WEEK 47 (21 nov-25 nov) Met taal zijn we dit blok bezig geweest met zinnen ontleden. Zo leren we wat ieder zinsdeel betekent. Bovendien kun je zinsdelen dan gemakkelijk in een andere volgorde zetten. Gezegde Het onderwerp en het gezegde zijn zinsdelen. Het gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Het gezegde zegt wat er in de zin gebeurt. De huurhuizen/zijn/in onze straat/gebouwd. Staat er geen voltooid deelwoord in de zin? Dan is de persoonsvorm het gezegde. De ijscowagen/rijdt/door onze buurt. Een gezegde kan ook zijn: persoonsvorm + hele werkwoord. Ik (ow)/wil/met Lego/bouwen. Ik (ow)/zit/op een mooi ontwerp/te puzzelen. Let op: te hoort ook bij het gezegde. Persoonlijk voornaamwoord Je kunt voor een persoonlijk voornaamwoord een mens, dier of ding in de plaats zetten. De trainer werd kwaad, omdat hij (de trainer) vond dat het team slecht speelde. Wij (Tjits en ik) vonden dat onzin. Dit zijn alle persoonlijke voornaamwoorden: ik, mij/me, wij/we, ons, jij/je, jou, jullie, u, hij, zij/ze, het, haar, hem, hen, hun. Bezittelijk voornaamwoord Aan een bezittelijk voornaamwoord kun je zien van wie iets is. Het bezittelijk voornaamwoord staat altijd voor het bezit. Het schaakbord is van mij. Het is mijn schaakbord. Andere bezittelijk voornaamwoorden zijn: jouw, zijn, haar, ons, uw, jullie en hun.
Lijdend voorwerp Bijna alle zinnen hebben een onderwerp (ow) en een gezegde (gez). In een zin kan ook een lijdend voorwerp (lv) staan. Zo vind je een lijdend voorwerp: 1. Schrijf eerst het onderwerp (ow) en het gezegde (ges) op. 2. Stel dan de vraag: Wat (of Wie) + gezegde + onderwerp? Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp. Emma pakt de stofzuiger. Wat pakt Emma? Het antwoord is: de stofzuiger. De stofzuiger is het lijdend voorwerp.
WEEK 46 (14 nov-18 nov) We hebben geleerd hoe we de oppervlakte van driehoeken kunnen uitrekenen. Er zijn vaak 2 manieren. De kopieermethode en de knip-en-plak-methode hebben we ze genoemd! De kopieermethode is vaak wat makkelijker te zien. De kopieermethode : bereken de oppervlakte van de hele rechthoek en deel door 2! 3 cm x 4 cm = 12 cm2 12 cm2 : 2 = 6 cm2 De knip-en-plak-methode : bereken de oppervlakte van de rechthoek. Dat is ook de oppervlakte van de driekhoek! 3 cm x 2 cm = 6 cm2
WEEK 45 (7 nov 11 nov) GELIJKWAARDIGE BREUKEN GETEKEND! 1-2 2-4 3-6 4-8 GELIJKWAARDIGE BREUKEN IN VERHOUDINGSTABEL! X2 1 2 3 4 5 2 4 6 8 10
WEEK 42 (17 okt-21 okt) DIT HOORT BIJ HET TAALONDERDEEL WOORDSOORTEN
WEEK 41 (10 okt-14okt) Deze week 3 bladzijdes met nieuwe informatie Ze zijn VERLIEFD!!! Met rekenen hebben we geleerd dat er relaties zijn tussen breuken en kommagetallen. Deze koppeltjes moeten we onthouden! 1 1 3-0,5-0,25-0,75 2 4 4 1 2 3 4-0,2-0,4-0,6-0,8 5 5 5 5 1 2 3 4-0,1-0,2-0,3-0,4, ENZ 10 10 10 10 Maar hoe kun je dit nou ook alweer beredeneren??? 1-2 1 2 3 4 - - - - 4 4 4 4 0 0,25 0,5 0,75 1 Denk bij het verdelen van de getallenlijn aan
We hadden al kennis gemaakt met de dm3 (zie week 37), maar vandaag ook met de m3! Welkom in onze groep m3!! En we pasten er met z n 18-en in!
We hebben geleerd dat bepaalde woorden in een tekst een signaal geven over hoe een tekst, zinnen met elkaar verbonden worden. Tekstverbanden Signaalwoorden voorbeeld, toelichting bijvoorbeeld, o.a., dat is te zien aan, te merken bij, neem nou, stel je voor, zo, zoals, neem nou, ter illustratie, u kent het wel, ter verduidelijking opsomming ten eerste, ten tweede, en, verder, ook, tevens, eerst, eerste, laatste, bovendien, daarnaast, vervolgens, verder, om te beginnen, ten eerste, ten slotte, eveneens, evenals, maar ook oorzaak gevolg daardoor, doordat, zodat, waardoor, door, zodoende, waardoor, ten gevolge van, vervolgens tegenstelling maar, echter, toch, daar staat tegenover, dat, hoewel, daarentegen, dat ligt heel anders, niettemin, desondanks, evenwel, nochtans, ondanks dat, anderzijds, in tegenstelling tot, tenzij doel middel met behulp van, daarmee, met, door middel van, waarmee, om te, opdat, daartoe overeenkomst bij vergelijking als, net.als, zoals, even als, hetzelfde, zoals, hetzelfde, in vergelijking met. verschil bij vergelijking er (dan), (het).st, niet zo.als samenvatting kortom, samenvattend, het belangrijkste overziend, alles op een rijtje gezet, dus, kortom, samenvattend, samengevat, met andere woorden, al met al, daarom, dat houdt in, concluderend, slotsom
WEEK 40 (3 okt-7okt) We hebben kennis gemaakt met de hectare (ha). Dit moet in onze denkwolk verschijnen als we het hebben over de hectare: De hectare is een oppervlaktemaat, dus wordt gemeten in LxB. Een hectare is 100m x 100m 1ha is hetzelfde als 1hm2 1 ha is ongeveer gelijk aan 2 voetbalvelden naast elkaar.
WEEK 39 (26 sept-30 sept) Deze kennen we inmiddels! Maar nu weer een uitzondering Tegenwoordige tijd vinden ik (ik-vorm) vind een ander (ik-vorm + t) vindt meer (hele werkwoord) vinden Je is een ander en staat vóór de persoonsvorm. Ik moet dus ik-vorm+t invullen! Je (vinden) werkwoordspelling heel leuk! Je vindt werkwoordspelling heel leuk! Je/jij achter de persoonsvorm Als je of jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je alleen de ik-vorm. Is het onderwerp niet alleen je, maar staat er nog iets achter (bijv. je zusje), dan schijf je gewoon ik-vorm + t. Je is een ander, MAAR staat achter de persoonsvorm. Ik moet dus alleen de ik-vorm invullen!.(vinden) je werkwoordspelling heel leuk? Vind je werkwoordspelling heel leuk? Pffffff..moeilijk hè? Misschien helpt dit filmpje, maar let op..de stam noemen wij de ik-vorm https://www.youtube.com/watch?v=3nucvqsjxje
WEEK 38 (19 sept-23 sept) Cijferend delen, zo doen we dat! (Denk aan netjes onder elkaar werken) Ik neem graag GROTE happen!!!
Taal is niet altijd makkelijk, maar ons taalmaatje helpt goed!
Week 37 (12 sept-16 sept) Inhoud = LxBxH 1 dm3 = 1 L
Werken met persoonsvormen in de tegenwoordige en verleden tijd. Een handig schema om hierbij te gebruiken!