TONTINE OVERLEEFT RELATIEBREUK NIET

Vergelijkbare documenten
DE IDEALE WONING, coöperatieve vennootschap, arrondissement. Antwerpen, met maatschappelijke zetel te 2600 Berchem,

INHOUD. Deel I. Privaatrechtelijke aspecten... 1

De herontdekking van de tontine: Het zakenrechtelijk statuut van een goed na het beëindigen van de tontine.

De gevolgen van het cassatie-arrest van 6 maart 2014 op de overeenkomst van aanwas

Hof van Cassatie van België

privé-vermogenvermogen

HET ENE VRUCHTGEBRUIK IS HET ANDERE NIET.

Inhoud. Inhoud... Titel 1. Juridische aspecten Hoofdstuk 1. Algemeen... 1

De (conventionele) beëindiging van een vrijwillige onverdeeldheid

Rechtspraak met betrekking tot het gebruik en misbruik van kadastrale gegevens en K.I. Mr. Martin Denys & Mr. John Toury

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Wat is een tontine & wat is een beding van aanwas? Copyright and disclaimer

Hoe beveilig ik mijn partner?

Concubinaat. De buitenhuwelijkse tweerelatie. Patrick Senaeve (ed.) Acco Leuven / Amersfoort

TITEL V. DE BEDINGEN VAN AANWAS EN DE TONTINEBEDINGEN

Hof van Cassatie van België

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Anatocisme. Copyright and disclaimer

NIEUWSFLASH SUCCESSIERECHTEN OP AFKOOPWAARDE LEVENSVERZEKERINGEN

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

Inhoudstafel. larcier

Levering juridische eigendom na economische eigendomsoverdracht en de onherroepelijke volmacht

Hof van Cassatie van België

SAMENWONING RELEVANTE ARTIKELS UIT HET BELGISCH BURGERLIJK WETBOEK

Akkoord over prijs en zaak voldoende voor verkoop Of toch niet?

1. Termijn voor het instellen van de vordering

1. HET ERFRECHT VAN DE LANGSTLEVENDE ECHTGENOOT EN HET WETTELIJK OF CONVENTIONEEL RECHT VAN TERUG- KEER 2

Eenzijdige beëindiging van het tontine-beding in België en Frankrijk

Registratierechten op schenkingen in familiaal verband in Vlaanderen, Brussel en Wallonië. Hélène Casman

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te

Antimisbruikbepaling - Fiscaal misbruik - Toepassingsgevallen - Registratie- en successierecht

Het is nadien aan de hoofdaannemer en de onderaannemer zelf om onderling uit te maken aan wie de consigneerde som uiteindelijk zal toekomen.

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar

Instantie. Onderwerp. Datum

Heden, # tweeduizend #, zijn voor mij, #Dirk MICHIELS #Lieve STROEYKENS #Kathleen PELGRIMS, notaris te Aarschot,

Instelling. Onderwerp. Datum

De contractuele uitsluiting en beperking van de tienjarige aansprakelijkheid van de architect (Cass. 5 september 2014)

Auteur. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

1 Huurrecht is burgerlijk recht

Omzendbrief 2014/2 ///////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

7. Hoe vermijdt u dat uw vermogen bij uw schoonfamilie terechtkomt?

INHOUDSOPGAVE. VOORWOORD... v HOOFDSTUK I CIVIELRECHTELIJKE ASPECTEN PATRICK SENAEVE...1

ACTUALIA VEREFFENING EN VERDELING

C.O.B.A. 4 COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN

Inhoud. Deel 1 Huwelijksvermogensrecht 17. Inleiding 13

Hof van Cassatie van België

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus EA DEN HAAG

BEGINSELEN VAN EUROPEES FAMILIERECHT BETREFFENDE VERMOGENSRECHTELIJKE RELATIES TUSSEN ECHTGENOTEN

algemene verkoopsvoorwaarden


16 februari Deze omzendbrief vervangt vanaf 1 januari 2015 de omzendbrief 2014/2. Inhoudstabel

Hof van Cassatie van België

De nietigheidssanctie bij overdracht van gronden zonder voorafgaand bodemattest

Hof van Cassatie van België

INHOUDSTAFEL WOORD VOORAF... CONTRACTEN ONDER VOORWAARDE ALAIN VERBEKE & IRIS VERVOORT... 1

Hof van Cassatie van België

RECHTSPRAAKFICHES FAMILIAAL VERMOGENSRECHT

De verplichtingen van De Financiële Experts gaan nooit verder dan door De Financiële Experts schriftelijk is bevestigd.

VALKUILEN BIJ DE AANKOOP VAN EEN ONROEREND GOED. E. Ontstaan bij het aangaan van de overeenkomst

Split Online Congres CIVIELE ASPECTEN VAN DE EIGEN WONING IN DE ECHTSCHEIDING MR. DR. E.W.J. EBBEN MAART 2014

Prijsclausules op het Kruispunt van Twee Werven. Marijke Roelants

INHOUD VOORWOORD... KRONIEK FAMILIAAL VERMOGENSRECHT Coördinatie Prof. Dr. JOHAN DU MONGH Primair huwelijksvermogensstelsel VEERLE ALLAERTS...

1. (Een gewone) hand- en/of bankgift

Hof van Cassatie van België

Erfrecht. Prof. mr. M.J.A. van Mourik. zevende druk Deventer KLUWER

De formaliteiten voor overdracht verschillen naar gelang het over te dragen goed.

Instelling. Onderwerp. Datum

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Algemene voorwaarden QHHT Nederland

Hof van Cassatie van België

Zakenrecht en zakelijke zekerheidsrechten

HANDBOEK BURGERLIJK RECHT

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

Aanwas van het vruchtgebruik in het registratierecht

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Gezondheid"

Deel 0 ALGEMEEN RECHT 13

Korte handleiding bijeenkomst 8. Bijzondere overdrachten.

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Bart VAN HYFTE Gauthier ERVYN Laurent DELMOTTE Johan VANDEN EYNDE

De conventionele vrijheid in het schenkingsrecht

Hof van Cassatie van België

HET VERBOD VAN ERFOVEREENKOMSTEN BIJ DE

Het gebruik van de maatschap bij vermogensplanning met bijzondere aandacht voor aanwasbedingen

GROEPSVERZEKERINGEN EN HET HUWELIJKSVERMOGENSRECHT

BEDINGEN VAN AANWAS EN TERUGVALLING

Hof van Cassatie van België

Auteur. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

RECHTSPRAAKFICHES FAMILIAAL VERMOGENSRECHT

DE WEDERZIJDSE RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN ECHTGENOTEN EN DE HUWELIJKSVERMOGENSSTELSELS De wet van 14 juli 1976 Een evaluatie

Lexalert : Gespreide belasting meerwaarden - herbelegging via belastingvrije fusie of splitsing kan!

Hof van Cassatie van België

INHOUD. Hoofdstuk IV. Ongeldigheid van het huwelijkscontract TITEL II DE VERSCHILLENDE HUWELIJKSSTELSELS... 51

Hoofdstuk I: Inzake de toepasselijke wetgeving:

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Rolnummer Arrest nr. 170/2005 van 23 november 2005 A R R E S T

Erfrecht. Wie erft wat?

Begripsbepaling H OOFDSTUK

Het erfrecht van de langstlevende wettelijk samenwonende en de problematiek van de inbreng en de inkorting

Rechtbank van eerste aanleg Gent, vonnis van 9 september 2010

Transcriptie:

TONTINE OVERLEEFT RELATIEBREUK NIET NOOT ONDER CASS. 6 MAART 2014 DIRK MICHIELS GEASSOCIEERDE NOTARIS GASTDOCENT KU LEUVEN 1. Op 18 april 1991 kopen twee levenspartners een woning met een klassieke tontine, waarbij de langstlevende geacht moet worden bij het overlijden van de eerststervende steeds eigenaar te zijn geweest en de eerststervende geacht moet worden nooit eigenaar te zijn geweest (J. Bael, Het verbod van bedingen betreffende toekomstige nalatenschappen, Mechelen, Kluwer, 2006, nrs. 1040 e.v.; D. Michiels, Tontine en aanwas, Mechelen, Kluwer, 2008, nrs. 3 e.v.; V. Sagaert, Tontine en aanwas door het oog van het goederenrecht, in B. Tilleman en A. Verbeke (eds.), Actualia vermogensrecht, Brugge, die Keure, 2005, 145). Twintig jaar later komt er een einde aan hun relatie en wil de man de tontine, die niet in de tijd was beperkt, beëindigen. De vrouw verzet zich hiertegen en argumenteert dat een uit onverdeeldheidtreding op grond van art. 815 BW niet mogelijk is, gelet op het doelvermogen dat door de tontine tot stand kwam. De Rechtbank van Eerste Aanleg te Tongeren willigt, bij vonnis van 28 mei 2009, de vordering tot uitonverdeeldheidtreding in en belast een notaris met de openbare verkoop van het onroerend goed. De rechtbank oordeelt daarbij dat, aangezien de oorzaakbeweegreden van het in de aankoopakte opgenomen tontinebeding met name de onderliggende burgerlijke en fiscaalrechtelijke verzorgingsgedachte van de ene ten aanzien van de andere samenlevende partner bij het overlijden van één van hen met het beëindigen van hun samenleving is weggevallen, het nastreven van de uitvoering hiervan door de vrouw dient te worden beschouwd als rechtsmisbruik in de zin van art. 1134, derde lid BW. Deze toestand doet zich, volgens de rechtbank, voor indien de overeenkomst of één van haar bedingen ten gevolge van gewijzigde omstandigheden en niet enkel op basis van de bedoelingen van de contractant op het tijdstip van de contractsluiting geen reden van bestaan meer heeft of wanneer de feitelijke toestand verdwijnt voor zover de partij voor wie deze feitelijke toestand determinerend was, niet gecontracteerd zou hebben wanneer die zou geweten hebben van de feitelijke toestand. Het Hof van Beroep van Antwerpen bevestigt dit vonnis in zijn arrest van 11 maart 2013 en voegt eraan toe dat er bij een tontinebeding wel degelijk voorafgaand aan het overlijden van een deelgenoot een periode is waarbinnen de deelgenoten juridisch hebben samengeleefd en, met andere woorden, mede-eigenaars waren, en dus in onverdeeldheid waren. Deze vrijwillige onverdeeldheid kan, volgens het hof, in beginsel slechts worden 1

beëindigd wanneer het nagestreefde doel is bereikt, datzelfde doel niet meer mogelijk of realiseerbaar is of met wederzijds akkoord. Het wegvallen van de oorzaak-beweegreden ingevolge beëindiging van de affectieve relatie tussen partijen, waardoor de overeenkomst dus geen reden van bestaan meer heeft, doet deze vervallen, zodat de partij die in deze omstandigheden aandringt op de uitvoering van de overeenkomst, niet handelt overeenkomstig artikel 1134, derde lid BW, dat bepaalt dat alle overeenkomsten die wettig zijn aangegaan te goeder trouw moeten worden uitgevoerd. Aangezien partijen geen levenspartners meer zijn en hun affectieve relatie werd beëindigd, dient te worden vastgesteld dat de oorzaak-beweegreden is weggevallen en dus ook het tontinebeding is vervallen, zodat er tussen partijen een gewone onverdeeldheid is ontstaan waarin art. 815 BW kan worden gebruikt om de verdeling te vorderen. 2. Het geannoteerde arrest, dat het cassatieberoep tegen het arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen van 11 maart 2013 verwerpt, beslecht één van de meest prangende rechtsvragen i.v.m. de tontine, namelijk de mogelijkheid van (eenzijdige) beëindiging (via de uit onverdeeldheidtreding) bij een relatiebreuk. De partijen kunnen in gemeen overleg uit onverdeeldheid treden en daarbij het goed, voorwerp van de tontine, aan één van hen toebedelen (D. Michiels, o.c., nr. 17). Vanuit fiscaalrechtelijk oogpunt ligt hier een verdeling voor, waarop art. 109 e.v. W.Reg. van toepassing zijn, incl. het abattement indien daartoe aanleiding bestaat. De gewone verzaking aan de tontine door de partijen, ten gevolge waarvan weer een gewone onverdeeldheid ontstaat, al dan niet gevolgd door een andere rechtshandeling (bv. inbreng in de gemeenschap bij een voorgenomen huwelijk of toevoeging van een aanwasbeding met optie), wordt geregistreerd aan het algemeen vast recht van 50 euro. De administratie aanvaardt dat deze akte alleen door de deelgenoten wordt ondertekend en dat de oorspronkelijke verkoper, die partij was bij het tot stand komen van de tontine, daarin niet tussenkomt. Als de verkoper later een rechtsvordering zou instellen tegen de deelgenoten, of als de partijen later de clausule alsnog uitwerking zouden willen geven of zouden herkwalificeren, dan behoudt de administratie zich het recht voor haar standpunt te herzien, rekening houdende met het voorliggende geval (administratieve beslissing van 14 december 1992, Rec.gén.enr.not. 1993, nr. 24.238). De partijen hebben elk afzonderlijk in beginsel niet het recht de uit onverdeeldheidtreding te vorderen, aangezien hier een vrijwillige of conventionele onverdeeldheid voorligt, waarop niet dezelfde regels van toepassing zijn als op de gewone of toevallige onverdeeldheid (Cass. 20 september 2013, noot J. Verstraete De vordering om uit onverdeeldheid te treden. Vrijwillige versus toevallige onverdeeldheid, T. Not. 2014, ter perse). Indien men art. 815 BW van toepassing zou verklaren op de tontine zonder er een ontbindende voorwaarde of andere modaliteiten aan te koppelen die beide partijen dezelfde rechten geven ligt een (verboden) beding over een niet-opengevallen nalatenschap voor. De tontine zou dan immers betrekking hebben op louter eventuele rechten (aangezien elk der deelgenoten te allen tijde 2

eenzijdig zou kunnen uitmaken of er al dan niet uitwerking aan kan verleend worden), en dus een nietige overeenkomst (J. Bael, o.c., nr. 1082). Een ander argument tegen de mogelijkheid om de uit onverdeeldheidtreding te vorderen vloeit voort uit de aard van het tontinebeding zelf, waardoor een bepaald goed voorbestemd is om, op een gegeven ogenblik, toe te behoren aan één der deelgenoten (die dan bovendien geacht moet worden er steeds, dus retroactief, eigenaar van te zijn geweest, terwijl de overledene geacht wordt er nooit eigenaar van te zijn geweest). In de praktijk kadert dit doorgaans in een relatie (al dan niet binnen het huwelijk), waarbij de partners hun toekomst willen veiligstellen. Het gaat hier om het typevoorbeeld van een doelvermogen (D. Michiels, Aanwasbedingen en mede-eigendom, in Actuele reflecties over notariële materies (Familie Vastgoed Rechtspersoon Fiscaal), Leuvense Notariële Geschriften, Brussel, Larcier, 2012, 87-94). Derden, zoals schuldeisers, zijn niet gebonden aan het doelvermogen dat de tontine tussen partijen vormt en kunnen deze overeenkomst openbreken (E. Adriaens, Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie, Not.Fisc.M. 2014, (106), 107). Voor hen blijft art. 1561 Ger.W. onverkort van kracht indien zij willen overgaan tot uitwinning van de goederen tegen één van de deelgenoten, behalve de eventuele toepassing van art. 815, tweede lid BW. Er anders over oordelen zou afbreuk doen aan art. 7 e.v. Hyp.W. die van openbare orde zijn. Er kan immers alleen rekening worden gehouden met wettelijke uitzonderingen inzake beslagbaarheid (V. Sagaert, o.c., in Actualia vermogensrecht, 157-159). Deze stelling wordt gevolgd door de Belgische rechtspraak (Gent 21 december 2010, RW 2011-12, 1908. Zie ook: Beslagr. Luik 27 januari 1997, JLMB 1997, 727, Rev.not.b. 1997, 337, noot, Rev.trim.dr.fam. 1997, 193; Beslagr. Verviers 6 januari 2003, Rev. not. b. 2003, 179). 3. De onmogelijkheid om bij een relatiebreuk een niet in de tijd beperkte tontine eenzijdig te beëindigen, kan tot misbruiken leiden, met name situaties waarbij één partij een niet geoorloofde druk uitoefent op de andere partij om onredelijke verwachtingen in te willigen (Y.-H. Leleu, Des clauses d accroissement et de tontine : plus solide que le couple?, in KFBN (ed.) Familie op maat, Mechelen, Kluwer, 2005, 296). Bepaalde rechtspraak trachtte hier in het verleden aan te remediëren door gebruik te maken van de theorie van het verval van de overeenkomst wegens verdwijning van de oorzaak, zodat het einde van de relatie meteen ook het einde van de tontine betekende (Rb. Brussel 12 september 1997, JLMB 1999, 1018; Rb. Gent 2 september 2003, T.Not. 2005, 409; Rb. Brussel 14 juni 2004, CABG 2006/6, p. 47, noot D. Michiels; Rb. Brussel 18 april 2005, CABG 2006/6, p. 54, noot D. Michiels). Deze rechtspraak lijkt niet meer bruikbaar sinds het Cassatiearrest van 12 december 2008 (RW 2008-09, 1690. Zie over dit arrest: R. Barbaix, Verval van de schenking door het verdwijnen van de doorslaggevende beweegreden: het derde bedrijf, RW 2008-09, 1666-1683), waarin uitdrukkelijk wordt beslist dat het bestaan van een oorzaak in beginsel moet worden 3

beoordeeld op het ogenblik van de totstandkoming van de rechtshandeling waarvan zij een geldigheidvereiste is, zodat de latere verdwijning ervan in de regel geen gevolgen heeft voor de geldigheid van de rechtshandeling (eigen cursivering). Andere rechtspraak bleef tot over enkele jaren principieel weigeren een niet in de tijd beperkte overeenkomst te beëindigen bij een relatiebreuk (Antwerpen 19 maart 2008, noot D. Michiels De beëindiging van aanwasbedingen, RW 2008-09, 1436 e.v.). Rechtspraak en rechtsleer zijn thans overwegend in die zin gevestigd dat een tontine of een beding van aanwas vervalt als de relatie tussen partijen dermate is verstoord dat de instandhouding ervan geen zin meer heeft (Rb. Brussel, 12 september 1997, JLMB 1999, 1018, noot Y.-H. Leleu; Rb. Gent 2 september 2003, T. Not. 2005, 409; Rb. Brugge 14 juni 2004, T. Not. 2005, 415; Gent 24 maart 2005, T. Not. 2005, 403; Bergen 12 januari 2010, Rev.not.b. 2013, 712; Luik 21 juni 2011, Rev.not.b. 2013, 717, noot L. Sauveur; F. Bouckaert, Hoe tontine- en aanwasbedingen kunnen worden beëindigd? Bedenkingen bij het vonnis van de rechtbank te Gent van 2 september 2003, bij het arrest van het hof van beroep te Gent van 24 maart 2005 en bij het vonnis van de rechtbank te Brugge van 14 juni 2004, T. Not. 2005, 387-396; J.-F. Romain, Actualité du droit de la tontine et de la clause d accroissement, in Actualité en droit familial, Brussel, Bruylant, 2009, 122-128). Daarbij wordt een beroep gedaan op de imprevisieleer of op de leer van het rechtsmisbruik. Wij geven een korte toelichting bij deze twee leerstukken : Volgens de imprevisieleer kan de overeenkomst door de rechter worden herzien of beëindigd wanneer er zich na haar totstandkoming abnormale en redelijkerwijze onvoorzienbare omstandigheden voordoen die niet toerekenbaar zijn aan een fout van één van de partijen en waarvan geen van de partijen het risico op zich heeft genomen, en die de nakoming van de verbintenissen door één van de partijen in aanzienlijke mate verzwaren of bemoeilijken, waardoor het contractueel evenwicht verstoord is (S. Van Loock, De imprevisieleer in België: Quosque tandem abutere patientia nostra?, TBBR 2013, 448). Wij merken op dat het Hof van Cassatie in twee arresten uit 1994 duidelijk heeft gemaakt dat de imprevisieleer niet kan aanvaard worden als autonome grond voor een rechterlijke aanpassingsbevoegdheid (Cass. 7 februari 1994, Arr. Cass. 1994, 146, RW 1994-95, 121; Cass. 14 april 1994, Arr. Cass. 1994, 369, RW 1994-95, 434). De leer van het rechtsmisbruik vloeit voort uit de verplichting om overeenkomsten te goeder trouw uit te voeren, vervat in het derde lid van art. 1134 BW. De goede trouw heeft een matigende werking op overeenkomsten, zodat de rechter de titularis van een recht die dat recht uitoefent op een manier die manifest de normale uitoefening van het recht te buiten gaat kan terugfluiten (Cass. 10 september 1971, Arr. Cass. 1972, 31, Pas. 1972, 28, noot, RW 1971-72, 321, RCJB 1976, 300, noot P. Van Ommeslaghe). In de hoger vermelde arresten van het Hof van Beroep van Bergen (12 januari 2010) en Luik (21 juni 2011) betrof het een vordering tot uit onverdeeldheidtreding van een niet in de tijd beperkte tontine (Bergen) en een niet in de tijd beperkt beding van aanwas (Luik), waarbij telkens het gemis aan bestaansreden na 4

een relatiebreuk werd aanvaard om de handhaving ervan als abusief te aanzien (L. Sauveur, L abus de droit : une solution judiciaire pour les partenaires liés par une clause de tontine ou d accroissement après rupture de leur relation, Rev.not.b. 2013, 720 e.v.). Dit komt overeen met ons rechtvaardigheidsgevoel. In de rechtsleer heeft men zich recentelijk afgevraagd of het algemeen rechtsbeginsel luidens welk niemand zich eeuwigdurend kan verbinden zonder opzegmogelijkheid, ook niet moet gelden als een remedie tegen niet in de tijd beperkte bedingen van tontine en aanwas. De clausule om tussen deelgenoten conventioneel de verdeling te eeuwigen dage uit te sluiten, zou daardoor in strijd zijn met het absoluut vervreemdingsverbod en met de principiële opzegbaarheid van verbintenisrechtelijke verhoudingen die voor onbepaalde duur zijn aangegaan (V. Sagaert, De beëindiging van conventionele onverdeeldheden: ja, maar of neen, tenzij? in Actuele reflecties over notariële materies (Familie Vastgoed Rechtspersoon Fiscaal), Leuvense Notariële Geschriften, Brussel, Larcier, 2012, (71), 79-81). Wegens de aard van de bedingen van tontine en aanwas (doelvermogen) kan dit rechtsbeginsel natuurlijk niet zonder meer worden toegepast. De aankoop door concubanten met een beding dat de verdeling niet kan worden gevorderd zolang de relatie duurt, d.w.z. met een ontbindende termijnbepaling, kan daarentegen wel worden goedgekeurd (V. Sagaert, De beëindiging van conventionele onverdeeldheden: ja, maar of neen, tenzij?, l.c., 81). Dergelijke beschouwingen zetten aan tot nadenken, zeker nu het Hof van Cassatie recentelijk in algemene bewoordingen oordeelde dat art. 815 BW niet van toepassing is op vrijwillige mede-eigendom (Cass. 20 september 2013, noot J. Verstraete, T.Not. 2014, ter perse). Afgezien van de akten waarin bedingen van tontine of aanwas voorkomen, wordt er in de praktijk regelmatig in onverdeeldheid aangekocht of geschonken en wordt daarbij slechts zelden een contractuele regeling inzake de eventuele latere uit onverdeeldheidtreding opgenomen. 4. Het Hof van Cassatie oordeelt dat het arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen van 11 maart 2013, dat beslist dat, aangezien de oorzaak van de overeenkomst die gelegen is in de affectieve relatie van de deelgenoten met als doel het goed samen te beheren en elkaar rechten te waarborgen na het overlijden van één van hen, door de beëindiging van de relatie geen bestaansreden meer heeft, zodat het tontinebeding geen uitwerking meer heeft en er tussen de partijen bijgevolg een gewone onverdeeldheid is ontstaan waardoor de verdeling op grond van art. 815 BW kan worden gevorderd, naar recht is verantwoord. Dit arrest ligt in de lijn van een eerder arrest (Cass. 21 september 1989, Arr. Cass. 1989-90, 92, Pas. 1990, I, 84) dat oordeelde dat het beginsel van de uitvoering te goeder trouw van de overeenkomsten vervat in art. 1134, derde lid BW, zich ertegen verzet dat een partij van een andere partij de uitvoering eist van een contractuele bepaling die doelloos is geworden en niet langer verantwoord is. 5

Wanneer de bestaansreden van de tontine wegvalt en de overeenkomst geen zin meer heeft, vervalt deze, zodat de partij die in deze omstandigheden aandringt op de uitvoering ervan, niet te goeder trouw handelt. Hierdoor ontstaat weer een toevallige onverdeeldheid en kan de uit onverdeeldheidtreding worden bevolen door de rechtbank. 5. Heeft het Hof van Cassatie de theorie van het verval van de rechtshandeling wegens het verdwijnen van de oorzaak hiermee terug van onder het stof gehaald en uitgebreid naar overeenkomsten onder bezwarende titel? Deze draagwijdte kan niet worden verleend aan dit arrest, dat integendeel eerdere rechtspraak bevestigt door uitdrukkelijk te oordelen dat het bestaan van een oorzaak in de zin van art. 1108 en 1131 BW in beginsel moet worden beoordeeld op het ogenblik van de totstandkoming van de rechtshandeling waarvan zij een geldigheidsvereiste is, zodat de latere verdwijning ervan in de regel geen gevolgen heeft voor de geldigheid van de rechtshandeling (Cass. 12 december 2008, RW 2008-09, 1690, en de daaraan voorafgaande commentaar van R. Barbaix, o.c., RW 2008-09, 1666-1683). Is deze overweging niet in strijd met de vierde overweging van het geannoteerde arrest, waarin het Hof beslist dat het arrest dat oordeelt dat, aangezien de oorzaak van de overeenkomst die gelegen is in de affectieve relatie van de deelgenoten en als doel [heeft] het goed samen te kunnen beheren en elkaar rechten te garanderen na het overlijden van één van hen, door de beëindiging van de relatie geen bestaansreden meer heeft, zodat het tontinebeding geen uitwerking meer heeft en er tussen de partijen dienvolgens een gewone onverdeeldheid is ontstaan en op die gronden beslist dat de verweerder op grond van art. 815 BW de verdeling kan vorderen, naar recht is verantwoord? Wij menen van niet, aangezien in het cassatiearrest van 12 december 2008 uitdrukkelijk wordt gesteld dat het bestaan van een oorzaak in beginsel moet worden beoordeeld op het ogenblik van de totstandkoming van de rechtshandeling waarvan zij een geldigheidvereiste is, zodat de latere verdwijning ervan in de regel geen gevolgen heeft voor de geldigheid van de rechtshandeling. In geval van rechtsmisbruik kan de rechter uiteraard ingrijpen via de matigende werking van de goede trouw. Dit gebeurt dan niet op het niveau van de totstandkoming van de overeenkomst, maar op het niveau van de uitwerking ervan. Door te oordelen dat de tontine ophoudt te bestaan wanneer de onderliggende verhouding een einde neemt, zodat hierdoor aan de verdere uitwerking van de overeenkomst iedere zin wordt ontnomen, heeft het Hof van Cassatie, in de lijn met het hierboven vermelde arrest van 21 september 1989, consequent art. 1134, derde lid BW toegepast dat zich verzet zich tegen de uitvoering van contractuele bepalingen die doelloos zijn geworden, zodat het aansturen door een van de partijen op de verdere uitvoering ervan niet langer verantwoord is. 6

Het belang van het geannoteerde arrest ligt dan ook in het feit dat het Hof van Cassatie voor het eerst concreet toepassing maakt van de leer van het rechtsmisbruik als autonome grond voor een rechterlijke aanpassingsbevoegdheid van de tontine. 6. Wij zijn dus van oordeel dat de goede trouw en het verbod op rechtsmisbruik de grondslag vormen van het geannoteerde arrest. Pleegt rechtsmisbruik, de houder van een recht die dat recht uitoefent op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en bezorgd persoon (Cass. 10 september 1971, Pas. 1972, I, 28, RW 1971-72, 321). Dit algemeen of generiek criterium werd in de loop der jaren verder uitgewerkt (S. Stijns, Verbintenissenrecht, Brugge, die Keure, 2005, 66 e.v.). De tontine heeft een bepaalde finaliteit, namelijk het goed samen beheren en elkaar rechten waarborgen na het overlijden van de eerststervende. Door, na een relatiebreuk, de verdere uitvoering van de tontine te blijven eisen in strijd met de finaliteit ervan, doet men aan doelafwending, dat als een bijzonder criterium van rechtsmisbruik alleen of samen het het algemeen criterium kan worden toegepast (Cass. 28 april 1972, RW 1972-73, 217, noot R. Bützler). De sanctie bestaat in het verval van de tontine, wat hier de enig mogelijke sanctie is. Wij zien niet in hoe de rechter in casu een minder verregaande sanctie had kunnen uitspreken. Het is immers pas door het verval van de tontine dat partijen zich weer in een gewone onverdeeldheid bevinden waarop art. 815 BW kan worden toegepast, wat trouwens door dit arrest uitdrukkelijk en niet zonder belang wordt bevestigd. In de rechtsleer wordt ook gesproken van een billijkheids- of ad-hoc oplossing (E. Adriaens, Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie, Not.Fisc.M. 2014, (106), 111-112). 7. Het spreekt voor zich dat hier een belangrijke rol is weggelegd voor de notaris bij de clausulering van akten met bedingen van tontine of aanwas. Men zal ze ofwel in de tijd beperken ofwel aan een ontbindende voorwaarde koppelen, want niet in de tijd beperkte bedingen kunnen eigenlijk niet meer worden geadviseerd, behoudens op uitdrukkelijk verzoek of indien er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Dit geldt mutatis mutandis voor iedere verkrijging in onverdeeldheid, gelet op het feit dat art. 815 BW niet kan worden toegepast op vrijwillige onverdeeldheden. 7