier is voorzien van een aantal vuistregels en een toelichting van de verschillende categorieën en criteria. Een adequaat gebruik van het evaluatieformulier vereist een grondige lezing vooraf aan de toepassing. Trek hier voldoende tijd voor uit zodat je goed weet wat er van je verwacht wordt. Het evaluatieformulier voor jouw SLO vind je op Toledo. C. EVC: EERDER VERWORVEN COMPETENTIES Indien je van mening bent dat je bepaalde competenties al hebt verworven, kan je op basis van een EVC-procedure 2 vrijstelling(en) aanvragen. Neem contact op met de SLOverantwoordelijke voor afspraken hierover. 2 Meer info: http://www.kuleuven.be/onderwijs/flexibilisering/evc.html 3.4 HOE TOON IK MIJN VERWORVEN BASISCOMPETENTIES AAN? Tijdens je preservice training moet je aantonen dat je aan je basiscompetenties werkt (procesgericht) en ook dat je deze verwezenlijkt hebt (productgericht). Door middel van het aanleggen van een stageportfolio maak je duidelijk aan welke basiscompetenties je nog moet werken en welke al gerealiseerd zijn. A. PERSOONLIJK ONTWIKKELINGSPLAN (POP) Waar sta ik? 15

Het stageconcept sluit nauw aan op de basiscompetenties van een startbekwame leraar waarbij zelfsturing van het eigen leerproces wordt benadrukt. Zelfsturing van het leerproces houdt doorgaans in dat jij als stagiair zelf een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) opstelt vooraleer je start met de effectieve stage. Raadpleeg voor het opstellen van je persoonlijk ontwikkelingsplan het document Basiscompetenties van de leraren Secundair Onderwijs. Vervolgens wordt jouw POP vertaald naar een concreet stageactiviteitenplan waarover je overleg pleegt met de mentor van de stageplaats. Hoe ga ik proberen de basiscompetenties te realiseren?. b. Meerwaarde voor de stageplaats Concreet wordt in het stageactiviteitenplan opgenomen welke taken allemaal nodig zijn om je persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) te realiseren. Belangrijk is dat dit alles een dynamisch gebeuren is. Niet alle taken moeten van bij de start vast liggen. Vraag ook heel duidelijk aan je stageplaats welke taken zij nuttig acht om te doen. Probeer zo een meerwaarde voor de stageplaats te zijn. Er is voldoende ruimte voor flexibiliteit. In de loop van de stage kan op basis van de eigen reflecties en de gesprekken met mentor(en) of begeleider(s) en stagebegeleider het POP en het stageactiviteitenplan worden aangepast. Misschien moeten bijkomende taken geselecteerd worden waaraan aanvankelijk niet werd gedacht of zijn sommige taken achteraf minder aangewezen die aanvankelijk waren voorzien. Gedetailleerde informatie over mogelijke taken voor jouw SLO vind je op Toledo. B. BEGELEIDING EN VERWERKINGSTAKEN Eens je stageovereenkomst in orde is en je over een voorlopig stageactiviteitenplan beschikt, neem je contact op met je stagebegeleider van de KU Leuven voor een eerste begeleidingsgesprek. Dit gesprek heeft tot doel de wensen en verwachtingen van beide partijen zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Tijdens dit gesprek licht je tevens jouw ontwerp van je persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) toe. Om je stagebegeleider in staat te stellen dit vooraf grondig door te nemen, zorg je ervoor dat het zich vóór het eerste gesprek in je (elektronisch) stageportfolio bevindt of via mail bezorgd is. 16

Een stagebegeleider van de KU Leuven begeleidt je tijdens het leerproces van leraar worden. Hij/zij ondersteunt je in je professionele ontwikkeling en is het aanspreekpunt voor alle vragen i.v.m. de stage. Hij/zij begeleidt je in het opzetten van een persoonlijk ontwikkelingsplan, hij/zij komt enkele lessen bijwonen over je hele stage, hij/zij geeft je feedback over je evolutie,. Ook de vakmentor(en) en de schoolmentor/ stagecoördinator van de stageplaats staan in voor het begeleiden van je leerproces op de stageplaats. Halverwege én op het einde van elk stagedeel doe je aan een grondige zelfreflectie ten aanzien van je POP door het invullen van een evaluatieformulier dat werd opgesteld aan de hand van de basiscompetenties. Je persoonlijk ontwikkelingsplan en stageactiviteitenplan evolueren en worden bijgesteld in functie van jouw individueel groeiproces. Er worden bovendien afspraken gemaakt i.v.m. het takenpakket dat je nog zal vervullen. Dit gebeurt in overleg met je stagebegeleider. Op het einde van je stage vraag je opnieuw een overleg aan met de stagebegeleider. Ter voorbereiding vergelijk je de door jou ingevulde evaluatieformulieren om een zicht te krijgen op je doorgemaakte groeiproces. Ook de stagebegeleider vult ditzelfde formulier in en baseert zich hiervoor op het (elektronische) stageportfolio in wording, eerdere gesprekken met betrokkenen en observaties. De evaluatieformulieren ingevuld door jou en de stagebegeleider vormen de leidraad voor dit overleg. C. (ELEKTRONISCH) STAGEPORTFOLIO Het takenpakket met opdrachten, uitgevoerd tijdens de stage, hebben tot doel de reflectie over en de groei in de basiscompetenties te bevorderen. Het stageportfolio laat toe vorderingen op dit vlak te documenteren. Het levert het bewijs dat je de vooropgestelde basiscompetenties gaandeweg eigen maakt. Belangrijk is dat naarmate je stage vordert, je geleidelijk aan jouw (elektronisch) stageportfolio aanvult zodat je groeiproces stapsgewijs kan opgevolgd worden door je stagebegeleider en eventueel vakmentor(en). Het elektronisch stageportfolio omvat drie delen: Het stageverloop, gekoppeld aan de basiscompetenties: je persoonlijk ontwikkelingsplan (POP), je persoonlijk stageactiviteitenplan (SAP) en portfolioreflecties Het e-archief: je bewijsmateriaal, hiermee toon je aan dat je basiscompetenties gerealiseerd hebt. 17

Voorbeeld: je woont een oudercontact bij en maakt hiervan een reflectie, maar bijvoorbeeld ook de voorbereidingen van lessen of verslagen van interviews die je van collega s afneemt om naar hun klasmanagement tips te vragen. Commentaren: de bijsturing van je portfolio door stagebegeleider, mentor of begeleider of anderen Je start met het elektronisch stageportfolio vóór de aanvang van je stage. Eens het is opgestart, geef je de betrokken personen hiertoe toegang. Dit kunnen zijn: je stagebegeleider van de KU Leuven, je schoolmentor, je vakmentor(en) of stagecoördinator van de stageplaats. 3.5 STAGEOVEREENKOMST PRESERVICE TRAINING De stageovereenkomst preservice vind je terug op de website van AVL en ook op de community van jouw SLO. A. BETROKKEN PARTIJEN Voor elke stageplaats vul je een aparte stageovereenkomst preservice training in. Je laat de stageovereenkomst ondertekenen door de drie betrokken partijen: de opleidingsinstelling (KU Leuven) de stageplaats en de stagiair (jijzelf). Voor de opleidingsinstelling tekent de stagebegeleider of vaktitularis, voor de stageplaats je vakmentor/begeleider of mentor/stagecoördinator en ten slotte ook jijzelf. In de stageovereenkomst worden de gegevens opgevraagd van de volgende personen: Voor de opleidingsinstelling, de KU Leuven: De coördinator van de stage of de vaktitularis verbonden aan de KU Leuven. Deze is eindverantwoordelijke voor de stage. De stagebegeleider, dit is een staflid van de lerarenopleiding aan de KU Leuven, die je persoonlijk zal begeleiden tijdens je stagetraject. Dit is je contactpersoon bij vragen over de stage. 18

Voor het secundair onderwijs en centra voor volwassenenonderwijs: De schoolmentor, dit is de begeleider op de stageplaats die het verloop van je stage binnen de stageschool coördineert. De vakmentor of vakleerkracht is de leerkracht op de stageplaats bij wie je voor een welbepaald vak in de klas komt te staan en die je inhoudelijk zal begeleiden. Voor andere stageplaatsen zoals het hoger onderwijs of een andere educatieve setting: De stagecoördinator, dit is de begeleider op de stageplaats die het verloop van je stage op de stageplaats coördineert. De begeleider is de verantwoordelijke op de stageplaats die je inhoudelijk zal begeleiden. Per stageplaats wordt een stageovereenkomst in drie exemplaren opgemaakt. Aan elk exemplaar hecht je een uitprint van de online registratie van je stage (als extra check), je stageschema (stagevolume, stageperiode, onderwijsniveau, onderwijsvorm, vakgebied), je stageactiviteitenplan en indien relevant de werkpostfiche. Eén exemplaar is voor de stageverantwoordelijke aan de opleidingsinstelling, de vaktitularis of de stagebegeleider. Een exemplaar is voor de stageplaats, meestal de schoolmentor of stagecoördinator. Een exemplaar is voor jezelf. Hou je eigen exemplaar zorgvuldig bij. B. WERKPOSTFICHE 3 De werkpostfiche vind je terug op de SLO-website en ook op de community van jouw SLO. Overeenkomstig de Welzijnswet ( Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk ) stelt de stageplaats indien nodig een risicoanalyse op a.h.v. een werkpostfiche en deelt eveneens de gegevens mee van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer die aan de stageplaats is verbonden. Indien uit deze analyse blijkt dat een gezondheidstoezicht noodzakelijk is, geeft de stageplaats aan de KU Leuven expliciet de opdracht dit gezondheidstoezicht te laten uitvoeren door de preventiedienst waarbij de KU Leuven aangesloten is. C. STAGEACTIVITEITENPLAN 19

Je persoonlijk stageactiviteitenplan lijst alle taken op nodig om je persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) te realiseren tijdens een welbepaald stagedeel. Dit concreet takenpakket kan aangepast worden door bijkomende taken te selecteren of andere taken op te nemen en wordt vooral gestuurd door het groeiproces dat je doormaakt. Gedetailleerde informatie over het takenpakket voor jouw SLO vind je op Toledo. D. ONLINE REGISTREREN Nadat je stageovereenkomst preservice training werd ondertekend door alle partijen, moet je jouw stage online registreren. Dit geldt voor alle stagedelen ongeacht de stageplaats. Ook de diversiteitsstages, zoals gespecificeerd in de rubriek marge (Buddy, vzw t Scharnier, vzw Compass...), worden geregistreerd. De online registratie gebeurt op deze website. Het is noodzakelijk dat je dit zo nauwkeurig mogelijk doet zodat wij zicht houden waar onze studenten hun stage lopen. Vul het emailadres van je stagebegeleider in opdat deze een bevestiging kan ontvangen van je registratie. AVL krijgt een kopij van je online registratie. Je hoeft AVL dus geen exemplaar van je overeenkomst toe te sturen. Heb je je vergist bij je registratie of wil je nog iets wijzigen, geen nood: neem contact op met avl@avl.kuleuven.be. 3 Zie ook http://www.stageforum.be voor meer informatie omtrent het hoe en waarom van de werkpostfiche. 4. INSERVICE TRAINING 4.1 WAT IS EEN INSERVICE TRAINING? Naast preservice training bestaat er ook de mogelijkheid om inservice training te lopen. Het decreet spreekt van inservice training als volgt de praktijkcomponent van de speci- 20

fieke lerarenopleiding die men vervult als een personeelslid van een centrum, instelling of school. De inservice training kan in twee vormen bestaan: Je geeft les in een school en tegelijkertijd volg je de lerarenopleiding aan de KU Leuven. Je hebt echter geen LIO statuut. Zie verder onder V. Wat met een interim. In de vorm van een leraar-in-opleiding-statuut (LIO-statuut). Concreet werk je in één of meer instellingen van het secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs of het volwassenenonderwijs. Je wordt begeleid door een personeelslid van de school, het centrum of de instelling, dat belast is met het mentorschap. Dit noemen we LIO. Enerzijds geef je dus les in een onderwijsinstelling waarbij je ook een arbeidscontract hebt met een opdracht. Je bent leraar en je voert gelijkaardige taken uit als je collegaleraar. Echter, je hebt nog geen diploma van leraar. Van zodra je werkgever je wilt ondersteunen en begeleiden, zal de KU Leuven jou, in het statuut van LIO, eveneens ondersteunen en begeleiden. In plaats van, zoals bij preservice training, op zoek te moeten gaan naar een stageschool, kan je nu tijdens je werk als leraar aan je basiscompetenties werken. 4.2 HOE VERLOOPT DE INSERVICE TRAINING? A. VOORWAARDEN OM TE KUNNEN STARTEN ALS LIO Het Decreet betreffende de lerarenopleidingen (15/12/2006) spreekt over een volledige LIO-baan wanneer je een onderwijsopdracht hebt met op jaarbasis minimaal 500 urenleraar (secundair onderwijs en deeltijds kunstonderwijs), lesuren (buitengewoon secundair onderwijs), leraarsuren (volwassenenonderwijs) of lestijden (in het basisonderwijs voor de master lichamelijke opvoeding). 500 uren-leraar komt neer op circa twee derde van een fulltime opdracht of bij benadering 13 uur per lesweek. Als je m.a.w. een arbeidsovereenkomst met de onderwijsinstelling hebt van 13u per week op jaarbasis dan komt dit neer op een volledige LIO-baan. Dit wil zeggen dat dit het volledige praktijkluik van 30 studiepunten vervangt en je geen extra stage (of preservicetraining) meer zal moeten doen. Je zal echter wel moeten aantonen dat je de basiscompetenties van een leraar beheerst door verslagen, reflecties die je in je portfolio verzamelt. Aan de KU Leuven volg je dan het theoretische luik van de opleiding. 21

Aan de KU Leuven moet je LIO-baan voltooid zijn binnen twee aaneensluitende schooljaren en je moet de helft van de lessen binnen je vakgebied geven. Het spreekt voor zich dat je voldoende lesuren binnen het vakgebied van je SLO observeert en zelf verzorgt, zodat je vakspecifiek begeleid kan worden. Om te kunnen starten in een LIO-baan, moet je voldoen aan de reglementering van het zogenaamde "ander bekwaamheidsbewijs". Concreet houdt dit in dat als je in een LIObaan stapt al over een master- of licentiediploma beschikt. Samengevat zijn er dus drie voorwaarden om te kunnen starten als LIO: Je werkt als leraar in een onderwijsinstelling. Je school wil je begeleiden en stelt hiervoor een schoolmentor ter beschikking. Je hebt al een master- of licentiediploma en schrijft je in voor de SLO aan de KU Leuven. B. WEL EEN LIO-STATUUT MAAR GEEN 500 UREN-LERAAR Als je een arbeidscontract hebt met één of meerdere scholen én de scholen willen zich engageren om je te begeleiden zodat jij je diploma van leraar kan halen, maar je werkt geen 500 uren-leraar op jaarbasis, dan kan je toch starten met LIO-statuut. Je moet echter je tekort aan uren-leraar aanvullen met preservice training. Deze berekening gebeurt als volgt: 500 uren-leraar komen overeen met 30 studiepunten. Het procentuele aandeel van de afgewerkte LIO-baan t.o.v. een volledige LIO-baan wordt vastgesteld en het ontbrekende procentuele deel zal dan aan te vullen zijn met preservice training. Voorbeeld: Kan je maar 400 uren-leraar verzorgen als LIO, dan komt dit overeen met 80% van het volledige praktijkluik. Je moet dus nog aanvullen met 20% stage, wat neerkomt op 6 studiepunten of op het observeren van min. 4 lessen, het voorbereiden, geven, nabespreken en reflecteren over 8 lessen die je zelf geeft, en bijkomend een aantal meso- en macrotaken. Deze afspraken telkens in overleg met je stagebegeleider, in functie van de realisatie van jouw basiscompetenties. Wanneer geen volledige LIO-baan wordt afgewerkt, wordt i.f.v. het procentuele aandeel van de nog te presteren preservice training, bepaald door de coördinator van de stage of door de vaktitularis, of de stage al dan niet in andere stageplaats moet gebeuren. C. WAAR KAN IK LIO VERVULLEN? 22

Een LIO-baan kan enkel in instellingen van het secundair onderwijs, het deeltijds kunstonderwijs of het volwassenenonderwijs. D. HOE KAN IK LIO WORDEN? Je werkt in een school en je wil de opleiding voor leraar aanvangen. Wanneer de school bereid is om jou te begeleiden in het verwezenlijken van je basiscompetenties, kan je je inschrijven voor de SLO aan de KU Leuven. Je geeft dan les, wordt begeleid door de mentor op school en volgt de theoretische component aan de KU Leuven. De stagebegeleider van de KU Leuven begeleidt je in het behalen van de basiscompetenties. Door opdrachten, verslagen, reflecties, gebundeld in jouw (elektronisch) portfolio, toon je aan dat je de basiscompetenties van een leraar beheerst. E. INSERVICE EN HET INDIVIDUEEL STUDIE PROGRAMMA (ISP) Om het LIO-statuut te krijgen, moet je je ook als student inschrijven voor de Specifieke Lerarenopleiding aan de KU Leuven. De theorievakken volg je en leg je af zoals de andere studenten. Je kan deze opleidingsonderdelen eventueel over meerdere jaren spreiden. Maar een aantal OPO s zal je minstens gelijktijdig met je inservice training moeten doen. Bij concrete vragen of problemen kan je ook terecht bij de coördinator van de stage of bij de vaktitularis van jouw SLO. F. STATUUT VAN WERKSTUDENT Indien je tewerkgesteld bent in een school voor ten minste 10 leraarsuren per week (op jaarbasis; een halftijdse opdracht) en bijkomend voor minstens 25 studiepunten opneemt aan de opleidingsinstelling, dan kan je het statuut van werkstudent aanvragen bij de Directeur Studentenadministratie. Je dossier zal dan bekeken worden en na goedkeuring geniet je van een examenspreiding. G. ONLINE REGISTREREN Nadat je stageovereenkomst inservice training werd ondertekend door alle partijen, moet je jouw stage online registreren. 23

4.3 ASSESSMENT VAN INSERVICE TRAINING Op het einde van de inservice training word je beoordeeld door het centrum, de instelling of de school enerzijds en de KU Leuven anderzijds. Om een diploma van leraar te kunnen krijgen, moet je aantonen dat je de basiscompetenties voor leerkracht secundair onderwijs beheerst. Je toont dit aan door middel van een (elektronisch) stageportfolio aan te leggen waarin je jouw competenties bewijst aan de hand van verslagen, reflecties, voorbereidingen,. De criteria voor het assessment zijn afgeleid van de basiscompetenties: competentiegericht assessment. Ook als inservice is het aan jou om in de eerste fase een voorlopig, maar duidelijk traject uit te stippelen voor het verwezenlijken van de basiscompetenties. Je stelt een persoonlijk ontwikkelingsplan op in samenspraak met je (school)mentor en je stagebegeleider van de KU Leuven. Concreet zijn er meerdere momenten waarbij je, samen met je stagebegeleider van de KU Leuven, stil staat bij je groeiproces in het realiseren van de basiscompetenties. A. QUOTERING Voor de SLO geldt een nultorantie, dit betekent dat je voor alle vakken een voldoende moet halen. Wie niet slaagt voor de stage kan dus niet slagen voor de opleiding. De eindverantwoordelijkheid voor de evaluatie ligt bij de KU Leuven. B. POSITIE VAN DE STAGEBEGELEIDER EN (SCHOOL)MENTOR De stagebegeleider van de KU Leuven en schoolmentor van de stageplaats hebben een bepalende rol bij de evaluatie. De score die zij bepalen, wordt ingegeven vanuit de andere evaluaties van jou, dewelke richtinggevend zijn, én op basis van jouw geleverde werk en reflecties in het (elektronisch) stageportfolio. Het evaluatieformulier is voorzien van een aantal vuistregels en een toelichting van de verschillende categorieën en criteria. Een adequaat gebruik van het evaluatieformulier vereist een grondige lezing vooraf aan de toepassing. Trek hier voldoende tijd voor uit zodat je goed weet wat er van je verwacht wordt. Het evaluatieformulier van je SLO vind je op Toledo. 24

4.4 HOE TOON IK MIJN VERWORVEN BASISCOMPETENTIES AAN? Zowel bij de preservice als bij de inservice, los van de uren je lesgeeft, moet je aantonen dat je aan je basiscompetenties werkt (procesgericht) en ook dat je deze verwezenlijkt hebt (productgericht). Door middel van het aanleggen van een (elektronisch) stageportfolio maak je duidelijk aan welke basiscompetenties je nog moet werken en welke al gerealiseerd zijn. A. PERSOONLIJK ONTWIKKELINGSPLAN (POP) Eens je stageovereenkomst in orde is en je over een voorlopig stageactiviteitenplan beschikt, neem je contact op met je stagebegeleider van de KU Leuven voor een eerste begeleidingsgesprek. Dit gesprek heeft tot doel de wensen en verwachtingen van de partijen zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Tijdens dit gesprek licht je tevens jouw ontwerp van je persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) toe. Om je stagebegeleider in staat te stellen dit vooraf grondig door te nemen, zorg je ervoor dat het zich vóór het eerste gesprek in je (elektronisch) stageportfolio bevindt. B. BEGELEIDING EN VERWERKINGSTAKEN Een stagebegeleider van de KU Leuven begeleidt je tijdens het leerproces van leerkracht worden. Hij/zij ondersteunt je in je professionele ontwikkeling en is het aanspreekpunt voor alle vragen i.v.m. de stage. Je stagebegeleider begeleidt je in het opzetten van een persoonlijk ontwikkelingsplan, hij/zij komt enkele lessen bijwonen, hij/zij geeft je feedback over je evolutie, Een student met inservice training heeft geen verschillende stagedelen. Halverwege én op het einde van je stage doe je aan zelfreflectie ten aanzien van je POP door het invullen van een evaluatieformulier dat werd opgesteld aan de hand van de basiscompetenties. Halverwege je stage vraag je een overleg aan met je stagebegeleider. Je persoonlijk ontwikkelingsplan en stageactiviteitenplan evolueren en worden bijgesteld in functie van jouw individueel groeiproces. Er worden bovendien afspraken gemaakt i.v.m. het takenpakket dat je nog zal vervullen. 25

Op het einde van je stage vraag je opnieuw een overleg aan met de stagebegeleider. Ter voorbereiding vergelijk je de door jou ingevulde evaluatieformulieren om een zicht te krijgen op je doorgemaakte groeiproces. Ook de stagebegeleider vult ditzelfde formulier in en baseert zich hiervoor op het (elektronisch) stageportfolio in wording (POP en portfolioreflecties), eerdere gesprekken met betrokkenen en observaties. De ingevulde evaluatieformulieren vormen de leidraad voor dit overleg. Ook de school die je tewerkstelt wordt hierin betrokken. Mochten er echter nog tekorten aanwezig zijn, dan ga je samen met je mentor en stagebegeleider op zoek naar mogelijke oplossingen. Deze kunnen de vorm aannemen van micro- en/of mesotaken. C. (ELEKTRONISCH) STAGEPORTFOLIO Het takenpakket met opdrachten, uitgevoerd tijdens de stage, hebben tot doel de reflectie over en de groei in de basiscompetenties te bevorderen. Het stageportfolio laat toe vorderingen op dit vlak te documenteren. Het levert het bewijs dat je de vooropgestelde basiscompetenties gaandeweg eigen maakt. Belangrijk is dat naarmate je stage vordert je jouw (elektronisch) stageportfolio geleidelijk aan aanvult zodat je groeiproces stapsgewijs kan opgevolgd worden door je stagebegeleider en mentor. Een (elektronisch) stageportfolio omvat drie delen: Het stageverloop, gekoppeld aan de basiscompetenties = je persoonlijk ontwikkelingsplan (POP), je persoonlijk stageactiviteitenplan en portfolioreflecties Het e-archief = je bewijsmateriaal, hiermee toon je aan dat je basiscompetenties gerealiseerd hebt. Voorbeeld: je woont een oudercontact bij en maakt hiervan een reflectie, maar bijvoorbeeld ook de voorbereidingen van lessen of verslagen van interviews die je van collega s afneemt om naar hun klasmanagement tips te vragen. Commentaren = de bijsturing van je portfolio door stagebegeleider, mentor of anderen Je start met het (elektronisch) stageportfolio vóór de aanvang van je stage. Eens het is opgestart, geef je je stagebegeleider, je stagecoördinator en/of vaktitularis en je mentor van de stageplaats hiertoe toegang. 26

4.5 STAGEOVEREENKOMST VOOR INSERVICE TRAINING (LIO-BAAN) A. BETROKKEN PARTIJEN De KU Leuven, de instelling of school die een LIO-baan (inservice) aanbiedt, en jij in de hoedanigheid van personeelslid én jij als ingeschreven SLO-student sluiten een stageovereenkomst inservice training (LIO) af. In de stageovereenkomst worden de gegevens opgevraagd van de volgende personen: De coördinator van de stage of de vaktitularis verbonden aan de KU Leuven. Deze is eindverantwoordelijke voor de stage. De stagebegeleider, dit is een staflid van de lerarenopleiding aan de KU Leuven, die je persoonlijk zal begeleiden tijdens je stagetraject. Dit is je contactpersoon bij vragen over de stage. De schoolmentor dit is de begeleider op de stageplaats die het verloop van je stage binnen de stageschool coördineert. De overeenkomst wordt in drie exemplaren opgemaakt. Aan elk exemplaar hecht je een stageschema (stagevolume, stageperiode, onderwijsniveau, onderwijsvorm, vakgebied), je stageactiviteitenplan en indien relevant een risicoanalyse aan de hand van een werkpostfiche. Eén exemplaar is voor de stageverantwoordelijke van de opleidingsinstelling, de vaktitularis of de stagebegeleider. Een exemplaar is voor de stageplaats, meestal de mentor. Een exemplaar is voor jezelf. Hou je eigen exemplaar zorgvuldig bij. WERKPOSTFICHE In overeenstemming met de Welzijnswet ( Wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk ) stelt de stageplaats indien nodig een risicoanalyse op a.h.v. een werkpostfiche en deelt eveneens de gegevens mee van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer die aan de stageplaats is verbonden. Indien uit deze analyse blijkt dat een gezondheidstoezicht noodzakelijk is, laat de stageplaats dit gezondheidstoezicht uitvoeren. 27

C. STAGEACTIVITEITENPLAN Het stageconcept sluit nauw aan op de basiscompetenties van een startbekwame leraar waarbij zelfsturing van het eigen leerproces wordt benadrukt. Zelfsturing van het leerproces houdt in dat de jij als student zelf een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) opstelt vooraleer je start met de effectieve stage. Raadpleeg voor het opstellen van je persoonlijk ontwikkelingsplan het document Basiscompetenties van de leraren Secundair Onderwijs. Vervolgens vertaal je jouw POP naar een concreet stageactiviteitenplan, jouw persoonlijk stageactiviteitenplan. Overleg met de mentor van de stageplaats of dit kan gerealiseerd worden op je stageplaats. Daarna leg je dit ter goedkeuring voor aan je stagebegeleider van de KU Leuven. Concreet wordt in het stageactiviteitenplan opgenomen welke taken allemaal nodig zijn om je persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) te realiseren. Belangrijk is dat dit alles een dynamisch gebeuren is. Niet alle taken moeten van bij de start vast liggen. Er is voldoende ruimte voor flexibiliteit. In de loop van de stage kan op basis van de eigen reflecties en de gesprekken met mentor(en) en stagebegeleider het POP en het stageactiviteitenplan worden aangepast. Misschien moeten bijkomende taken geselecteerd worden waaraan aanvankelijk niet werd gedacht of zijn sommige taken die aanvankelijk waren voorzien blijken achteraf minder aangewezen. Deze taken kunnen voortvloeien uit je onderwijsopdracht op je stageplaats. Je kan je hiervoor ook baseren op de lijst van taken zoals opgenomen voor de preservice training. Deze lijst van taken is slechts richtinggevend en is een mogelijke vertaling van de basiscompetenties. Je kan ook zelf taken onder de vorm van opdrachten of projecten voorstellen en zo je realisatie van je basiscompetenties aantonen.? 5. WAT MET EEN INTERIM? Wanneer je je inschrijft aan een SLO en je krijgt de mogelijkheid om in je eigen vakgebied een interim te doen, dan zal deze ervaring optimaal gevaloriseerd worden binnen de afspraken rond preservice of inservice, in overleg met je schoolmentor en je stagebegeleider van de SLO. Het kader voor de valorisatie wordt bepaald door de omvang van de interim en de voorziene begeleiding op de stageplaats. 28