Bloedverlies bij verticale baring

Vergelijkbare documenten
Kennispoort conferentie 2016

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Achtergrond. Methode. Resultaten

Synto in de eerste lijn

Introductie. Methoden. Jeanette Mesman, Ank de Jonge, Judith Manniën, Joost Zwart, Jeroen van Dillen en Jos van Roosmalen

Protocol HPP en retentio placentae VSV Helmond

11/01/2013. Een minuutje geduld. Geboorte.. De mens. Afklemmen van de navelstreng anno 2012 Controversieel? . andere zoogdieren

Inleiden bij 41 of 42 weken?

TOEGENOMEN BLOEDVERLIES IN VERTICALE BARINGSHOUDING VEROORZAAKT DOOR PERINEUMLETSEL

Vrouwen die zwanger zijn van een meerling hebben een verhoogde kans op vroeggeboorte

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Module: Wat is de rol van tranexaminezuur in de preventieve en therapeutische setting van een HPP?

Serotiniteit. Versie November 17. Wens 41 weken inleiden. AD* (weken) Actie Beleid Informatie. Folder serotiniteit mee geven

mw.dr. J. Dijs-Elsinga (PRN), mw. C. de Vries (PRN) mw.dr. E. de Miranda (KNOV), mw.dr. A.C.J. Ravelli (AMC), dhr. P.

Nederlandse samenvatting

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2009

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2010

Samenvatting. Samenvatting

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2013

mw.dr. J. Dijs-Elsinga (PRN), mw. C. de Vries (PRN) mw.dr. E. de Miranda (KNOV), mw.dr. A.C.J. Ravelli (AMC), dhr. P.

Geen goede argumenten voor de rugligging als standaardbaringshouding tijdens de uitdrijving; een meta-analyse*

Angst voor de pijn. Prof. dr. Arie Franx. Pre-eclampsia and cardiovascular disease. Kennispoort Verloskunde, 3 februari 2012

Protocol: vliezen breken bij multigravidae bij 41+5/41+6 ter voorkoming van serotiniteit

VSV Achterhoek Oost Protocol Preventie en behandeling van early-onset neonatale infecties

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2013

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2016

Protocol Obesitas. 1.0 Definitie obesitas

Praktijkanalyse LVR Verloskundig jaarverslag

Samenvatting en Discussie

IN ZWANG PROTOCOL: Preventie recidief spontane vroeggeboorte

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2

Damsteun: zin en onzin. Marlene Reyns Vroedvrouw Vlaamse Organisatie van Vroedvrouwen VLOV vzw AZ Nikolaas St Niklaas

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2015

Dutch summary. Nederlandse samenvatting

Angst voor de bevalling in een eerstelijns onderzoeksgroep. Kennispoort 2012, Anne-Marie Sluijs Klinisch verloskundige LUMC/psycholoog

Addendum. Nederlandse Samenvatting

Betreft: Perinatale Zorg in Nederland 2014

TIJDSCHRIFT VOOR VERLOSKUNDIGEN. Klachten en kwaliteit Keuzen en verantwoordelijkheden

Zorgt oxytocine-injectie voor minder manuele placentaverwijderingen?

Nederlandse Samenvatting

Voorbeeld Perinatale Audit 1

hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3

Prevention of cognitive decline

Handreiking Baringshoudingen tijdens de uitdrijving

Jehovah s Getuigen. November 2015 (herzien februari 2017)

Fluxus post partum. Januari 2016

12. PERINATAAL BELEID BIJ VERHOOGD RISICO OP AGS


Samenvatting. Hoofdstuk 1. Hoofdstuk 2

Patiënten informatie over een studie naar zwangerschaps-complicaties bij vrouwen met het Polycysteus Ovarium Syndroom:

SPSS Introductiecursus. Sanne Hoeks Mattie Lenzen

Anemie en toxoplasmose gedurende de zwangerschap. Een retrospectieve studie

De ervaringen uit de praktijk bij gebruik van Bellovac ABT en Eprex bij THP en TKP.

Nederlandse samenvatting

Perinatale Zorg in Nederland

Nood rondom de bevalling

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Medicalisering van de partus:

hoofdstuk één hoofdstuk twee

Geboorteplan ideeën en wensen over je bevalling

De ingeleide bevalling

Nederlandse samenvatting


Verbetert gebruik van een inwendige drukkatheter voor registratie van weeën de baringsuitkomsten?

De thuisbevalling in Nederland Rapportage over de jaren

Opbouw webinar. Uitleg nieuwe indicatoren en verschil met de oude. Waarom deze indicatoren? Hoe te gebruiken voor de verbetering van kwaliteit?

Plasma volume expansie in ernstige hypertensieve aandoeningen van de zwangerschap

Perinatale sterfte verschillen naar zorgregio s in Nederland

Aanbevelingen Vanaf 40 weken iedere zwangere voorlichten over de mogelijkheden bij dreigende serotiniteit. De mogelijkheden zijn;

Systematische reviews op het gebied van complementaire en alternatieve geneeskunde: belang, methoden en voorbeelden uit de acupunctuur

Inleiden van de bevalling

Induction of Labor versus Expectant management in women with Preterm Prelabor Rupture of Membranes between 34 and 37 weeks

Registratieformulier voor de gegevens rondom de zwangerschap en bevalling

Regioprotocol; Foetale Bewaking durante partu. juni 2016

Literatuuronderzoek. Systematische Review Meta-Analyse. KEMTA Andrea Peeters

Nederlandse samenvatting

WETENSCHAP. C.F.A. van Dijk, dr. K.E.A. Hack, F. Erlings, dr. N.W.E. Schuitemaker, dr. T.E. Vogelvang, namens VSV Eendracht

Bevalling na een keizersnede

24 weken zwanger en dan? Kansen, onmogelijkheden, resultaten en toekomst

Factsheet Manuele therapie en therapeutische mogelijkheden bij zuigelingen (0-1 jaar)

Voorlichtingsavond Zwangerschap en Bevalling. Vakgroep Obstetrie & Gynaecologie Zuyderland Geboortecentrum Verloskundig Samenwerkingsverband

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Risk factors and prognostic models for preterm birth. Schaaf, J.M. Link to publication

Biowalking voor ouderen

HEEFT HET GEBRUIK VAN HEEFT HET GEBRUIK VAN TEPELHOEDJES 4/16/2013 TEPELHOEDJES INVLOED OP DE MELKPODUCTIE? INVLOED OP DE MELKPRODUCTIE?

behandeling volgens de KNGF-richtlijn bij mensen met artrose aan de heup en/of knie.

FLUXUS POSTPARTUM. Definitie Fluxus FLUXUS POSTPARTUM. Definitie Fluxus. Definitie Fluxus. Hemorrhagia Postpartum (HPP) Massive Obstetric Hemorrhage

Uitwendige versie. Januari 2016

Opzet. Methode. Inleiding. Resultaten. Conclusie. Martine Eskes, Adja Waelput, Sicco Scherjon, Klasien Bergman en Anita Ravelli

Fluxus in de anamnese Regioprotocol

Meerdere keren zonder werk

HET GEBOORTECENTRUM. Een prima plek voor vrouwen die kiezen om niet thuis te bevallen

[1] Inleiding. De organisatie van verloskundige zorg in Vlaanderen en Nederland. Wendy Christiaens, Marianne J. Nieuwenhuijze en Raymond de Vries

Verloskunde in beweging III: de kracht van de consensus Aanbevelingen voor het verloskundig handelen bij UTERUSRUPTUUR

BMI protocol. Doel protocol Gezamenlijk protocol van de 1 e en 2 e lijn met als doel een eenduidig beleid voor alle zwangeren met een BMI > 30.

Het draaien van een kind in stuitligging

Chapter 8 SAMENVATTING

VSV-beleid Coördinerend Zorgverlener juli 2018 VSV. Werkgroep Coördinerend Zorgverlener. Opdracht

Model I GEBOORTE VAN EEN LEVEND KIND STROOK C. (Strook in te vullen en onder gesloten omslag te plaatsen door de geneesheer of de vroedvrouw)

Datum: 11 maart Onderstaand de volledige uitspraak. Compressiekousen bij ulcus cruris venosum (dubbellaags koussysteem) Samenvatting

Evidence based richtlijnontwikkeling (EBRO) training voor patiënten. Ton Kuijpers, Epidemioloog

Transcriptie:

Bloedverlies bij verticale baring Een observationeel onderzoek op basis van gemeten bloedverlies De verticale baring staat weer in de belangstelling. Voordelen zijn grotere bekkenmaten, betere uteruscontracties en een kleiner risico op vena-cava-compressie. Anderzijds zou bij een verticale baring meer bloedverlies optreden. De vraag is of dit inderdaad het geval is, en zo ja, wat daarvan dan de klinische consequenties zijn. Mariet van Diem, Kathy Herschderfer, Mieke Aitink, Simone Buitendijk Na een afwezigheid van een aantal eeuwen is de verticale baring sinds het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw weer terug in de westerse verloskunde. Deze nieuwe manier van baren is in verschillende onderzoeken geëvalueerd. Daarbij ging het vooral om de invloed van de verticale baringshouding op de baringsmechanica en de maternale en neonatale gezondheid. Voordelen van de verticale baringshouding bleken de toename van de bekkenmaten, 1 efficiëntere contracties van de uterus 2 en een kleinere kans op venacava-compressie. 3 Een belangrijk nadeel naast een mogelijke toename van het aantal labiumrupturen bleek de grotere kans op een haemorrhagia post partum (HPP; bloedverlies >500 ml). 4 Overigens liet een in 1998 gepubliceerd onderzoek onder vrouwen met een laag obstetrisch risicoprofiel geen verschil zien in de hoeveelheid bloedverlies tussen de groep die verticaal beviel en de groep die liggend beviel. 5 De toename van bloedverlies wordt in de praktijk vaak toegeschreven aan bloedverlies uit perineumletsel. Vooralsnog is onduidelijk in hoeverre de gesignaleerde toename van HPP ook klinisch relevant is, in termen van ernstige anemie of de noodzaak van een bloedtransfusie. Een tweede punt is dat het bloedverlies in alle onderzoeken werd geschat en dus niet gemeten. Daardoor zijn de resultaten van deze onderzoeken minder betrouwbaar. 6 Observationeel onderzoek Wij verrichtten een observationeel onderzoek bij een aantal vrouwen met een laag verloskundig risicoprofiel die hetzij in liggende, hetzij in verticale houding bevielen onder leiding van een eerstelijnsverloskundige. Deze twee groepen werden met elkaar vergeleken ten aanzien van de volgende uitkomstmaten: HPP en ernstige HPP (respectievelijk 500-1000 ml en >1000 ml gemeten bloedverlies). Aantal verwijzingen naar tweedelijnszorg wegens HPP. Aantal bloedtransfusies wegen HPP. Hemoglobinegehalte op de eerste dag, de vierde tot zesde dag en zes weken post partum. Methoden Voor het onderzoek werd gebruik gemaakt van de gegevens van het LENTE-onderzoek (LEiding NageboorteTijdperk Eerste lijn), waarin routinematig actief beleid tijdens het nageboortetijdperk werd vergeleken met passief beleid. Aan dit onderzoek werd deelgenomen door twintig eerstelijnsverloskundige praktijken in heel Nederland, die waren geworven door middel van een advertentie in het Tijdschrift voor Verloskundigen en via de verloskundige kringen. De verloskundigen in deze praktijken waren vertrouwd met en kundig in het leiden van zowel verticale als horizontale baringen. In de 34e week van de zwangerschap wer- onderzoek M.Th. van Diem, MSc (epid), verloskundige; K. Herschderfer, verloskundige; W. Aitink, verloskundige; dr. S.E. Buitendijk, arts, MPH (TNO-PG, Leiden). Correspondentie: M.Th. van Diem, Afdeling Huisartsgeneeskunde en Verpleeghuisgeneeskunde, LUMC, Postbus 2088, 2333 AL Leiden; m.t.van_diem@lumc.nl T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N S E P T E M B E R 2 0 0 2 5 0 1

onderzoek Samenvatting Inleiding De verticale baring wordt sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw weer geregeld toegepast. Een mogelijk bezwaar van deze methode is een grotere hoeveelheid bloedverlies. Wij onderzochten of een bloedverlies >500 ml en >1000 ml (HPP en ernstige HPP) vaker voorkomt bij de verticale baring dan bij de horizontale methode. Methoden De gevens voor dit onderzoek werden verzameld in het kader van het LENTE-onderzoek (LEiding Nageboorte- Tijdperk Eerste lijn) in 20 eerstelijnsverloskundige praktijken. In aanmerking voor deelname kwamen vrouwen met een kind in hoofdligging die à terme bevielen bij de eerstelijnsverloskundige. Bloedverlies werd op systematische wijze gemeten. Achtergrondgegevens van de vrouwen, partus- en postpartumgegevens werden verzameld via de LVRformulieren en speciaal ontwikkelde vragenlijsten. Het hemoglobinegehalte werd bepaald met standaardmeetinstrumentarium. Resultaten In totaal 1672 vrouwen namen deel aan het onderzoek; 1526 (91%) vrouwen bevielen horizontaal en 144 verticaal. In de verticale groep kwam HPP vaker voor dan in de horizontale groep (47% vs 27%; RR 1,26; 95%-BI 1,05-1,52). Dit verschil werd veroorzaakt door meer bloedverlies in de categorie 1000-1490 ml (12% vs 6,4%; RR 2,0; 95%-BI 1,24-3,17). Het Hb-gehalte was in de verticale groep lager (gemiddeld 0,25 mmol/l) op de eerste dag post partum (t-test: 3,4, p=0,001), maar dit verschil was daarna verdwenen. Verwijzingen naar tweedelijnszorg en bloedtransfusies kwamen in de verticale groep even vaak voor als in de horizontale groep. Conclusie Weliswaar was er een verhoogde kans op HPP en ernstige HPP bij de vrouwen die verticaal bevielen, maar dit had geen klinische consequenties. De verticale baring lijkt dan ook een veilige manier van bevallen in termen van bloedverlies en conditie van de moeder. den vrouwen in de deelnemende praktijken uitgenodigd om mee te werken aan het onderzoek. De inclusiecriteria waren: à terme eenlingzwangerschap; hoofdligging; normale baring onder leiding van de eerstelijnsverloskundige. Registratie Voor de algemene gegevens over bevalling, moeder en kind werd gebruik gemaakt van het LVR-formulier. Specifieke gegevens werden genoteerd op een speciaal voor het onderzoek ontwikkelde vragenlijst. Zowel het LVR-formulier als de vragenlijst bevatte gegevens tot aan het eind van de eerste week. Alle gegevens werden ingevuld door de verloskundige. Voor het registreren van het Hb 6 weken postpartum kregen de verloskundigen een apart invulformulier. De verticale baringshouding werd gedefinieerd als staand, zittend op een baarkruk of een soortgelijk hulpmiddel, hurkend, op handen en voeten of rechtop in bed, daarbij gesteund door partner of andere begeleideriemand. De liggende baringshouding werd gedefinieerd als halfzittend in bed met rugsteun en/of kussens, zijligging of rugligging. Bepalend voor de toewijzing aan een van beide groepen was de houding op het moment van de geboorte van het kind. HPP werd gedefinieerd als bloedverlies van 500-1000 ml. Bloedverlies van meer dan 1000 ml werd gedefinieerd als een ernstige HPP. Ten behoeve van de meting van het bloedverlies werd het bloed opgevangen in standaard celstof onderleggers en/of een po, vanaf het moment van de geboorte van het kind tot een uur na de geboorte van de placenta. De onderleggers werden gewogen op een digitale weegschaal en het volume van het in de po opgevangen bloed werd bepaald met een maatkan. Al deze hulpmid- 5 0 2 T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N S E P T E M B E R 2 0 0 2

delen (onderleggers, weegschaal en maatkan) waren gestandaardiseerd en werden geleverd door het LENTE-onderzoek. De kwaliteit van de hemoglobinemeters werd bewaakt met behulp van het tweemaandelijks nationaal kwaliteitsprotocol voor laboratoriumapparatuur. Analyse De gegevens werden geanalyseerd met behulp van SPSS 6.1 voor Windows. De verschillen tussen groepen zijn weergegeven met relatieve risico s met een 95%-betrouwbaarheidsinterval. Voor het statistisch toetsen van de verschillen is gebruik gemaakt van de t-test voor onafhankelijke variabelen (continue gegevens) en de chi-kwadraattoets (categorische gegevens). Resultaten In totaal namen 1672 vrouwen en 70 verloskundigen verdeeld over 20 verloskundige praktijken deel aan de studie. In 17 van de 20 praktijken bevielen vrouwen ook daadwerkelijk verticaal. In de overige praktijken beviel geen van deze vrouwen verticaal. Van 5 vrouwen waren de gegevens over houding en/of bloedverlies niet compleet. Deze werden uitgesloten van de analyses. De verticale baringshouding werd gekozen door 144 (9%) en de horizontale door 1526 (91%) vrouwen. In de horizontale groep namen 11 (0,7%) vrouwen voor de geboorte van de placenta de verticale positie in. In de verticale groep gingen 95 (66%) van de vrouwen liggen voor de geboorte van de placenta. Vrouwen in de verticale en de horizontale groepen waren vergelijkbaar met betrekking tot pariteit, zwangerschapsduur bij de bevalling, beleid tijdens het nageboortetijdperk, het therapeutisch gebruik van uterustonica tijdens het nageboortetijdperk en in de postplacentaire periode, perineumletsel en geboortegewicht van het kind. De Tabel 1 Algemene gegevens van de ingesloten vrouwen, de bevallingen, de post-partumperiode en de pasgeborenen, verdeeld naar positie tijdens de geboorte variabelen verticaal horizontaal n = 144 (9%) n =1526 (91%) gem. ± SD gem. ± SD leeftijd moeder (jr) tijdens bevalling 31 ± 3,8 30 ± 4,1 a pariteit (incl. deze baring) 1,8 ± 0,9 1,8 ± 0,9 zwangerschapsduur (wk) 40 ± 1,0 40 ± 1,1 duur uitdrijving (min.) 33 ± 31 27 ± 26 duur nageboortetijdperk (min.) 15 ± 18 c 14 ± 15 b,d geboortegewicht (gram) 3545 ± 388 3516 ± 433 n (%) n (%) intact perineum (incl. labiumrupturen) 47 (33%) 432 (28%) passief beleid nageboortetijdperk 76 (53%) 754 (49%) therapeutisch oxytocine 15 (10%) 140 (9%) therapeutisch andere uterustonica 13 (9%) 153 (10%) a) t = 3,03; DF 1667; P=0,003. b) t = 2,19; df 1658; p = 0,03 (after log-transformatie voor normale verdeling). c) range: 2-180 minuten. d) range: 2-188 minuten. T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N S E P T E M B E R 2 0 0 2 5 0 3

onderzoek Tabel 2 Incidentie en relatieve risico s (RR) met 95%-betrouwbaarheids-intervallen (95%-BI) voor bloedverlies, HPP en ernstige HPP verdeeld naar houding tijdens de geboorte (referentie is bloedverlies < 500 ml) bloedverlies verticaal horizontaal RR (95%-BI) n = 144 (9%) n = 1526 (91%) < 500 ml 76 (53%) 956 (63%) 0,8 (072-0,99) 500 ml (HPP) 500-999 ml 49 (34%) 437 (29%) 1,3 (0,99-1,57) 1000-1499 ml 17 (12%) 97 (6,4%) 2,0 (1,24-3,17) b > 1500 ml 2 (1,4%) 36 (2,4%) 0,7 (0,17-2,88) Totaal 500 ml 68 (49%) 570 (37%) 1,3 (1,05-1,52) a a) p = 0,02. b) p = 0,01. magische grens van 1000 ml werkt onder - rapportage in de hand groepen verschilden gemiddeld 1 jaar in leeftijd en 5 minuten in duur van het nageboortetijdperk (tabel 1). De gemiddelde hoeveelheid bloedverlies bij alle vrouwen was 507 ml (SD 346, range 30-2830 ml). HPP kwam voor bij 38% en ernstige HPP bij 9% van de vrouwen. Er was geen verschil in gemiddeld bloedverlies tussen de groep verticaal barenden (M = 502 ml, SD 346, range 30-2830 ml) en de horizontaal barenden (M = 559 ml, SD 341, range 95-1700 ml). Ernstige HPP kwam vaker voor in de verticale groep in de categorie 1000-1499 ml (tabel 2). Onder de vrouwen met perineumletsel bevielen er 1091 (92%) horizontaal en 97 (85%) verticaal. In beide groepen werd door de verloskundigen even vaak excessief bloedverlies uit perineum- of labiumletsel gerapporteerd. Het gemiddelde bloedverlies was in de verticale groep met perineumletsel 629 ml (SD 356, range 120-1700) en in de horizontale groep met perineumletsel 529 ml (SD 355, range 30-2830 ml). Dit verschil was statistisch significant (t = 2,65, p = 0,008). Ook kwam HPP (RR 1,4; 95%-BI 1,15-1,68) en ernstige HPP (RR 1,8; 95%-BI 1,13-2,91) vaker voor in de verticale groep. Het aantal verwijzingen naar tweedelijns zorg en bloedtransfusies verschilde niet in de twee groepen. In de groep van 479 vrouwen zonder perineumletsel bevielen er 432 (90%) horizontaal en 47 (10%) verticaal. Het gemiddeld bloedverlies was respectievelijk 437 ml (SD 314, range 40-2310) en 415 ml (SD 259, range 95-1390). HPP en ernstige HPP kwamen even vaak voor in beide groepen. Het hemoglobinegehalte op de eerste dag post partum verschilde gemiddeld 0,25 mmol/l (t-test 3,4, p = 0,001), op de vierde-zesde dag post partum was dit verschil 0,22 mmol/l (t = 2,68, p = 0,15). Deze verschillen waren 6 weken post partum nagenoeg verdwenen. Verwijzing naar tweedelijns zorg vanwege derdetijdperk-problematiek en/of HPP of andere indicatie gebeurde bij 49 (3%) vrouwen in de horizontale groep en bij 5 (3%) in de verticale groep. In de verticale groep werden 2 vrouwen verwezen wegens vastzittende placenta met HPP en 2 vrouwen vanwege een HPP alleen; in de horizontale groep waren dit respectievelijk 9 en 19 vrouwen. In de horizontale groep kregen 19 vrouwen een bloedtransfusie en in de verticale groep gebeurde dit bij 3 vrouwen. Geen van deze verschillen waren statistisch significant. Aan 140 (9%) vrouwen in de horizontale groep en aan 15 (10%) vrouwen in de verticale groep werd therapeutisch oxytocine toe- 5 0 4 T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N S E P T E M B E R 2 0 0 2

gediend. Alle vrouwen die vanwege HPP of vastzittende placenta naar tweedelijns zorg werden verwezen, behoorden tot deze groep. Beschouwing Buiten verwachting beviel slechts 9% van de ingesloten vrouwen verticaal. 7 Het aantal verticale bevallingen verschilde aanzienlijk per praktijk: van geen enkele vrouw in drie praktijken tot 48% in één praktijk. Dit is waarschijnlijk het gevolg van de persoonlijke voorkeur van de verloskundigen. Verschillen in factoren, die in eerder onderzoek een rol speelden (zoals leeftijd, aantal jaren sinds afstuderen of opleidingsplaats van de verloskundige) konden niet worden vastgesteld, omdat daar niet naar was gevraagd. 8 Wij vonden op basis van gemeten bloedverlies een veel hoger percentage HPP en ernstige HPP dan wordt gerapporteerd door de Landelijke Verloskunde Registratie, waarin het gaat om geschat bloedverlies (10% versus 1,7%). 9 Dit bevestigt de bevindingen van Brant, die destijds een significant verschil vond tussen gemeten en geschat bloedverlies een verschil dat bovendien groter was naarmate de hoeveelheid bloedverlies toenam. 6 Daar komt nog bij dat in Nederland 1000 ml bloedverlies de magische grens is, waarboven moet worden verwezen naar de tweedelijnsverloskundige zorg. Zeker wanneer een vrouw klinisch in goede conditie is en geen tweedelijnszorg nodig heeft, werkt dit onderrapportage in de hand. Wij vonden geen verschil in gemiddeld bloedverlies tussen de verticaal en de horizontaal barende groepen. Wel vonden wij, conform eerder onderzoek, een hogere incidentie van HPP en ernstige HPP in de verticale groep. De verschillen in gemiddeld bloedverlies binnen deze subgroepen zijn echter zo klein gemiddeld minder dan 1 ml bij HPP en 127 ml bij ernstige HPP dat zij niet klinisch relevant genoemd kunnen worden. Dit gebrek aan klinische relevantie wordt bovendien geïllustreerd door het gelijke percentage verwijzingen naar tweedelijnszorg en het gelijke percentage toegediende bloedtransfusies. Daarnaast waren ook de verschillen in gemiddeld hemoglobinegehalte in de eerste week post partum zeer klein. Bij de 95 vrouwen die gingen liggen voor de geboorte van de placenta zijn er aanwijzingen dat dit gebeurde vanwege ruim bloedverlies in de verticale houding. Bij hen kwamen HPP en ernstige HPP vaker voor dan bij de vrouwen die bleven zitten, en de vrouwen die voor de geboorte van de placenta gingen zitten (RR 1,32; 95%-BI 1,06-1,63 en RR 1,68; 95%-BI 1,01-2,8). Dit leidde echter niet tot meer verwijzingen naar tweedelijnszorg, meer bloedtransfusies of vaker therapeutisch toedienen van oxytocine. De incidentie van het, door de verloskundige subjectief beoordeelde, overmatig bloedverlies uit perineumletsel verschilde niet tussen de horizontale en verticale groep. Bij gemeten bloedverlies werd echter wel een verschil in HPP en ernstige HPP gevonden tussen deze twee subgroepen. Verschillende auteurs rapporteerden een toename van vulvair oedeem en stuwing bij het gebruik van de baarkruk. 4 Omdat de baarkruk in Nederland over het algemeen gebruikt wordt bij een verticale baring, ligt het voor de hand de toename in HPP en ernstige HPP hieraan toe te schrijven en niet aan een hypotonie van de uterus. Conclusie Vrouwen die verticaal bevielen, hadden een iets verhoogde kans op ernstige HPP, maar dit had geen klinische consequenties. Literatuur 1 Russell JG. Moulding of the pelvic outlet. J Obstet Gynaecol Br Commonw 1969; 76: 817-20. 2 Mendez-Bauer C, Arroyo J, Garcia RC, Menendez A, et al. Effects of standing position on spontaneous uterine contractility and other aspects of labor. J Perinat Med 1975; 3: 89-100. 3 Scott D B, Kerr MG. Inferior vena caval compression in late pregnancy. J Obst Gynaecol Br Emp 1963; 70: 1044-6. 4 Gupta JK, Nikodem VC. Postion for women during second stage of labour (Cochrane Review). The Cochrane Library 2002 (2). Oxford: Update Software, 2002. 5 Rogers J, Wood J, McCandlish R, Ayers S, et al. Active versus expectant management of third stage of labour: the Hinchingbrooke ran domised controlled trial. Lancet 1998; 351: 693-9. 6 Brant HA. Precise estimation of postpartum haemorrhage: difficulties and importance. Br Med J 1967; 1: 398-400. 7 Olson R, Olson C, Cox NS. Maternal birthing positions and perineal injury. J Fam Pract 1990; 30: 553-7. 8 Van Diem MTh. De invloed van kenmerken van de vrouw en de vroedvrouw op baringshouding. Tijdschr v Verlosk 1997; 22 (3): 18-26. 9 Verloskunde in Nederland, Trends 1989-1993. SIG Zorginfor - matie 1996; 57-62. T I J D S C H R I F T V O O R V E R L O S K U N D I G E N S E P T E M B E R 2 0 0 2 5 0 5