EVEN KORT HERHALEN. F c = mv c2 /r. F c m F g. Stabiele baan F c = F g. Stabiele baan E tot = 0. F g = G Mm/r 2. GM = v c2 r = (2πr/P) 2 r

Vergelijkbare documenten
KORTE HERHALING AFGELOPEN WEEK

HC-3 Aardachtige planeten

Planetenstelsels 6. Aard-achtige planeten

HC-4 Reuzenplaneten 1

Opgave Zonnestelsel 2005/2006: 3

WAAROM ZIJN HEMELLICHAMEN ROND (OF NIET) / HERHALING

Tentamen Planetenstelsels met oplossingen 19 april 2012 Docent: Dr. Michiel Hogerheijde

H T T P : / / L A S P. C O LO R A D O. E D U / E D U C AT I O N / O U T E R P L A N E T S / O R B I T _ S I M U L ATOR/ PLANETARY MOTIONS

Basis Cursus Sterrenkunde. hoofdstuk 3 De planeten

Praktische opdracht ANW Planeten

HERTENTAMEN PLANETENSTELSELS 13 JULI 2015,

Werkstuk Natuurkunde Negen planeten

De planeten. (veel informatie uit Calvin J. Hamilton s Views of the Solar System :

Determineren van gesteente

inhoud 1. Inleiding 2. Wat is een planeet 3. Soorten planeten 4. Het ontstaan van planeten 5. De planeten 1.Mercurius 2. Venus 3. De Aarde 4.

HOE MAAK JE EEN BEWOONBARE PLANEET? Wat is nodig voor life as we know it?

Werkstuk ANW Zonnestelsel

TENTAMEN PLANETENSTELSELS 30 MEI 2016, UUR

EXOPLANETEN. Vier standard detectie methodes

TENTAMEN PLANETENSTELSELS 01 JUNI 2015,

6,7. Werkstuk door een scholier 1875 woorden 10 april keer beoordeeld

Satellieten van de reuzen

Hoofdstuk 8 Hemelmechanica. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

BEWEGENDE AARDE: KWARTET

Ik doe mijn spreekbeurt over de ruimte omdat ik het een interessant onderwerp vind en ik er graag meer over wilde weten.

Planeten. Zweven in vaste banen om een ster heen. In ons zonnestelsel zweven acht planeten rond de zon. Maar wat maakt een planeet nou een planeet?

Uitwerking Opgave Zonnestelsel 2005/2006: 1. 1 Het Zonnestelsel en de Zon. 1.1 Het Barycentrum van het Zonnestelsel

Het eetbare zonnestelsel groep 5-7

Werkstuk Nederlands De Ruimte werkstuk

Mercurius Op bijna 58 miljoen kilometer afstand van de Zon staat Mercurius. Met de Zon vergeleken is het maar een kruimeltje. Hij staat op 57 miljoen

4 Het heelal 6. De zon. De aarde. Jupiter. De maan. Ons zonnestelsel. Mars. Mercurius Venus

Om onze zon draaien van het dichtste bij tot het verste weg de planeten: Mercurius, Venus, Aarde, Mars,

Planetenstelsels 5. Reuzenplaneten

6.1. Boekverslag door K woorden 22 mei keer beoordeeld

5 havo 2 End. en ex. processen 1-4

Ontdek de planeten van ons zonnestelsel. In 90 minuten door het helal. Tijdens een wandeling tussen Ehrenfriedensdorf en Drebach

Inleiding Astrofysica Tentamen 2009/2010: antwoorden

1. Het Heelal. De aarde lijkt groot, maar onze planeet is niet meer dan een stip in een onmetelijke ruimte.

10 Had Halley gelijk: worden de maanden korter?

Naam: VULKANEN. Vraag 1. Uit welke drie lagen bestaat de aarde? Vraag 2. Hoe dik is de aardkorst gemiddeld?

Kerntemperatuur berekend van de Aarde en Zon

HOE MAAK JE EEN BEWOONBARE PLANEET? Wat is nodig voor life as we know it?

HC-6 Kleine objecten in ons zonnestelsel

De ruimte. Thema. Inhoud

Krachten van de natuur hoofdstuk 1B4

Inleiding Astrofysica College 4 17 oktober

Overzicht. Vandaag: Frank Verbunt Het heelal Nijmegen 2014

5.6. Boekverslag door K woorden 22 december keer beoordeeld

Het draait allemaal om de Zon!

Opgave Zonnestelsel 2005/2006: 6

Naam: Janette de Graaf. Groep: 7. Datum:Februari Het heelal.

115mm F/7 APO. Jupiter waarnemen

Zon, aarde en maan. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Het zonnestelsel en atomen

Inleiding Astrofysica college 5

Manen in het Zonnestelsel

toelatingsexamen-geneeskunde.be

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2008-II

Waarom zijn er seizoenen?

HC-5 Kleine objecten in ons zonnestelsel

8,3. Antwoorden door Dimitris 2178 woorden 15 december keer beoordeeld. Meten aan melkwegstelsels. Jim Blom en Dimitris Kariotis

Inleiding Astrofysica College 3 10 oktober Ignas Snellen

Inleiding Astrofysica College 5 17 oktober Ignas Snellen

Inleiding Astrofysica College 4 12 oktober Ignas Snellen

HC-6 Kleine objecten in ons zonnestelsel

RIETVELD-LYCEUM. les 3. dd. 20 NOVEMBER 2012 HET ZONNESTELSEL NU. de compononenten. V.s.w. Corona Borealis, Zevenaar

Opgave Zonnestelsel 2005/2006: 7. 7 Het viriaal theorema en de Jeans Massa: Stervorming. 7.1 Het viriaal theorema

Kernpunten. Conclusie en nawoord. Essay naar de temperaturen binnen de kern van de aarde. Auteur: Sebastien Immers. Copyright Augustus 2010

Begripsvragen: Cirkelbeweging

XXX INTERNATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE PADUA, ITALIË THEORIE-TOETS

HOE VIND JE EXOPLANETEN?

Inleiding Astrofysica

DE BLAUWE AARDE. College 1 Water als leven brengend molecuul

CIRKELBEWEGING & GRAVITATIE VWO

HC-7ii Exo-planeten GASTSPREKER : DR. MATHEW KENWORTHY

Planetaire Samenstanden en Aardbevingen door Frank Hoogerbeets

Variabele Sterren. Instability strip: Cepheiden RR Lyrae W Virginis sterren. Rode reuzen op de z.g. instability strip in het HR diagram

Spreekbeurt Aardrijkskunde Zonnestelsel

PLANETEN- STELSELS. HC-1 Inleiding

Klimaatmodellen. Projecties van een toekomstig klimaat. Wiskundige vergelijkingen

4. Maak een tekening:

Opgave Zonnestelsel 2005/2006: 4. 4 Getijdekrachten. 4.1 Getijdeverhitting van Io

Hoofdstuk 8. Samenvatting. 8.1 Sterren en sterrenhopen

De horizontale bewegingen van de platen

Natuurrampen. Natuurrampen. Enkele voorbeelden... Oorzaken: bijvoorbeeld lawine, aardbeving, orkaan, overstroming, tsunami en vulkaanuitbarsting.

Samenvatting Aardrijkskunde Systeem Aarde Hoofdstuk 1

Morfologie op andere planeten. Dr. Maarten Kleinhans Universiteit Utrecht Fac. Geowetenschappen Dept. Fysische Geografie

inh oud Mars 1. Ons zonnestelsel 2. De rode planeet 3. Mars en de aarde 4. Leven op Mars? 5. Mars en fantasie 6. Een kijkje op Mars 7.

NATIONALE NATUURKUNDE OLYMPIADE. Tweede ronde - theorie toets. 21 juni beschikbare tijd : 2 x 2 uur

inhoud 1. Vulkanen 2. Een kijkje in de aarde 3. Schuivende platen 4. Het ontstaan van vulkanen 5. Een kijkje in een vulkaan 6.

Astrobiologie: Aardachtige planeten: vorming, atmosfeer & biosignalen

Samenvatting (Summary in Dutch)

Energiebalans aarde: systeemgrens

13 Zonnestelsel en heelal

6,1. Werkstuk door een scholier 3185 woorden 13 mei keer beoordeeld. Aardrijkskunde. Inhoudsopgave

Broeikas Aarde: een leefbare temperatuur

Atmosfeer en zwaartekracht. De ontsnappingssnelheid is de snelheid die een object moet hebben om aan de zwaartekracht te ontsnappen.

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME

De Pluraliteit der Werelden. Ons en andere planetenstelsels. Leuven,, 20 november Instituut voor Sterrenkunde

KOMETEN EN HET ONTSTAAN VAN LEVEN

Transcriptie:

EVEN KORT HERHALEN F c = mv c2 /r M F c m F g F g = G Mm/r 2 Stabiele baan F c = F g Stabiele baan E tot = 0 GM = v c2 r = (2πr/P) 2 r P 2 /a 3 = 4π 2 /(GM) P 2 / a 3 = constant P 1 2 : P 2 2 = a 1 3 : a 2 3 1

GEMAKKELJK VOOR CIRKELBEWEGING MOEILIJKER VOOR EEN ELLIPS Bij een planeetbeweging bevindt zich de centrale ster zich niet meer in het massa middelpunt (MMP), maar in een van de brandpunten. Nu is de afstand PF1+PF2 constant en gelijk aan twee keer de halve lange as van de ellips. 2

GEMAKKELJK VOOR CIRKELBEWEGING MOEILIJKER VOOR EEN ELLIPS Een correcte beschrijving vereist dus, dat we kijken naar een beweging van de planeet om het EN van de ster om het MMP. Dat zal een geringe beweging zijn, maar niet verwaarloosbaar. 3

ZES BAANELEMENTEN WAT IS REFERENTIEPUNT? P1 Plane of planetary motion Afdalende knoop P2 Reference plane (ecliptica) W in vlak ecliptica en w in baanvlak Klimmende knoop 4

Azimut noordpool HA Oost d Noord Zuid a g; lentepunt = bewegend referentiepunt

TENSLOTTE: LAGRANGE PUNTEN - Ieder tweelichamensysteem dat draait rond een gemeenschappelijk zwaartepunt heeft vijf Lagrange punten. - In een Lagrange punt wordt het netto effect van de gravitatiekrachten opgeheven door de centrifugaalkracht a.g.v. de omdraaiing van het hele systeem. - Dus F g,tot + F c = 0 - In dat hele systeem zijn alle posities fix ; de Lagrange punten en de beide lichamen hebben een vaste orientatie t.o.v. elkaar. 6

TENSLOTTE: LAGRANGE PUNTEN L1: Een object dat dichter bij de zon staat dan de aarde moet volgens de Derde Wet van Kepler een kortere omlooptijd hebben dan de aarde. Als we op de rechte lijn tussen aarde en zon echter dicht genoeg bij de aarde komen, zal de zwaartekracht van de aarde die van de zon tegenwerken, en zal de omlooptijd van een object in dat punt langer worden. +/- 1.5 miljoen km. L2 Een object met een baan buiten die van de aarde heeft normaal gezien een tragere omlooptijd dan de aarde. De zwaartekracht van de aarde werkt echter in dezelfde richting als die van de zon. Door de grotere inwaartse kracht verkort de omlooptijd van het object, waardoor L2 ontstaat. +/- 1.5 miljoen km. L3 Een object aan de andere kant van de zon op de lijn zon-aarde ondergaat de (zeer geringe) aantrekkingskracht van aarde en zon in dezelfde richting. L3 ligt dan ook vrijwel even ver van de zon als de aarde. L4 en L5 hebben gelijke afstanden tot de zon en tot de aarde. Daardoor is de verhouding tussen de aantrekkingskrachten gelijk aan de verhouding tussen de massa's van zon en aarde. Hierdoor zal de resulterende kracht exact door het zwaartepunt van het tweelichamensysteem gaan. De resulterende kracht is exact groot genoeg zodat de omlooptijd gelijk is aan die van de aarde. 7

HC-3 Aardachtige planeten 8

VIER AARD-ACHTIGE PLANETEN Mercurius Venus Aarde Mars ~ 0 bar 92 bar 1 bar 6 mbar Massa (10 23 kg) Straal (km) Dichtheid (g/cm 3 ) a (AU) P (dagen) Albedo Rotatie Mercurius 3.3 2440 5.4 0.39 88.96 0.11 58.6 d Venus 48.7 6052 5.2 0.72 223.14 0.65 243 d Aarde 59.7 6371 5.5 1.00 365.25 0.37 23.9 u Mars 6.4 3390 3.9 1.52 684.46 0.15 24.6 u 9

EN VERGELIJKBARE MANEN Massa (10 20 kg) Straal (km) Dichtheid (g/cm 3 ) a (10 3 km) P (dagen) Albedo Maan [Aarde] Io [Jupiter] Europa [Jupiter] Ganymedes [Jupiter] Callisto [Jupiter] Titan [Saturnus] Triton [Neptunus] 735 1738 3.34 384 27.3 0.12 893 1821 3.53 422 1.8 0.61 480 1565 3.02 671 3.6 0.64 1482 2634 1.94 1070 7.2 0.42 1076 2403 1,85 1882 16.7 0.20 1346 2575 1.89 1222 15.9 0.21 215 1353 2.05 355 5.9 0.7 10

EN VERGELIJKBARE MANEN Dus zeven manen met straal > 1000 km. Twee manen zelfs groter dan Mercurius. Dan is er nog een aantal manen met een straal tussen de 500 en 1000 km. Saturnus: Tethys, Dione, Rhea, Iapetus Uranus: Ariel, Umbriel, Titania, Oberon Pluto: Charon En heel veel kleinere manen (zoals Phobos en Deimos rond Mars), die dan ook niet altijd meer een ronde vorm hebben. 11

WAAROM ZIJN HEMELLICHAMEN ROND (OF NIET) Een hemellichaam is structureel stabiel, omdat er een hydrostatisch evenwicht bestaat: gravitatie en opwaartse druk zijn in evenwicht. P(r+dr) dr F g met M(r) en dus ook r(r) afhankelijk van r. P(r) 12

WAAROM ZIJN HEMELLICHAMEN ROND (OFNIET) Hieruit volgt dan We nemen nu aan dat r(r) = r. Voor materiaal dat moeilijk samen te drukken is, is dat een te verdedigen benadering. We krijgen dan Randvoorwaarde P(R p ) = 0 13

WAAROM ZIJN PLANETEN ROND (OF NIET) Nemen we de Aarde. R P = 6371 km en r = 5000 kg/m 3. Rots wordt vloeibaar bij een druk van ~10 9 N/m 2, d.w.z. op een diepte van ~25 km (eerder 50-100 km / dikte Aardkorst) Onder de planeetkorst is het gesteente vloeibaar, en vormt zich naar minimale potentiële energie: voor een ronde vorm bevindt het materiaal zich het dichst bij het centrum planeten zijn rond. De kritische waarde van ~10 9 N/m 2 wordt bereikt voor objecten vanaf ~500 km in straal wanneer we een gemiddelde dichtheid van 5000 kg/m 3 aannemen. Ceres is met 475 km een grens geval. 14

WAAROM ZIJN PLANETEN ROND (OF NIET) CERES 15

VLOEIBARE BINNENDELEN af te leiden uit sporen op het oppervlak vulkanen recente herbedekking van het oppervlak = weinig inslagkraters platentektoniek differentiatie: zwaardere elementen zakken naar binnen 16

INTERNE STRUCTUUR AARDACHTIGE PLANETEN Niet zo gemakkelijk te bestuderen; een blik in de kern van een planeet is zelfs op Aarde niet (rechtstreeks) mogelijk. Daarom: koppel waarnemingen aan een model en probeer daarmee de waarnemingen te reproduceren. Hoe mee verschillende waarnemingen, des te beter. Massa en straal gemiddelde dichtheid Afplatting, g(r) ρ(r) massa verdeling en elementaire samenstelling Wel/geen (sterk magnetisch veld: zone waar dynamo opgewekt kan worden aan- of afwezigheid van vloeibaar materiaal in binnendelen Temperatuur interne warmtebron (radio-actief materiaal) Seismische informatie (Aarde, maan, Mars). 17

SEISMISCHE ACTIVITEIT Op verschillende locaties meetstations. Uit de propagatiesnelheid en faseverschillen van verschillende soorten seismische golven (ruimtegolven door de Aarde zelf of oppervlaktegolven langs het oppervlak) a.g.v. een planeetbeving of explosie - kan de interne dichtheidsstructuur worden bepaald. Seismische discontinuiteiten een plotselinge overgang in compositie kunnen zo zichtbaar worden gemaakt, a.h.w. via een soort planetaire echo. Ruimtegolven kunnen longitudinaal (p-golven) of transversaal (s-golven) voortbewegen. P-golven gaan door alle materiaal, S- golven niet (bv. niet door vloeistoffen) methode om vast en vloeibaar te onderscheiden. 18

SEISMISCHE ACTIVITEIT Straalpaden van P- en S- golven door de aardkern en aardmantel. Een algehele schaduwzone, waar geen P- of S- golven aankomen, ligt als een ring over de kant van de Aarde van 105 tot 142 van het epicentrum van een aardbeving. S-golven komen niet door de vloeibare kern, P-golven worden volgens Snellius gebroken. 19

INTERNE STRUCTUUR VAN AARDE 20

INTERNE STRUCTUUR VAN AARDE De lithosfeer of steenschaal bestaat uit het buitenste gedeelte van de mantel en de daarop rustende aardkorst. De lithosfeer is zo n 80-100 km dik. In de lithosfeer, tussen de korst en de mantel bevindt zich een plotselinge overgang in samenstelling, die de Moho-discontinuïteit wordt genoemd. Deze bevindt zich onder oceanen of continenten op verschillende diepte. De asthenosfeer is ook onderdeel van de mantel en vormt een soort zachte overgangslaag (tot 300 km diepte) waarin gesteente deformeert. De mantel reikt nog verder aardinwaarts. Dan komt er een vloeibare buitenkern en een vaste binnenkern. 21

INTERNE STRUCTUUR MERCURIUS, VENUS, MARS, MAAN Venus, Aarde en Mars hebben een vergelijkbare interne structuur. Relatief gezien heeft Mercurius een veel grotere kern. De maan heeft juist een heel kleine kern en bestaat vooral uit mantel. Mogelijk is de maan ontstaan uit mantel materiaal van de aarde (toen de planeet vorming op hoogtoeren liep) door een botsing met een andere zeer groot hemellichaam. 22

INTERNE STRUCTUUR MERCURIUS, VENUS, MARS, MAAN Venus en de Aarde hebben een vergelijkbaar dunne lithosfeer In beide gevallen platentektoniek verwacht Mars heeft een iets dikkere lithosfeer Verwacht minder platentektoniek De maan heeft een heel dikke lithosfeer Maanbevingen zijn minder waarschijnlijk Mercurius heeft een (relatief) zeer dikke lithosfeer Blijkbaar geldt: hoe minder interne warmte het object nog heeft, des te dikker is de lithosfeer. Waar komt die interne warmte/energie vandaan? 23

WARMTEBRONNEN PLANETEN Restwarmte van vorming planeet in de beginjaren van het zonnestelsel Verwarming door inslagen tijdens en na vorming planeten. 24

WARMTEBRONNEN PLANETEN Getijdenwerking: Een zwaartekrachtsveld is niet uniform: een object dat zich binnen het zwaartekrachtsveld van een ander object bevindt, ondervindt meer aantrekking aan de zijde die het dichtst bij het andere object is en minder aan de daarvan afgekeerde zijde. Zwaartekracht wisselwerking tussen Aarde-Maan en Aarde-Zon; relatieve impact ongeveer 2.2 : 1. Veroorzaakt eb en vloed (springtij wanneer zon, aarde en maan op één lijn staan). Kneedt ook het binnenste vloeibare (en vaste!) deel van de planeet wrijving warmte. 25

WARMTEBRONNEN PLANETEN Waar komt de energie vandaan om zo warmte op te wekken? 26

ROTATIE ENERGIE AARDE De rotatie energie van een ronddraaiende bol is: E rot =½ I w 2 Voor de Aarde is het traagheidsmoment I=2mr 2 /5 = 8.10 37 kgm 2 en voor een rondje per dag is de hoekfrequentie w=7.3 x 10-5 rad/s E rot = ~ 2.1.10 27 Joule 27

ROTATIE ENERGIE AARDE Energie komt uit afname rotatie snelheid; vertraging is met atoomklokken te meten. Hetzelfde effect treedt op voor de maan, maar dan veel sterker; deze staat in feite al stil: de rotatieperiode komt precies overeenkomt met een omloopperiode. Daarom zien we altijd dezelfde kant van de maan, m.u.v. een geringe libratie (baan maan om Aarde is niet helemaal cirkelvormig). Een gevolg van dit alles is behoud van hoekmoment L = r x p - dat de maan ieder jaar zo n 3.8 cm verder van de Aarde komt te staan uiteindelijk zal dit een destabiliserend effect op de precessie hoek van de Aarde hebben. 28

LIBRATIE MAAN 29

ROTATIE ENERGIE AARDE Op een vergelijkbare wijze kan de getijdenwerking van de zon er voor zorgen dat ooit (> langer dan levensduur zon) de rotatieperiode van de Aarde (idem voor andere planeten) gelijk gaat worden aan de baanperiode van de Aarde. Het blijkt dat op Aarde de getijdenwerking alleen in de bovenste oppervlakte lagen (paar meter) een mogelijke verwarming veroorzaakt. Het effect is veel groter bij de maantjes Io en Europa a.g.v. de zwaartekracht van Jupiter ( vloeibaar water onder ijs op Europa (?) en gesmolten asthenosfeer op Io) Voor de Aarde (en andere Aard-achtige planeten) is getijdenwerking geen verklaring voor extra interne energie. 30

WARMTEBRONNEN PLANETEN Verval van radio-actieve elementen Uranium-238 (halfwaarde tijd ~ 4.5 Gyr) en Thorium-232 (halfwaarde tijd ~ 14 Gyr) Vooral aanwezig in de aardkorst, veel minder in de mantel en nagenoeg afwezig in de kern Ook van belang voor Venus, Mars, niet voor Mercurius (veel grotere kern) Wordt algemeen als bron voor interne warmte gezien. 31

TRANSPORT VAN WARMTE Geleiding domineert in de korst maar is niet erg efficiënt. Convectie is belangrijk in de asthenosfeer. Platentektoniek (50-100 mm per jaar - bij subductie lopen de platen over elkaar heen - in een spreidingszone lopen de platen van elkaar af Advectie (transport van gesmolten materiaal magma naar de oppervlakte. Vulkanisme (verschillende vormen) 32

VULKANISME Spreiding; bv. mid-atlantische rug, met Ijsland boven oceaan oppervlak, Subductie Hot spots ; bv. Hawaii. 33

VULKANISME De invloed van vulkanisme op planeten wordt bepaald door een aantal parameters. Zwaartekracht - Hoe sterker de zwaartekracht, hoe sneller magma naar de oppervlakte stijgt (wet van Archimedes). - Hoe sterker zwaartekracht, hoe verder magma kan uitstromen. Dichtheid van de atmosfeer - Hoe lager de dichtheid, hoe hoger de vulkanische as- en rookpluim. Temperatuur van oppervlak/atmosfeer - Hoe hoger de temperatuur, hoe langzamer lava afkoelt (en hoe verder het dus kan stromen). 34

VULKANISME OP ANDERE PLANETEN Mercurius Verspreide aanwijzingen voor vulkanisme in het verleden; grote gladde vlaktes. Venus - Vulkanen aanwezig maar mogelijk uitgedoofd. - Oppervlak ~500 Myr oud: hele oppervlak vernieuwd. - Geen platentektoniek Aarde - 70% oppervlak bedekt met basalt <200 Myr oud. - veel actieve vulkanen. - (actieve) platentektoniek. 35

Mars VULKANISME OP ANDERE Grootste vulkaan in ons zonnestelsel bevindt zich op Mars: Olympus Mons heeft ongeveer het honderdvoudige volume van de Mauna Loa op Hawaii. Hoogte ongeveer 25 km. PLANETEN Wellicht al meer dan 100 Myr (zelfs Gyr?) niet meer actief. 36

MAXIMAAL VERTICAAL RELIEF Maximale hoogteverschil kan worden berekend. De druk aan de voet van een berg met hoogte h moet geringer zijn, dan de druk waarbij rots gaat stromen. Aarde ~ 25 km (Mauna Loa 10 km) en Mars ~ 100 km (Olympus Mons 25 km) Grootte orde, hmm, maar verhouding klopt. 37

VULKANISME OP MANEN Maan - Mare s zijn met lava gevulde inslagbekkens. - 3.2-3.8 Gyr oud. Io - Meest vulcanisch actieve object in zonnestelsel. - Vooral zwavel(verbindingen). - Bedekken 5% oppervlak van Io. - Energie via getijdenwerking; oppervlak golft met zo n 100 m. - Hot spot in ons zonnestelsel (na zon en Venus). - Advectie is voornaamste transport mechanism: geen tektoniek. 38

IO, DE PIZZAMAAN 39

CRYO VULKANISME Op sommige manen komt het analoge proces voor met ijs i.p.v. rots. Tektoniek van ijsplaten op Europa; zeer duidelijk zichtbaar op oppervlak. Cryovulkanen op Enceladus en Triton en mogelijk ook op Ariel en Miranda. Druk ontstaat onder ijslaag en inwerking van getijdenkrachten. 40

INSLAGKRATERS Inslagen van ruimtepuin (klein gruis en grotere objecten) dragen bij aan de vervorming van het oppervlak van een planeet. Erosie, platentektoniek en vulkanisme kunnen sporen echter weer uitwissen. De impact van de inslag hangt af van massa en snelheid en het al dan niet aanwezig zijn van een atmosfeer. Vooral de zeer hoge snelheden kunnen tot desastreuze gevolgen leiden. Waarom? 41

INSLAGKRATERS (Micro)meteorieten: verpulveren langzaam het oppervlak van objecten zonder atmosfeer. Objecten tot ~10 20 m worden door de aardatmosfeer volledig afgeremd en belanden via een vrije val op oppervlak, met snelheden van een paar honderd m/s, waarbij slechts een kleine inslagkrater ontstaat. Objecten groter dan 20 m komen met snelheden van enkele (tientallen) km/s neer en vormen een grote inslagkrater. Op planeten zonder of met slechts een dunne atmosfeer (Mars) slaan alle meteorieten in met hoge snelheid. Mimas; kleine maan (Saturnus); grote krater. 42

KRATERS ALS CHRONOMETERS Hou ouder een oppervlak hoe meer kraters. Hou jonger een oppervlak hoe minder kraters. Maar niet lineair; aantal meteorieten neemt af in de tijd. Late heavy bombardment was zo n 3.9 Gyr geleden. Toch mogelijk via datering maan oppervlak om het aantal kraters (Mercurius/ Mars / ) te gebruiken als een (grove) chronometer. 43

SAMENSTELLING ATMOSFEER Venus Aarde Mars Titan N2 0.035 0.78 0.027 0.90-0.97 O2 0-20 ppm 0.21 0.13 ppm CO2 0.965 354 ppm 0.953 10 ppb CH4 3 ppm 0.005-0.04 H2O 50 ppm <0.03* <100 ppm* 0.4 ppb Ar 70 ppm 0.009 0.016 0-0.06? H2? 0.5 ppm 10 ppm 0.002 ppm = parts per million / ppb = parts per billion / * = variabel 44

OORSPRONG ATMOSFEER De atmosfeer van de reuzenplaneten is afkomstig uit hetzelfde gas waaruit de planeet zelf is gevormd; voornamelijk H 2 en He. De aard-achtige planeten zijn te licht om de overeenkomstige hoeveelheid waterstof + helium vast te houden. De huidige atmosferen zijn afkomstig van uitgassing van vulkanen met een mogelijke bijdrage van materiaal afkomstig van inslagen van kometen. Mercurius, maan, Europa, Callisto, Ganymedes hebben alleen een exosfeer t.g.v. inslagen van micrometeorieten en interactie met de zonnewind. Io heeft een heel dunne atmosfeer van voornamelijk SO 2 t.g.v. vulkanisme en sublimatie. Pluto en Triton hebben een heel dunne atmosfeer t.g.v. sublimerend ijs en geisers (voornamelijk N 2 ). 45

TEMPERATUUR EN Thermisch evenwicht: energie in zon = energie uit planeet Wet van Stefan-Bolzmann: stralingsenergie / s = T 4 x opp Planeet ontvangt per seconde: T zon 4 (r zon / a baan ) 2 (p r planeet 2 ) Planeet straalt uit per seconde: T planeet 4 4p r planeet 2 Dus T planeet = (r zon /2a baan ) 1/2 T zon Mercurius: a baan =0.39AU (r zon =0.0044AU, T zon = 5770K) T=430K Aarde: a baan = 1AU T=270K Neptunus: a baan = 30AU T=50K 46

EN SAMENSTELLING Als gemiddelde snelheid van moleculen > v escape /10, ontsnapt gas naar de ruimte. Waarom? Limiet is Thermodynamica: K = constante van Boltzmann: 1.38.10-23 J/K; m = moleculaire massa Aarde: Jupiter : Maan: v escape = 11km/s, T~300K m>3kt/(0.1v escape ) 2 = 10-26 kg ~ 6 m proton H 2, He vervliegen ook H 2 blijft zo n beetje alles vervliegt Temperaturen alleen in benadering goed. 47

BROEIKASEFFECT Het broeikaseffect is het proces waarbij warmtestraling van een planetair oppervlak geabsorbeerd wordt door atmosferische broeikasgassen en vervolgens uitgezonden wordt in alle richtingen, ook naar het oppervlak. Een zwart lichaam met een effectieve temperatuur van 288 K heeft een piek bij λ max =2900 μm/t=10 μm (wet van Wien). In dat bereik absorberen CO 2 en H 2 O; de atmosfeer zorgt er dus voor, dat de Aarde niet goed kan afkoelen. Daardoor zijn de temperaturen hoger dan wat je zou verwachten puur op grond van de energiebalans. Ook albedo is medebepalend; door broeikaseffect verandert albedo op Aarde probleem is complex. Temperatuur varieert met hoogte boven planeetoppervlak. 48

ATMOSFEER VERTICALE STRUCTUUR: AARDE 49

ATMOSFEER: VERTICALE STRUCTUUR VENUS, AARDE EN MARS 50

ATMOSFERISCH VERGELIJK Aarde Geringe hoeveelheden CO 2 en H 2 O in atmosfeer Meeste water in oceanen (note!!) Meeste CO 2 opgeslagen in kalksteen als CaCO 3 of CaMg(CO 3 ) 2 Venus Net te warm voor oceanen: nooit H 2 O gehad, of H 2 O bleef in atmosfeer en ontsnapte vervolgens of dissocieerde CO 2 blijft in atmosfeer runaway broeikas effect Mars Veel kleinere massa Meeste van de atmosfeer (en vroegere oceanen!) ontsnapt Hangt ook met klein magneetveld samen Nagenoeg geen broeikaseffect over 51

IONOSFEER EN MAGNETOSFEER Ionosfeer (80-600/1000 km) Binnenste laag van de magnetosfeer waarin moleculen door UV licht van de zon worden geioniseerd; bestaat uit ionen en vrije electronen. Doorloopt deel van mesosfeer, thermosfeer en exosfeer; is gelaagd. In dagelijks leven van belang: reflecteert radiosignalen op de korte golf. Ook andere hemellichamen (bv. Venus, Titan, Uranus) hebben een ionosfeer. Kun je s nachts beter radio luisteren dan overdag? 52

IONOSFEER EN MAGNETOSFEER Magnetosfeer Per definitie de omgeving waarin geladen deeltjes worden beinvloed door het magneetveld van een hemellichaam. Wel magneetveld: Mercurius, aarde, Io(?), Europa, Callisto, Ganymedes Zwakke, fossiele magneetvelden: Mars, maan Geen magneetveld: Venus Zeer waarschijnlijk van essentieel belang voor behoud water op Aarde. Voor Aarde Rond equator zijn veldlijnen vrijwel horizontaal, maar ver daarbuiten flink verstoord (zonnewind). Aan zonkant ingedeukt / bow shock zo n 90000 km van Aardoppervlak. Aan nachtkant ver uitgerekt (6 miljoen kilometer) Van Allen gordels; gebieden met geladen deeltjes die tussen de polen heen en weer bewegend; mede verantwoordelijk voor Aurorae 53

IONOSFEER EN MAGNETOSFEER 54

VOLGENDE KEER (14.03) 55