Onderzoek harmonisatie peuterspeelzalen

Vergelijkbare documenten
Onderzoek harmonisatie peuterspeelzalen

Onderzoek harmonisatie peuterspeelzalen

Onderzoek toekomstscenario peuterspeelzaalwerk Valkenburg aan de Geul

DISCUSSIENOTITIE VOOR DE COMMISSIE

Portefeuillehouder: Ter behandeling in de vergadering van: de commissie samenleving d.d. 30 oktober 2017 de Raad d.d.

Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in de gemeente West Maas en Waal per

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Toekomstverkenning peuterspeelzaalwerk

Memo Aan: College Cc: Van: Wethouder Van de Wardt Datum: 10 maart 2015 Kenmerk: 15ini00570 Onderwerp: Harmonisatie Peuterspeelzalen

Onderzoek harmonisatie peuterspeelzalen

Harmonisatie: facts, figures en toekomstperspectief

Toekomstscenario gesubsidieerde voorschoolse voorzieningen gemeente Helmond. 14 maart 2016

Peuterspeelzaalwerk NL III: facts & figures Vervolgonderzoek naar aanleiding van Wetsvoorstel harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzalen

gemeente Hardinxveld-Giessendam MEMO

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gemeente Baarn - subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse educatie gemeente Baarn (gewijzigd)

Burgemeester en wethouders

Regeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie gemeente Waalwijk 2019

Notitie Subsidiering Peuteropvang gemeente Krimpen aan de IJssel

Uitgangspuntennotitie harmonisatie voorschoolse voorzieningen Gooise Meren

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 3 augustus ECSD/U Lbr. 17/042 (070)

Gelet op de artikelen 1.8, eerste lid en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang 1 ;

Als gevolg hiervan kan bovenstaande verordening worden ingetrokken.

Gemeenten gaan de afgelopen jaren steeds vaker over tot omvorming van hun peuterspeelzalen naar kinderopvang. In die gemeenten worden

Inhoud. Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk gemeente Dalfsen. Nieuwe subsidieregels en invoering

Onderwerp : Uitvoeringsnotitie harmonisatie voorschoolse voorzieningen

Gemeente Rhenen - Subsidieregelingen 2017: Reguliere peuteropvang en voor- en vroegschoolse educatie

Bijlage - Toelichting subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente Oirschot

Harmonisatie peuterspeelzalen en kinderopvang in de gemeente Druten

Voorstel aan de gemeenteraad

Achtergrond harmonisatie onderwijs 0-4 Giessenlanden

Raadsvoorstel Zaak :

Beleidsregel Peuteropvang Koggenland 2017.

Raadsnota. Raadsvergadering d.d.: 29 september 2014 Agenda nr: Onderwerp: Voortzetten peuterspeelzaalwerk. Aan de gemeenteraad,

Beleidskader Peuteropvang Ede 2016

Bijlagen bij raadsvoorstel m.b.t. harmonisatie peuterspeelzaalwerk met kinderopvang

Harmonisatie peuterspeelzalen en kinderopvang in de gemeente West Maas en Waal

Voorschoolse voorzieningen in Purmerend 2011

Kinderopvang tot 2015: krimp en yuppificatie zet door

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen,

Harmonisatie voorschoolse voorzieningen. Vergaderdatum 20 mei Gemeenteblad 2014 / 34. Agendapunt 5. Aan de Raad

GEMEENTEBLAD. Nr Subsidieregeling peuteropvang en VVE 2018 HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN

Beleidsregel subsidie Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE)

Peuterspeelzaalwerk NL II: facts & figures 2016

Beleidsnota peuteropvang Heemstede

2.2 Argumenten om over te gaan op vraagfinanciering De belangrijkste argumenten om over te gaan op vraag gestuurde financiering zijn:

Deelsubsidieverordening Voorschoolse voorzieningen Den Helder

Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in de gemeente Dordrecht

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

BELEIDSREGEL. Subsidieregeling voorschoolse educatie opvang gemeente Aalten 2018

GEMEENTERAAD MENAMERADIEL

Advies: In te stemmen met bijgaande raadsinformatiebrief en deze door te sturen naar de raad.

Onderwerp: Gevolgen bezuinigingen op peuterspeelzaalwerk voor Westvoorne

Subsidieregeling Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie

Vastgesteld in de raadsvergadering van 14 maart Notitie Van peuterspeelzaalwerk naar peuteropvang in de gemeente Asten

Doel van deze ouderavond

Raadsvoorstel AGENDAPUNT NO.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Omvormingsplan. Peuterspeelzaalwerk

Subsidieregeling Peuteropvang en Voor en Vroegschoolse Educatie gemeente Zeist Burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist besluiten,

Onderzoek harmonisatie. peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. gemeente Den Helder

Op de voordracht van van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 6 juli 2015, nr , gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;

Beleidsregels peuteropvang en voorschoolse educatie, gemeente Tytsjerksteradiel

Subsidieregeling Kinderopvang gemeente Haren 2018

Onderwijsachterstanden beleid en harmonisatie kinderopvang

In tabel is een berekening gemaakt van de ouderbijdrage van de peuterspeelzaal in de huidige situatie en in de nieuwe situatie bij de kinderopvang.

Memo Reg.nr.: I-WL/2011/2330

RAADSVOORSTEL EN O ERPBESLUIT

Uitvoeringsnotitie VVE gemeente Dalfsen Uitwerking VVE-beleid en toelichting op de beleidsregels VVE

Beleidsnotitie Aanbod voor peuters Gemeente Buren

Bijzondere subsidieverordening peuteropvang gemeente Purmerend 2019

Harmonisatie peuterspeelzalen en kinderopvang

Peuterspeelgroep voor een goede start op de basisschool

DISCUSSIENOTITIE VOOR DE COMMISSIE

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

2513AA1Xa. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 1 a 2513 AA S GRAVENHAGE

Onderwerp: Vaststellen subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie Ommen

Subsidieregeling peuteropvanggroepen met voorschoolse educatie gemeente Schiedam. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam;

Onderwerp: Voorstel tot verbreding van de doelgroep compensatieregeling peuterspeelzaalwerk.

Inspectierapport o.b.s. De Piramide - psz Mini Piramide (PSZ) Duitslandlaan BC Haarlem

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Concept-Convenant Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Someren

Directie Inwoners Ingekomen stuk D7 (PA 14 december 2011) Maatschappelijke Ontwikkeling Beleidsrealisatie & verantwoording

Subsidieregeling Peuteropvang en Voorschoolse Educatie 2019 gemeente Leusden

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel;

Harmonisatie van voorschoolse voorzieningen in de gemeente Utrecht. Hier komt tekst. Startbijeenkomst Hier komt ook tekst. 8 juni Utrecht.

Onderwerp: Subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Overbetuwe 2017

: Rapportage evaluatie peuterspeelzaalwerk Eemsmond

UITVOERINGSPROGRAMMA 2013

Uitwerking twee scenario s subsidie peuterspeelzaalwerk uitgevoerd door SKB (Bijlage 1)

Beleidscontext VVE + actualiteiten

Kinderopvangmonitor 2013: back to basics... and beyond (update)

Subsidieregeling Kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Alblasserdam 2019

Openbaar openbaarheid: Overlegd met Financiën: d.d Raad: Ter besluitvorming

Inspectierapport KDV Breed (KDV) Palestrinalaan VA Zwolle Registratienummer

Toelichting kaders Harmonisatie & ontwikkeling Alles in 1-scholen Assen

Evaluatie Peuteropvang en VVE gemeente Achtkarspelen December 2015

Kinderopvang als banenmotor binnen de belastingherziening

Transcriptie:

Onderzoek harmonisatie peuterspeelzalen G E M E E N T E D E U R N E April 2016 Buitenhek Management & Consult Winthontlaan 200 Postbus 85183 308 AD Utrecht 030 287 59 59 info@buitenhek.nl www.buitenhek.nl Auteur: Ed Buitenhek

GEMEENTE DEURNE Inhoudsopgave Onderzoek harmonisatie peuterspeelzalen INLEIDING... 3 1. AANBOD EN BEREIK VOORSCHOOLSE VOORZIENINGEN... 4 1.1 Aanbod en gebruik peuterspeelzalen... 4 1.2 Aanbod dagopvang... 4 1.3 Gebruik voorschoolse voorzieningen... 5 2. ENQUETERESULTATEN PEUTERSPEELZALEN DEURNE... 7 2.1 Ouders met recht op kinderopvangtoeslag... 7 2.2 Inkomensverdeling peuterspeelzaalgebruikers... 7 3. LANDELIJKE PLANNEN PEUTERSPEELZALEN... 9 3.1 Planning voorgenomen maatregelen Peuterplan... 9 3.2 maatregelen noodzakelijk voor continueren aanbod Deurne... 9 3.3 Extra financiele impuls voorschoolse voorzieningen... 10 4. VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE (VVE)... 11 4.1 Landelijk beleid VVE... 11 4.2 Doelstelling bereik VVE... 11 4.3 Lokaal bereik VVE doelgroep... 12 4.4 Conclusie... 13 5. NIEUWE FINANCIERING DOOR HARMONISATIE... 14 5.1 Uitgangspunten... 14 5.2 Subsidiescenario s... 15 5.3 Overwegingen bij alternatieve toekomstscenario s... 16 5.3.1 Huidige bereik voorschoolse voorzieningen gemeente zeer hoog... 16 5.3.2 Kwaliteit voorschoolse voorzieningen voldoet aan huidige wettelijke eisen... 16 5.3.3 Toeleiding en bereik VVE doelgroep op orde... 16 5.3.4 Onzekerheid financieel kader gemeente... 16 5.3.5 Onzekerheid over reikwijdte peuterplan vanaf 2018... 16 5.3.6 Marktverstoring en staatssteun... 17 5.3.7 Bezuinigingstaakstelling... 18 5.3.8 Verplichtingen en beleidsvrijheid voorschoolse voorzieningen... 18 5.4 Advies toekomstscenario... 19 6. GEVOLGEN HARMONISATIE VOOR EXPLOITATIE PEUTERSPEELZALEN... 21 6.1 Extra exploitatielasten door hogere personele bezetting... 21 6.2 Van vaste naar inkomensafhankelijke ouderbijdrage... 21 6.3 BasisScenario: volledige dekking bezuinigingstaakstelling... 21 7. KEUZE UURTARIEF EN OUDERBIJDRAGEN... 23 7.1 Ouderbijdrage en de kinderopvangtoeslagtabel... 23 7.2 Basisscenario met uurtarief 9,50... 23 7.3 Effect op ouderbijdrage Peuterspeelzaalgebruikers Deurne... 24 Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 1

7.4 Alternatief scenario 1 met uurtarief 8,25... 25 7.5 Effect alternatief scenario 1 op ouderbijdrage Deurne... 26 7.6 Alternatief scenario 2 met uurtarief 7,25... 27 7.7 Effect alternatief scenario 2 op ouderbijdrage Deurne... 28 7.8 Effect alternatief 1 en 2 op gemeentefinancien Deurne... 29 7.8.1 Alternatief scenario 1... 29 7.8.2 Alternatief scenario 2... 29 7.9 Effect ouderbijdrage VVE doelgroep voor en na harmonisatie... 30 7.9.1 Basisscenario... 30 7.9.2 Alternatief scenario 1 VVE... 31 7.9.3 Alternatief scenario 2 VVE... 32 7.9.4 Overige alternatieven voor toegankelijke VVE... 32 7.10 Raming Effecten scenario s... 33 7.11 Verplicht gebruik kinderopvangtoeslag... 33 8. BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN HARMONISATIE... 34 8.1 Inleidng... 34 8.2 Implementatiemogelijkheden harmonisatie in de gemeente... 34 8.2.1 Inleiding... 34 8.2.2 Aanpassing aanbod noodzakelijk... 34 8.2.3 Solide basis bereik voorschoolse aanbod... 34 8.2.4 Basisscenario levert risico s op voor bereik voorschools aanbod... 34 8.2.5 Alternatief scenario: minder risico s bereik, minder dekking bezuiniging... 34 8.3 Financiële consequenties implementatiescenario s... 35 8.4 Marktverstoringsrisico s... 35 9. CONCLUSIE EN ADVIES IMPLEMENTATIE HARMONISATIE DEURNE... 36 9.1 Harmonisatie in 2017 starten conform scenario a.... 36 9.2 Harmonisatie vanaf 2017 volgens basisscenario of alternatief... 36 9.3 Tijdige besluitvorming noodzakelijk... 36 9.4 Structureel lagere subsidiebijdrage door omvorming... 36 9.5 Tijdig Opzeggen huidige subsidierelatie... 36 9.6 Landelijke besluitvorming verwerken in toekomstscenario... 36 9.7 Inbreng basisonderwijs verwerken in toekomstscenario... 37 BIJLAGE 1 AANBOD VOORSCHOOLSE VOOZIENINGEN DEURNE... 38 BIJLAGE 2 VERKLARING GEEN RECHT OP KINDEROPVANGTOESLAG... 39 Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 2

INLEIDING In dit rapport zijn de resultaten opgenomen van het onderzoek naar de mogelijkheden en consequenties van harmonisatie van het peuterspeelzaalwerk in de gemeente Deurne. Aanleiding van dit onderzoek zijn de aangekondigde landelijke beleidswijzigingen voor het peuterspeelzaalwerk. Belangrijke onderdelen daarvan zijn het verder harmoniseren en aanpassen van de kwaliteitseisen én het verder synchroniseren van de toegankelijkheid en financiering van de voorschoolse voorzieningen dagopvang en peuterspeelzaalwerk. Op basis van deze vooruitzichten heeft de gemeente gevraagd de huidige financiering en organisatie van het peuterspeelzaalwerk tegen het licht te houden en nader onderzoek doen naar toekomstscenario s voor het gemeentelijk peuterspeelzaalwerk. Met dit onderzoek wil de gemeente in ieder geval antwoord krijgen op de volgende vragen: 1. welke mogelijkheden bestaan er om de harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang binnen gemeente vorm te geven, rekening houdend met de beschikbare financiële middelen, geldende beleidskaders en doelstellingen? 2. welke voor- en nadelen hebben de verschillende uitwerkingsmogelijkheden van de harmonisatie en welk scenario heeft hierbij de voorkeur? 3. wat zijn de (financiële) consequenties van het voorkeursscenario voor: - de uitvoering en de kosten van het aanbod voor de gemeente? - het aanbod en de kosten voor ouders? - de bedrijfsvoering van de aanbieder van peuterwerk in de gemeente? In de eerste hoofdstukken van dit onderzoeksrapport zijn de cijfers en ontwikkelingen van de het huidige aanbod en gebruik van voorschoolse voorzieningen op een rij gezet. Hoofdstuk 5 tot en met 7 gaan nader in op de nieuwe financiering en de gevolgen daarvan voor de ouderbijdrage en de overwegingen voor de gemeente bij de keuze voor een toekomstscenario. In hoofdstuk 8 zijn de aanbevelingen opgenomen voor de korte termijn en zijn aanknopingspunten opgenomen voor de besluitvorming over een structureel scenario voor de langere termijn. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 3

1. AANBOD EN BEREIK VOORSCHOOLSE VOORZIENINGEN In dit hoofdstuk is het huidige aanbod en het bereik van het peuterspeelzaalwerk en de dagopvang binnen de gemeente op een rij gezet. 1.1 AANBOD EN GEBRUIK PEUTERSPEELZALEN In de gemeente zijn 2 aanbieders van geregistreerd peuterspeelzaalwerk, Spring en Eige Wijzz met in totaal 11 locaties. Spring is de enige aanbieder van gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk. In bijlage 1 is het aanbod op een rij gezet. Daarbij is per peuterspeelzaal ook het aantal dagdelen per week gespecificeerd met een bezetting op ambitieniveau 1 1. In totaal gaat het om 32 dagdelen per week op ambitieniveau 1. Op onderstaande kaart de spreiding over de gemeente van het peuterspeelzaal aanbod: Bron: BatchGeo 2016, Peuterspeelzalen in de gemeente Deurne Peuters starten op de peuterspeelzalen in de gemeente op 2,5 jarige leeftijd. Uit de opgave van Spring en Eige Wijzz blijkt dat 281 peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar gebruik maken van het peuterspeelzaalwerk in de gemeente. 1.2 AANBOD DAGOPVANG In de gemeente zijn ook 4 aanbieders van dagopvang (kinderdagverblijven) actief met in totaal 8 locaties. In bijlage 1 is het aanbod op een rij gezet. Op onderstaande kaart de spreiding van het dagopvang aanbod: Bron: BatchGeo 2016, Kinderdagverblijven in de gemeente Deurne 1 Dit betreft dagdelen me maximaal 16 peuters en een personele bezetting met 1 beroepskracht en (minimaal) 1 vrijwilliger. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 4

1.3 GEBRUIK VOORSCHOOLSE VOORZIENINGEN Onderzoek harmonisatie peuterspeelzalen Volgens het CBS (CBS Maatwerk, september 2015) werd in 2014 voor in totaal 690 kinderen van 0-4 jaar een beroep gedaan op de kinderopvangtoeslag, waarvan 505 in kinderdagverblijven en 185 bij een gastouder. Rekening houdend met in- en uitstroom betekent dit een gemiddeld gebruik van circa 377 kinderen van 0 4 jaar per week in de dagopvang en 138 in de gastouderopvang (correctiefactor - 75% - vastgesteld op basis van vergelijking bruto toeslagdata CBS en rapportage SZW over netto gemiddeld gebruik, 2015). Aangenomen wordt dat het gebruik van dagopvang door peuters van 2,5 tot 4 jaar circa 43% is van het totale gebruik van kinderen van 0 tot 4 jaar betreft (gemiddeld starten kinderen rond de leeftijd van 6 maanden met formele kinderopvang). Dat betekent dat circa 162 peuters van 2,5 t/m 3 jaar in Deurne eind 2014 gebruik maakten van dagopvang. De indicatie van het totaal aantal peuters van 2,5 tot 4 jaar in de gemeente begin 2015-445 - is gebaseerd op de stand 1-1-2015, hierbij is gerekend met 50% van het aantal 2 jarigen en 100% van het aantal 3 jarigen (CBS, 2016). Gastouderopvang wordt vaak gecombineerd met peuterspeelzaalwerk en om dubbeltellingen in het bereik te voorkomen is het bereik van gastouderopvang niet apart opgenomen. In onderstaande tabel is op basis van deze data en aannames een indicatie gegeven van het gebruik van de verschillende voorzieningen in de gemeente: indicatie gebruik eind 2014 Ongecorrigeerd aantal peuters 2,5 tot 4 jaar aantal peuters percentage dagopvang (kinderdagverblijven) 162 36% peuterspeelzalen 281 63% non-bereik en uitsluitend gastouderopvang 2 1% Totaal 445 100% bron: CBS Maatwerk 2015, opgave Spring, Eige Wijzz, bewerking BM&C Uit deze ongecorrigeerde analyse blijkt dat 63% van de peuters in de gemeente gebruik maakt van het peuterspeelzaalwerk aanbod en 36% maakt gebruik van dagopvang. Het non-bereik van peuters komt uit op 1% van het totaal. Dit bereik is extreem hoog. Dat kan veroorzaakt worden doordat ook peuters jonger dan 2,5 jaar gebruik maken van het peuterspeelzaalwerk. Als we hiervoor corrigeren betekent het dat het aantal peuters dat gebruik maakt van het peuterspeelzaalwerk gecorrigeerd moet worden met 15. Verder kan dit veroorzaakt worden doordat er peuters zowel gebruik maken van dagopvang als peuterspeelzaalwerk. Een check op de enquêteresultaten laat zien dat circa 10% van de peuterspeelzaal peuters ook gebruik maakt van dagopvang. Als we hiervoor corrigeren betekent het dat het aantal peuters dat gebruik maakt van dagopvang gecorrigeerd moet worden met 26. In onderstaande tabel zijn deze aanpassingen verwerkt hetgeen een realistische raming oplevert van het netto bereik van de voorschoolse voorzieningen in de gemeente: indicatie gebruik eind 2014 Gecorrigeerd aantal peuters 2,5 tot 4 jaar aantal peuters percentage uitsluitend dagopvang (kinderdagverblijven) 136 30% peuterspeelzalen 2,5 4 jaar 266 60% non-bereik en uitsluitend gastouderopvang 43 10% Totaal 445 100% bron: CBS Maatwerk 2015, opgave Spring, Eige Wijzz, bewerking BM&C Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 5

Uit deze gecorrigeerde analyse blijkt dat 60% van de peuters in de gemeente gebruik maakt van het peuterspeelzaalwerk aanbod en 30% maakt gebruik van dagopvang. Het non-bereik van peuters komt uit op 10% van het totaal. Ook na deze correcties blijft het bereik zeer hoog. Gemiddeld in Nederland bedraagt het non-bereik per eind 2014 32% (BM&C, 2015). In vergelijking met het landelijk bereik onderscheidt de gemeente Deurne zich met een zeer hoog bereik van de voorschoolse voorzieningen onder peuters. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 6

2. ENQUETERESULTATEN PEUTERSPEELZALEN DEURNE Begin 2016 is een enquête uitgezet onder de ouders van de peuters die gebruik maken van de peuterspeelzalen in de gemeente. 2.1 OUDERS MET RECHT OP KINDEROPVANGTOESLAG Spring en Eige Wijzz hebben een enquête uitgezet onder de ouders van de peuters die op dit moment gebruik maken van de peuterspeelzalen. Van de 281 uitgezette enquêtes hebben 196 mensen (70%) gereageerd. Er is aangegeven dat 78% in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag en 22% niet. Voor de vervolgberekeningen gaan we voorzichtigheidshalve uit van een toeslagaandeel van 70%. 2.2 INKOMENSVERDELING PEUTERSPEELZAALGEBRUIKERS Om een inschatting te maken van de consequenties van de harmonisatie voor de hoogte van de ouderbijdrage, is eveneens onderzoek gedaan naar de inkomensverdeling van de gebruikers van het peuterspeelzaalwerk. De ouderbijdrage wordt immers na de harmonisatie inkomensafhankelijk. Aan de ouders van de peuters is gevraagd wat het gezamenlijke huishoudinkomen is. In onderstaande grafiek is een uitsplitsing gemaakt naar de verschillende inkomensgroepen: Bron: enquête Buitenhek 2016 In bovenstaande grafiek is zichtbaar dat de grootste groep ouders (81%) zich bevind in de inkomensgroep tot 60.000 per jaar. Er is dus maar een beperkt aantal ouders (19%) dat zich in de hogere inkomensgroepen bevindt. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 7

De inkomensverdeling onder kostwinnersgezinnen die na harmonisatie geen recht hebben op kinderopvangtoeslag ziet er als volgt uit: In bovenstaande grafiek is zichtbaar dat de grootste groep (82%) kostwinners gezinnen dat gebruik maakt van peuterspeelzalen zich bevind in de inkomensgroep tot 40.000 per jaar. Er is dus maar een beperkt aantal gezinnen (18%) dat zich in de hogere inkomensgroepen bevindt. Bij het inschatten van de effecten van de harmonisatie (zie hoofdstuk 7) op de ouderbijdrage voor de verschillende inkomensgroepen wordt deze informatie verder meegenomen. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 8

3. LANDELIJKE PLANNEN PEUTERSPEELZALEN 3.1 PLANNING VOORGENOMEN MAATREGELEN PEUTERPLAN Op 1 juli 2015 is een brief van Minister Asscher naar de Tweede Kamer gestuurd over de voortgang van de harmonisatie van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang. In onderstaand schema zijn de reeds ingevoerde en voorgenomen beleidsmaatregelen vermeld op basis van de planning van de Minister: wanneer Wat voor wie geldend 1 1-1-2015 2 1-7-2015 beroepskracht-kindratio voor 2-jarigen naar 1:8, groepsgrootte dus 16 maximaal (2- en 3-jarigen) toepassing vier-ogenprincipe: de beroepskracht moet gezien of gehoord kunnen worden door een andere volwassene 3 1-7-2015 opnemen van wenbeleid in pedagogisch beleidsplan 4 1-7-2015 aanpassing pedagogisch beleid met betrekking tot signaleren van bijzonderheden bij kinderen of andere problemen en doorverwijzen naar instanties die ouders hulp kunnen bieden 5 1-1-2018 verplichting van twee gekwalificeerde beroepskrachten op de groep 6 1-1-2018 7 1-1-2018 ouders (die daar recht op hebben 2 ) kunnen ook een beroep doen op kinderopvangtoeslag voor de peuterspeelzalen de decentralisatie-uitkering Wet OKE van het Rijk aan gemeenten vervalt en wordt gebruikt als dekking voor de extra toeslaglasten van het Rijk 3 kinderopvang (gold al voor peuterspeelzalen) peuterspeelzalen (gold al voor kinderopvang) peuterspeelzalen (gold al voor kinderopvang) kinderopvang (gold al voor peuterspeelzalen) peuterspeelzalen (geldt al voor kinderopvang) peuterspeelzalen (geldt al voor kinderopvang) gemeenten Maatregel 5 - de nieuwe wettelijke verplichting om 2 beroepskrachten per groep in te zetten - heeft het meeste effect omdat op de meeste peuterspeelzalen in de gemeente nu nog gewerkt wordt met 1 beroepskracht en 1 vrijwilliger per groep van 16 peuters. In totaal gaat het om 32 geopende dagdelen per week waar nu nog met een bezetting wordt gewerkt op ambitieniveau 1 (zie bijlage 1). Door maatregel 6 komt per 1-1-2018 een extra financieringsbron beschikbaar. Voor tweeverdieners en werkende alleenstaande ouders wordt per die datum de kinderopvangtoeslag ook van toepassing op de peuterspeelzalen. De vorm van uitbetaling van deze kinderopvangtoeslag wordt mogelijk omgezet naar betaling direct aan de kinderopvang- en peuterspeelzaalaanbieders. Een plan daarvoor wordt momenteel uitgewerkt. Maatregel 7 houdt in dat per 2018 de decentralisatie-uitkering Wet OKE van het Rijk aan de gemeente - een bedrag van 74.497 per jaar voor de gemeente - vervalt en wordt ingezet als dekking voor de extra toeslaglasten van het Rijk. 3.2 MAATREGELEN NOODZAKELIJK VOOR CONTINUEREN AANBOD DEURNE De nieuwe wettelijke verplichting per 2018 om 2 beroepskrachten per groep in te zetten is cruciaal voor het voorschoolse aanbod in de gemeente. Zonder passende maatregelen voldoet immers per 2018 het grootste deel van het peuterspeelzaalaanbod - waar 60% van de peuters gebruik van maakt - niet meer aan de nieuwe wettelijke kwaliteitseisen waardoor sluiting van het aanbod onvermijdelijk is. Naast het toegankelijk maken van de kinderopvangtoeslagregeling voor peuterspeelzalen per 2018 heeft het Kabinet aanvullende middelen voor gemeenten gereserveerd om de toegankelijkheid van het voorschoolse aanbod te waarborgen. 2 Zie toelichting op bepalingen toeslagregeling https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kinderopvang/vraag-en-antwoord/wanneer-heb-ikrecht-op-kinderopvangtoeslag 3 Deze uitkering startte in 2010 en staat per gemeente gespecificeerd in de september-circulaire van 2009 (voor de gemeente Deurne gaat het om een bedrag van 74.497 per jaar). Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 9

3.3 EXTRA FINANCIELE IMPULS VOORSCHOOLSE VOORZIENINGEN Met Prinsjesdag 2015 is door het Kabinet aangekondigd dat er aanvullende middelen beschikbaar gesteld worden aan gemeenten voor het verbeteren van de toegankelijkheid van de peuterspeelzalen. In de Rijksbegroting is te zien dat dit extra bedrag start in 2016 en geleidelijk oploopt. Bron: Rijksbegroting SZW 2016 Nog onduidelijk is hoe deze middelen die het Rijk vanaf 2016 beschikbaar stelt worden verdeeld over de gemeenten en welke impact dat heeft op het financieel kader voor de gemeente. Wel is duidelijk dat deze extra bijdrage in 2018 macro 30 mln. bedraagt terwijl de korting op de decentralisatie uitkering voor gemeenten ter dekking van het peuterplan in 2018 ongeveer 35 mln. bedraagt. Anderzijds levert harmonisatie extra inkomsten op doordat ouders (met name de ouders met recht op toeslag) een hogere ouderbijdrage betalen en de landelijke toeslagregeling wordt ingezet als co-financier van het nu nog volledig door de gemeente gefinancierde aanbod. De financiële consequenties daarvan worden vanaf hoofdstuk 5 verder uitgewerkt. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 10

4. VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE (VVE) Onderzoek harmonisatie peuterspeelzalen De harmonisatie van peuterspeelzalen en kinderopvang kan niet los gezien worden van het aanbod van voorschoolse educatie binnen de gemeente. De harmonisatie kan namelijk ook gevolgen hebben voor het huidige VVE-aanbod. In dit hoofdstuk is nader gekeken naar het landelijke VVE-beleid en het VVE-aanbod in de gemeente. 4.1 LANDELIJK BELEID VVE De ambitie in Nederland is erop gericht om kinderen een betere schoolloopbaan te geven via het tegengaan van (dreigende) taalachterstanden bij peuters en kleuters. Hiertoe worden in Nederland verschillende VVE-programma s gebruikt. Gemeenten zijn hierbij verantwoordelijk gemaakt voor het voorschoolse gedeelte, de schoolbesturen voor het vroegschoolse deel. Hierom geldt sinds 2006 ook een knip in de middelen voor het bestrijden van onderwijsachterstanden (OAB-middelen): het budget voor VVE op basisscholen gaat niet meer naar gemeenten, maar rechtstreeks naar die scholen die hier recht op hebben volgens de zogenaamde gewichtenregeling. In de Wet OKE is de volgende definitie opgenomen van voorschoolse educatie: De uitvoering van een door burgemeester en wethouders gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten. De kwaliteitseisen voor de voorschoolse educatie zijn uitgewerkt in het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie van 7 juli 2010 (Staatsblad 298). De belangrijkste bepalingen hieruit zijn: Artikel 2: Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur per week of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen. Artikel 3: Wanneer voorschoolse educatie wordt gegeven dient er minimaal een beroepskracht per acht kinderen aanwezig te zijn. Er mogen maximaal 16 kinderen in de groep zitten. Artikel 4: Beroepskrachten moet minstens geschoold zijn op niveau PW-3. Binnen deze opleiding moet minimaal 1 module over het verzorgen van voorschoolse educatie zijn gevolgd. Als een pedagogisch medewerker dat niet in de initiële opleiding heeft gehad is zij aangewezen op nascholing. Als voldoende opleiding geldt een bewijs dat met gunstig gevolg scholing is afgerond, specifiek gericht op het vroegtijdig bestrijden van achterstanden bij jonge kinderen of het werken met voor- en vroegschoolse educatieprogramma s. Vversterk wordt met name genoemd in de toelichting op het Besluit, naast programmagerichte scholing. Artikel 5: Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal emotionele ontwikkeling. OCW schrijft geen voorschoolse programma s voor, maar wijst wel op het belang van werken met evidence based programma s. Als evidence based worden beschouwd de programma s die een erkenning hebben gekregen van het NJI. 4.2 DOELSTELLING BEREIK VVE In de Wet OKE is ervoor gekozen om het bereik van doelgroepkinderen te benaderen vanuit de aanbodzijde. Elke gemeente ontvangt in de huidige regeling op basis van een berekening van het gewicht per school jaarlijks een bedrag om de onderwijsachterstanden te bestrijden 4. De gemeente is met deze middelen in ieder geval verplicht om zoveel VVE-plaatsen aan te bieden als er doelgroeppeuters zijn, gedefinieerd volgens de landelijk geldende omschrijving van gewichtenleerlingen (deze is gebaseerd op het opleidingsniveau van de ouders). 4 Zie http://www.vng.nl/onderwerpenindex/jeugd/voorschoolse-voorzieningen/vraag-en-antwoord/hoe-wordt-de-specifieke-uitkeringonderwijsachterstandbeleid-vanaf-1-januari-2011-berekend Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 11

Dit dient in de verantwoording aan het Rijk ook aangetoond te worden. Deze regeling is verlengd tot eind 2016. Het is inmiddels duidelijk hoe de regeling er per 2017 uit gaat zien 5. Op basis van deze brief verwachten we voor 2017 voor de gemeente geen substantiële korting van het geoormerkte gemeentelijk onderwijsachterstanden budget. Naast de wettelijke verplichting van een minimaal aanbod, hebben gemeenten de inspanningsverplichting om zoveel mogelijk doelgroep peuters met VVE te bereiken. Deze inspanningsverplichting heeft betrekking op de eigen doelgroep definitie van de gemeente en deze is ruimer dan de definitie van gewichtenleerlingen. Het gaat in de gemeente om kinderen die een extra stimulans kunnen gebruiken in hun ontwikkeling (taalontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling of motorische ontwikkeling). 4.3 LOKAAL BEREIK VVE DOELGROEP In het Rapport VVE-monitor Deurne 2014 (december 2014) wordt een overzicht gegeven van het bereik van de VVE doelgroep in de gemeente. Zorgboog Jeugdgezondheidszorg heeft in het schooljaar 2013-2014 587 kinderen in de leeftijd van 2-4 jaar in beeld en heeft van deze groep in totaal 33 peuters (5,6%) VVE-geïndiceerd. Uitgaand van de totale groep van 445 2,5 tot 4-jarigen zouden 25 peuters (5,6% % x 445) met een VVE indicatie een VVE programma moeten volgen om te komen tot een 100% bereik. Uit een inventarisatie onder de peuterspeelzalen blijkt echter dat er aanvullend 10 kinderen in peuterspeelzalen zijn die geen VVE indicatie van Zorgboog Jeugdgezondheidszorg maar die indicatie - volgens de PM-er - wel Zouden moeten hebben. Daarvan zitten er 9 op een reguliere peuterspeelzaal en zit er 1 op een VVE peuterspeelzaal: bron: Rapport VVE-monitor Deurne 2014, december 2014 Op de VVE-locaties zitten in het schooljaar 2013-2014 2 kinderen die naar de mening van de pedagogisch medewerker onterecht VVE-geïndiceerd zijn (bron: Rapport VVE-monitor Deurne 2014, december 2014). Op basis van deze data is de omvang van de VVE doelgroep onder de totale groep 2,5 tot 4-jarigen te ramen op circa 33 peuters (25+10-2) of wel 7,4%. 5 Zie https://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ministerie-van-onderwijs-cultuur-enwetenschap/documenten/kamerstukken/2016/04/11/kamerbrief-over-de-verdeling-van-middelen-voor-goab-in-2017 Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 12

De door de gemeente gesubsidieerde peuterspeelzalen geven aan dat er in het schooljaar 2013-2014 25 VVEgeïndiceerde kinderen gebruik maken van het VVE-aanbod op één van de voorzieningen. Er zijn in totaal zes kinderen met een VVE-indicatie op een reguliere (niet VVE) peuterspeelzaal geplaatst. Op basis van deze rapportage is het VVE bereik als volgt: indicatie VVE bereik 2014 VVE bereik gemeente Deurne peuters 2,5 tot 4 jaar aantal peuters percentage Totale VVE doelgroep (geïndiceerde plus niet-geïndiceerde) 33 100% - waarvan VVE doelgroep op VVE peuterspeelzaal 25 76% - waarvan VVE doelgroep op reguliere peuterspeelzaal 6 18% - waarvan VVE doelgroep elders (restant) 2 6% bron: Rapport VVE-monitor Deurne 2014, december 2014, bewerking BM&C Op grond van deze monitor is te concluderen dat 76% van de geïndiceerde en niet-geïndiceerde VVE doelgroep een VVE programma volgt. Uit de tabel blijkt ook dat het VVE bereik een impuls kan krijgen door het verbreden van het VVE aanbod naar meer peuterspeelzalen in de gemeente. Dat stuit echter op de beperkte financiële middelen die beschikbaar zijn voor VVE. In 2016 is aan VVE subsidie beschikbaar 98.275 voor 25 VVE plaatsen. Dit budget voor de uitvoering overschrijdt al de specifieke uitkering ad 92.251 voor onderwijsachterstandenbeleid die de gemeente nu ontvangt. 4.4 CONCLUSIE Conclusie van deze analyse is dat de algemene toeleiding en toegankelijkheid van de voorschoolse voorzieningen in de gemeente op een hoog peil staat en dat er qua bereik een prima basis ligt voor het signaleren en voorkomen van onderwijsachterstanden. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 13

5. NIEUWE FINANCIERING DOOR HARMONISATIE Als gekozen wordt voor het harmoniseren van de peuterspeelzalen voor 2018 6 dan worden de huidige gesubsidieerde peuterspeelzaallocaties geregistreerd als kinderopvang, zodat een deel van de ouders een beroep kan gaan doen op de kinderopvangtoeslag (de ouders die daar recht op hebben). De aanbieders dienen dan voor het aanbod een uurtarief te gaan hanteren. 5.1 UITGANGSPUNTEN Voor deze nieuwe situatie dient een aangepaste subsidiestructuur uitgewerkt te worden, waarbij de huidige uitgangspunten (kunnen) worden gehanteerd: peuters starten op de peuterspeelzalen in de gemeente op 2,5 jarige leeftijd; de peuterspeelzalen hebben een aanbod van 3 contacturen op de ochtend dagdelen; ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage die gebaseerd wordt de landelijke tabel voor de kinderopvangtoeslag; hierdoor zijn de kosten voor ouders met en zonder kinderopvangtoeslag hetzelfde bij een vergelijkbaar toetsingsinkomen; kinderen met een VVE indicatie hebben aanspraak op een aanbod van 4 dagdelen tegen een gereduceerde ouderbijdrage. De huidige situatie ziet er als volgt uit: Financiering peuterspeelzaalwerk voor omvorming tot peuteropvang: Peuteropvang 2-verdienersgezinnen kostwinnersgezinnen gemeente - regulier - VVE Zowel kostwinnersgezinnen als tweeverdieners betalen nu een netto eigen bijdrage voor de peuterspeelzaal. Deze is vast en niet afhankelijk van het gezinsinkomen. Met ingang van 1 januari 2016 bedraagt de ouderbijdrage: Per maand Per jaar Per uur - voor 2 dagdelen per week: 48,70 584,40 2,44 (obv 240 uur per jaar) 6 Door de voorgenomen wetswijziging is vanaf 2018 aanpassing van de inschrijving in het landelijk register niet meer noodzakelijk. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 14

Voor ouders van peuters met een VVE indicatie is er een verlaagde ouderbijdrage, deze bedraagt in 2016: Per maand Per jaar Per uur - voor 4 dagdelen 20,83 250,00 0,52 (obv 480 uur per jaar) De nieuwe situatie na omvorming tot peuteropvang ziet er als volgt uit: Financiering peuterspeelzaalwerk na omvorming tot peuteropvang: Peuteropvang 2-verdienersgezinnen kostwinnersgezinnen gemeente - regulier - VVE Tweeverdieners betalen na omvorming een bruto uurtarief voor de peuterspeelzaal gebaseerd op de kosten per uur. Zij worden via de toeslagregeling door de Belastingdienst inkomensafhankelijk gecompenseerd. Dat betekent dat gezinnen met een hoger inkomen per saldo een hogere ouderbijdrage betalen en gezinnen met een lager inkomen een lagere eigen bijdrage. De toeslagregeling is gemaximeerd. Over de kosten boven een uurtarief van 6,89 (2016) is er geen recht op toeslag. Dat deel betalen ouders dus voor 100% zelf. Om te voorkomen dat er verschil ontstaat in toegankelijkheid van de voorschoolse voorzieningen tussen tweeverdieners en kostwinnersgezinnen met een zelfde huishoudinkomen betalen kostwinnersgezinnen na omvorming een inkomensafhankelijke netto ouderbijdrage die vergelijkbaar is met de ouderbijdrage die tweeverdienersgezinnen betalen na verrekening van de toeslag. 5.2 SUBSIDIESCENARIO S Voor de gemeente is het van belang om af te wegen op welke wijze zij middels de subsidieverstrekking wil sturen in de organisatie en het aanbod van de voorschoolse voorzieningen. Er zijn globaal drie hoofdscenario s voor harmonisatie die in verschillende gemeenten al gehanteerd worden: a. de bestaande aanbieders zetten het huidige aanbod voort en de gemeente maakt nieuwe subsidieafspraken waarin de extra dekking vanuit de ouderbijdrage van toeslagouders is verwerkt; b. de bestaande aanbieders dragen het peuterspeelzaalwerk over aan een of meerdere dagopvangaanbieders en de gemeente maakt met hen nieuwe subsidieafspraken waarin de extra dekking vanuit de ouderbijdrage van toeslagouders is verwerkt; c. de gemeente koppelt de subsidieaanspraak aan gezinnen die gebruik maken van bestaande en nieuwe aanbieders en subsidieert per peuter (subsidie volgt kind) de aanbieder die door de ouders wordt ingeschakeld. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 15

5.3 OVERWEGINGEN BIJ ALTERNATIEVE TOEKOMSTSCENARIO S Bij het afwegen van de alternatieve toekomstvisies en implementatie scenario s zijn onder andere de volgende overwegingen voor de gemeente van belang. 5.3.1 Huidige bereik voorschoolse voorzieningen gemeente zeer hoog Allereerst is het van belang dat de huidige structuur van de voorschoolse voorzieningen voorziet in een bovengemiddeld bereik van de kinderen die op weg zijn naar groep 1 van de basisschool. Vrijwel alle peuters (90%) in de gemeente maken gebruik van een voorschoolse voorziening die voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen. Daarmee is de basis voor een goede voorbereiding op de basisschool in de voorschoolse voorzieningen relatief goed verzorgd. Door een extra impuls in 2016 en 2017 in de kinderopvangtoeslagregeling zullen de gemiddelde netto-kosten per uur voor dagopvang afnemen en is de verwachting dat het gebruik en bereik van de dagopvang zal stijgen waardoor het gebruik van de peuterspeelzaal iets zal teruglopen. 5.3.2 Kwaliteit voorschoolse voorzieningen voldoet aan huidige wettelijke eisen Uit de meest recente inspectierapporten (LRKP, 2015) van de dagopvang en peuterspeelzalen blijkt dat vrijwel alle voorschoolse voorzieningen voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen. Op dit punt zijn er geen substantiële aandachtspunten. 5.3.3 Toeleiding en bereik VVE doelgroep op orde De toeleiding naar voorschoolse voorzieningen van de VVE doelgroep is op orde. 76% van de VVE doelgroep (inclusief de niet-geïndiceerde peuters) maakt gebruik van een VVE programma. Het bereik onder de door JGZ Zorgboog geïndiceerde VVE doelgroep is zelfs vrijwel 100%. 5.3.4 Onzekerheid financieel kader gemeente Het financieel kader van de gemeente wordt sterk beïnvloed door landelijke besluitvorming die in de loop van 2016 zal plaatsvinden. Het gaat dan onder andere om de herverdeling van de goab-middelen vanaf 2017, de verdeling van extra middelen voor voorschoolse voorzieningen vanaf 2016 en de definitieve vaststelling van het financieel kader van het peuterplan en de financiële consequenties voor gemeenten. 5.3.5 Onzekerheid over reikwijdte peuterplan vanaf 2018 Een belangrijk punt van overweging bij de besluitvorming in de Tweede Kamer over het Peuterplan vanaf 2018 is het onderscheid in regelingen tussen tweeverdieners- (financiering via de landelijke kinderopvangtoeslagregeling) en kostwinnersgezinnen (financiering via gemeentelijke regeling). Dat blijkt onder andere uit de beraadslagingen over het Peuterplan tot nu toe. Yücel (PvdA): Mijn collega Van Weyenberg (D66) noemde het net ook al. De scheidslijnen komen te liggen tussen voorzieningen voor werkende ouders en voorzieningen voor niet-werkende ouders. Hoe kijkt de Minister aan tegen dit risico van tweedeling? Ook mijn fractie ziet dit risico in de uitwerking. Hoe kan het ondervangen worden? Bisschop (SGP): Als ik het betoog van de Minister goed begrijp, is het zo dat het eerste gezin in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag en dat het tweede gezin is aangewezen op de gemeente. Daarmee is er toch volstrekt sprake van ongelijke behandeling? Het echtpaar dat ervoor kiest om op een bepaalde wijze de gezinszorg en de zorg voor de kinderen in te richten, wordt op een heel andere manier behandeld dan het echtpaar dat voor een andere manier kiest. Dat is vanuit staatsrechtelijke overwegingen toch niet te rechtvaardigen? bron: Algemeen overleg vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid 26 maart 2014 Gelet op deze discussie is het niet onrealistisch om aan te nemen dat de tweedeling in het Peuterplan tussen kostwinners- en tweeverdienersgezinnen wordt aangepast waardoor vanaf 2018 voor alle peuters dezelfde regeling geldt. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 16

In onderstaande figuren links het huidige ontwerp Peuterplan en rechts de variant waarbij het onderscheid tussen tweeverdieners en kostwinners is opgeheven: Voor de gemeente betekent deze variant dat zij vanaf 2018 verantwoordelijk blijven voor de financiering van VVE en de verantwoordelijkheid voor de financiering van alle voorschoolse voorzieningen wordt ondergebracht in een eenduidige landelijke regeling. Inmiddels is het wetsvoorstel gepubliceerd conform de aankondiging in 2015: In het voorjaar van 2016 zal ik een wetsvoorstel voor de harmonisatie van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk aan uw Kamer voorleggen. Met dit wetsvoorstel sluit ik aan bij de beweging die in veel gemeenten al gaande is: peuterspeelzalen zijn daar omgevormd tot kinderopvang. Vaak wordt het nieuwe aanbod «peuteropvang» genoemd: een kortdurend aanbod dat voldoet aan de kwaliteitseisen voor kinderopvang, waardoor werkende ouders kinderopvang-toeslag kunnen aanvragen. Inmiddels is het aanbod van peuterspeelzaalwerk in circa een kwart van de gemeenten al onder de kinderopvangtoeslag gebracht. Bron: Kamerbrief minister Asscher, 1 juli 2015 De definitieve uitkomst van het debat over het Peuterplan is nog onzeker. De behandeling van het wetsvoorstel zal in de tweede helft van 2016 plaatsvinden. De gemeente kan anticiperen op de definitieve besluitvorming door de voorschoolse voorzieningen tijdig te informeren over de mogelijke consequenties. 5.3.6 Marktverstoring en staatssteun De gemeente moet alert blijven dat bij eventuele aanpassing van de subsidiesystematiek de gemeentelijke subsidieregeling voor peuterwerk of voor VVE niet leidt tot marktverstoring. In de praktijk betekent dit dat de gemeente in de subsidiebeschikking duidelijk moet omschrijven in welke dienst de uitvoerder voorziet. Daarnaast moet de hoogte van de subsidie op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld en mag deze niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering te dekken (rekening houdend met een redelijke winst). Uit de kostenonderbouwing en financiële verantwoording van de door uitvoerders ontvangen gemeentelijke subsidies moet blijken dat deze uitsluitend zijn aangewend voor het overeengekomen te subsidiëren aanbod (bron: Handreiking Harmonisatie Voorschoolse voorzieningen voor gemeenten, VNG). Aanvullend kan de gemeente nadere afspraken vastleggen om deze risico s te beperken (zie o.a. gemeente Dordrecht). De zorg bij particuliere kinderopvangaanbieders over oneigenlijke concurrentie voor bestaande dagopvanglocaties verwerkt door in de tussenfase (scenario 2) geen subsidiemiddelen ter beschikking te stellen voor het verlengen van dagdelen bij de huidige peuterwerkaanbieders. Bron: Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in de gemeente Dordrecht (BM&C, 2011) Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 17

5.3.7 Bezuinigingstaakstelling De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van de begroting 2013 aangegeven de subsidie voor het peuterspeelzaalwerk in 2016 op 0,- te zetten. Bij de begrotingsbehandeling van 2016 is besloten dit met een jaar uit te stellen. Dit betekent dat er een forse bezuinigingsopdracht ligt. 5.3.8 Verplichtingen en beleidsvrijheid voorschoolse voorzieningen In het kader van de harmonisatie moet er een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende groepen gebruikers van voorschoolse voorzieningen. Enerzijds is er een scheiding tussen gebruikers met en gebruikers zonder VVE indicatie en anderzijds is er een onderscheid in gebruikers met en gebruikers zonder kinderopvangtoeslagaanspraak. In onderstaande figuur zijn deze groepen zichtbaar en is op basis van het onderzoek een schatting gemaakt van het aantal peuters per groep. Gebruikersgroepen peuterspeelzaal Met kinderopvang toeslag aanspraak Zonder kinderopvangtoeslag aanspraak Met VVE indicatie a. Wettelijke verplichting voor gemeente om in een dekkend aanbod te voorzien. b. Wettelijke verplichting voor gemeente om in een dekkend aanbod te voorzien. Zonder VVE indicatie c. Beleidsvrijheid voor gemeente om in een dekkend aanbod te voorzien. d. Beleidsvrijheid voor gemeente om in een dekkend aanbod te voorzien. De gemeente heeft beleidsvrijheid als het gaat om het in stand houden van de groep zonder VVE indicatie en een wettelijke verplichting om een dekkend aanbod voor peuters met een VVE indicatie te realiseren. In de volgende figuur wordt dat geïllustreerd: Keuzevrijheid gemeentelijk beleid Nee reguliere peuters aanspraak op kinderopvang toeslag? Ja Nee reguliere peuters met toeslagaanspraak reguliere peuters zonder toeslagaanspraak VVE indicatie? Ja VVE peuters aanspraak op kinderopvang toeslag? Nee Ja VVE peuters zonder toeslagaanspraak VVE peuters met toeslagaanspraak Wettelijke taak gemeente Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 18

5.4 ADVIES TOEKOMSTSCENARIO Onderzoek harmonisatie peuterspeelzalen De gemeente heeft nu één uitvoerder die exclusief het gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk en VVE aanbod in de gemeente uitvoert. Er zijn globaal drie hoofdscenario s voor harmonisatie: a. de bestaande aanbieder zet het huidige aanbod voort en de gemeente maakt nieuwe subsidieafspraken waarin de extra dekking vanuit de ouderbijdrage van toeslagouders is verwerkt. b. de bestaande aanbieder draagt het peuterspeelzaalwerk over aan meerdere dagopvangaanbieders en de gemeente maakt met hen nieuwe subsidieafspraken waarin de extra investeringen in beroepskrachten en de extra dekking vanuit de ouderbijdrage van toeslagouders is verwerkt; c. de gemeente koppelt de subsidieaanspraak aan gezinnen die gebruik maken van bestaande en nieuwe aanbieders en subsidieert per peuter (subsidie volgt kind) de aanbieder die door de ouders wordt ingeschakeld. Scenario c. De gemeente kan ervoor kiezen om de huidige subsidierelatie met Spring te beëindigen en een nieuwe subsidieregeling te koppelen aan gezinnen met peuters waarbij gezinnen zelf een afweging maken welke aanbieder zij inschakelen. Dat vergt allereerst een zorgvuldige afbouw van de langdurige subsidierelatie conform De gemeente moet - op grond van artikel 4:51 Awb een zorgvuldig afbouwtraject volgen om de uitvoerder in staat te stellen de organisatie daarop aan te passen. Hoewel er geen vaste termijnen voor staan is het wel onwaarschijnlijk dat beëindiging van de subsidierelatie per 1 januari 2017 de toets van artikel 4:51 Awb zal doorstaan. Dat betekent dat beëindiging van de langdurige subsidierelatie op zijn vroegst per 1 januari 2018 aan de orde is. Verder is er sprake van een bezuinigingsdoelstelling en levert het aanvullend daarop verbreden van de subsidieaanspraak een groter risico op voor frictieproblematiek bij de huidige aanbieder. Ook de onzekerheid over de reikwijdte van het peuterplan (zie 5.3.5) speelt een rol bij het overwegen van scenario c. Het verbreden van de subsidieaanspraak levert immers per definitie meer subsidiebeschikkingen en vaststellingen op die door de gemeente moeten worden verwerkt. De besluitvorming over het Peuterplan in de landelijke politiek kan ertoe leiden dat een gemeentelijk scenario waarin de subsidie aan ouders wordt gekoppeld (en dus niet afhankelijk is van de aanbieder) overbodig wordt. Mogelijk wordt dan iedereen, dus ook de kostwinners, onder de toeslagregeling gebracht. Als dat niet gebeurt dan is het een optie voor de gemeente om gelet op de redelijke termijn in de Awb per 2018 alsnog voor een dergelijk scenario te kiezen. Scenario b. Dit scenario wordt gevolgd in gemeenten waar het peuterspeelzaalwerk gekoppeld is aan het welzijnswerk en de overgang naar kinderopvangaanbieders een betere basis oplevert voor de vorming van Integrale Kindcentra en de implementatie van het Peuterplan. Overdracht van peuterspeelzalen is een arbeids- en tijdsintensief traject waarbij naast organisatorische en rechtspositionele aspecten ook specifieke vraagstukken moeten worden opgelost rond waardering verplichtingen uit hoofde van overgang van onderneming (art 7:662 BW) voor de overnemende partijen. Gelet op de overweging in 5.3 en de specifieke overwegingen bij scenario c. is dit scenario niet haalbaar voor 2017. Scenario a. Gelet op de uitgangspositie, de genoemde afwegingen en de actuele onzekerheden over het budgettair kader en de reikwijdte van het landelijke peuterplan adviseren om de harmonisatie en omvorming naar peuteropvang vooralsnog conform scenario a. in te zetten met de bestaande aanbieder Spring. Deze optie is voor de gemeente het meest eenvoudig te realiseren en kan grotendeels binnen de bestaande structuur en regelingen gerealiseerd worden en levert al vanaf 2017 ruimte op in het budgettair kader. Ook wordt in vergelijking met de eerdere scenario s het risico op frictieproblematiek (afkopen personeels- en huisvestingsverplichtingen) beperkt. Door de andere - niet gesubsidieerde - aanbieder van peuterspeelzaalwerk in de gemeente is de suggestie gedaan de VVE subsidie te verbreden naar dat aanbod. Gelet op het feit dat het beschikbare VVE budget nu al Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 19

tekort schiet, er nog onzekerheid is over het beschikbare onderwijsachterstanden budget na 2017 wordt geadviseerd deze afweging pas te maken nadat de harmonisatie is afgerond en er zicht is op de aanpassingen in het onderwijsachterstanden budget dat de gemeente krijgt toegewezen. Zodra de besluitvorming is afgerond over de definitieve landelijke beleidskaders en reikwijdte van het peuterplan en de beschikbare financiële middelen kan nadere besluitvorming plaatsvinden over een definitief scenario voor het gesubsidieerd voorschools aanbod in de gemeente. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 20

6. GEVOLGEN HARMONISATIE VOOR EXPLOITATIE PEUTERSPEELZALEN In dit hoofdstuk is nader gekeken naar de gevolgen van harmonisatie op de exploitatiekosten en de dekking van de peuterspeelzalen. Daarbij speelt enerzijds dat het huidige aanbod niet voldoet aan de hogere kwaliteitseisen die vanaf 2018 gelden en er extra kosten gemaakt moeten worden om aan deze eisen te voldoen. Anderzijds levert het aanboren van de kinderopvangtoeslag financiering een extra dekking op. In dit hoofdstuk worden daarvan ramingen gemaakt. 6.1 EXTRA EXPLOITATIELASTEN DOOR HOGERE PERSONELE BEZETTING Vastgesteld is dat het huidige aanbod peuterspeelzaalwerk niet voldoet aan de hogere kwaliteitseisen die gelden vanaf 2018 bij de implementatie van het peuterplan van Asscher. De nieuwe wettelijke verplichting om 2 beroepskrachten per groep in te zetten heeft een kosteneffect omdat op de meeste peuterspeelzalen in de gemeente nu nog gewerkt wordt met 1 beroepskracht en 1 vrijwilliger per groep. In totaal gaat het om 32 geopende dagdelen per week waar nu nog met een bezetting wordt gewerkt op ambitieniveau 1 (zie 1.1.). Per dagdeel betekent dit een extra last van 4.500 per jaar. Voor 32 dagdelen gaat het derhalve om circa 144.000,- aan extra personeelslasten die noodzakelijk zijn om het huidige aanbod te laten voldoen aan de nieuwe eisen en de instandhouding daarvan te waarborgen. In hoeverre deze extra lasten gedekt kunnen worden door de extra ouderbijdrage van ouders met toeslagaanspraak wordt in de volgend paragraaf uitgewerkt. 6.2 VAN VASTE NAAR INKOMENSAFHANKELIJKE OUDERBIJDRAGE Nu maken gezinnen met jonge kinderen gebruik van het peuterspeelzaalwerk tegen een vaste en nietinkomensafhankelijke ouderbijdrage. Zodra de financiering van de kinderopvangtoeslagregeling gaat gelden voor het peuterspeelzaalwerk en tweeverdieners daarop een beroep doen geldt de inkomensafhankelijke toeslagregeling en betalen tweeverdieners een netto ouderbijdrage die afhankelijk is van het inkomen. Hogere inkomens ontvangen immers minder kinderopvangtoeslag dan lagere inkomens. In veruit de meeste gemeenten wordt ervoor gekozen om ouders die geen beroep kunnen doen op de toeslagregeling (met name kostwinnersgezinnen) en dus afhankelijk zijn van een gemeentelijk gesubsidieerd aanbod, een vergelijkbare inkomensafhankelijke ouderbijdrage te laten betalen. Op deze wijze is de gelijke toegankelijkheid van voorschoolse voorzieningen tussen kostwinners- en tweeverdienersgezinnen met een gelijk inkomen gewaarborgd. 6.3 BASISSCENARIO: VOLLEDIGE DEKKING BEZUINIGINGSTAAKSTELLING Als we de bezuinigingstaakstelling van 164.000 per jaar optellen bij de jaarlijkse extra beroepskrachtkosten ad 144.000 om het huidige aanbod te laten voldoen aan de nieuwe en hogere kwaliteitseisen vanaf 2018 dan vergt dat een extra dekking uit ouderbijdrage van in totaal 308.000 per jaar om het huidige aanbod in stand te houden. Op basis van die uitgangspunten is met een rekenmodel vastgesteld dat dit een uurtarief vergt van ca. 9,50. In onderstaande berekening is uitgegaan van een uurtarief van 9,50 en is op basis daarvan een raming gemaakt van de extra dekking die ontstaat indien het gebruik van peuterspeelzaalwerk onaangetast blijft. De huidige gemiddelde ouderbijdrage per uur bedraagt 2,44 (zie 5.1). Op basis van de recente enquêteresultaten wordt aangenomen dat 70% van de peuters een beroep kan doen op kinderopvangtoeslag. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 21

Dat levert de volgende raming op voor de extra dekking die harmonisatie van het gesubsidieerd peuterspeelzaalwerk oplevert: Uit deze globale raming blijkt dat met deze uitgangspunten de harmonisatie in theorie 312.000 aan extra ouderbijdrage dekking oplevert. Na aftrek van de extra personeelslasten ad 144.000 vanwege de hogere kwaliteitseisen resteert een bedrag van 168.000 aan structureel dekkingsoverschot dat in mindering gebracht kan worden op de dekking van de huidige subsidiebijdrage. Het is echter van belang om te kijken welke consequenties het hanteren van dit tarief heeft voor de nettoouderbijdrage voor ouders en wat het risico dan is op vraaguitval. In het volgende hoofdstuk is daarom nader gekeken naar het effect voor de ouderbijdrage van een dergelijk uurtarief. Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 22

7. KEUZE UURTARIEF EN OUDERBIJDRAGEN Om gebruik te kunnen maken van de kinderopvangtoeslag, is het voor ouders noodzakelijk dat gewerkt wordt met een uurtarief voor het aanbod op de peuterspeelzaal. In dit hoofdstuk wordt gekeken welk effect harmonisatie heeft op de toegankelijkheid / ouderbijdrage. 7.1 OUDERBIJDRAGE EN DE KINDEROPVANGTOESLAGTABEL Uitgangspunt van de harmonisatie is dat alle ouders met een vergelijkbaar inkomen voor vergelijkbare kosten komen te staan voor de peuterspeelzaal. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen ouders die een beroep doen op de kinderopvangtoeslag en ouders die daar geen recht op hebben. Met de harmonisatie wordt daarmee een inkomensafhankelijke ouderbijdrage geïntroduceerd voor de gesubsidieerde peuterspeelzalen in de gemeente. Landelijk geldt een maximum uurprijs waarvoor ouders een beroep kunnen doen op de kinderopvangtoeslag. Alle kosten boven dit maximum ( 6,89 per uur voor 2016) komen voor 100% voor rekening van de ouders. 7.2 BASISSCENARIO MET UURTARIEF 9,50 In onderstaande grafiek is een vergelijking gemaakt van de huidige ouderbijdragen met de nieuwe situatie bij een uurtarief van 9,50. Hierbij is uitgegaan van 2 dagdelen van 3 uur gedurende 40 weken per jaar. Het bruto uurtarief wordt in rekening gebracht bij ouders die een beroep kunnen doen op de toeslagregeling en vervolgens inkomensafhankelijk gecompenseerd worden met de kinderopvangtoeslag. Uitgangspunt is dat dezelfde netto-ouderbijdrage van toepassing is op kostwinnersgezinnen die geen beroep op toeslag kunnen doen. Dan ontstaat het volgende beeld van de netto ouderbijdrage ontwikkeling voor en na harmonisatie volgens dit scenario: In deze grafiek wordt gebruik gemaakt van het toetsingsinkomen (belastbaar gezinsinkomen na verrekening aftrekposten). Uit deze vergelijking blijkt dat bij het toepassen van het tarief van 9,50 alle huishoudens te maken krijgen met een substantieel hogere ouderbijdrage. De laagste inkomens betalen dan 742 per jaar in plaats van 584 (+27%), huishoudens met een modaal belastbaar inkomen betalen dan 846 per jaar in plaats van 584 (+45%) en de huishoudens met de hoogste inkomens betalen dan 1.886 per jaar (+223%). Buitenhek Management & Consult Gemeente Deurne 15-4-2016 23