Het CANS-model: multidisciplinaire consensus over terminologie van arm-, nek- en/of schouderklachten

Vergelijkbare documenten
Multidisciplinaire richtlijn aspecifieke KANS. Inzicht in beloop van beperkingen en verzuim

Klachten Arm Nek én Schouders. WGH Oerlemans Neuroloog Meander Medisch Centrum

December 2007, Vol. 14, Nummer 4. Nederlands Tijdschrift voor. rthopaedie. Officieel orgaan van de Nederlandse Orthopaedische Vereniging

Is RSI de prijs van de vooruitgang?

Drs. Nathan Hutting Dr. Sarah Detaille

Richtlijn Aspecifieke klachten arm, nek en/of schouders

De waarde van echografisch diagnostisch onderzoek. Marc Weyts, huisarts-echografist April 2018

- Geplaatst in VISUS EBM IN DE OPTOMETRIE: HOE PAS JE HET TOE?

Workshop KANSen genoeg, een multidisciplinaire richtlijn in de praktijk. Multidisciplinaire richtlijn aspecifieke KANS

RESULTATEN NATIONALE PIJNMETING: PIJNPATIENTEN SIGNALEREN ERNSTIG GEBREK AAN ERKENNING EN GOEDE ZORG

PIM: diagnoses (CAS-code) per economische sectie na 9 maanden

Nederlandse Richtlijn Bechterew

Behandeling en sociaal-medische begeleiding bij verzuim door klachten van arm, nek of schouder (RSI)

Aspecifieke klachten aan arm, nek en/of schouder 1

Arbeidsongeschiktheid & Somatisch on(voldoende) verklaarde lichamelijke klachten (SOLK)

Ergotherapie richtlijn voor patiënten met ALS/PSMA/PLS; knelpuntenanalyse en wetenschappelijk bewijs

Rapport Kindermishandeling en Huiselijk Geweld. Peiling bij Fysiotherapeuten, Oefentherapeuten en Ergotherapeuten

Governance-document. NIVEL Zorgregistraties eerste lijn. Documentnaam: Governance document NIVEL Zorgregistraties v

Governance-document. NIVEL Zorgregistraties eerste lijn. Documentnaam: Governance document NIVEL Zorgregistraties v

Nekklachten

Triggerpoint-zelfbehandeling. een instrument voor zelfbehandeling bij. gezondheidsklachten. Sprekers: Rob Beenker en Hanneke Heij

Uit de kliniek: Capita selecta van diagnostiek en behandeling van RSI

Multidisciplinaire Richtlijn ALS ergotherapie, fysiotherapie en logopedie: een update

Registratie-richtlijnen D001 WERKGERELATEERDE AANDOENINGEN VAN DE BOVENSTE EXTREMITEIT

NVAB Richtlijn Klachten aan Arm, Nek of Schouder. Werk en KANS Hoge School Leiden. Dr. Leo. A.M. Elders

Voorlopig governance-document. NIVEL Zorgregistraties eerste lijn

Conclusies Orthopedie

Beleid na een whiplashletsel. Informatie voor hulpverleners

Jaarcijfers 2006 Oefentherapie Cesar Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg

Rotator cuff scheur. De meeste scheuren treden op in de supraspinatus maar andere delen van de pees kunnen ook zijn aangedaan.

Pijnrevalidatie. Zuyderland Revalidatie

Schouderpathologie voorde huisarts

What s next? Dr. Jacques Geraets. Epidemioloog/gezondheidswetenschapper/fysiotherapeut

Pijnrevalidatie. Orbis Revalidatie

COMMUNICATIE-EN IMPLEMEMENTATIEPLAN

Beroepsziekten te lijf met de RI&E!

Beroepsorganisati e en kwaliteitsbewaking: Manuele therapie Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?

SAMENVATTING. Samenvatting

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen

Pijnbeleving bij patiënten met een chronische aandoening

Eén op de vijf patiënten vindt oefentherapeut zonder verwijzing Factsheet Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg, maart 2009

september 2012 Multidisciplinaire Richtlijn aspecifieke KANS 0

Handtherapie Vergoedingen Contact: Heeft u vragen of wilt u een afspraak maken?

Paramedisch OnderzoekCentrum

Zorgondersteuningsfonds Oproep kortdurende praktijkgerelateerde onderzoeken Programma Onderzoeken in de Praktijk Vastgesteld, 19 september 2016

Richtlijn Vroeg en/of small voor gestational age (SGA) geboren kinderen (2013)

RICHTLIJN ASPECIFIEKE KLACHTEN ARM, NEK EN/OF SCHOUDERS

szw Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 3 december 2001

HET VOORKÓMEN VAN HANDECZEEM

Toetsstation. Schouderklachten

Arbocuratieve fysiotherapie: een effectieve beweging?

Verstandelijke Beperking en Psychiatrie; praktijk richtlijnen

SAMENWERKEN BIJ ASPECIFIEKE LAGE RUGKLACHTEN

november 2012 Multidisciplinaire Richtlijn aspecifieke KANS 0

Nederlandse samenvatting

Jaarcijfers 2006 Fysiotherapie Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg

Samenvatting. Nieuwe ontwikkelingen in de palliatieve zorg: kwaliteitsindicatoren en het palliatieve zorgcontinuüm.

Rapport Complicaties bij Zwangeren

Samenstelling van de verschillende werkgroepen Inleiding 15

Hoe relevant ook, het begrip wilsbekwaamheid is

Jaarcijfers 2007 en trendcijfers oefentherapie Mensendieck. Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg

SAMENVATTING. Samenvatting

HOOFD /HALS / NEKPIJNKLACHTEN STATE OF THE ART

Niet alles is Subacromiaal Pijnsyndroom

DUO-dagen Injectie-technieken Orthopedisch chirurgen IJsselland Ziekenhuis

(potentiële) belangenverstrengeling

Hoe uiten klachten waarmee patiënten bij de fysiotherapeut komen zich? Factsheet Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg, 2011

Functioneel Welzijn. Nek, schouders en pols

Inhoud. inleiding de schouder 1 9. Redactie 1 0. Auteurs 1 1. Voorwoord 1 6

Jaarcijfers 2010 en trendcijfers Oefentherapie Mensendieck. Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg

Workshop Pijnmanagement? Eerst beter bewegen, dan pas minder pijn. Congres Het venijn van pijn; een veelzijdige benadering. Drachten 2 februari 2012

Door Cliënten Bekeken voor Huisartsenpraktijken. Groepspraktijk Huizen

De schouder. Anatomie De schouder bestaat uit 3 botstukken: - het schouderblad met de schouderkom - de bovenarm met schouderkop - het sleutelbeen

Geschikt of ongeschikt?

Prof. dr. M.W. van Tulder Prof. dr. B.W. Koes. Evidence-based handelen bij lage rugpijn

FYSIOTHERAPIE en het behandelen van patiënten met SCHOUDERKLACHTEN. Januari 2014, blok 3, Gerard Koel.

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

Multidisciplinair Aspecifiek Rugpijn Spreekuur (MARS) Zuyderland Revalidatie

RICHTLIJNEN REUMATISCHE ZIEKTEN EN SYNDROMEN: FIBROMYALGIE. Mei 2002

Fysiotherapeutisch en oefentherapeutisch zorggebruik door patiënten met een chronische aandoening in de periode

Workshop BG-dagen Specifieke schouderaandoening als beroepsziekte? Signalering en preventie

Workshop Spiegeltherapie in de praktijk

Palliatieve zorg voor mensen met een verstandelijke beperking: Het belang van markering

Verantwoording en toelichting KNGF-richtlijn Klachten aan de arm, nek en/of schouder (KANS)

Stap voor stap weer aan het werk

Samenvatting. Een complex beeld

Wetenschappelijk onderzoek bij lage rugpijn: wat en hoe moeten we meten?

Artrose: nieuwe inzichten. Margreet Kloppenburg. 7 maart 2009

VOETVERZORGING BIJ REUMAPATIËNTEN (BVV - ERKENNING)

Herziening NVAB richtlijn Zwangerschap, postpartumperiode en werk

Werk, participatie en gezondheid

Samenvatting (summary in Dutch)

Tillen, duwen en trekken lichter maken: Dit gaat niet over rozen

Foto: halfpoint. 123rf.com. methodisch werken

Beschikbare klinimetrie

september 2012 Multidisciplinaire Richtlijn aspecifieke KANS 0

optimale meetinstrument?

Schouderklachten: begeleiding, behandeling en revalidatie. Een nascholing van de Dr. G.J. van Hoytema Stichting. Dinsdag 12 april :00 21:00 uur

NRC-Studie. Nederlandse Vereniging voor Arthroscopie Rotator Cuff Studie

Overwegingen voor deelname aan netwerk / samenwerking

Transcriptie:

ONDERZOEK Het CANS-model: multidisciplinaire consensus over terminologie van arm-, nek- en/of schouderklachten B.M.A. Huisstede, H.S. Miedema, B.W. Koes, J.A.N. Verhaar Multidisciplinaire consensus over terminologie en indeling van klachten van het bewegingsapparaat in de arm-, nek- en schouderregio is een eerste vereiste om te komen tot accurate en betekenisvolle communicatie tussen professionals in de gezondheidszorg. Bovendien zal consensus en het gebruik ervan het vergelijken van resultaten van wetenschappelijk onderzoek makkelijker maken. Klachten van het bewegingsapparaat in de arm-, nek- en schouderregio vormen een veel voorkomend gezondheidsprobleem. Overal ter wereld worden mensen geconfronteerd met de problematiek die deze klachten met zich meebrengt. Prevalentiecijfers van deze klachten, die in wetenschappelijke literatuur gevonden worden, lopen nogal uiteen; 2 41% van de mensen geeft aan in het voorafgaande jaar klachten van arm, nek en/of schouder te hebben gehad en 2 53% van de mensen blijkt klachten te hebben op het moment van meten. 1 Een van de hoofdoorzaken voor deze substantiële verschillen in prevalentiecijfers is de diversiteit aan terminologieën en indelingen die gehanteerd zijn in de verschillende publicaties. De problematiek rondom het hanteren van verschillende terminologieën en indelingen van deze klachten is ook in Nederland een bekend probleem. Professionals geven zelf ook aan dat er regelmatig Babylonische spraakverwarring ontstaat als zij met een collega-medicus of paramedicus overleggen over een patiënt met klachten in de arm-, nek- en schouderregio, omdat elke discipline denkt vanuit zijn eigen (disciplinaire) kaders. Dit komt uiteindelijk de behandeling van de patiënt niet ten goede. Rapport RSI Gezondheidsraad De Gezondheidsraad stelt in 2000 in haar rapport RSI 2 dat afstemming tussen de zorgverleners de eerste stap moet zijn naar verbetering van de behandeling van mensen met deze klachten in de arm-, nek- en schouderregio. Zij besloot de term RSI (repetitive strain injury) te handhaven, ondanks het feit dat hierover al geruime tijd discussie bestaat. Echter, ondanks het feit dat de term RSI heeft bijgedragen aan de (h)erkenning van klachten in de arm-, nek- en schouderregio, SAMENVATTING Er bestaat geen algemeen geaccepteerde manier om aandoeningen van het bewegingsapparaat van de bovenste etremiteit te benoemen of te definiëren. Tot op heden zijn diverse benamingen in gebruik en veel verschillende classificatiesystemen zijn in het verleden geïntroduceerd. Daarom hebben we een consensusproject vormgegeven met als doel multidisciplinaire overeenstemming te bereiken over eenduidige terminologie en classificatie, bruikbaar voor alle relevante medische en paramedische disciplines in Nederland. Een Delphi-consensusstrategie is opgezet, waarvoor de uitkomsten van een multidisciplinaire conferentie werden gebruikt als uitgangspunt. In totaal namen 47 eperts ten aanzien van aandoeningen van het bewegingsapparaat van de bovenste etremiteit deel, die elf medische en paramedische beroepsorganisaties vertegenwoordigden. Deze eperts vormden het panel voor de Delphi-consensusstrategie. In elke Delphi-ronde werd een vragenlijst aan het panel toegezonden, samen met een feedbackrapport met de resultaten van de eerdere ronde. Na drie Delphi-rondes werd consensus bereikt. Het epertpanel stelde een model vast waarin deze consensus wordt weergegeven. Dit zogenoemde CANS-model beschrijft de term, definitie en classificatie van klachten van de arm, nek en/of schouder (CANS) and helpt professionals om patiënten op eenduidige wijze te classificeren. CANS is gedefinieerd als klachten van het bewegingsapparaat van arm, nek en/of schouder, die niet veroorzaakt zijn door een acuut trauma of door een systemische ziekte. In het CANS-model zijn 23 aandoeningen als specifiek benoemd, omdat deze aandoeningen door de eperts als diagnosticeerbaar zijn beoordeeld. De resterende klachten zijn benoemd als aspecifieke CANS. Daarnaast hebben de eperts zogenoemde alertsymptomen gedefinieerd, waarmee symptomen in de arm-, nek- en schouderregio worden bedoeld die wijzen op een systemische aandoening die ten grondslag kan liggen aan de klachten en waarbij het CANS-model dus niet toepasbaar is. Het gebruik van het CANS-model bevordert accurate en betekenisvolle communicatie onder zorgprofessionals met betrekking tot arm-, nek- en schouderklachten en kan ook CANS, een positieve invloed hebben op de kwaliteit CLASSIFICATIE, van wetenschappelijk onderzoek, doordat het (KLACHTEN VAN) een kader biedt voor het samenstellen van ARM, NEK EN/OF meer homogene patiëntengroepen, waardoor SCHOUDER, de mogelijkheden worden verbeterd om resultaten uit verschillende onderzoeken te verge- APPARAAT, BEWEGINGSlijken. TERMINOLOGIE, DELPHI-ONDERZOEK, (KLACHTEN VAN) DE BOVENSTE EXTREMITEIT TBV 16 / nr 2 / februari 2008 51

schept deze verwarring. Immers, het gaat veelal niet om een injury en niet alleen om repetitive strain maar ook statische belasting kan de klachten veroorzaken. Bovendien kan de term voor patiënten een negatieve lading hebben. Deze begripsverwarring en weerstanden tegen de term RSI resulteerde in een minder duidelijke communicatie tussen curatieve zorgverleners, arboprofessionals en patiënten. Terminologie en indeling arm-, neken schouderklachten In Nederland, maar ook daarbuiten, worden naast RSI nog veel andere termen gebruikt om klachten in de arm-, nek- en schouderregio aan te duiden, waaronder KASN (klachten arm-schouder-nek) en (W)ABBE ((werkgerelateerde) aandoeningen van bewegingsapparaat in de bovenste etremiteit). Ook zijn er verschillende classificatiesystemen in omloop die de klachten verdelen in specifieke en aspecifieke aandoeningen, waaronder het zogenoemde SALTSA-rapport. 3 Al deze classificatiesystemen hebben gemeen dat ze zich richten op een beperkt aantal aandoeningen, waarvoor diagnostische criteria werden ontwikkeld. Een review over diagnostische criteria over deze aandoeningen vond 27 verschillende systemen 4 met grote onderlinge verschillen: zowel de diagnostische criteria per aandoening, als de gehanteerde benamingen, als het aantal aandoeningen dat in de classificatie werd betrokken varieerden sterk. Geen van deze systemen gaf een compleet overzicht van de aandoeningen van de bovenste etremiteit. Meer dan 90% van de medici en paramedici (die als vertegenwoordigers van hun beroepsorganisatie participeerden in het consumptieproject) wilde af van het begrip RSI. Er is multidisciplinaire consensus in Nederland over terminologie en classificatie van arm-, nek- en/of schouderklachten: het CANS-model. Eenduidige classificatie van arm-, nek- en/of schouderklachten is nodig voor het optimaliseren van de communicatie over deze klachten in de gezondheids- en arbozorg. Het CANS-model is als classificatiesysteem ook toepasbaar voor het samenstellen van homogene patiëntengroepen ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek. CANS is geen diagnose en daarmee geen vervanging voor het begrip RSI; het CANS-model biedt een kader voor eenduidige terminologie bij arm-, nek- en/of schouderklachten. Het consensusproject Het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Klachten van het Bewegingsapparaat (AKB) van het Erasmus MC te Rotterdam herkende bovengenoemde problematiek rondom terminologie en indeling van klachten in de arm-, nek- en schouderregio en startte daarom een consensusproject. Uitgangspunt was een multidisciplinaire aanpak, met als doelstelling om een classificatie systeem te ontwikkelen dat: 1. algemeen geaccepteerd wordt door medische en paramedische disciplines; 2. de diagnosestelling en classificatie van in principe alle aandoeningen van de bovenste etremiteit kan ondersteunen, en 3. gepresenteerd wordt als een makkelijk te hanteren instrument. Om een breed draagvlak onder zorgaanbieders te creëren zijn alle medische en paramedische disciplines die met een zekere regelmaat te maken hebben met de behandeling van patiënten met klachten in de arm-, nek- en schouderregio bij dit consensusproject betrokken (tabel 1). METHODEN Om multidisciplinaire consensus over de terminologie en indeling van klachten van de arm, nek en/of schouder te bereiken is een Delphi-onderzoek uitgevoerd. Dit is een methode om tot gestructureerde meningsvorming te komen door herhaalde feedback in verschillende Delphi-rondes. Elke ronde bestaat uit een vragenlijst, een analyse en een feedbackrapport. Het voordeel van deze procedure is, dat het via geschreven documentatie en op anonieme wijze plaatsvindt, waardoor de meningen van de deelnemers niet onderling beïnvloed worden door status, organisatie of dominantie van andere deelnemers. Als uitgangspunt voor de inhoud van de eerste vragenlijst van het Delphi-onderzoek zijn de resultaten van een invitational conference gebruikt, waaraan vertegenwoordigers namens tien medische en paramedische beroepsorganisaties hebben deelgenomen (tabel 1). Projectteam Een projectteam van het Kenniscentrum AKB heeft het Delphi-onderzoek gecoördineerd. Dit team bestond uit een arts-epidemioloog, een bedrijfsarts-psycholoog en een fysiotherapeutgezondheidswetenschapper en was verantwoordelijk voor het opstellen van de vragenlijsten, de analyse van de respons en het formuleren van de feedbackrapporten, waarin de resultaten van elke Delphi-ronde werden gepresenteerd. 52 TBV 16 / nr 2 / februari 2008

Tabel 1 Aantal deelnemers per beroepsorganisatie Beroepsorganisatie Aantal deelnemers Delphi-onderzoek Huisartsen (NHG) 6 Bedrijfsartsen (NVAB) 3 Fysiotherapeuten (KNGF) 4 Oefentherapeuten Mensendieck (NVOM) 5 Oefentherapeuten Cesar (VBC) 3 Ergotherapeuten (NVE) 4 Revalidatieartsen (VRA) 7 Orthopeden (NOV) 6 Reumatologen (NVR) 4 Neurologen (NVN) 3 Psychologen (NIP) 1 Totaal 46 Deelnemers aan het Delphi-onderzoek Voor het samenstellen van een epertpanel voor de conferentie en het Delphi-onderzoek is aan de beroepsorganisaties van zorgaanbieders die het meest te maken hebben met klachten van nek, schouder of arm, het verzoek voorgelegd om maimaal zeven vertegenwoordigers af te vaardigen (tabel 1). Procedure Delphi-onderzoek In de vragenlijsten van het Delphi-onderzoek werd gebruikgemaakt van gestructureerde antwoorden zoals eens/oneens/geen mening of ja/nee/geen mening. Met betrekking tot de indeling van de aandoeningen waren de antwoordmogelijkheden diagnosticeerbaar/niet diagnosticeerbaar/geen mening. Deelnemers werden steeds uitgenodigd om toelichtingen bij hun antwoorden te geven, die in samengevatte vorm ook weer werden teruggekoppeld naar de deelnemers in de daaropvolgende ronde in het feedbackrapport. In het feedbackrapport werd het ook vermeld als één bepaalde beroepsgroep in meerderheid (>50%) afweek van de bereikte consensus. Analyse van de antwoorden vond zowel kwantitatief als kwalitatief plaats. Met betrekking tot de kwantitatieve analyse werden de antwoordpercentages en het aantal respondenten per vraag weergegeven. Met betrekking tot de kwalitatieve analyse werden de toelichtingen op de antwoorden door twee projectteamleden onafhankelijk van elkaar beoordeeld en samengevat. RESULTATEN Epertpanel In totaal vormden 47 medici en paramedici, allen als afgevaardigden van de elf beroepsorganisaties, het epertpanel voor het Delphi-onderzoek. Drie eperts, allen Mensendieck oefentherapeuten, hebben tijdens het Delphi-onderzoek hun deelname gestaakt: twee van hen hebben wel deelgenomen aan de eerste Delphi-ronde, de derde heeft geen enkele vragenlijst geretourneerd. De reden die hiervoor werd gegeven, was gebrek aan tijd. In totaal hebben 46 eperts één of meer vragenlijsten geretourneerd, 44 (96%) in de eerste Delphi-ronde, 40 (87%) in de tweede en 43 (93%) in de derde. Afkappunt voor consensus Tijdens de eerste Delphi-ronde heeft het epertpanel consensus bereikt over een afkappunt van 70% voor consensus. Dit betekent dat minstens 70% van de eperts het met elkaar eens moeten zijn, voordat over consensus gesproken mag worden. Dit is een gebruikelijk afkappunt bij een Delphi-onderzoek. Terminologie en indeling Term Al in de eerste ronde van het Delphi-onderzoek werd duidelijk dat het overgrote deel (93%) van het epertpanel de term RSI niet meer wilde gebruiken. Uiteindelijk heeft het epertpanel consensus bereikt over het in gebruik nemen van een Engelse term voor deze klachten: CANS complaints of the arm, neck and/or shoulder. Definitie Het epertpanel wilde geen lange of zeer gedetailleerde definitie van CANS. De definitie moest duidelijk maken dat het gaat om de omschrijving van een klachtencomple. CANS is dus geen diagnose en ook geen vervanging voor de term RSI. In de eerste Delphi-ronde werd consensus bereikt over het in gebruik nemen van een algemene brede definitie voor CANS, met een aantal elementen die daarin vermeld diende te worden. Allereerst moest het element klachten terugkomen. Het kan hier bij gaan om klachten als pijn, tintelingen of gevoelsstoornissen. Verder moest het gaan om aandoeningen die gerelateerd zijn aan het bewegingsapparaat en die gelokaliseerd zijn in de arm-, nek- en/of schouderregio. Acute TBV 16 / nr 2 / februari 2008 53

traumata, zoals fracturen of kneuzingen, moesten worden uitgesloten. Het woord acuut is toegevoegd, zodat microtraumata door overbelasting niet worden uitgesloten. Ten slotte werden systemische ziekten, zoals reuma, als oorzaak van de klachten buiten de definitie geplaatst. De uiteindelijke definitie van CANS, waarover consensus is bereikt, luidt: Klachten van het bewegingsapparaat in de arm, nek en/of schouder waaraan geen acuut trauma of een systemische ziekte ten grondslag ligt. Indeling Tijdens de drie rondes van het Delphi-onderzoek heeft het epertpanel zich gebogen over de indeling van de aandoeningen die aan de definitie van CANS voldoen. Per aandoening is gediscussieerd over de vraag of de aandoening al dan niet als diagnosticeerbaar (specifiek) betiteld kan worden (tabel 2). Dit betekent dat op basis van onderscheidende kenmerken de diagnose reproduceerbaar gesteld kan worden. Verder heeft het epertpanel zich uitgesproken over de vraag of de begrippen diagnosticeerbaar en niet-diagnosticeerbaar, dan wel specifiek en aspecifiek, of beide gebruikt zouden moeten worden. Uiteindelijk is consensus bereikt over het hanteren van de termen specifiek en aspecifiek. Hoewel nog lang niet alles bekend is over de precieze testen en criteria voor de diagnostiek van de onder CANS vallende aandoeningen, heeft het epertpanel in het Delphi-onderzoek consensus bereikt over het betitelen van 23 aandoeningen als specifiek. Elke specifieke aandoening wordt benoemd en benaderd als aparte entiteit. Alle overige klachten worden aspecifieke CANS genoemd. Klachten die geëcludeerd zijn van de indeling In de laatste ronde van het Delphi-onderzoek hebben de eperts besloten om de diagnose tendinose van de pols/onderarm uit te sluiten van de indeling, omdat dit een te algemeen begrip is en specifieke tendinopathieën zoals de ziekte van De Quervain, reeds genoemd worden in het model. De eperts besloten ook om diagnoses als een longtumor en hartfalen te ecluderen van het model, ondanks het feit dat ze symptomen kunnen geven in de arm-, nek- en schouderregio, omdat hun oorzaak niet ligt in het bewegingsapparaat. De bijbehorende symptomen zijn opgenomen bij de alertsymptomen (zie verder). De eperts bereikten consensus over het uitsluiten van systemische aandoeningen van de indeling. Hiertoe werden ook reumatische aandoeningen gerekend, zoals reumatoïde artritis. Ook artrose werd door het epertpanel gezien als een reumatische aandoening en werd daardoor uitgesloten van de indeling. Schouderklachten Al in de eerste ronde van het Delphi-onderzoek werd duidelijk dat aandoeningen van de schouder, zoals een tendinose en een bursitis, vaak moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Echter, ze zijn wel als groep herkenbaar. Dat was dan ook de reden dat sommige eperts pleitten voor de introductie van één term voor deze aandoeningen. Uiteindelijk hebben de eperts consensus bereikt over het gebruik van de term subacromiaal impingementsyndroom als overkoepelende term voor het rotator cuff-syndroom, tendinose van de m. infraspinatus, m. supraspinatus en de m. subscapularis en bursitiden in het schoudergebied. Aspecifieke CANS In de tweede ronde van het Delphi-onderzoek werd consensus bereikt over de indeling van het tension neck-syndroom en uitstralende nekklachten als niet diagnosticeerbare aandoeningen. Over het thoracic outlet-syndroom en het hand-arm-vibratiesyndroom is geen consensus bereikt over de vraag of het hierbij gaat om een diagnosticeerbare of niet-diagnosticeerbare aandoening. Er was vooraf afgesproken dat in dergelijke gevallen deze aandoeningen niet worden opgenomen in de lijst van specifieke aandoeningen en (vooralsnog) benoemd worden als aspecifieke CANS. Alertsymptomen Het is algemeen bekend dat een medicus of paramedicus alert moet zijn op symptomen die kunnen duiden op een onderliggende (ernstige) ziekte, zoals pijn in de linkerarm als teken van angina pectoris of schouderpijn bij een longtoptumor. Deze aandoeningen hangen niet samen met het bewegingsapparaat en zijn dus uitgesloten van de CANS-indeling, hoewel dergelijke symptomen wel een andere (snelle) benadering vragen. Daarom hebben de eperts in de laatste ronde van het Delphi-onderzoek besloten om ze als zogenoemde alertsymptomen op te nemen. De praktijk Hoe medici en paramedici in de praktijk moeten omgaan met de consensus, de werkwijze bij CANS, is door de eperts weergegeven in het zogenoemde CANS-model en het daarbij behorende stappenplan (figuur 1). 54 TBV 16 / nr 2 / februari 2008

Tabel 2 Classificatie van klachten S NS E Nek Cervicale hernia Uitstralende nekpijn Tension neck-syndroom Schouder Frozen shoulder Instabiliteit van de schouder Scheur in het labrum glenoidale Rotator cuff-scheuren Bursitis van de schouder } Rotator cuff-syndroom Tendinose van de m. infraspinatus Tendinose van de m. subscapularis Tendinose van de m. supraspinatus Suprascapulaire compressie Elleboog Bursitis van de elleboog Instabiliteit van de elleboog Epicondylitis lateralis cubiti Epicondylitis medialis cubiti Bicepspees tendinose Onderarm, pols en hand Carpaletunnelsyndroom Cubitaletunnelsyndroom Ziekte van De Quervain M. Dupuytren Guyon kanaalsyndroom Hand-armvibratiesyndroom Oarsman s wrist Radiaal tunnelsyndroom Raynaud s fenomeen Tendinose van de pols/onderarm Triggerfinger Meerdere locaties mogelijk Ziekte van Bechterew Sudeckse dystrofie Fibromyalgie Lokale artritis (geen RA) in een gewricht van de bovenste etremiteit Longtoptumor Artrose Reumatoïde artritis Thoracic outlet-syndroom Deze aandoeningen kunnen alleen als groep onderscheiden worden. Consensus is bereikt over het in gebruik nemen van de term subacromiaal impingementsyndroom voor deze aandoeningen en deze te classificeren als specifiek Geen consensus bereikt over de classificatie. Daarombetiteld als aspecifieke CANS Te algemeen, in het CANS-model benoemd als aandoeningen van de specifieke aangedane pees Reumatische ziekte, toegevoegd als alertsymptoom bij het CANS-model Reumatische ziekte, toegevoegd als alertsymptoom bij het CANS-model Geen aandoening van het bewegingsapparaat, toegevoegd als alertsymptoom bij het CANS-model Reumatische ziekte, toegevoegd als alertsymptoom bij het CANS-model Reumatische ziekte, toegevoegd als alertsymptoom bij het CANS-model Geen consensus bereikt over de classificatie. Daarom betiteld als aspecifieke CANS S: specifiek; NS: niet-specifiek; E: geëcludeerd uit het CANS. DISCUSSIE Door middel van een Delphi-onderzoek door een epertpanel van vertegenwoordigers van elf beroepsorganisaties van zorgprofessionals is consensus bereikt over een nieuwe terminologie voor klachten in de arm-, nek- en schouderregio, ofwel complaints of the arm, neck and/or shoulder (CANS). Het panel heeft besloten het terminologisch kader aan te duiden als het CANSmodel. Hiermee is voldaan aan de doelstelling van het project om eenduidige afspraken te maken over de te hanteren termen voor klachten en aandoeningen in dit gebied met alle medische en paramedische zorgaanbieders die betrokken TBV 16 / nr 2 / februari 2008 55

Figuur 1. Het CANS-model. 56 T BV 16 / nr 2 / februari 2008

zijn bij de behandeling en begeleiding. Voor zover ons bekend is dit de eerste keer dat een classificatiesysteem voor deze groep van klachten en aandoeningen is ontwikkeld, waarbij alle voor de behandeling en begeleiding relevante zorgdisciplines betrokken zijn en waarin zo veel mogelijk (in beginsel alle) aandoeningen van het houdings- en bewegingsapparaat in het arm-, nek- en schoudergebied zijn beoordeeld voor inclusie. De Engelstalige omschrijving en afkorting opent de weg naar internationaal gebruik van deze terminologie. Het gegeven dat hier sprake is van een model voor de terminologie, geeft al aan dat de oude term RSI niet vervangen kan worden door de term CANS. De aanduiding CANS geeft aan dat een professional gebruikmaakt van het CANSmodel. Indien de professional vaststelt dat de klachten en symptomen kunnen passen bij één van de specifieke aandoeningen, dan is er sprake van specifieke CANS en als dat niet het geval is van aspecifieke CANS. Er zijn veel voordelen bij toepassing van het CANS-model in vergelijking met eerder ontwikkelde classificatiesystemen of veelvuldig gehanteerde terminologie. Buchbinder et al. 5 concludeerden na analyse van gebruik van diagnosecategorieën uit de International Classification of Diseases (ICD-9) voor wekedelenproblematiek in nek of bovenste etremiteit, dat in dossiers gehanteerde diagnostische termen veelal niet overeenstemden met de geregistreerde diagnosecode en dat veel termen uitwisselbaar leken te zijn. Zoals reeds in de inleiding van dit artikel genoemd, zijn in Nederland zowel door een commissie van de Gezondheidsraad (2000) als een door het Coronel Instituut aangestuurde internationale werkgroep (2001) indelingen van de aandoeningen ontwikkeld en gepubliceerd. 2,3 Deze indelingen zijn door een selecte groep wetenschappelijk georiënteerde werkgroepleden opgesteld, met slechts beperkte input vanuit de praktijk. Ze bevatten elk een slechts ten dele overlappende en in aantal items beperkte lijst van aandoeningen. Ook internationaal zijn verschillende classificaties ontwikkeld, die vanwege gebrek aan draagvlak slechts een beperkte toepassing kennen. Of het CANS-model wel een bredere implementatie zal kennen, is nog onzeker, maar het is hoopvol dat de presentatie van het model heeft geleid tot veel media-aandacht en discussies binnen beroepsorganisaties en patiëntenverenigingen. Het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) heeft als eerste beroepsorganisatie het CANS-model gebruikt bij het opstellen van een behandelrichtlijn. In veel opleidingen en nascholingen voor zorgaanbieders wordt inmiddels ook gebruikgemaakt van dit model. Ook in veel teksten van Nederlandstalige websites en artikelen wordt het CANSmodel genoemd, hoewel nog te vaak tezamen met of nog erger als synoniem voor het begrip RSI. Meer implementatieactiviteiten zijn nodig om een bredere toepassing van het CANS-model te bewerkstelligen. Dit artikel beschrijft het resultaat van het consensusproject. Het CANS-model in zijn huidige vorm moet worden gezien als een uitgangspunt voor de ontwikkeling van een breed gedragen terminologisch kader. Naar verwachting zullen verdere discussies leiden tot aanscherping van het model. Zo zal de lijst van 23 als specifiek geduide aandoeningen niet uitputtend blijken. De aandoeningen die door het epertpanel niet konden worden ingedeeld bij de specifieke of aspecifieke aandoeningen, zoals het thoracic outlet-syndroom of het hand-armvibratiesyndroom, zullen in een later stadium opnieuw op hun merites moeten worden beoordeeld. Andere aandoeningen zijn wellicht tot nu toe over het hoofd gezien. Het epertpanel zag de aandoening artrose als een systemische aandoening en ecludeerde deze daarmee van het model, inclusief in beginsel geïsoleerde monoarticulaire artrose van schouder, elleboog, pols of CMC-1 of eenzijdige artrose in DIP- of PIP-gewrichten. Achteraf bezien lijkt dit minder gelukkig. In een volgende versie van het CANS-model zou overwogen kunnen worden om monoarticulaire artrose (net als de monoarticulaire artritis) wel op te nemen bij de specifieke aandoeningen. In de inclusie van aandoeningen in het CANSmodel hebben de aanwezigheid van diagnostische criteria of de validiteit waarmee een bepaalde diagnose gesteld kon worden geen rol gespeeld. Op basis van de epert opinions ten aanzien van de diagnosticeerbaarheid van de diverse aandoeningen is bij de meeste aandoeningen consensus bereikt over in- of eclusie. Het toevoegen van diagnostische criteria aan de opgenomen specifieke aandoeningen op basis van wetenschappelijk literatuur en bij ontbreken daarvan consensus door eperts, zou een waardevolle aanvulling op het model kunnen vormen. De leden van het consensuspanel hebben nadrukkelijk gekozen om in de definitie van het TBV 16 / nr 2 / februari 2008 57

klachtengebied geen verwijzing naar de mogelijke oorzaak van de klachten op te nemen. Hoewel evident is dat veel klachten en aandoeningen van de arm-, nek- en schouderregio een aantal risicofactoren gemeen hebben, is men het erover eens dat er geen bewijs is voor een eenduidig gemeenschappelijk oorzakelijk mechanisme. 6 Het feit of de klachten wel of niet arbeidsgerelateerd zijn, heeft geen rol gespeeld bij de in- of eclusie van aandoeningen in het model. De projectgroep beveelt aan om het CANS-model van tijd tot tijd in samenspraak met de betrokken beroepsgroepen te evalueren en waar nodig (in consensus) bij te stellen of aan te vullen. Verder lijkt een toevoeging van consensus over de diagnostische criteria bij elk van de specifieke aandoeningen nuttig. Daarmee zou de bruikbaarheid van het model in de loop van de tijd steeds verder kunnen toenemen. Daarnaast is internationale consensusvorming op basis van het CANS-model gewenst ter bevordering van de homogeniteit van patiëntengroepen in onderzoek of van de communicatie tussen zorgaanbieders uit verschillende landen over diagnostiek en behandeling. CONCLUSIE Met de bereikte consensus over het CANS-model kan het containerbegrip RSI worden losgelaten. Ondanks het feit dat het begrip RSI heeft bijgedragen aan de er- en herkenning van een deel van de problematiek van de arm-, nek- en schouderregio, heeft de term in de praktijk te veel nadelen. Invoering van het CANS-model resulteert in eenduidigheid ten aanzien van terminologie en indeling. Veel zorgprofessionals en onderzoekers zullen in de praktijk al werken op de manier zoals het CANS-model aangeeft. Maar waar het om gaat is dat alle betrokkenen dezelfde taal gaan spreken, zodat ze elkaar beter begrijpen in het belang van een optimale behandeling voor de patiënt, interdisciplinaire communicatie en nauwkeuriger definitie van patiëntengroepen in wetenschappelijk onderzoek. LITERATUUR 1. Huisstede BM, Bierma-Zeinstra SM, Koes BW, Verhaar JA. Incidence and prevalence of upper-etremity musculoskeletal disorders. A systematic appraisal of the literature. BMC Musculoskelet Disord 2006; 7: 7. 2. Gezondheidsraad: RSI. Den Haag: Gezondheidsraad, 2000, publ. nr. 2000/22. 3. Sluiter JK, Rest KM, Frings-Dresen MH. Criteria document for evaluating the work-relatedness of upperetremity musculoskeletal disorders. Scand J Work Environ Health 2001; 27 Suppl 1: 1 102. 4. Eerd D Van, Beaton D, Cole D, et al. Classification systems for upper-limb musculoskeletal disorders in workers: a review of the literature. J Clin Epidemiol 2003; 56: 925 936. 5. Buchbinder R, Goel V, Bombardier C. Lack of concordance between the ICD-9 classification of soft tissue disorders of the neck and upper limb and chart review diagnosis: one steel mill s eperience. Am J Ind Med 1996; 29: 171 182. 6. Buckle PW, Devereu JJ. The nature of work-related neck and upper limb musculoskeletal disorders. Appl Ergon 2002; 33: 207 217. NOOT Het originele artikel over de totstandkoming van het CANS-model is gepubliceerd in het tijdschrift Occupational and Environmental Medicine. Multidisciplinary consensus on terminology and classification of complaints of arm, neck and/or shoulder. Huisstede BM, Miedema HS, Verhagen AP, Koes BW, Verhaar JA. Occup Environ Med 64(5): 313 319. Epub 2006 Oct 16. Publicatie geschiedt met toestemming van de BMJ Publishing Group. PERSONALIA Dr. Bionka M.A. Huisstede en prof.dr. Bart W. Koes werken bij de afdeling Huisartsgeneeskunde van het Erasmus MC Rotterdam. Drs. Harald S. Miedema werkt bij het Nederlands Kenniscentrum Arbeid en Klachten van het Bewegingsapparaat van het Erasmus MC Rotterdam en bij de Kenniskring Participatie, Arbeid en Gezondheid van de Hogeschool Rotterdam. Prof.dr. Jan A.N. Verhaar werkt bij de afdeling Orthopedie, Erasmus MC Rotterdam. CORRESPONDENTIEADRES B.M.A Huisstede, Erasmus MC, Afdeling Huisartsgeneeskunde, Postbus 2040, 3000 CA Rotterdam. E-mail: b.huisstede@erasmusmc.nl. 58 TBV 16 / nr 2 / februari 2008