GOED JASJE, VERKEERDE KAPSTOK

Vergelijkbare documenten
Reactie op rapport loov en ADD over ICMS

Medic Special Forces: de hogere kunst van het pleisterplakken

Raamconvenant betreffende militaire bijstand en steunverlening tussen de ministers van BZK, Defensie en Justitie

DEFENSIE CBRN- CAPACITEITEN. Organisatie Defensie majoor WJ (Wytse) Borst C-Responseenheid

CBRNincidentbestrijding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

Rampenplan Gemeente Assen 2007 Deel I: Algemeen

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Datum Betreft Inzetbaarheidsrapportage eerste helft 2018

Samenhang. GHOR Zuid-Holland Zuid. uw veiligheid, onze zorg

Pastorale zorg bij rampen

Convenant betreffende militaire capaciteit voor civiele ondersteuning tussen de ministers van BZK, Defensie en Justitie

Pastorale zorg bij rampen

Gewondenspreidingsplan 2013

Het medisch zorgsysteem van de Krijgsmacht. T.F.M. Dijkgraaf Luitenant Kolonel vliegerarts

Bijstand bij het zoeken en redden van slachtoffers, USAR.NL

CBRN Opleidingsplan SEH afdelingen Ziekenhuizen

Multidisciplinair Opleiden en Oefenen

CONVENANT. SLOTERVAART ZIEKENHUIS VEILIGHEIDSREGIO Amsterdam-Amstelland SAMENWERKINGSAFSPRAKEN VOOR RAMPEN EN CRISES

Algemeen bestuur Veiligheidsregio Groningen

STAPPENPLAN IMPLEMENTATIE WATERRAND

Tweede Kamer der Staten-Generaal

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijding Procedure (GRIP) Drenthe/Assen

Begeleidende samenvatting en advies behorende bij de. Concept Rapportage Regionaal Risicoprofiel

Wat gaat er goed en wat kan er beter?

CONVENANT BESTUURLIJKE EN OPERATIONELE COÖRDINATIE DIJKRINGEN 14, 15 EN 44

REFERENTIEKADER REGIONAAL CRISISPLAN Procesmodellen

BRENGT ZIEKENHUIZEN IN CRISISSIMULATIE TOT LEVEN

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s)

Algemeen Bestuur Veiligheidsregio Hollands Midden d.d. 12 november 2009 Agendapunt BG.2A Onderdeel AB Regionale Brandweer en GHOR Titel

Joint CBRN School. en multi CBRN opleidingen. Lkol E.R. Sinninghe Commandant Joint CBRN School

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Crisisorganisatie uitgelegd

Inleiding. Legitimering algemeen militair verpleegkundigen. Algemeen militair verpleegkundigen. Verpleegkundige

Bijlage 2: Overzicht activiteiten ter versterking communicatie en informatievoorziening in de grensregio s

Crisis Medical Care: mobiele ziekenhuizen

Verordening brandveiligheid en hulpverlening

Convenant Beschikbaarheid Marinekazerne Vlissingen

SAMENWERKING IN DE VEILIGHEIDSREGIO Uitwerking van criterium 8 uit het Slotdocument VGS-congres 2013

Support. Brengt crisissimulatie tot leven

Opleiding Liaison CoPI voor zorginstellingen

SAMENVATTING RAADSVOORSTEL 10G / I. Drupsteen BVL Ke. Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Twente.

Civiel-Militaire Bestuursafspraken (CMBA) Eindrapport Inventarisatiefase

Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Datum 5 juni 2018 Betreft Reactie op het conceptrapport Inzet Nederlandse krijgsmacht voor VN-missie in Mali. Geachte heer Visser,

Oefenen inzet ambulancezorg bij rampen en grootschalige ongevallen.

Verslag bijeenkomst Veldnorm Evenementenzorg Woensdag 29 november 2017

Een raamwerk voor het effectief evalueren van crisisoefeningen

IJsselland. TIJD VOOR ACTIE Continuïteit van zorg onder alle omstandigheden

Grootschalige Geneeskundige Bijstand Geneeskundige hulpverlening bij grote incidenten

Horizontaal Toezicht HEAD,

Nationaal Trainingscentrum CBRN

Notitie ten behoeve van implementatie en OTO-aanpak van de handreiking: Opvang chemisch besmette patiënten op de SEH

Visie op crisismanagement in de zorgsector en de toegevoegde waarde van een Integraal Crisisplan. All hazard voorbereid zijn (1 van 3)

Bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit

Calamiteitenprotocol Wmo en Jeugdwet Rivierenland november 2014

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Sociale wijkzorgteams Den Haag

Beslisnotitie Veiligheidsregio Hollands Midden

The chain concept: an insufficient paradigm in emergency medicine

Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing. Netwerkkaart 2 Geneeskundige hulpverlening algemeen

Verordening brandveilidheid en brandweerzorg en rampenbestrijding

Defensie en Nationale Veiligheid

WAAROM DOEN WE ONDERZOEK?

Bijlage A Taken op het gebied van de brandveiligheid en hulpverlening

Bestuurlijke Netwerkkaarten Crisisbeheersing. Netwerkkaart 2 Geneeskundige hulpverlening algemeen

Functies en teams in de rampenbestrijding

Convenant voor samenwerkingsafspraken tussen Veiligheidsregio s, Politie en Openbaar Ministerie in Oost-Nederland

Beslispunten: 1. In te stemmen met het (concept) Regionaal Risicoprofiel 2010 van de Veiligheidsregio

Orkanen Irma, José en Maria op de BES-eilanden. Plan van aanpak Incidentonderzoek

Lijst van vragen en antwoorden Vastgesteld 21 juni 2016

dekken. Het veiligheidsniveau geeft dus weer WAT het bestuur van de organisatie verwacht. De bestuurlijke uitgangpunten geven hier invulling aan.

Checklist voor controle (audit) NEN 4000

Evaluatie Wet veiligheidsregio's (2135): projectbeschrijving

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Protocol Schuilen of ontruimen/evacueren

PERSOONLIJK De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA Den Haag. van het Ministerie van Defensie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Convenant over de uitvoering van Fire Bucket Operations

SHOCK voor kind in nood vrijdag, 11 oktober :00

Veel gestelde vragen 1

ARUP studie Groningen 2013

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

Kwalificatiedossier Hoofd Acute Gezondheidszorg

RAV Kennemerland voorbereid op Grootschalige Geneeskundige Bijstand (GGB)

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag

Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2018

1 Rapport in het kort

We danken u voor u bijdrage in de vorm van het invullen van de vragenlijst. 1. De organisatie waarvoor u de vragenlijst gaat beantwoorden?

Brancherichtlijn. Optische en Geluidssignalen Veiligheidsregio s

Bijlage A Taken op het gebied van de brandveiligheid en hulpverlening

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vastgesteld verslag thema antistolling Amphia Ziekenhuis locaties Langendijk en Molengracht 25 oktober 2016, 9: uur Breda

Hoe manage ik een incident / recall

2015D Lijst van vragen

Toespraak bij de lancering van het Defensie Cyber Commando door de Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert op 25 september 2014 te Den Haag.

QUICK SCAN PROGRAMMABEGROTING 2008 LEIDSCHENDAM-VOORBURG EN RIJSWIJK

Nationaal Nummerplan Ambulancezorg Nederland

Transcriptie:

GOED JASJE, VERKEERDE KAPSTOK M.Y. Molenaar Bogortuin 73 1019 PE Amsterdam Master of Crisis and Disaster Management Scriptie Amsterdam, 14 mei 2007 Pagina 1 van 41

Inhoudsopgave Samenvatting 4 1 Inleiding 5 1.1 Aanleiding 5 1.2 Probleemstelling 6 1.3 Onderzoeksbeperkingen en leeswijzer 7 2 ICMS, de totstandkoming van de taakstelling van de Geneeskundige Dienst Defensie8 2.1 Inleiding 8 2.2 De basis van de ICMS 8 2.3 Praktijkervaringen 9 2.4 Scenarioanalyses 9 2.5 Subconclusie 10 3 Capaciteiten van de Geneeskundige Dienst Defensie in relatie tot de taakstelling ICMS 11 3.1 Inleiding 11 3.2 Uitgangspunten Geneeskundige Dienst Defensie 11 3.3 Combattanten met een geneeskundige neventaak 12 3.4 Geneeskundige Middelen 13 3.5 Geneeskundig Personeel 13 3.6 Middelen in relatie tot ICMS 14 3.7 Personeel in relatie tot ICMS 15 3.8 Subconclusie 16 4 Analyse van de taakstelling ICMS 17 4.1 Inleiding 17 4.2 Analyse van de Commandant Landstrijdkrachten 18 4.3 Analyse van de Directie Militaire Gezondheidszorg 18 4.4 Analyse van de afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten 19 4.5 Afstemming van vraag en aanbod bij de taak- en middelenformulering in de ICMS 22 4.6 Subconclusie 22 5 Inzetopties van de Geneeskundige Dienst Defensie in het kader van civiel-militaire samenwerking 24 5.1 Inleiding 24 5.2 Ramptypen 24 5.3 Scenario s in het kader van ICMS 27 5.4 Inzet buiten de ICMS, zonder beperkingen 31 5.5 Consignatie 32 5.6 Ervaringen in het buitenland 33 5.7 Subconclusie 35 6 Conclusie en aanbevelingen 36 Pagina 2 van 41

6.1 Conclusie 36 6.2 Aanbevelingen 37 Geraadpleegde literatuur 39 Gebruikte afkortingen 40 Bijlage 1: Geïnterviewde personen Bijlage 2: Analyse van de opdracht voor de taakstelling van de Geneeskundige Dienst Defensie Bijlage 3: Geneeskundige middelen van de Geneeskundige Dienst Defensie Bijlage 4: Geneeskundige personeel van de Geneeskundige Dienst Defensie Bijlage 5: Competentieprofielen Pagina 3 van 41

Samenvatting Op 3 maart 2005 is het convenant Civiel Militaire Bestuursafspraken (CMBA) getekend door de ministers van Defensie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De rol van Defensie wordt hierin verlegd van een vangnet functie naar een structurele partner voor de civiele hulpverleningsdiensten. Een meer specifieke invulling van de taken wordt weergegeven in de rapportage Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking, getekend door beide ministers op 24 mei 2006. Hierin worden onder andere taken en bijbehorende middelen beschreven van de Geneeskundige Dienst van Defensie waar zij per 01 januari 2007 aan moet voldoen. De totstandkoming van deze taken en middelen omschrijving zou gebaseerd zijn op praktijkervaringen en scenarioanalyses. Deze grondslag blijkt te ontbreken. Onduidelijk is hoe de taken- en middelenduiding in de ICMS rapportage tot stand zijn gekomen. Het Commando Landstrijdkrachten van Defensie is aangewezen om coördinerend op te treden bij de invulling van de taakstelling in de ICMS, dat wil zeggen, het analyseren van deze taakstelling en het gegarandeerd beschikbaar stellen van de middelen om aan de taakstelling te voldoen. Voor de Geneeskundige Dienst van Defensie ligt het beleid bij de Directie Militaire Gezondheidszorg (DMG) en de uitvoering bij de Afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten. Bij het analyseren van de taakstelling door zowel de Directie Militaire Gezondheidszorg als de Afdeling Gezondheidszorg blijkt dat de taakstelling te breed is opgesteld waardoor voor de invulling ervan veel aannames gemaakt moeten worden. Daarbij is er onduidelijkheid over de benamingen, en daardoor over de benodigde capaciteiten, van diverse middelen die worden genoemd. Door het tekenen van het convenant CMBA zullen de Directie Militaire Gezondheidszorg en de Afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten zich moeten conformeren aan de taakstelling. Het gevolg is een invulling van de taakstelling waarbij middelen en personeel geleverd worden die gebaseerd zijn op aannames en de eigen, op dat moment beschikbare, capaciteiten. Er is niet gekeken naar de taakstelling en de te bereiken effecten van de inzet. Uit scenarioanalyse blijkt dat de Geneeskundige Dienst Defensie wel degelijk een toegevoegde waarde zou kunnen hebben. Daarvoor is echter een andere benadering noodzakelijk. Defensie steekt voor de Geneeskundige Dienst nu in op extreme scenario s, een inzet na 48 uur en het dienen als surplus voor de civiele hulpverleningsdienst. Dit is niets anders dan een vangnetfunctie. Om als Geneeskundige Dienst daadwerkelijk een structurele partner te worden en een toegevoegde waarde te hebben zal Defensie naast meer kwaliteit ook specifieke kwaliteit moeten leveren en consigneren.. Daarbij is het noodzakelijk de taakstelling en middelentoewijzing, met goede afstemming tussen visie, beleid en capaciteit, te herzien. Pagina 4 van 41

1 Inleiding 1.1 Aanleiding De invulling van de rol van Defensie binnen de drie hoofdtaken is aan het verschuiven naar een nieuw evenwicht. Recente rampen en aanslagen zoals in New Orleans en Londen hebben geleid tot een veranderde veiligheidssituatie en daarmee een andere veiligheidsperceptie. Defensie heeft in deze veiligheidssituatie een vernieuwde rol gekregen. Bestaande en nieuwe capaciteiten krijgen een meer structurele plaats binnen de derde hoofdtaak. Hoofdtaken Defensie (Defensienota 2000) 1. Bescherming van de integriteit van het eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba; 2. Bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit; 3. Ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal. Op 3 maart 2005 is het convenant Civiel Militaire Bestuursafspraken (CMBA) getekend door de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Defensie. In dit convenant worden afspraken gemaakt over samenwerking in het kader van de derde hoofdtaak.defensie stelt hiervoor 3000 militairen ter beschikking. De regeling waarbij Defensie ten minste twee geneeskundige eenheden beschikbaar stelt die in geval van een ramp bijstand kunnen verlenen ter aanvulling van het civiele potentieel, is ingetrokken op 01 september 1998 (Bestuursafspraak 1993, pag 17). Nieuwe afspraken omtrent inzet van geneeskundige eenheden worden niet gemaakt en daarmee is er in de CMBA geen rol weggelegd voor de Geneeskundige Dienst van Defensie. Er bleek behoefte aan een meer specifieke invulling van de in de CMBA gestelde taken. Op 24 mei 2006 is de rapportage Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS) opgesteld Door de ministers Remkes van BZK en Kamp van Defensie. Zij stellen hierin dat de vangnetfunctie die Defensie lange tijd heeft gehad plaats maakt voor een ondersteuning met specialistische en unieke capaciteiten waarmee veel ervaring is opgedaan in crisisbeheersingsoperaties in het buitenland (ICMS, pag1). Nog eens 1600 militairen worden beschikbaar gesteld en er worden specifieke taken benoemd voor verschillende eenheden met een gegarandeerde beschikbaarheid van middelen. Ook voor de Geneeskundige Dienst van Defensie worden in de ICMS opnieuw taken vastgesteld. In deze scriptie wil ik deze taakstelling en de daarbij behorende deeltaken en middelen nader beschouwen. Pagina 5 van 41

1.2 Probleemstelling Nu, twee jaar na de ondertekening van het convenant-cmba en ruim een half jaar na ondertekening van de rapportage-icms ligt er een duidelijke opdracht voor de Geneeskundige Dienst van Defensie Zij moet geneeskundige capaciteit leveren, na 48 uur beschikbaar, om te voldoen aan de in de ICMS gestelde taken(rapportage ICMS, 2006, pag. 12): - Het vervoer van burgers en gewonden uit slecht toegankelijke rampgebieden naar verzamelpunten aan de rand van die gebieden; - De inrichting van die verzamelpunten, met inbegrip van de eerstelijns geneeskundige verzorging, voor de initiële opvang van burgers en gewonden; - De ondersteuning van de civiele diensten met militaire ziekenautocapaciteit en militair verplegend personeel; - De inrichting van een noodhospitaal voor de opvang van gewonden als aanvulling op civiele ziekenhuiscapaciteit. Hieraan worden de volgende middelen en bijbehorende deeltaken gekoppeld (Rapportage ICMS, 2006 pag13): - Zes geneeskundige hulpposten voor triage en de eerstelijns hulp aan gewonden; - Een noodhospitaal voor de tweedelijns verzorging van gewonden nabij het rampengebied; - Een ziekenautopeloton als aanvulling op de civiele ambulancecapaciteit voor gewondenvervoer van de hulpposten naar de diverse hospitalen De Geneeskundige Dienst van Defensie is er op gericht haar taak te volbrengen onder operationele omstandigheden. Dit houdt in: zorg voor militairen in een dynamisch en soms onveilig gebied. Betekent dit dat de Geneeskundige Dienst ook in staat is haar taak uit te voeren binnen Nederland ter ondersteuning van rampenbestrijding? Een ramp is weliswaar een dynamisch proces dat plaats kan hebben in een onveilige omgeving maar er is een verschil tussen burgers en militairen. Is geneeskundig personeel hiervoor opgeleid? De geneeskundige aspecten die voorkomen na 48 uur zijn anders dan de eerste uren na een ramp. Valt er na 48 uur nog iets te triëren en hoe wordt de eerste opvang van burgers en gewonden dan gezien? Alles bij elkaar leidt dit tot de volgende probleemstelling: Wat is de toegevoegde waarde van de Geneeskundige Dienst Defensie in het kader van de gestelde taken bij civiel-militaire samenwerking? Om tot een antwoord te komen heb ik de volgende deelvragen gesteld: 1. Hoe zijn de benoemde taken en middelentoewijzing van de ICMS tot stand gekomen? 2. Kan de Geneeskundige Dienst Defensie voldoen aan de in de ICMS gestelde taken en zijn de toegewezen middelen toereikend? 3. Waar ligt de meerwaarde van de Geneeskundige Dienst Defensie bij de ondersteuning van civiele hulpverleningsdiensten? Pagina 6 van 41

1.3 Onderzoeksbeperkingen en leeswijzer In het onderzoek van de civiel-militaire samenwerking heb ik mij beperkt tot de Geneeskundige Dienst. Defensie heeft besloten de coördinerende rol neer te leggen bij het Commando Landstrijdkrachten. Op dit moment kunnen de Commando s Luchtstrijdkrachten en Zeestrijdkrachten geen geneeskundige capaciteit leveren (mogelijk dat dit in de toekomst veranderd). In deze scriptie laat ik daarom de geneeskundige dienst van de Luchtstrijdkracht en de Zeestrijdkrachten buiten beschouwing. Alhoewel de werkwijzen kunnen verschillen, zijn de individuele geneeskundige functionarissen (voor zover werkzaam binnen het krijgsmachtdeel) vrijwel identiek opgeleid. In de samenwerking met de GHOR bekijk ik één van de processen van de GHOR, de spoedeisende medische hulpverlening. De psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen en de preventieve openbare gezondheidszorg laat ik buiten beschouwing. De input van dit onderzoek is gebaseerd op literatuuronderzoek, gesprekken en interviews, en ervaringen van de binnenlandstage. De binnenlandstage bestond uit kennismaking met GHOR en heeft inzicht gegeven in de processen en werkwijze. De interviews zijn gehouden met diverse functionarissen op verschillende beleidsniveau s binnen Defensie en de GHOR. Uit informele gesprekken bleek dat er rondom het onderwerp civiel-militaire samenwerking veel gaande is wat niet te herleiden is naar documenten. Initiatieven tot samenwerkingsverbanden en de eigen wijzen van invulling van civiel-militaire samenwerking bleken regelmatig op ad hoc basis, zonder formele opdrachten, te zijn gevormd. Om de deelvragen te beantwoorden, zal ik eerst in hoofdstuk twee bekijken hoe de taakstelling ICMS van de Geneeskundige Dienst Defensie tot stand is gekomen. Hoofdstuk drie vormt een korte beschrijving van de kwaliteiten en capaciteiten van de GDD die relevant zijn voor een inzet in het kader van de ICMS. In hoofdstuk vier worden de analyses die gemaakt zijn binnen diverse niveau s van Defensie beschreven en beoordeeld. Om niet alleen te kijken naar onmogelijkheden is hoofdstuk vijf gewijd aan de mogelijke inzetopties van de Geneeskundige Dienst Defensie in het kader van ICMS. Hoofdstuk zes bestaat uit de conclusies en aanbevelingen. Pagina 7 van 41

2 ICMS, de totstandkoming van de taakstelling van de Geneeskundige Dienst Defensie 2.1 Inleiding Door het tekenen van de rapportage ICMS zijn vanuit het ministerie van BZK de taken en middelen vastgelegd voor de Geneeskundige Dienst van Defensie Hierbij is als uitgangspunt genomen dat Defensie middelen inzet ter aanvulling van civiele capaciteiten (ICMS pag 11). In dit hoofdstuk staat centraal hoe de het ministerie van BZK en het ministerie van Defensie tot de taakstelling van de Geneeskundige Dienst Defensie zijn gekomen. 2.2 De basis van de ICMS Op 22 april 2005 ondertekenen de ministers van BZK en Defensie de beleidsnota Defensie en nationale veiligheid (29 800 X, nr. 84). Hierin worden de huidige vormen van samenwerking tussen Defensie en de civiele autoriteiten en enkele kansrijke gebieden voor toekomstige samenwerking benoemd. Naar aanleiding van deze beleidsnota heeft de vaste commissie voor Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties enkele schriftelijke vragen gesteld. Deze zijn door de Minister en staatssecretaris van Defensie in een brief beantwoord (Kamervragen en antwoorden, 8 juli 2005). Voor de kansrijke gebieden, zo wordt in de brief gezegd, geldt dat de ministeries van Defensie en BZK in de periode volgend op de ondertekening van de beleidsnota gaan onderzoeken en bezien op welke wijze Defensie invulling kan gaan geven aan deze kansrijke gebieden. Hieruit kan worden afgeleid dat de behoeftestelling van het ministerie van BZK leidend is geweest voor de inzet van Defensie. Ter specificatie van deze behoeftestelling wordt door de commissie voor Defensie, Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de volgende vraag gesteld en is aansluitend door minister Kamp en staatssecretaris Knaap van Defensie het volgende antwoord gegeven: Kan de regering aangeven waar zij de kwalitatieve en kwantitatieve capaciteit op heeft gebaseerd? De kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit voor de ondersteuning van civiele autoriteiten is gebaseerd op behoeftestellingen door de beleidsverantwoordelijke departementen, doorgaans op grond van praktijkervaringen en/of scenarioanalyses. Zo zijn bij de uitwerking van het eerder dit jaar afgesloten CMBA-convenant, diverse scenarioanalyses uitgevoerd door de drie civiele hulpverleningsdiensten politie, brandweer en de Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR). Hierin zijn vraag en aanbod zowel kwalitatief als kwantitatief op elkaar afgestemd. (Kamervragen en antwoorden, 8 juli 2005) Drie aspecten worden genoemd (ook in de ICMS): praktijkervaringen, scenarioanalyses en afstemming van vraag en aanbod. Zij vormen de basis voor de afspraken en maatregelen over de inzet van defensiecapaciteiten bij onder andere de bestrijding van rampen en zware ongevallen. (ICMS pag 5). Pagina 8 van 41

Hoe stevig is deze basis? Om hier antwoord op te geven, zal ik deze drie aspecten bespreken. In dit hoofdstuk bespreek ik de eerste twee aspecten, de praktijkervaringen en scenarioanalyses. Het aanbod van de Geneeskundige Dienst Defensie en hoe dit tot stand is gekomen, wordt beschreven in hoofdstuk vier, na de analyse. Aan het einde van hoofdstuk vier is de bespreking van de afstemming tussen vraag en aanbod. 2.3 Praktijkervaringen In de laatste zes jaar is de Krijgsmacht een aantal keer ingezet in het kader van ondersteuning van de civiele autoriteiten. Voorbeelden hiervan zijn onder andere ondersteuning tijdens de vuurwerkramp in mei 2000 en de mond- en klauwzeer epidemie eind april 2001. In de historie van de medische ondersteuning door de Geneeskundige Dienst moeten we terug naar de watersnoodramp in 1953. De dijken braken door in Zeeland en Zuid-Holland. Het gevolg was volslagen ontreddering en 1836 doden. Over de medische hulpverlening ter plekke is nauwelijks documentatie. De mensen waren gezond of verdronken. (F. Meulenberg, 2003) Een recente inzet is de opvang in het Calamiteiten hospitaal van slachtoffers van de Tsunami uit Thailand in december 2004. Er zijn echter geen voorbeelden te vinden waarbij de Geneeskundige Dienst Defensie heeft samengewerkt met en onder de GHOR. 2.4 Scenarioanalyses Bij de uitwerking van de behoeftestelling in het kader van de CMBA-convenant heeft een interdepartementale projectgroep CMBA gebruik gemaakt van de Leidraad Maatramp (SAVE en Van Dijke) met de achttien maatrampen. Figuur 1: De 18 maatrampen uit de Leidraad Maatramp Aan de hand van een worst-case scenario ongeval met giftige stof in de open lucht uit de Leidraad Maatramp is bepaald wat de behoeftestelling vanuit de GHOR is (Pot en Geerdes, 2006). Aan de hand van deze behoeftestelling is bekeken wat Defensie kan betekenen voor de GHOR. Op advies van de projectgroep CMBA is er een samenwerkingsverband ontstaan tussen de GHOR en de Directie Militaire Gezondheidszorg (DMG), dit is het hoogste beleidsniveau van de Geneeskundig Dienst Defensie met daarin vertegenwoordigers van de Commando s Landstrijdkrachten, Luchtstrijdkrachten en Zeestrijdkrachten. Dit samenwerkingsverband heeft vier onderwerpen benoemd en uitgewerkt: Pagina 9 van 41

1. Kennisnetwerk RNBC (Radioactief, Nucleair, Biologisch, Chemisch, dit is nu CBRN); 2. Opleidingen, Trainen, Oefenen voor specifieke functionarissen; 3. Additionele behoefte van de middelen na 8 uur na aanvang incident, vermogen tot voortzetting hulpverlening; 4. Psychosociale hulpverlening bij ongevallen en rampen. Diverse conclusies over deze onderwerpen worden beschreven. De belangrijkste is dat er onbekendheid is binnen de GHOR en Defensie over elkaars organisatie(s) (Pot en Geerdes, 2006, pag 18-19). Hierdoor is onduidelijk hoe de militaire bijstand het beste kan aansluiten aan de behoefte van de GHOR en hoe samenwerkingsverbanden tot stand kunnen komen. Er wordt een aantal aanbevelingen gedaan hoe dit te verbeteren (Pot en Geerdes, 2006, pag 19-20). De conclusies en aanbevelingen zijn bedoeld om te komen tot een verdergaande inhoudelijke concretisering van de CMBA-afspraken ten behoeve van de GHOR. Deze zouden dan de basis moeten zijn voor de ICMS. Uit onderzoek is niet te achterhalen waar de basis ligt vanuit de scenarioanalyse voor de beschreven taakstelling in de ICMS. 2.5 Subconclusie De basis voor de afspraken en maatregelen over de inzet van defensiecapaciteiten, hier de taakstelling van de Geneeskundige Dienst Defensie, zou liggen in praktijkervaringen en scenarioanalyses. In de recente geschiedenis zijn geen voorbeelden te vinden van inzet van de Geneeskundige Dienst Defensie waarbij er samengewerkt wordt met de GHOR. De uitkomsten van de gemaakte scenarioanalyses hebben een eerste aanzet gegeven tot samenwerking met de GHOR maar zijn (nog) niet verder uitgewerkt en hebben niet geleid tot input voor de taakstelling in de ICMS. Dit betekent dat de basis voor de taakstelling van de Geneeskundige Dienst Defensie in de ICMS nauwelijks gebaseerd kan zijn op praktijkervaringen en scenarioanalyses. Met deze conclusie kan ook worden gezegd dat aan het duiden van middelen in de ICMS een dergelijke grondslag ontbreekt. Pagina 10 van 41

3 Capaciteiten van de Geneeskundige Dienst Defensie in relatie tot de taakstelling ICMS 3.1 Inleiding De Geneeskundige Dienst van Defensie (GDD) heeft de laatste jaren flinke ontwikkelingen doorgemaakt. Was het tot voor een aantal jaar geleden nog oefenen om het oefenen, de tegenwoordige missies naar Irak en Afghanistan laten een andere werkelijkheid zien. Doden en gewonden zijn niet meer weg te denken bij deze uitzendingen en daarmee heeft de geneeskundige dienst een duidelijke functie gekregen. Deze ontwikkelingsfase is tot nu toe gericht op de zorg onder operationele omstandigheden. Operationele omstandigheden omvatten niet alleen de militaire activiteiten maar zijn ten nauwste verbonden met alle plaatselijke omstandigheden. Er heeft intensief contact plaats met de lokale bevolking, die verlegen zit om hulp. Humanitaire hulpverlening zorgt voor het winnen van de hearts and minds en is niet meer weg te denken uit de huidige missies. Met deze humanitaire hulpverlening begeeft de Geneeskundige Dienst Defensie zich op een nieuw terrein, namelijk die van de zorg voor kinderen, ouderen en zwangeren. Omdat humanitaire hulpverlening niet de core-business is van de geneeskundige zorg (dit is namelijk de zorg voor de eigen troepen) zijn de opleidingen om aan deze mensen hulp te kunnen bieden niet verweven in de huidige opleiding. Ontwikkelingen om het geneeskundig personeel op te leiden voor deze taken zijn gaande maar hebben nog geen structurele plaats binnen de opleiding. Parallel hieraan loopt de inzet in het kader van de ICMS. Bij de zorg voor de Nederlandse burgerbevolking hoort ook de zorg voor kinderen, ouderen en zwangeren. Om een goed inzicht te kunnen krijgen van de inzet in het kader van de ICMS is het belangrijk te weten wat de capaciteiten van de Geneeskundige Dienst Defensie zijn. Welke kwaliteiten heeft de Geneeskundige Dienst Defensie, wat is het opleidingsniveau in relatie tot de GHOR en de civiele instanties, en waar liggen de knelpunten? In dit hoofdstuk zal ik eerst de uitgangspunten van de Geneeskundige Dienst Defensie beschrijven en vervolgens de geneeskundige middelen het opleidingsniveau van het geneeskundig personeel. 3.2 Uitgangspunten Geneeskundige Dienst Defensie Eén van de uitgangspunten van de Geneeskundige Dienst van Defensie is dat elke militair, bij elke inzet en elke oefening, recht heeft op geneeskundige verzorging die gelijkwaardig is aan de civiele norm in Nederland. De middelen en het personeel zijn er op gericht om die geneeskundige zorg te leveren. Dit betekent niet automatisch dat de middelen en het personeel gelijkwaardig zijn aan hun civiele equivalenten. De geneeskundige verzorging is gericht op operationele zorg voor de militair, de man en vrouw tussen de 18 en de 58 jaar. Kindergeneeskunde, zorg voor zwangeren en ouderenzorg zijn geen deel van de opleidingen binnen Defensie. Ook de middelen zijn hier niet op gericht. Dit is een knelpunt als het gaat om missies waarin humanitaire hulpverlening deel uitmaakt van de werkzaamheden. In Nederland worden in dat geval op het laatste moment in aanloop naar de missie ad hoc middelen, cursussen en stages aangevraagd en doorlopen om aan dit deel van de missie zo goed mogelijk te kunnen voldoen. Een brede implementatie van de opleidingen om zorg te kunnen leveren aan ouderen, kinderen en zwangeren is er (nog) niet. Door de vaak al drukke planning van het Pagina 11 van 41

opwerktraject naar een missie (in dit opwerktraject worden de laatste voorbereidingen getroffen voor de missie) komt dit er even tussendoor. Met als resultaat dat de middelen in het missiegebied niet altijd aanwezig zijn en het personeel zich niet altijd bekwaam voelt (Inspectie Militaire Gezondheidszorg, jaarverslag 2003). De vraag rijst of met het huidige opleidingsniveau van het personeel en de beschikbare middelen geneeskundige zorg geleverd kan worden aan alle slachtoffers als het gaat om de ondersteuning van Nationale Operaties. Een ander uitgangspunt van de Geneeskundige Dienst Defensie is dat de geneeskundige verzorging volgens de civiele standaard niet altijd gegeven kan worden onder operationele omstandigheden. Gevechtseenheden zijn niet gegarandeerd binnen 15 minuten bereikbaar voor de geneeskundige dienst. Om deze reden heeft defensie er voor gekozen neventakers op te leiden. 3.3 Combattanten met een geneeskundige neventaak Om het beeld van de Geneeskundige Dienst Defensie te completeren, hierbij een inzicht over activiteiten onder buitengewone omstandigheden. Deze spelen geen rol in het kader van de ICMS maar dienen voor een goede beeldvorming wel te worden vermeld. Elke militair is opgeleid om basale geneeskundige zorg te kunnen leveren. Dit is de Zelfhulp en Kameradenhulp (Handboek Militair, 1995). Zelfhulp en kameradenhulp (ZHKH) first aid, selfaid/buddy aid De eerste hulp die een gewonde zichzelf verleent dan wel die aan een gewonde wordt verleend door niet-geneeskundig personeel Daarnaast beschikt defensie over neventakers, de gewondenhelper (ook Combat Life Saver (CLS) genoemd) en de Medic. Neventakers zijn militairen die niet werkzaam zijn bij de geneeskundige dienst maar wel een aantal medische handelingen mogen doen onder operationele omstandigheden. Het kenmerkende verschil tussen de CLS en de Medic is dat de CLS binnen korte tijd (planmatig binnen 15 minuten) de gewonde over kan dragen aan geneeskundig personeel. De Medic maakt onderdeel uit van eenheden die gedurende langere tijd (tot 72 uur) door hun opdracht afgesneden zijn van geneeskundige hulp. Volgens civiele norm/ Wet BIG zijn de CLS en de Medic niet bevoegd maar wel bekwaam. Ze zijn niet bevoegd omdat zij niet geregistreerd staan als geneeskundig personeel en dus volgens de wet geen medische handelingen mogen verrichten. Ze zijn wel bekwaam als zij door civiel geregistreerd personeel les hebben gehad en getoetst zijn op hun vaardigheid in medische handelingen. Zij mogen dan onder operationele omstandigheden in opdracht dan wel in een medische noodsituatie, een aantal aan artsen en aan apothekers /apotheekhoudend artsen voorbehouden handelingen verrichten. Pagina 12 van 41

3.4 Geneeskundige Middelen De geneeskundige middelen van Defensie bestaan uit diverse geneeskundige installaties, opgebouwd uit tenten, met verschillende zorgniveau s. Zij worden Role1, Role 2 en Role 3 genoemd. Op de Role 1 is het hoogste zorgniveau spoedeisende medische zorg en huisartsgeneeskundige zorg. Op de Role 2 zijn deze taken uitgebreid met chirurgische capaciteit, de Role 3 is naast de Role 2 taken uitgebreid met specialistische zorg. De Role 1, 2 en 3 zijn benamingen voor bouwwerken waar dezelfde bouwstenen (modules) aan ten grondslag liggen. Door ze niet als vaststaand geheel te zien maar juist als eenheden opgebouwd uit bouwstenen zijn ze flexibel en op maat inzetbaar. Hiermee wordt onnodige inzet en onnodige traagheid voorkomen. Dit vergt wel een goed besluitvormingsproces waarbij inzichtelijk wordt gemaakt welke capaciteiten er in welke situatie nodig zijn (waar en op welk moment). Naast de geneeskundige installaties heeft de Geneeskundige Dienst Defensie haar eigen gewondentransportmiddelen. Deze bestaan uit onder andere gepantserde en terreinvaardige voertuigen. Al deze middelen kunnen ingezet worden bij de samenwerking in het kader van ICMS. In bijlage 3 zijn de middelen van de Geneeskundige Dienst Defensie uitgebreider beschreven. 3.5 Geneeskundig Personeel Binnen Defensie zijn diverse geneeskundige functionarissen werkzaam. Afhankelijk van het opleidingsniveau is er een gelaagdheid te onderkennen binnen de verschillende functiekwalificaties van personeel dat geneeskundige handelingen uitvoert. Dit wordt in onderstaande figuur gevisualiseerd. 0000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000 0000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000000 0000000000000000000000000000000 /Medic Figuur 3 MS: Militair specialist MHA: Militaire huisarts AMA: Algemeen militair arts Tech Vplk: Technisch verpleegkundige GNKVZG: Geneeskundig verzorger GWHLPR: Gewondenhelper AMV: Algemeen militair verpleegkundige Pagina 13 van 41

De piramide laat zien dat er voor wat betreft medisch handelen bevoegdheidsniveaus zijn te onderkennen. Vanaf de basis naar de top heeft het personeel toenemende bevoegdheden tot het uitvoeren van geneeskundige handelingen en verantwoordelijkheden ten aanzien van toezicht op lager opgeleid personeel. Er is binnen de geneeskundige dienst een onderscheid te maken tussen (volgens de Wet BIG) zelfstandige beroepsbeoefenaren, functioneel zelfstandig bevoegd personeel en overig niet zelfstandig bevoegd personeel: zelfstandig bevoegd personeel: zelfstandig bevoegd om aan artsen en apothekers/ apotheekhoudend artsen voorbehouden handelingen te verrichten. Dit zijn de algemeen militair arts (AMA), de militaire huisarts (MHA) en de medische specialisten (MS); functioneel zelfstandig bevoegd personeel: niet zelfstandig maar wel functioneel bevoegd om aan artsen en apothekers /apotheekhoudend artsen voorbehouden handelingen te verrichten. Dit zijn de algemeen militair verpleegkundige (AMV), en de technisch verpleegkundige (Tech Vplk, is bijvoorbeeld een IC-verpleegkundige); niet zelfstandig bevoegd personeel: niet bevoegd maar wel bekwaam om in opdracht dan wel in een medische noodsituatie aan artsen en aan apothekers /apotheekhoudend artsen voorbehouden handelingen te verrichten. Dit zijn de algemeen militair verzorgende in de individuele gezondheidszorg (AMVIG) en de korporaal/soldaat geneeskundig verzorger (KPL/SLD GNKVZG), ook wel PTLS (Primary Trauma Life Support) genoemd. Voor een aantal van deze functionarissen (onder andere de CLS, Medic, PTLS en AMVIG) wordt op dit moment een herijking gedaan van hun taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Een uitgebreidere beschrijving van de kwaliteiten van het personeel (zoals op dit moment beschreven) vindt u in bijlage 3. Voor de volledigheid dienen hier de middelen en het personeel van de Commando s Luchtstrijdkrachten en Zeestrijdkrachten benoemd te worden. In de toekomst zou mogelijk wel gebruik kunnen worden gemaakt van middelen als geneeskundige installaties op schepen en middelen in de lucht (medische evacuaties per helikopter en vliegtuig).zoals in de algemene inleiding (hoofdstuk 1) is aangegeven wordt op dit moment geen rekening gehouden met hun inzet in het kader van de ICMS. 3.6 Middelen in relatie tot ICMS In de ICMS wordt gesproken over een hulppost, een noodhospitaal en een ziekenautopeloton. Deze benamingen van entiteiten zijn van oorsprong gebaseerd op een generieke inzet van middelen. Bij de planning van een inzet werd de minimaal benodigde kwaliteit vastgesteld (arts, verpleegkundige, chirurgische capaciteit) en daar werd een entiteit aan vastgekoppeld met een vaststaande uitrusting. Tegenwoordig wordt gekeken naar het soort inzet en wat voor capaciteit daarbij benodigd is. Bij een inzet kan het nodig zijn dat een hulppost juist wel of niet mobiel is, kan er een beperkte holding capaciteit nodig zijn ((veld)bedjes voor zieke militairen die verwacht worden op korte termijn weer te worden ingezet, en moet afgewogen worden of er beperkte laboratorium capaciteit nodig is. Zo geldt voor een noodhospitaal dat dit kan bestaan uit meerdere operatiekamers, één of meerdere chirurgische teams en verschillende zorgniveau s en aantallen verpleegbedden. Ook het aantal ziekenauto s in een ziekenautopeloton is variabel. Met deze omgekeerde planningssystematiek voldoen de oude benamingen niet meer. Doordat niet Pagina 14 van 41

meer de entiteit als uitgangspunt wordt genomen maar de benodigde (flexibele) capaciteit is er niet meer één definitie van een hulppost, noodhospitaal en ziekenautopeloton. Het gevolg kan zijn dat dit leidt tot begripsverwarring waardoor niet altijd de juiste middelen worden ingezet (zie paragraaf 5.5). Voor de planning van een inzet is het zeer gewenst de benamingen Role 1, Role 2, Role 3 en Gewondentransportmiddelen te gebruiken. Deze benamingen zijn gebaseerd op de minimale zorgkwaliteit die op dit niveau aanwezig moet zijn. De overige capaciteiten zijn flexibel en inzet afhankelijk. Bij de planning van een inzet worden de specifiek benodigde extra capaciteiten benoemd en daarmee is de inzet op maat gemaakt. Ondanks het verschil in de concrete definiëring van de middelen hulppost, noodhospitaal en ziekenautopeloton tussen de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie, zal ik deze benamingen wel aanhouden maar uitgaan van de zorgkwaliteit die de Geneeskundige Dienst Defensie daar aan toekent. Dus voor een hulppost een Algemeen Militair Arts, voor een noodhospitaal een chirurgisch team en voor een ziekenauto een Algemeen Militair Verpleegkundige. 3.7 Personeel in relatie tot ICMS Bij inzet in het kader van de ICMS zal het geneeskundige personeel van Defensie samenwerken met het personeel van de GHOR en civiel geneeskundig personeel. Door de Directie Militaire Gezondheidszorg is een competentievergelijking opgezet tussen militair geneeskundig en civiel geneeskundig personeel. Hierbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de Algemeen Militair Arts, de SEH arts en de huisarts, en tussen de Algemeen Militair Verpleegkundige en de ambulance verpleegkundige (zie bijlage 4). Hieronder wordt, afgeleid uit deze competentievergelijking, een opsomming gegeven waar het militaire personeel vergeleken wordt met civiel geneeskundig personeel. Hierbij zijn de minus punten onderdelen die niet bij de militairen en wel bij hun civiele tegenhanger in de opleiding zitten en de plus punten de onderdelen die wel bij de militairen en niet bij hun civiele tegenhanger in de opleiding zitten. Deze opsomming geeft de huidige stand van zaken weer. Deze lijst is niet uitputtend en is door wijzigingen in de opleiding in de toekomst mogelijk anders. Verschillen Algemeen Militair Arts Spoedeisende Hulparts - Huisarts: Algemeen Militair Arts minus - Pediatrie - Geriatrie - Zorg voor zwangeren - Gespecialiseerd begeleid vervoer Algemeen Militair Arts plus - MIMMS systematiek 1 - Blootstelling CBRN - Werken onder primitieve omstandigheden - Begeleid vervoer vliegtuig - Begeleid vervoer te water 1 MIMMS: Major Incident Medical Management and Support. Een civiele en NATO brede systematische aanpak voor de regulatie van een Mass Casualty incident. Pagina 15 van 41

Verschillen Algemeen Militair Verpleegkundige - Ambulance verpleegkundige: Algemeen Militair Verpleegkundige minus - Kennis civiele communicatiemiddelen (C2000) - Pediatrie - Geriatrie - Cardiologie - Acute interne geneeskunde - Zorg voor zwangeren - Specialistisch begeleid vervoer - Toepassing anesthesie/ lachgas Algemeen Militair Verpleegkundige plus - Terrein rijden - Kennis militair materiaal/ uitrusting - Kennis militaire communicatiemiddelen - Blootstelling CBRN - Werken onder primitieve omstandigheden - Werken met gelimiteerde middelen De belangrijkste factoren waar het militair geneeskundig personeel minus op scoort zijn de Pediatrie, Geriatrie, de zorg voor zwangeren en specialistisch begeleid vervoer. De belangrijkste factoren waar het militair geneeskundig personeel plus op scoort zijn MIMMS systematiek, werken onder primitieve en gelimiteerde omstandigheden en blootstelling aan CBRN. Dit betekent dat als het geneeskundig personeel van Defensie wordt ingezet voor de taken gesteld in de ICMS, er aan bepaalde categorieën zieken en gewonden geen adequate hulp kan worden verleend. Maar dit betekent ook dat er scenario s zijn die niet genoemd worden in de ICMS waar het geneeskundig personeel van Defensie juist wel een ingezet kan worden. Een aantal van deze scenario s werk ik uit in hoofdstuk zeven. 3.8 Subconclusie De kwaliteit van het geneeskundige personeel en de middelen van Defensie komen voort uit de uitgangspunten van de Geneeskundige Dienst van Defensie. Deze kwaliteit komt niet altijd overeen met de gewenste kwaliteit bij de uitvoering van de in de ICMS gestelde taken. Het geneeskundig personeel kan door het opleidingsniveau aan bepaalde categorieën zieken en gewonden geen adequate zorg verlenen maar zou voor andere, niet benoemde, taken juist wel ondersteunend kunnen zijn. Daarnaast zijn benoemde entiteiten als hulppost, noodhospitaal en ziekenautopeloton in de huidige planningssystematiek voor verschillende definities vatbaar. Dit kan tot begripsverwarring leiden. Pagina 16 van 41

4 Analyse van de taakstelling ICMS 4.1 Inleiding Uit hoofdstuk twee blijkt dat de grondslag voor de taak- en middelentoewijzing in de ICMS ontbreekt. Een goede analyse van de taakstelling is dan essentieel om te bekijken of aan hieraan kan worden voldaan. In deze analyse moet de vraag gesteld worden of en op welke wijze invulling gegeven kan worden aan de taakstelling. Op diverse niveau s binnen Defensie is deze analyse gemaakt. De relevante niveau s voor de Geneeskundige Dienst zijn de Commandant Landstrijdkrachten, de Directie Militaire Gezondheidszorg en de afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten. In de analyse wordt altijd de analyse van het hogere niveau of andere relevante niveaus meegenomen. Voor de afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten zijn dit de Directie Militaire Gezondheidszorg en de Commandant Landstrijdkrachten. In dit hoofdstuk beschrijf ik de voor de Geneeskundige Dienst relevante aspecten van de analyses. Minister en Staatssecretaris Commandant der Strijdkrachten Hoofddirectie Personeel Commandant Landstrijdkrachten Beleid Directie Militaire Gezondheidszorg Beleid Afdeling Gezondheidszorg Commando Landstrijdkrachten Uitvoering De uitvoering van de taken uit de ICMS ligt bij de operationele eenheden, onder leiding van de afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten. De beschikbare capaciteit wordt uiteindelijk weergegeven in de analyse van de afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten. Naast een korte beschrijving van de analyses van de Commandant Landstrijdkrachten en de Directie Militaire Gezondheidszorg zal ik de analyse van de afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten uitgebreider weergeven. Bij Defensie bestaat een vastomlijnde manier om deze analyse te maken. Hierbij worden onder andere de aspecten meegenomen als onderkende taken, beperkingen, feiten/ veronderstellingen en overgebleven vragen. Daarbij moet de doelstelling niet uit het oog verloren worden. Aan de hand van deze aspecten zal ik de analyses beschrijven. In bijlage 1 wordt een uitgebreide weergave van de analyses weergegeven zoals die beschreven wordt binnen het Commando Landstrijdkrachten. Pagina 17 van 41

4.2 Analyse van de Commandant Landstrijdkrachten In een brief heeft de Commandant Landstrijdkrachten (C-LAS) zijn analyse beschreven van de taakstelling ICMS (OBP Operationaliseren Intensivering Civiel Militaire Samenwerking van C-LAS, september 2006). Hierin wordt de doelstelling van de Commandant der Strijdkrachten (CDS, de hoogste autoriteit bij Defensie) genoemd: Het tijdig en adequaat leveren van (kwalitatief en kwantitatief) militaire vermogen aan de civiele autoriteiten in het kader van de nationale veiligheid. Hiermee levert hij een waardevolle bijdrage als volwaardig partner voor het civiele gezag bij rampenbestrijding en crisisbeheersing. Belangrijk is dat de civiele hulpverleningsdienst verantwoordelijk is voor de gehele inzet (ook die van Defensie). In het geval van de geneeskundige dienst is de GHOR dus verantwoordelijk voor de inzet van de Geneeskundige Dienst Defensie. De kwaliteit van de geneeskundige zorg die geleverd wordt door de Geneeskundige Dienst Defensie blijft echter een eigen verantwoordelijkheid. De onderkende taken zijn voor de geneeskundige dienst niet verder uitgewerkt en letterlijk overgenomen uit de rapportage ICMS. Als beperking wordt de juridische regelgeving over de inzet van geneeskundige capaciteit vermeld. Daarnaast wordt de veronderstelling gedaan dat iedere ingezette capaciteit 72 uur dient te kunnen opereren en dat per capaciteit het te bereiken effect moet worden beschreven. Uit deze analyse blijkt dat een volwaardig partnerschap een belangrijke doelstelling is. Daarnaast moeten de capaciteiten in effecten beschreven worden. Dat wil zeggen, er moet eerst gekeken worden naar het te bereiken effect in het inzet gebied en daarna wordt gekeken met welke middelen dit effect bereikt kan worden. De beschrijving van de capaciteiten is dus geen opsomming van personeel en middelen. Hoe beide aspecten bereikt kunnen worden zou een onderdeel van de analyse van de onderliggende niveau s moeten zijn. 4.3 Analyse van de Directie Militaire Gezondheidszorg Het probleem dat onderkend wordt in de analyse is dat de ministeries van BZK en VWS de geneeskundige behoeftestelling niet geconcretiseerd hebben. In een notitie geeft de Directie Militaire Gezondheidszorg aanwijzingen hoe om te gaan met de geneeskundige randvoorwaarden in de ICMS (Notitie ICMS, oktober 2006). De taken en middelen van de hulppost, noodhospitaal en ziekenautopeloton worden concreter beschreven. Volgens de analyse van de Directie Militaire Gezondheidszorg heeft de hulppost als taak de triage en behandeling van lichtgewonden (P3) en alleen in zeer extreme omstandigheden.de hulppost wordt bemand door minimaal een militair arts en een militair verpleegkundige. De uitrusting moet gelijkwaardig zijn aan die van een civiele hulppost, inclusief middelen voor kinderen en ouderen. Het noodhospitaal is gericht op het ondersteunen van verpleegkundige kwaliteit en bestaat uit 60 verpleegbedden. Er is geen operatiekamer verbonden aan het noodhospitaal. Het personeel bestaat uit militair artsen, militair verpleegkundigen en ondersteunend personeel. Ook hier moet de uitrusting aangevuld worden met materiaal voor kinderen en ouderen. Pagina 18 van 41

De militaire ziekenauto s worden ingezet met minimaal een militair verpleegkundige voor het vervoer van slachtoffers naar hulpposten of ziekenhuizen in de regio. Het minimale zorgniveau van het personeel is gelijk aan die van civiel ambulancepersoneel. De uitrusting bestaat uit de gebruikelijke patiëntenmonitoring en radio/telefoonverbindingen. Er kunnen vraagtekens gezet worden bij deze analyse. De te bereiken effecten worden afgestemd op de beschikbare capaciteit in plaats van deze effecten te bekijken binnen rampscenario s. Daarnaast is triage van lichtgewonden niet nodig en kan men zich afvragen of een noodhospitaal voorzien moet zijn van een operatiekamer. Aanvullende uitrustingen zijn noodzakelijk (voor bijvoorbeeld kinderen en ouderen) maar aanvullende opleidingen voor het personeel worden niet benoemd. En in militaire ziekenauto s zit niet standaard patiëntenmonitor en radio/telefoonverbinding. 4.4 Analyse van de afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten In een samenwerkingsverband tussen de operationele eenheden van het Commando Landstrijdkrachten (de brigades) is er onder leiding van de afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten een analyse gemaakt van de opdracht. Hierbij zijn de volgende vragen gesteld: 1. Wat verstaat het ministerie van BZK onder een hulppost, een noodhospitaal, een ziekenautopeloton? 2. Heeft het Commando Landstrijdkrachten binnen zijn eigen eenheden voldoende capaciteit om aan de vraag te voldoen? 3. Binnen welke tijd kunnen personeel en middelen van het Commando Landstrijdkrachten gegarandeerd beschikbaar zijn? Eerder is reeds vastgesteld dat bij het definiëren van de taken van de Geneeskundige Dienst Defensie, neergelegd in de ICMS, er tussen de ministeries van BZK en Defensie geen eenduidigheid bestaat in de beschrijving van de middelen als hulppost, noodhospitaal en ziekenautopeloton. Ook na de analyse van de DMG blijven er nog veel onduidelijkheden over. Door het ontbreken van een beschrijving heeft de afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten bij de analyse enkele aannames gedaan betreffende de inzet van geneeskundige middelen en personeel. Deze worden later in deze paragraaf beschreven. Met deze aannames is een inventarisatie gemaakt van de huidige capaciteit binnen het Commando Landstrijdkrachten en gekeken naar datgene wat daarvan beschikbaar is. Tevens zijn door de afdeling Gezondheidszorg in ogenschouw genomen het beschikbare personeel in Nederland, de opbouwtijden van de middelen alsmede de opkomsttijden (reactietijd) van het personeel. De opbouw van de middelen van de Geneeskundige Dienst Defensie varieert van één tot 72 uur. Over de reactietijd wordt in de rapportage ICMS een duidelijke stelling ingenomen: Het is zeer ondoelmatig en demotiverend grotere aantallen militairen en specialistische eenheden onafgebroken op een reactietijd van enkele uren te houden. De noodzaak ontbreekt omdat voor veel dreigingen een bepaalde voorwaarschuwingstijd (overstromingen, pandemieën, etc.) geldt die het mogelijk maakt reactietijden te koppelen aan alerteringsniveaus. Bij de uitwerking van de maatregelen, zoals die vermeld zijn in deze brief, is daarom uitgegaan van een reguliere reactietijd Pagina 19 van 41

van 48 uur [ ]. (Rapportage ICMS, 2006, pag. 6) Uit verslagen van de vergaderingen van het samenwerkingsverband blijkt dat, vanwege het grote aantal onduidelijkheden, de afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten er voor heeft gekozen om de huidige capaciteiten en beschikbare middelen van het Commando Landstrijdkrachten als uitgangspunt te nemen. Er zijn daarbij de volgende aannames gemaakt: De huidige inzet van geneeskundige middelen ter ondersteuning van militairen bij Nationale Operaties (operatieplan 10 (Opplan 10), noot) is niet verenigbaar met de taakstelling van de ICMS. Er zijn niet genoeg middelen en personeel beschikbaar. De aanname wordt gedaan dat de taakstelling van de ICMS het huidige Opplan 10 vervangt; De afdeling Gezondheidszorg van het Commando Landstrijdkrachten is bij de reactietijd uitgegaan van een notice to move (NTM) van 48 uur. Dit is de tijd waarbinnen men klaar moet staan om richting het rampgebied te vertrekken. Dat betekent dus niet dat een eenheid na 48 uur ter plaatse is!; Het inzetten van de hulppost binnen acht uur voor de ondersteuning van de eigen troepen zoals nu beschreven in de huidige ondersteuning van Nationale Operaties is niet meer mogelijk door capaciteitsgebrek. Deze wordt vervangen door twee ziekenauto s met twee Algemeen Militair Verpleegkundigen (AMV); Een hulppost wordt gezien als een Role 1 (met bijbehorende capaciteiten); Een noodhospitaal wordt gezien als een Role 2 (met bijbehorende capaciteiten); Een noodhospitaal na 48 uur kan niet geleverd worden, de opbouw duurt 72 uur. In plaatsdaarvan worden er losse verpleegmodules Low Care geleverd met personeel, die of in een vaste infrastructuur of in een ziekenhuis neergezet worden; Er wordt uitgegaan van een ziekenautopeloton bestaat uit 12 ziekenauto s met kwaliteit Algemeen Militair Verpleegkundige (AMV); Er worden Outbreak Response Teams ingezet, dit zijn snel inzetbare teams bestaande uit een arts/verpleegkundige/hygiëne preventieve gezondheidszorglid (HPG) die ingezet worden bij infectie uitbraken anders dan bij Chemisch, Biologisch, Radiologische en Nucleaire (CBRN) incidenten. Een afstemming hierover met de DMG, de GHOR of het ministerie van BZK is overigens nergens te vinden. Het eindresultaat van de besprekingen binnen het samenwerkingsverband wordt weergegeven in onderstaande tabel 3. In deze tabel worden drie situaties weergegeven. Links staat de opdracht zoals die ontvangen is vanuit de ICMS. Dit zijn de militaire middelen die geleverd zouden moeten worden. De middelste kolom is wat er daadwerkelijk in de huidige situatie geleverd zou kunnen worden. In de rechter kolom wordt weergegeven wat de mogelijkheden zijn voor de toekomst (>2010) De notice to move (NTM) uren staan vermeld aan de linkerkant. Er wordt uitgegaan van een NTM van 8 uur, van 24 uur en van 48 uur. Preplanned betekent dat bij planning vooraf alle beschreven middelen direct ingezet kunnen worden. Pagina 20 van 41

N T M OPDRACHT 8 1 X Hulppost 2 X Ziekenauto 24 1 X Hulppost 2 X Ziekenauto 48 6 X Hulppost Ziekenautopeloton (12 X Ziekenauto) NOODHOSPITAAL Pr e- pl an ne d Alles mogelijk N T M REALITEIT 8 2 X Ziekenauto 2 X AMV (eigen verzorging) N T M SOLL (> 2010) 8 4 X Hulppost 8 X Ziekenauto SEH Module Verpleegmodule Low Care 24 12 4 X Hulppost 16 X Ziekenauto 2 X Verpleegmodule Low Care 48 1 X Hulppost (eigen verzorging) 2 x Ziekenauto (eigen verzorging) 6 x Hulppost Ziekenautopeloton (12 x Ziekenauto) 3 x Verpleeggroep Low Care X x Outbreak Response Teams Alles mogelijk 48 Alles mogelijk, inbegrepen Noodhospitaal in tenten/vaste infrastructuur Tabel 3, de taakstelling versus de mogelijkheden binnen het Commando Landstrijdkrachten De middelste kolom, de huidige inzet optie, is gemaakt op basis van drie factoren: beschikbare middelen en personeel, de tijd tot het operationeel gereedheid zijn van de middelen en de opkomsttijden van het personeel. Wanneer de uitkomsten van de analyse bekeken worden, blijven er nog veel vragen en onduidelijkheden over. Zo kan bijvoorbeeld de taakstelling van de eerste ziekenauto ter ondersteuning van de eigen troepen ter discussie worden gesteld als het gaat om hulpverlening aan burgerbevolking tijdens een ramp. Hetzelfde geldt voor de hulppost die na 48 uur ingezet wordt ter ondersteuning van de eigen troepen. Wat worden de taken van deze eenheden? En wat is een Low-care verpleegmodule? Wat zijn de taken van een Outbreak Response Team in de taakstelling van de ICMS? Zijn er afspraken over de samenwerking met de GHOR? Wat betekent Notice To Move 48 uur, starten, er zijn, klaar? Deze en nog vele andere vragen moeten nog beantwoord worden. Pagina 21 van 41

4.5 Afstemming van vraag en aanbod bij de taak- en middelenformulering in de ICMS In hoofdstuk drie (paragraaf 2.2, de totstandkoming van de taakstelling van de ICMS) is gerefereerd aan een kamerbrief waarin Minister Kamp en staatssecretaris Knaap van Defensie aangeven dat er bij de formulering van de taakstelling in de ICMS afstemming is geweest tussen vraag en aanbod, zowel kwalitatief als kwantitatief (Kamervragen en antwoorden, 8 juli 2005). Als er een goede afstemming is, zouden vraag en aanbod op elkaar aan moeten sluiten. Uit onderstaande tabel blijkt dat het verschil tussen vraag en aanbod groot is. Een noodhospitaal kan niet geleverd worden en daarnaast zijn er elementen ingebracht waar niet om is gevraagd (Low-care verpleegmodules en ORT). Dit is het resultaat als er geen afstemming is tussen vraag en aanbod maar er wel een harde opdracht ligt. De Geneeskundige Dienst van Defensie moet personeel en middelen leveren voor inzet in het kader van ICMS. In dit geval wordt dan voor de insteek gekozen: Als het niet kan zoals het moet dan moet het maar zoals het kan. VRAAG BZK NTM 8 uur 1 x Hulppost 2 x Ziekenauto NTM 24 uur 1 x hulppost 2 x ziekenauto NTM 48 uur 6 x Hulppost 1 x Ziekenautopeloton 1 x Noodhospitaal Tabel 4: Aansluiting tussen vraag en aanbod ICMS AANBOD Defensie NTM 8 uur 2 x Ziekenauto 2 x AMV NTM 48 uur 1 X Hulppost (eigen verzorging) 2 x Ziekenauto (AMV) (eigen verzorging) 6 x Hulppost 12 x Ziekenauto 3 x Verpleegmodule Low-care X x Outbreak Response Teams Na de constatering van dit verschil zijn er twee mogelijkheden. Of de opdracht en taakstelling moeten worden aangepast aan de capaciteiten van Defensie, of de capaciteiten van Defensie moeten worden aangepast aan de taakstelling. Het aanpassen van de capaciteiten betekent in dit geval aanschaf van materiaal, opleiden van personeel, consignatie, prioriteiten stellen in inzet (nationaal/internationaal). Dit kost tijd en geld. Waar er welke prioriteiten gelegd moeten worden kan voor de ICMS alleen door de Ministeries van BZK en Defensie bepaald worden. Hiervoor is een goede analyse met duidelijke knelpunten noodzakelijk. 4.6 Subconclusie Vanwege de breed opgestelde (harde) opdracht van het ministerie van BZK heeft het Commando Landstrijdkrachten zijn eigen invulling gegeven aan de inzet van geneeskundig personeel en Pagina 22 van 41